Vrijstelling van het verbod van artikel 3:5, eerste lid, Wft voor speelrekeningen voor kansspelen op afstand. Regeling van de Minister van Financiën van 19 januari 2021, 2020-0000206437, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft in verband met de invoering van een op speelrekeningen voor kansspelen op afstand gerichte vrijstelling van het verbod van artikel 3:5, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht om opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of te hebben (vrijstelling van het verbod van artikel 3:5, eerste lid, Wft voor speelrekeningen voor kansspelen op afstand)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 3:5, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In de Vrijstellingsregeling Wft wordt na artikel 24b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24c

Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld:

  • a. houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de Wet op de kansspelen, voor zover zij opvorderbare gelden aanhouden op een rekening als bedoeld in artikel 31l, derde lid, van die wet;

  • b. stichtingen die:

    • 1°. uitsluitend werkzaam zijn voor houders van een vergunning als bedoeld in onderdeel a, hetgeen uit een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van een vergunning en de stichting blijkt;

    • 2°. als enige activiteit hebben het tijdelijke beheer van opvorderbare gelden ten behoeve van spelers die zijn ingeschreven bij een houder van een vergunning als bedoeld in onderdeel a; en

    • 3°. voldoen aan het bij of krachtens artikel 31l, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet op de kansspelen bepaalde.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft en houdt verband met de regulering van kansspelen op afstand. Met deze regeling wordt voorzien in een vrijstelling van het verbod van artikel 3:5, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) voor speelrekeningen die worden aangeboden door aanbieders van kansspelen op afstand. Kansspelen op afstand zijn kansspelen waaraan een speler met elektronische communicatiemiddelen, derhalve zonder fysiek contact met (het personeel van) de organisator van de kansspelen, deelneemt.

§ 2. Het verbod op het aantrekken, ter beschikking hebben of verkrijgen van opvorderbare gelden

Voor het spelen van kansspelen op afstand kunnen door een speler tegoeden op een zogenaamde speelrekening worden geplaatst. Met onderhavige regeling wordt een vrijstelling geregeld van het verbod van artikel 3:5, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) ten behoeve van deze speelrekeningen.

Op grond van artikel 3:5, eerste lid, Wft is het verboden om in de uitoefening van een bedrijf van het publiek opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen en ter beschikking te hebben. Opvorderbare gelden zijn gelden die op enig moment terugbetaald moeten worden, uit welke hoofde dan ook, en waarvan op voorhand duidelijk is welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald. In het geval van speelrekeningen die gebruikt worden voor kansspelen op afstand hebben spelers de mogelijkheid om een tegoed dat zij op een speelrekening hebben geplaatst nog voor deelname aan een kansspel op te nemen. In die gevallen is op voorhand duidelijk welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald, zodat de gelden op een speelrekening tot deelname aan het kansspel als opvorderbare gelden kwalificeren. Zonder nadere voorziening zouden houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand derhalve het verbod van artikel 3:5, eerste lid, Wft overtreden. Wanneer de tegoeden van een speler (gedeeltelijk) worden aangewend voor inzet in een kansspel, waarna de eventuele speelwinst op de speelrekening wordt uitgekeerd, geldt dat het afhankelijk is van de uitkomst van een kansspel in hoeverre - en tot welk bedrag - de gelden moeten worden terugbetaald. Bij (gedeeltelijke) inzet van het tegoed in een kansspel geldt derhalve dat de gelden op een speelrekening in beginsel niet als opvorderbare gelden kwalificeren.

Specifiek voor het geval dat tegoeden kunnen worden teruggevorderd, voordat deze zijn aangewend voor de inzet in een kansspel, wordt in een vrijstelling van het verbod op het aantrekken van opvorderbare gelden voorzien. De mogelijkheid daartoe bestaat op grond van artikel 3:5, derde lid, Wft.1 Bij de totstandkoming van deze vrijstelling is van belang geacht dat de Wet op de kansspelen en de daaraan ten grondslag liggende regelgeving voorzien in verschillende waarborgen ter bescherming van de tegoeden op speelrekeningen. Zo zullen de houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand op grond van het nieuwe artikel 31l van de Wet op de kansspelen (Wok) verplicht zijn om waarborgen te treffen voor het veilige verloop van betalingen, voor de afscheiding van de tegoeden van de spelers van ander vermogen of voor de verzekering van de tegoeden van de spelers, alsmede waarborgen voor het uitkeren van de tegoeden aan de spelers.2 Daarnaast worden in het Besluit kansspelen op afstand en in de Regeling kansspelen op afstand nadere regels gesteld met betrekking tot de betalingen tussen de vergunninghouder en de speler. De kansspelautoriteit houdt toezicht op de naleving van deze regels. Gelet op het voorgaande is overwogen dat de doeleinden van het verbod van artikel 3:5, eerste lid, Wft ook voldoende worden bereikt met voornoemde waarborgen en het toezicht dat daarop wordt gehouden, zodat in een vrijstelling van dit verbod kan worden voorzien.

§ 3. Vrijstellingen

De Wok laat het aan de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand om te bepalen op welke wijze wordt voldaan aan het vereiste van vermogensscheiding als bedoeld in artikel 31l, tweede lid, van de Wok. In (de totstandkomingsgeschiedenis van) de Wet organiseren kansspelen op afstand wordt wel een aantal mogelijkheden genoemd om aan dit vereiste te voldoen. In aansluiting hierop wordt met onderhavige regeling voorzien in een vrijstelling van artikel 3:5, eerste lid, Wft, indien wordt voldaan aan de vereisten van vermogensscheiding en voor zover daarbij gebruik wordt gemaakt van ofwel een bijzondere rekening, ofwel een stichting derdengelden.

Zo voorziet artikel 31l Wok in de mogelijkheid voor houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand om de tegoeden van spelers af te scheiden van het eigen vermogen door een bijzondere rekening te openen. Deze ‘bijzondere rekening’ dient te worden aangehouden bij een financiële onderneming die ingevolge de Wft het bedrijf van bank mag uitoefenen en moet uitsluitend bestemd zijn voor gelden die de vergunninghouder in verband met zijn werkzaamheden ten behoeve van spelers onder zich neemt. Wordt aan die voorwaarden voldaan, dan zijn op grond artikel 31l, derde lid, van de Wok onderdelen van artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet van overeenkomstige toepassing.3 Met deze bepaling wordt derhalve eenzelfde afscheiding van tegoeden ten behoeve van derden gerealiseerd als bij de derdenrekeningen die deurwaarders via een bijzondere bankrekening dienen aan te houden.

Naast voornoemde ‘bijzondere rekening’ is ook een afzonderlijke stichting, naar voorbeeld van de stichtingen derdengelden die in de advocatuur wordt gebruikt, een mogelijkheid.4 De Regeling kansspelen op afstand stelt nadere regels aan het gebruik van een stichting door een houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand. Deze regels betreffen onder meer de te nemen maatregelen ter bescherming van de tegoeden, het beheer van de tegoeden, het bestuur van de stichting en regels met betrekking tot de overeenkomst die de vergunninghouder met de stichting sluit.

Gelet op de nadere regels die ingevolge de Wet op de kansspelen worden gesteld aan een bijzondere rekening als bedoeld in artikel 31l van de Wok en aan het gebruik van een stichting, wordt specifiek voor deze wijzen van vermogensscheiding voorzien in een vrijstelling van artikel 3:5, eerste lid, Wft.

Het voorgaande laat onverlet dat de Wok ook ruimte biedt voor andere wijzen van vermogensscheiding waar het speelrekeningen voor kansspelen op afstand betreft. Daar waar speelrekeningen op andere wijze worden afgescheiden van het vermogen van de vergunninghouder dient zorgvuldig in het oog te worden gehouden of sprake kan zijn van het aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben van opvorderbare gelden. Zo nodig dient in dat geval de bedrijfsvoering van de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand te worden aangepast, dan wel een ontheffing van het verbod van artikel 3:5, eerste lid, Wft te worden aangevraagd op grond van artikel 27 van het Besluit reikwijdtebepalingen Wft.

§ 4. Regeldruk

Onderhavige regeling voorkomt dat de regeldruk voor aanbieders van kansspelen op afstand toeneemt als gevolg van reeds bestaande verplichtingen uit de Wft. Zoals in het voorgaande is toegelicht, zou zonder de onderhavige vrijstelling een aanpassing van de bedrijfsvoering, dan wel een ontheffing op grond van artikel 3:5, vierde lid, Wft jo. artikel 27 van het Besluit reikwijdtebepalingen Wft noodzakelijk zijn. In beide gevallen zouden door een aanbieder van kansspelen op afstand kosten moeten worden gemaakt. Met de onderhavige vrijstelling wordt dit voorkomen, mits aan de voorwaarden van deze vrijstelling wordt voldaan.

Voor zover de vereisten die ingevolge de Wok worden gesteld omtrent vermogensscheiding (en waarnaar in het onderhavige voorstel wordt verwezen) wel regeldrukgevolgen hebben, wordt voor een toelichting hierbij verwezen naar de toelichting bij de Wet kansspelen op afstand, het Besluit kansspelen op afstand en de Regeling kansspelen op afstand.

Artikelsgewijs

Artikel I

Met een nieuw artikel 24c van de Vrijstellingsregeling Wft wordt voorzien in een vrijstelling ten behoeve van een speelrekening die voor kansspelen op afstand wordt gebruikt. Zoals hiervoor, in het algemeen deel van de toelichting, is toegelicht, wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen speelrekeningen die als een ‘bijzondere rekening’ worden aangehouden bij een financiële instelling (onderdeel a) en speelrekeningen die worden aangehouden door een afzonderlijke stichting anderzijds (onderdeel b).

Op grond van artikel 24c, onderdeel a, is een houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand vrijgesteld van het verbod van artikel 3:5, eerste lid, Wft, indien de vergunninghouder een speelrekening aanbiedt die voldoet aan de vereisten van artikel 31l van de Wok. Deze vrijstelling is in feite vergelijkbaar met de vrijstelling die op grond van artikel 19, eerste lid, van de Vrijstellingsregeling Wft geldt voor gerechtsdeurwaarders.

Daarnaast geldt op grond van artikel 24c, onderdeel b, een vrijstelling van het verbod van artikel 3:5, eerste lid, Wft voor stichtingen die zich uitsluitend bezighouden met het beheer van speelrekeningen waarop opvorderbare gelden kunnen worden aangehouden ten behoeve van spelers van kansspelen op afstand. Deze vrijstelling is in feite vergelijkbaar met de vrijstellingen die gelden voor stichtingen derdengelden van advocaten (artikel 20 van de Vrijstellingsregeling Wft) en stichtingen die door trustkantoren worden gebruikt (artikel 24 van de Vrijstellingsregeling Wft). Om voor een vrijstelling in aanmerking te komen dient door de stichting aan de voorwaarden in onderdeel b van artikel 24c te worden voldaan. Zo dient uit een overeenkomst te blijken dat de stichting uitsluitend werkzaam is voor een of meerdere houder(s) van een vergunning voor het organiseren van kansspelen op afstand, dienen de activiteiten van de stichting zich te beperken tot het (tijdelijke) beheer van de tegoeden die door de spelers op de speelrekeningen worden geplaatst en dient te zijn voldaan aan de vereisten die bij of krachtens artikel 31l van de Wok worden gesteld, waaronder het vereiste van vermogensscheiding.

Artikel II

Gelet op de samenhang tussen de onderhavige wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft en de regelgeving voor het aanbieden van kansspelen op afstand, treedt deze regeling op hetzelfde moment in werking als de Wet kansspelen op afstand en de daarop gebaseerde regelgeving, te weten met ingang van 1 april 2021.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Artikel 3:5, derde lid, Wft implementeert artikel 9, tweede lid, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176).

X Noot
2

Wet van 20 februari 2019 tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (Stb. 2019, 127).

X Noot
3

Het betreft artikel 19, eerste lid, tweede en derde volzin, tweede en derde lid, vierde lid, tweede en derde volzin, vijfde, zesde en achtste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet.

X Noot
4

Kamerstukken II 2013/14, 33 996, nr. 3, p. 28.

Naar boven