Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 3 november 2021, nr. WJZ/ 21209137, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met een wijziging van de rentestructuur in de subsidiemodule Innovatiekredieten

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 42, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.9.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling ‘uitstaand saldo’ komt te luiden:

uitstaand saldo:

totaalbedrag dat aan de subsidieontvanger is uitbetaald als subsidie in de vorm van krediet, verhoogd met de verschenen rente, bedoeld in artikel 3.9.8, tweede en derde lid, en, voor zover reeds van toepassing, met de opslag en verminderd met de betalingen, gedaan overeenkomstig artikel 3.9.8, vijfde lid.

2. In de alfabetische volgorde wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

opslag:

eenmalige en niet rentedragende opslag als bedoeld in artikel 3.9.8, vierde lid, in de vorm van een bij de beschikking tot subsidieverlening, overeenkomstig artikel 3.9.9, bepaald percentage van het bedrag dat in totaal is uitbetaald als subsidie in de vorm van krediet op het moment van subsidievaststelling;.

B

Artikel 3.9.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘over het uitstaande saldo’ ingevoegd: ‘, met uitzondering van de opslag,’.

2. Onder vernummering van het vierde tot het vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Onverminderd het tweede lid, is de subsidieontvanger eenmalig verplicht om aan de minister een bij de beschikking tot subsidieverlening, overeenkomstig artikel 3.9.9, bepaald opslagpercentage te betalen over het bedrag dat is uitbetaald als subsidie in de vorm van krediet. De opslag wordt aan het eind van het kalenderjaar waarin de subsidie is vastgesteld, bij het uitstaand saldo bijgeschreven.

C

Artikel 3.9.9 komt te luiden:

Artikel 3.9.9. Rente en opslag

Het rentepercentage, bedoeld in artikel 3.9.8, tweede lid, en het percentage van de opslag, worden jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden tussen technische ontwikkelingsprojecten en klinische ontwikkelingsprojecten.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 november 2021

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Aanleiding en doel

Met deze wijzigingsregeling wordt een verandering aangebracht in de rentestructuur van de subsidiemodule innovatiekredieten, opgenomen in titel 3.9 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES). Het innovatiekrediet is bestemd voor de ontwikkeling van veelbelovende en uitdagende innovaties met een uitstekend marktperspectief. Dit wordt gedaan door subsidie te verstrekken in de vorm van een krediet voor risicovolle klinische ontwikkelingsprojecten enerzijds en technische ontwikkelingsprojecten anderzijds, waarin nieuwe producten, processen of diensten worden ontwikkeld. Het innovatiekrediet kan worden gebruikt voor de ontwikkeling van een proof-of-concept, alsook projecten die een positieve bijdrage leveren aan de Nederlandse economie en technisch innovatief en uitdagend zijn. Vanwege het profijtbeginsel dient de subsidieontvanger over het innovatiekrediet een rentevergoeding te betalen. Deze rente wordt ieder jaar rentedragend toegevoegd aan het uitstaand saldo van het innovatiekrediet. Het totale uitstaande bedrag dient, inclusief de rente, binnen tien jaar na de beschikking tot subsidievaststelling te worden terugbetaald. Op deze manier kunnen meer technische ontwikkelingsprojecten en klinische ontwikkelingsprojecten worden ondersteund.

Gebleken is dat de huidige rentestructuur op een tweetal problemen stuit. Ten eerste is het rendement dat de minister behaalt met de huidige rentestructuur beperkter waar het gaat om de zeer succesvolle ontwikkelingsprojecten die met behulp van een innovatiekrediet zijn verricht. Die subsidieontvangers betalen in de praktijk weinig rente, omdat zij snel na de vaststelling van de subsidie het gehele innovatiekrediet terug kunnen betalen. Aan de andere kant zijn er ook subsidieontvangers die, als de commercialisatie onverhoopt minder succesvol of minder snel verloopt, er juist niet in slagen om het innovatiekrediet snel terug te betalen. Door de hoge jaarlijkse rente en het rente-op-rente effect loopt het totale uitstaande bedrag op, en worden deze mkb-bedrijven minder aantrekkelijk voor nieuwe financiers.

Met deze wijzigingsregeling is daarom de rentestructuur van het innovatiekrediet aangepast. In plaats van een relatief hoge jaarlijkse rente wordt voortaan een lagere rentevergoeding gevraagd, maar dient de subsidieontvanger naast deze jaarlijkse rente ook een eenmalige opslag over het innovatiekrediet te betalen. Deze eenmalige opslag betreft een percentage van het totale bedrag dat is uitbetaald aan subsidie in de vorm van een krediet. Het percentage van de opslag wordt jaarlijks vastgesteld, en geldt voor de in dat jaar aangevraagde innovatiekredieten. Deze eenmalige opslag is, in tegenstelling tot de jaarlijks te betalen rentevergoeding, niet rentedragend.

De rentelasten worden op deze manier evenwichtiger verdeeld over bedrijven die succesvolle ontwikkelingsprojecten uitvoeren met behulp van een innovatiekrediet, en bedrijven waarbij de commercialisatie minder succesvol of minder snel verloopt waardoor die er langer over doen het innovatiekrediet terug te betalen. Door de rentelasten te verlagen voor de tweede groep bedrijven kunnen zij aantrekkelijker worden voor financiers. Verwacht wordt dat dit de terugbetaling van het innovatiekrediet, die voor deze bedrijven niet altijd mogelijk is, ten goede komt. Succesvolle bedrijven die het innovatiekrediet vaak snel terugbetalen, kunnen hogere rentelasten vaak goed dragen.

Deze wijziging van de rentestructuur zorgt ervoor dat een hoger rendement wordt ontvangen dan voorheen voor succesvolle ontwikkelingsprojecten die met een innovatiekrediet zijn gefinancierd, en waarbij het innovatiekrediet binnen (zeer) korte termijn terugbetaald wordt, omdat de opslag een vast bedrag is dat in ieder geval betaald moet worden, ongeacht de snelheid waarmee het uitstaande bedrag van het innovatiekrediet wordt terugbetaald. Hierdoor wordt een redelijker rendement behaald bij succesvolle ontwikkelingsprojecten die met een innovatiekrediet zijn gefinancierd. Aan de andere kant voorkomt deze wijziging in de rentestructuur dat het totale uitstaande bedrag door de rentedragende jaarlijks te betalen rentevergoeding (te) sterk blijft oplopen voor bedrijven die langer bezig zijn met het ontwikkelingsproject of die onverhoopt minder (snel) succesvol zijn in de commercialisatiefase, en dus langer doen over de terugbetaling van het innovatiekrediet. Tegenover de bij deze regeling ingevoerde eenmalige, niet rentedragende opslag staat namelijk tevens een lagere jaarlijkse, wel rentedragende rentevergoeding dan voorheen het geval was. Voor deze bedrijven weegt de verlaging van de jaarlijkse rente op tegen de eenmalige opslag. De rente- en opslagpercentages die zijn vastgesteld voor 1-1-2022 tot en met 31-12-2022 leiden, volgens de inschatting van de minister, tot ongeveer dezelfde revolverendheid als de eerder gehanteerde rente.

De in deze regeling opgenomen wijziging in de rentestructuur heeft tot gevolg dat de lasten anders worden verdeeld over de verschillende subsidieontvangers; de totale lasten van het innovatiekrediet voor alle subsidieontvangers blijven ongeveer op het niveau van voor deze aanpassingen.

De openstelling van deze subsidiemodule wordt geregeld in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022 (hierna: ROES). De module zal worden opengesteld vanaf 1-1-2022 tot en met 31-12-2022 met voor zowel de Klinische als Technische ontwikkelingsprojecten een subsidieplafond van 30 miljoen euro.

Op grond van artikel 3.9.9 van de RNES zullen ook de rentepercentages in de ROES worden opgenomen. Voor zowel de Klinische als de Technische ontwikkelingsprojecten bedraagt het basispercentage aan rente drie procent. Het opslagpercentage bedraagt voor Klinische ontwikkelingsprojecten 25 procent en voor Technische ontwikkelingsprojecten 15 procent.

2. Staatssteun

De subsidiemodule Innovatiekredieten bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. De steunintensiteit blijft binnen de daartoe geldende percentages (zie artikel 3.9.14 van de RNES).

3. Regeldruk

In deze wijzigingsregeling wordt een verandering aangebracht in de rentestructuur van de subsidiemodule innovatiekredieten. Deze verandering leidt niet tot het wijzigen van informatieverplichtingen en heeft (naar verwachting) geen gevolgen voor het aantal aanvragen. De aanpassing leidt dus niet tot extra regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier dan ook niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A (artikel 3.9.1 van de RNES)

In artikel 3.9.1 zijn de begripsbepalingen opgenomen die relevant zijn voor de subsidiemodule innovatiekredieten. Met onderhavige wijziging wordt ten eerste een begripsbepaling voor de opslag opgenomen (middels artikel I, onderdeel A, onder 2, van deze wijzigingsregeling). Het betreft een eenmalige en niet rentedragende opslag als bedoeld in artikel 3.9.8, vierde lid, in de vorm van een percentage van het bedrag dat in totaal uitbetaald is als subsidie in de vorm van krediet. Deze opslag wordt overeenkomstig artikel 3.9.8, vierde lid, aan het uitstaand saldo toegevoegd aan het eind van het kalenderjaar waarin de subsidie is vastgesteld. Op dat moment is immers bekend welk bedrag er totaal is uitbetaald als subsidie in de vorm van krediet, en kan het bedrag van de opslag berekend worden aan de hand van het percentage dat bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, overeenkomstig artikel 3.9.9 (zie verder artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.9.9).

De begripsomschrijving van de begripsbepaling uitstaand saldo is daarnaast aangepast vanwege de eenmalige opslag (middels artikel I, onderdeel A, onder 1, van deze wijzigingsregeling). Het uitstaand saldo ziet op het totaalbedrag dat aan de subsidieontvanger uitbetaald is als subsidie in de vorm van krediet, verhoogd met de verschenen rente, bedoeld in artikel 3.9.8, tweede en derde lid, en verhoogd met de opslag (voor zover reeds van toepassing, deze wordt immers pas aan het eind van het kalenderjaar waarin de subsidievaststelling plaatsvindt, bijgeschreven bij het uitstaand saldo), en verminderd met betalingen die reeds zijn gedaan overeenkomstig artikel 3.9.8, vijfde lid (nieuw).

Artikel I, onderdeel B (artikel 3.9.8 van de RNES)

Artikel 3.9.8 heeft betrekking op de verplichtingen van de subsidieontvanger. Hieraan wordt nu toegevoegd dat de subsidieontvanger, naast een verplichting tot het betalen van een rente, de verplichting heeft om een eenmalige opslag te betalen. Hiertoe is een nieuw vierde lid ingevoegd (middels artikel I, onderdeel B, onder 2, van deze wijzigingsregeling), waarin de verplichting tot het betalen van de opslag is opgenomen. Tevens is hier opgenomen op welk moment de opslag wordt bijgeschreven bij het uitstaand saldo (zie verder toelichting bij wijziging van artikel 3.9.1). Omdat deze opslag niet rentedragend is (zie begripsbepaling opslag) is artikel 3.9.8, tweede lid, zo gewijzigd dat de verplichting tot het betalen van een rentepercentage over het uitstaand saldo, niet ziet op de opslag (middels artikel I, onderdeel B, onder 1 van deze wijzigingsregeling).

Artikel I, onderdeel C (artikel 3.9.9 van de RNES)

Dit artikel is aangepast zodat het zowel ziet op de jaarlijks te betalen rentevergoeding als op de opslag. Het percentage van de rente, bedoeld in artikel 3.9.8, tweede en derde lid, en het percentage van de opslag worden jaarlijks bij ministeriële regeling (de ROES voor het betreffende jaar) bepaald. Zowel voor het percentage van de rente als voor het percentage van de opslag geldt dat daarbij onderscheid gemaakt kan worden tussen klinische ontwikkelingsprojecten en technische ontwikkelingsprojecten. In de beschikking tot subsidieverlening worden de percentages van de rente en de opslag bepaald, overeenkomstig de percentages die zijn opgenomen in de ROES van het jaar waarin de subsidieaanvraag voor het innovatiekrediet is gedaan.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022 maar wordt na 1 november 2021 in de Staatscourant gepubliceerd. Hiermee wordt afgeweken van de regel dat ministeriële regelingen minimaal twee maanden voor inwerkingtreding bekend moeten worden gemaakt. Het vasthouden aan de systematiek van de vaste verandermomenten en voormelde bekendmakingstermijn zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas vanaf 1 april 2022 ingediend hadden kunnen worden, in plaats van op 1 januari 2022. De minimale overschrijding van de bekendmakingstermijn rechtvaardigt een dergelijk uitstel niet. De doelgroep is immers gebaat bij spoedige inwerkingtreding en heeft nog altijd voldoende tijd om aanvragen voor te bereiden en in te dienen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

Naar boven