Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 12 november 2021 nr. 3625002, tot wijziging van het Informatiestatuut Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met actualisatie van de inhoudelijke en procedurele voorschriften met betrekking tot het informatieverkeer tussen de Minister van Justitie en Veiligheid en de Onderzoeksraad voor veiligheid

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 26, derde lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Informatiestatuut Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel d, wordt ‘Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door ‘Minister van Justitie en Veiligheid’.

B

Artikel 2, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Ten minste een maal per jaar overlegt de minister met de voorzitter van de raad.

C

Artikel 4 vervalt.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘het Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door ’het Ministerie van Justitie en Veiligheid’.

b. In onderdeel b wordt na ‘de doeltreffendheid’ ingevoegd ‘en de doelmatigheid’.

c. De onderdelen c en d vervallen.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De in het eerste lid en tweede lid, aanhef en onder a, b en i, bedoelde informatieverstrekking vindt elk jaar plaats. De in het tweede lid, aanhef en onder c tot en met h, bedoelde informatieverstrekking vindt desgevraagd binnen redelijke termijn plaats.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘kwartaal’ vervangen door ‘tertaal’.

b. Onderdeel b vervalt.

c. Onderdeel c wordt verletterd tot onderdeel b.

2. In het derde lid vervalt de zinsnede ‘, de tussentijdse verantwoording’.

F

De bijlage, behorend bij artikel 6, derde lid, komt te luiden als aangegeven in de bijlage behorend bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 november 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

BIJLAGE BIJ DE REGELING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6, DERDE LID

Periode

Onderwerpen

Managementrapportage

Tertaal

Algemeen

De toelichting op de managementrapportage omvat:

• de voortgang gemaakte afspraken doeltreffendheid en doelmatigheid

• de wijzigingen in (financieel) beheer

     
 

Begroting van baten en lasten

Overzicht van baten en lasten is gespecificeerd naar:

Baten:

• de bijdragen als bedoeld in artikel 19 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid

• de bijzondere rijksbijdragen

• de rente-baten

• de buitengewone baten

   

Lasten:

• de kosten van het bureau onderverdeeld naar personele en materiële kosten

• de rentelasten

• de kosten van onderzoek

• de afschrijvingskosten, onderverdeeld naar materiële en immateriële kosten

• de donaties voor voorzieningen

• de buitengewone lasten

   

De toelichting op het overzicht baten en lasten omvat:

• een tekstuele toelichting op bovenstaande posten

• een toelichting indien er sprake is van wijzigingen in specificaties of opbouw van de:

– afschrijvingstermijnen

– materiële afschrijvingskosten

– immateriële afschrijvingskosten

     
 

Kengetallen

Het overzicht van de kengetallen omvat onder meer:

• het aantal vaste personeelsleden uitgedrukt in fte’s

• het aantal lopende en verrichte onderzoeken, niet zijnde verkorte onderzoeken

• het ziekteverzuim

• het gemiddeld aantal personeelsleden dat op non-actief is gesteld

Het overzicht bevat een uiteenzetting over de mate waarin de vastgestelde prestaties zijn gerealiseerd.

     
 

Risico’s

Een overzicht van de (te verwachte) ontwikkelingen die risico’s kunnen inhouden voor het goed functioneren van de organisatie

     
 

Prognose

De te verwachten jaarresultaten

Periode

Onderwerpen

Jaarrekening ten opzichte van de begroting

Per

31-12

conform aanschrijving

Algemeen

De toelichting op de jaarrekening omvat:

• het doel van de raad

• de afspraken inzake doeltreffendheid en doelmatigheid

• een bedrijfsvoeringsparagraaf

• de toegepaste grondslagen

     
 

Balans

Het balansoverzicht per 31-12 bestaat uit de volgende onderdelen:

Vaste activa onderverdeeld naar:

• immateriële activa

• materiële vast activa

• financiële vast activa

   

Vlottende activa onderverdeeld naar:

• voorraden

• vorderingen

• liquide middelen

Passiva onderverdeeld naar:

• eigen vermogen (egalisatiereserve en resultaat lopend jaar), voorzieningen, langlopende schulden (leenfaciliteit)

• kortlopende schulden (leenfaciliteit en overige kortlopende schulden)

   

Een toelichting op de balans met:

• specificaties en opbouw van de voorgeschreven posten

• een overzicht van ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’ met toelichting over de aard, het bedrag en de looptijd

Daarnaast wordt zorggedragen voor:

• een ingericht balansdossier

     
 

Baten en lasten

Het overzicht van baten en lasten is gespecificeerd naar:

Baten:

• de bijdragen als bedoeld in artikel 19 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid

• de bijzondere rijksbijdragen

• de rente-baten

• de buitengewone baten.

   

Lasten:

• de kosten van het bureau onderverdeeld naar personele en materiële kosten

• de rentelasten

• de kosten van onderzoek

• de afschrijvingskosten, onderverdeeld naar materiële en immateriële kosten

• de donaties voor voorzieningen

• de buitengewone lasten

   

De toelichting op het overzicht baten en lasten omvat:

• Een tekstuele toelichting op bovenstaande posten

• Een toelichting indien er sprake is van wijzigingen in specificaties of opbouw van de:

– afschrijvingstermijnen

– materiële afschrijvingskosten

– immateriële afschrijvingskosten

     
 

Kengetallen

Het overzicht van de kengetallen omvat onder meer:

• het aantal vaste personeelsleden uitgedrukt in fte’s

• het aantal lopende en verrichte onderzoeken

• het ziekteverzuim

Het overzicht bevat een toelichting op de kengetallen

 

Risico’s

Een overzicht van de (te verwachte) ontwikkelingen die risico’s kunnen inhouden voor het goed functioneren van de organisatie

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Informatiestatuut Onderzoeksraad voor veiligheid is in de eerste plaats nodig vanwege het feit dat de verantwoordelijkheid voor de raad inmiddels is overgegaan van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de Minister van Justitie en Veiligheid. Daarnaast strekt de wijziging tot actualisatie van de inhoudelijke en procedurele voorschriften met betrekking tot het informatieverkeer, dat voor een goede uitvoering van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid noodzakelijk is, tussen de minister en de Onderzoeksraad voor veiligheid. Deze actualisatie is ingegeven door de wens om dit Informatiestatuut in overeenstemming te brengen met de uitvoeringspraktijk en de daadwerkelijke wederzijdse behoefte aan voldoende en gedegen informatieverstrekking en het voorkomen van overbodige administratieve en uitvoeringslasten. In het navolgende wordt op de afzonderlijke wijzigingen ingegaan.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A en onderdeel D, eerste lid, onder a

(Artikel 1 en artikel 5, eerste lid, onder a)

Deze wijzigingen vloeien voort uit het gegeven dat de verantwoordelijkheid voor de raad inmiddels is overgegaan van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de Minister van Justitie en Veiligheid als gevolg van de departementale herindeling met betrekking tot veiligheid.1 In de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid is met ingang van 1 januari 2021 dezelfde wijziging doorgevoerd.

Artikel I, onderdeel B

(Artikel 2)

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is voor de raad aanspreekpunt voor alle zaken die voortvloeien uit de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid. Daarom was in het derde lid bepaald dat éénmaal per jaar er een overleg plaatsvindt tussen de minister en de voorzitter en de leden van de raad. De huidige praktijk, waarbij minister periodiek overlegt met enkel de voorzitter van de raad, blijkt te volstaan. De verplichting om ook met de permanente raadsleden te overleggen wordt niet als noodzakelijk gezien en komt daarom te vervallen.

Artikel I, onderdeel C

(Artikel 4)

Dit artikel was opgenomen in verband met de verplichting van de minister om jaarlijks de Staten-Generaal te informeren over de aanbevelingen van de raad, over de daaromtrent bepaalde standpunten en over de wijze waarop aan de aanbevelingen gevolg is gegeven. Deze jaarlijkse rapportageverplichting ligt sinds de wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid van 1 januari 2021 echter niet meer bij de minister maar bij de raad (artikel 75 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid). Het artikel dient zodoende dat doel niet meer en is daarom komen te vervallen.

Artikel I, onderdeel D, eerste lid, onder b en c, en tweede lid

(Artikel 5)
Eerste lid, onderdeel b

Uit artikel 25 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid volgt dat in het jaarverslag naast de doeltreffendheid ook de doelmatigheid van de werkzaamheden en werkwijze van de raad moeten worden behandeld. Abusievelijk was de doelmatigheid niet in deze bepaling opgenomen. Dit onderdeel herstelt deze omissie.

Eerste lid, onderdeel c en d

Het bredere financieel beheer en de verantwoording door de raad, zijn – voor zover het dit Informatiestatuut betreft – geregeld in artikel 6 en de bijlage. Daarbij is voorgeschreven dat in de managementrapportages en de jaarrekening een opgave wordt gegeven van de kosten van het bureau van de raad, onderverdeeld naar personele en materiële kosten, de kosten van onderzoek en dat het overzicht van de kengetallen onder meer het aantal vaste personeelsleden uitgedrukt in fte’s dient te omvatten. Daarnaast is op grond van de gewijzigde onderdelen a en b in combinatie met het gewijzigde derde lid voorgeschreven dat jaarlijks wordt gerapporteerd over de verwachte ontwikkelingen in de taakuitoefening van de raad en de daarmee samenhangende veranderingen in de werkwijze van de raad voor zover deze met het oog op de uitoefening van de taak van de minister van betekenis kunnen worden geacht of de geraamde financiële bijdrage ten laste van de begroting van het ministerie aanmerkelijk kunnen beïnvloeden (onderdeel a) en over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de geoperationaliseerde doelstellingen (onderdeel b). Langs deze wegen is de voor controle benodigde informatie verzekerd, waarmee de rapportageverplichtingen van onderdeel c en d een onnodige administratieve last zijn en daarom komen te vervallen. Hierin waren verplichtingen opgenomen om specifiek te rapporteren over de gemiddelde personele bezetting van de raad en de gemiddelde kosten daarvan, onderverdeeld naar vaste personeelsleden en ingehuurde menskracht (onderdeel c) en de verhouding tussen de direct en indirect aan onderzoeken bestede uren (onderdeel d).

Tweede lid in combinatie met het derde lid

In het tweede lid in combinatie met het derde lid was bepaald dat de raad in verband met de verantwoordelijkheid van ministers voor de uitvoering van verdragen en internationale regelingen halfjaarlijks verslag moest doen over de naleving van de verplichting de aangewezen voorvallen te onderzoeken en over hoe de wettelijke bepalingen op dat punt zijn nageleefd. Dit liet (en laat) onverlet dat terstond incidenteel informatie wordt verstrekt als de minister daarom verzoekt en de informatie van belang is voor de uitoefening van de taak van ministers. Ten aanzien van een groot deel van waarover verplicht proactief verslag gedaan moest worden aan de Minister van Justitie en Veiligheid is de afgelopen jaren gebleken dat dit in de praktijk niet in een concrete behoefte van de minister voorziet. Daar volstaat terstond informeren op verzoek, waarbij ook verzekerd is dat het om de meest actuele informatie gaat. Waar het de behoefte van andere ministers of de belangen van andere ministeries betreft, vindt er veelal rechtstreeks verslaglegging of rapportage plaats aan de betreffende ministers en/of de (toezichthoudende) verdragsorganisaties en instituties (zoals de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en de Europese Commissie). Uit het oogpunt van administratieve lastenreductie is daarom de verplichte verslaglegging aan de Minister van Justitie en Veiligheid teruggebracht tot:

  • (onderdeel a) welke voorvallen zich hebben voorgedaan waarnaar de raad verplicht is een onderzoek in te stellen en naar welke hiervan de raad een onderzoek heeft ingesteld, onderverdeeld naar sectoren;

  • (onderdeel b) naar welke andere voorvallen de raad (zonder verplichting) een onderzoek heeft ingesteld;

  • (onderdeel i) aan welke onderzoeken buiten Nederland – ingesteld door een andere staat – de raad heeft deelgenomen.

Daarbij kan net als ten aanzien van de overblijvende verplichtingen uit het eerste lid voortaan worden volstaan met een jaarlijkse rapportage aan de minister, die verder vormvrij is in plaats van dat een beleidsverslag wordt voorgeschreven. Overigens geldt nog steeds dat op grond van artikel 25 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in het jaarverslag een overzicht van alle onderzochte voorvallen, de conclusies daaromtrent in de rapporten en de daaraan zo nodig verbonden aanbevelingen opgenomen dienen te worden. Dit jaarverslag wordt aan de minister, beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel I, onderdeel E en F

(Artikel 6 en de bijlage)

Het afgelopen jaar is er in samenspraak met raad grondig gekeken naar de voorschriften over periodieke financiële rapportages, welke in artikel 6 en de bijlage worden geregeld. Er is daarbij door de betrokken experts een nieuwe beoordeling gemaakt van wat in de huidige praktijk nodig is, en met welke frequentie, om te voorzien in de daadwerkelijke wederzijdse behoefte aan voldoende en gedegen informatieverstrekking en het voorkomen van overbodige administratieve en uitvoeringslasten. Met de nieuwe regeling blijft het naar oordeel van alle betrokkenen verzekerd dat het tijdig gesignaleerd kan worden als gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven.

’s-Gravenhage, 12 november 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Het besluit van 14 oktober 2010 (Stcrt. 2010, 16528) draagt de aangelegenheden op het terrein van veiligheid over aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Ingevolge het besluit van 26 oktober 2017 (Stcrt. 2017, 62719) houdende naamswijziging van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, is deze naam gewijzigd naar Minister van Justitie en Veiligheid.

Naar boven