De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op 16b.3, derde lid, 17b.17,
tweede lid, van de Wet milieubeheer;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling CO2-heffing industrie
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. De verificateur is door een nationale
accreditatie-instantie geaccrediteerd voor de verificatie, als uitbreiding van
een accreditatie voor één of meer activiteiten als bedoeld in bijlage 1 bij
de
Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel volgens de eisen van die
verordening, waarbij geldt dat voor:
-
a. broeikasgasinstallaties en
afvalverbrandingsinstallaties de scope van de accreditatie activiteit 1b omvat,
en
-
b. lachgasinstallaties de scope van de accreditatie
activiteit 9 omvat.
2. In het derde lid vervalt ‘, met uitzondering van artikel 35 en
bijlage II van deze verordening’.
3. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
B
Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 27a. Afwijkende bepaling waarden rekenkundig
gemiddelde
Indien een subinstallatie voor warmte, brandstof of
procesemissies of de installatie voor de opwekking van warmte uit elektriciteit
tijdens de referentieperiode minder dan twee kalenderjaren in bedrijf is
geweest, wordt bij het bepalen van het historisch activiteitsniveau, bedoeld
in
de artikelen 25, tweede lid, 26, tweede lid en 27, tweede lid, het rekenkundig
gemiddelde vervangen voor de waarde uit het eerste kalenderjaar na aanvang van
de normale werking.
C
Artikel 39, tweede lid, komt te luiden:
D
In artikel 40, tweede lid, wordt ‘vermenigvuldigd met waarde van
de warmtebenchmark zoals opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage
2.’ vervangen door ‘vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark zoals
opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2 en vermenigvuldigd met de
toepasselijke nationale reductiefactor.’
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022, met
uitzondering van artikel I, onderdeel A, dat in werking treedt met ingang van
1 januari 2023.
TOELICHTING
1. Algemeen
In de Regeling CO2-heffing industrie worden, ter
uitvoering van Hoofdstuk 16b van de Wet milieubeheer dat ziet op de
CO2-heffing industrie, nadere regels gesteld aan het industrieel
monitoringsplan, de berekening en verslaglegging van de industriële jaarvracht,
het register dispensatierechten industrie en de berekening van
dispensatierechten. Hierbij is nauw aangesloten bij de regels van het Europese
emissiehandelssysteem (hierna: het EU-ETS).
Met deze wijziging van de Regeling CO2-heffing industrie
(hierna: de regeling) worden de eisen voor accreditatie en verificatie van het
industriële emissieverslag opgenomen en wordt een aantal technische
aanpassingen doorgevoerd.
2. Inhoud
Verificatie en accreditatie industrieel emissieverslag
(Onderdeel A)
Voor het (historisch) industrieel emissieverslag van
afvalverbrandingsinstallaties (hierna: AVI’s) en lachgasinstallaties geldt een
verificatieplicht. Dit houdt in dat het (historisch) industrieel emissieverslag
dient te worden geverifieerd door een onafhankelijke geaccrediteerde
verificateur die een verificatieverklaring opstelt die met het verslag aan de
Nederlandse Emissieautorteit (hierna: de NEa) wordt toegezonden. In de huidige
regeling is opgenomen dat deze verificatie dient te worden uitgevoerd door een
verificateur die voor het verifiëren van EU ETS-verslagen is geaccrediteerd op
grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2018/2067 van de Commissie van
19 december 2018 inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van
verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de
Raad (PbEU 2018, L334) (hierna: de Verordening verificatie en accreditatie
emissiehandel).
De NEa heeft geadviseerd om eisen voor accreditatie en
verificatie van industriële emissieverslagen uit te werken en in de regeling
vast te leggen, zodat deze verificatie ook onder toezicht van de Raad voor
Accreditatie wordt gebracht. In overleg met de Raad voor Accreditatie is er
voor gekozen om de accreditatie voor het (historisch) industrieel
emissieverslag van AVI’s en lachgasinstallaties te behandelen als een
scope-uitbreiding van de al bestaande accreditatie voor verificatie van het
EU-ETS. Het tweede lid van artikel 17, dat eisen stelt aan de verificateur,
wordt hierop aangepast. De verificateur dient voor één of meer activiteiten,
als bedoeld in Bijlage I bij de Verordening verificatie en accreditatie
emissiehandel (waarin het toepassingsgebied van de accreditatie voor
verificateurs staat opgenomen), geaccrediteerd te zijn door een nationale
accreditatie-instantie. Het nieuwe vierde lid bepaalt dat verificateurs voorts
kennis hebben van Hoofdstuk 16b van de Wet milieubeheer en de in deze regeling
opgenomen eisen aan de monitoring voor AVI’s en lachgasinstallaties.
Afwijkende bepaling waarden rekenkundig gemiddelde
(Onderdeel B)
Met deze wijziging wordt in een nieuw artikel 27a voor de
berekening van het historische activiteitsniveau aangesloten bij de methode die
wordt gehanteerd in artikel 15, zevende lid, van de Gedelegeerde verordening
(EU) nr. 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van
een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde
kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L59)
(hierna: Verordening kosteloze toewijzing van emissierechten).
Indien een subinstallatie in de referentieperiode 2014-2018 is
gestart en minder dan 2 jaar in bedrijf is geweest, is het gemiddelde van de
hele periode niet altijd representatief. In dat geval wordt voor die
subinstallatie het historisch activiteitsniveau, net zoals bij nieuwkomers,
bepaald op basis van het eerste volledige jaar dat de installatie in bedrijf
is. Deze rekenregel wordt ook toegepast voor de opwekking van warmte uit
elektriciteit.
Correctie nationale reductiefactor (Onderdelen C en
D)
Voor het verbruik van warmte dat afkomstig is van een niet in
EU-ETS opgenomen installatie en warmte afkomstig van de productie van
salpeterzuur worden overeenkomstig het EU-ETS geen dispensatierechten verleend.
In deze situatie moet een correctie plaatsvinden. Het aantal dispensatierechten
dat is berekend met de nationale reductiefactor moet worden gecorrigeerd. Om de
juiste correctie toe te passen moet de nationale reductiefactor, die in dat
specifieke jaar van toepassing is, daarom ook worden toegepast op het aantal
dispensatierechten dat wordt berekend voor de geïmporteerde warmte van
salpeterzuurproductie en niet in EU-ETS opgenomen installaties waarvoor geen
dispensatierechten worden verleend.
3. Regeldruk
De wijziging van artikel 17 leidt tot extra regeldrukkosten voor
verificateurs. Zij zullen accreditatie moeten aanvragen bij de Raad voor
Accreditatie. Het betreft een scope-uitbreiding van de reeds bestaande
accreditatie voor het EU-ETS en vergt van verificateurs dat zij zich verdiepen
in de Regeling CO2-heffing industrie en de hierin opgenomen
monitoringsvereisten voor AVI’s en lachgasinstallaties en het
accreditatieproces doorlopen. De regeldrukkosten hiervan worden ingeschat op
24.480 euro. Voor het in kaart brengen van de regeldruk is aangesloten bij het
door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) voorgeschreven
Handboek meting regeldrukkosten. Voor het kwantificeren is de methodiek van het
Standaard Kostenmodel (SKM) gebruikt en is uitgegaan van het intern uurtarief
voor een hoogopgeleide medewerker van € 54 zoals opgenomen in de lijst met
standaardtarieven voor intern personeel bij bedrijven.1 De opgenomen uren zijn gebaseerd op inschattingen van de NEa en
de Raad voor Accreditatie.
| |
Aantal
|
Tijds-besteding in uren
|
Uurtarief in euro’s
|
Out-of-pocket kosten
|
Totale kosten in euro’s
|
|
Verificateurs
|
3
|
40
|
54
|
18.000
|
24.480
|
Artikel 27a en de wijziging van de artikelen 39 en 40 leiden niet
tot het wijzigen van informatieverplichtingen en daarom ook niet tot een toe-
of afname van de regeldruk bij de doelgroep. Het Adviescollege toetsing
regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies,
omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
4. Inwerkingtreding
Artikel I, onderdelen B, C en D, treedt in werking met ingang van
1 januari 2022. Artikel I, onderdeel A, dat ziet op de verificatie van het
industrieel emissieverslag, treedt in werking op 1 januari 2023. De
verificateurs hebben daarmee in 2022 de tijd om het accreditatietraject te
doorlopen en te verkrijgen.
Daarmee wordt voor wat betreft de inwerkingtredingsbepaling
aangesloten bij het beleid van vaste verandermomenten voor de regelgeving. Aan
de minimale invoeringstermijn tussen publicatie en inwerkingtreding van de
regeling wordt eveneens voldaan.
De Staatssecretaris van
Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en
Energie,
D. Yesilgöz-Zegerius