TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
In de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2022 (hierna: Regeling vergoedingen 2022) worden de vergoedingen (lees ook:
de tarieven) vastgesteld die Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
(hierna: het agentschap) in 2022 in rekening kan brengen bij degenen ten behoeve van wie door of namens het
agentschap werkzaamheden of diensten worden verricht. Voor vergoedingen die op basis
van de Telecommunicatiewet (hierna: de wet) worden opgelegd, geldt dat zij zijn aan te merken als retributies1 en worden bepaald voor de onderscheidenlijke (sub)categorieën van soortgelijke werkzaamheden
of diensten, bedoeld in het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet (hierna: het Besluit).
Het agentschap heeft onder meer tot taak uitvoering te geven aan paragrafen 3.2, 3.3,
3.3a, 3.4, 3.5 en 3.6 (vergunningverlening en registratie voor het gebruik van frequentieruimte)
en hoofdstuk 10 (regels met betrekking tot uitrusting en radioapparaten) van de wet.
Daarnaast is het agentschap belast met het houden van toezicht op deze terreinen.
De vergoedingen dienen ter dekking van de kosten die gemaakt worden met betrekking
tot voornoemde onderwerpen. De vergoedingen zijn aan te merken als retributies en
hebben in overwegende mate een forfaitair karakter.
2. Vaststelling vergoedingen
De vergoedingen worden bepaald voor categorieën van soortgelijke werkzaamheden en
diensten. Deze categorieën zijn weer verder verdeeld in subcategorieën van soortgelijke
werkzaamheden en diensten. De categorieën zijn opgesomd in artikel 4, eerste lid,
van het Besluit. Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit worden de directe
en indirecte kosten toegerekend aan de desbetreffende categorieën. Dit zijn geprognosticeerde
kosten voor het kalenderjaar waarvoor de vergoeding geldt. Wanneer na afloop van het
kalenderjaar de daadwerkelijke kosten en de geprognosticeerde kosten verschillen,
wordt dit verschil meegenomen naar het volgende kalenderjaar.
De kosten voor de verschillende (sub)categorieën worden berekend door middel van een
kostencalculatiemodel. Dit model ligt ter inzage op het kantoor van het agentschap
te Groningen.
3. Vergoedingenbeleid
Tarieven in alle categorieën
Het agentschap werkt aan kostendekkende producten en diensten. Dat is dan ook het
uitgangspunt bij het bepalen van de tarieven die door het agentschap worden gehanteerd.
In 2022 stijgen de tarieven van het agentschap, ten opzichte van die in het jaar 2021,
over de gehele linie met 4,99%. Deze stijging heeft meerdere aanwijsbare oorzaken
die hierna kort worden toegelicht.
Het agentschap wordt ten eerste geconfronteerd met een stijging van haar personeelskosten.
Dit komt onder andere doordat technisch geschoold personeel – waaraan het agentschap veel behoefte heeft gelet op haar wettelijke
taken – schaars(er) is op de arbeidsmarkt. Deze schaarste vertaalt zich naar hogere
lonen voor zulk personeel. Het agentschap is daarom meer aan loonkosten kwijt, om technisch geschoold personeel aan te kunnen trekken maar ook te (be)houden. Zonder zulk personeel
kan het agentschap haar wettelijke taken niet op de gewenste manier uitvoeren. Naast
deze specifieke groep ziet het agentschap hogere loonkosten over de gehele linie van
de arbeidsmarkt (inclusief hogere tarieven voor de inhuur van personeel). Zo is het
agentschap meer loonkosten kwijt voor het (verplicht) goed borgen van de toenemende
noodzaak van (informatie)beveiliging en digitalisering. Functies op deze terreinen
zijn schaars in de arbeidsmarkt en kennen hogere lonen en daarmee loonkosten.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat het gemiddelde uurtarief van de manuren stijgt
met 2,9% ten opzichte van het jaar 2021 (en daarmee ook de totale loonkosten van het
agentschap). Manuren worden namelijk vaker ingezet tegen een hogere salarisschaal
dan voorheen.
In bovenstaand percentage is ook rekening gehouden met andere aanvullende kosten zoals
bijvoorbeeld het voldoen aan gestelde klimaateisen, waarbij onder andere gedacht kan
worden aan het verduurzamen van het wagenpark van het agentschap door het aanschaffen
van elektrisch aangedreven auto’s.
Ten tweede heeft het agentschap te maken met een stijging van de kosten voor de inkoop
van producten en diensten. Het effect hiervan is 0,63%.
Tot slot geldt er een jaarlijkse correctie voor de algemene loon- en prijsstijging.
De doorberekende loon- en prijsstijging bedraagt voor 2022 conform de rijksbegroting
2022 van het Ministerie van EZK 1,46%.
Gezamenlijk is sprake van een stijging van 4,99% die geldt voor alle tarieven in de
Regeling vergoedingen 2022 (tenzij anders wordt aangegeven). Hierna wordt met betrekking
tot deze stijging van de tarieven met 4,99% gesproken van ‘de algemene tariefstijging’.
Tarieven artikel 4 Vergoedingen departementen
De kosten die voorvloeien uit de taken en werkzaamheden voor de departementen die
vallen onder de Regeling Behoefte-onderbouwingsplannen worden door de betreffende
departementen betaald.
Voor de departementen Justitie en Veiligheid en Infrastructuur en Waterstaat is gebleken
dat de tarieven niet toereikend waren om de kosten te kunnen dekken. Met deze departementen
is in het verleden overeengekomen dat de benodigde tariefstijgingen worden doorgevoerd
om kostendekkendheid van de tarieven te realiseren. Voor het departement Defensie
is een minimale tariefstijging doorgevoerd.
Tarieven categorie I.D. Omroep
Voor deze categorie geldt dat de tarieven alleen worden verhoogd met de loon- en prijsstijging
van 1,46% gelet op het uitgangspunt van het agentschap om kostendekkend te werken.
Tarieven categorie I.E. Straalverbindingen
Rekening houdende met kostendekkendheid in meerjarig perspectief is er voor gekozen
om voor straalverbindingen, categorie I.E., het tarief nominaal met 8,54% te verlagen.
Dat betekent een reële daling van het tarief met 10%.
Tarieven categorie I.F. Registraties
Per 1 juli 2019 is het alleen nog mogelijk om maritiem frequentiegebruik (waarvoor
de meld- en registratieplicht geldt) bij het agentschap te laten registeren indien
er sprake is van voldoende binding met Nederland. Indien er onvoldoende binding blijkt
met Nederland, is het niet mogelijk dit frequentiegebruik te laten registreren bij
het agentschap. Ook geldt in beginsel dat bestaande registraties worden ingetrokken
indien blijkt dat er onvoldoende binding is met Nederland. Het voorgaande betekent
een daling in het totale aantal registraties bij het agentschap voor maritiem frequentiegebruik.2
Voor een registratie van maritiem frequentiegebruik is jaarlijks een vergoeding verschuldigd
door de registratiehouder. Door de voornoemde daling van het totale aantal registraties,
is er sprake van een inkomstenderving op deze categorie.
Om deze inkomstenderving geheel te compenseren, zal het tarief in 2022 in beginsel
moeten stijgen met 8,4%. Door het terugbrengen van kosten (het efficiënt inrichten
van toezicht op registraties) is het agentschap in staat om de kosten enkel met de
algemene tariefstijging van 4,99% te laten stijgen. De verwachting is dat het agentschap
daarmee net kostendekkend de dienst kan leveren aan de markt.
Tarieven categorie II.A. Examens, certificaten en aanwijzingen als examinerende instelling
Het agentschap verricht diverse werkzaamheden op het gebied van examinering. Die werkzaamheden
staan beschreven in de Examenregeling frequentiegebruik 2008. In deze examenregeling
is de examinering van maritieme radioapparatuur en radiozendamateurs geregeld alsook
het aanwijzen van examinerende instellingen door Onze Minister.
De kosten die het agentschap maakt voor de door haar verrichte werkzaamheden voor
de afgifte van bedieningscertificaten en het aanwijzen van examinerende instellingen,
zijn hoger dan dat zij aan vergoedingen ontvangt. Dat betekent dat voor deze werkzaamheden
geen sprake is van kostendekkendheid: er wordt per saldo ‘verlies’ geleden. Daarom
zijn voor 2022 de tarieven voor deze werkzaamheden verhoogd met een aanvullende 5,01%
(bovenop de algemene tariefstijging). Deze aanvullende tariefstijging is echter nog
niet afdoende om tot volledige kostendekkendheid te kunnen komen.
De in de Regeling vergoedingen 2022 genoemde tarieven voor examens, zijn de tarieven
die examinerende instellingen in rekening mogen brengen voor het door hun afnemen
van deze examens. Om deze tarieven marktconform te houden wordt alleen de algemene
loon- en prijsstijging van 1,46% doorberekend in deze tarieven.
4. Wijziging Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet
De wettelijke grondslag voor het in rekening brengen van de kosten die het agentschap
maakt, is te vinden in artikel 16.1 van de Telecommunicatiewet. Het Besluit bevat
nadere regels over de in rekening te brengen vergoedingen. Op 5 juli 2021 is een wijziging
van het Besluit in consultatie gebracht via de website internetconsultatie.nl3. Naar verwachting wordt die wijziging op of even na 1 januari 2022 van kracht. De
regeling vergoedingen van het agentschap wordt thans jaarlijks vastgesteld. Omdat
naar verwachting de wijziging van het Besluit begin van 2022 plaatsvindt, is de keuze
gemaakt om hiermee al rekening te houden in deze Regeling vergoedingen 2022. Hierbij
wordt opgemerkt dat deze aanpassingen niet leiden tot een stijging van het tarief.
Eén van die wijzigingen houdt in dat het Besluit aangepast wordt in lijn met het Besluit
doorberekening kosten ACM. De systematiek houdt in dat eenmalige uitvoeringskosten
eenmalig in rekening worden gebracht. Denk aan de kosten voor het verlenen van frequentievergunningen.
Andere kosten worden jaarlijks in rekening gebracht. Die andere kosten worden nu aangeduid
als ‘toezichtskosten en andere kosten dan eenmalige uitvoeringskosten’, om te verduidelijken
dat niet alleen toezichtskosten jaarlijks in rekening kunnen worden gebracht, maar
bijvoorbeeld ook de kosten voor het in stand houden van de vergunningendatabase en
frequentieplanningen die niet toegerekend kunnen worden aan een concrete aanvraag.
In de Regeling vergoedingen 2022 wordt voorgesorteerd op deze voorgenomen wijziging
van het Besluit. Dat betekent praktisch gezien het volgende.
Kolom I in bijlage 1. regelt voortaan de vergoeding voor de eenmalige uitvoeringskosten
en kolom II de vergoeding voor de overige structurele uitvoerings- en toezichtskosten
(‘vergoeding voor gemaakte toezichtskosten en kosten anders dan onder kolom I genoemd’).
In kolom III wordt de vergoeding voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 5, eerste
lid, geregeld. Als gevolg van deze wijziging van het Besluit komt het ‘oude’ kolom
III tarief (vergoeding voor de uitvoering en het toezicht gezamenlijk) te vervallen.
Deze kosten zijn toegerekend aan de nieuwe vergoedingen van de kolommen I en/of II.
5. Regeldruk
Deze regeling heeft geen regeldrukeffecten. De vergoedingen vallen niet onder het
begrip ‘regeldruk’. De regeling is uitgezonderd van toetsing door het Adviescollege
toetsing regeldruk.
6. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Hiermee is aangesloten
bij het beleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515).
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel 2
Artikel 2, derde lid, regelt de berekening van de vergoeding van kolom II van bijlage
1. indien een vergunning gedeeltelijk is overgedragen met gebruikmaking van geografische
splitsing. Dit derde lid verwees naar verkeerde dan wel niet bestaande subcategorieën
waarvoor deze specifieke berekening geldt. Deze omissie is ontstaan in de Regeling
vergoedingen 2021 als gevolg van het opnieuw vernummeren van de subcategorieën in
categorie I.A. De subcategorieën waarnaar in dit derde lid verwezen wordt, wordt met
deze regeling gewijzigd naar I.A.4., I.A.5. en I.A.6. (was I.A.5., I.A.6. en I.A.7).
Het vierde lid van artikel 2 regelt dat voor de daarin genoemde subcategorie(ën),
indien geen frequentieplanning plaatsvindt bij het verlenen van een vergunning, een
alternatieve vergoeding verschuldigd is. In dit lid is de subcategorie I.B.13. vervangen
door subcategorie I.C.9. Het vierde lid is namelijk niet van toepassing op ‘Satellite
News Gathering’ maar op ‘baken- en relaisstations’. Hiermee wordt een omissie in eerdere
versies van deze regeling vergoedingen hersteld.
Aanvullend is subcategorie I.C.10. toegevoegd aan dit lid vanwege het opsplitsen van
de ‘oude’ subcategorie I.C.9. (‘baken- en relaisstations’) in de ‘nieuwe’ subcategorieën
I.C.9. (‘relaisstations’) en I.C.10. (‘bakenstations’). Zie voor een aanvullende toelichting
hierover de toelichting bij subcategorie I.C.9. en I.C.10. hierna.
Artikel 5
In artikel 5, eerste lid, is in de eerste kolom, derde (en laatste) rij, van de tabel
de tekst gewijzigd. In de zin ‘Voor de wijziging van een vergunning ingeval dit het
wijzigen van een of meer geplande frequenties inhoudt’ is het woord ‘geplande’ verwijderd.
Na het woord ‘inhoudt’ is de zinsnede ‘waarbij er frequentieplanning noodzakelijk
is’ ingevoegd. Daarmee luidt de nieuwe tekst als volgt: ‘Voor de wijziging van een vergunning ingeval dit het wijzigen van een of meer frequenties
inhoudt waarbij er frequentieplanning noodzakelijk is’.
Met deze aanpassing is beoogd te verduidelijken dat de vergoeding conform deze tabel
verschuldigd is, als er bij het wijzigen van één of meer frequenties in de vergunning
daadwerkelijk frequentieplanningswerkzaamheden noodzakelijk zijn. De verschuldigde
vergoeding voor de overige (administratieve) wijzigingen van een vergunning wordt
– indien de Regeling vergoedingen 2022 daar al niet op een andere specifieke manier
in voorziet – steeds bepaald aan de hand van de uurtarieven via artikel 6.
Verder is het vijfde lid van artikel 5 gewijzigd. In dit lid wordt een alternatieve
vergoeding bepaald ingeval van een vergunningverlening op grond van artikel 3.8a van
de wet. Aan dit lid is subcategorie I.A.5. toegevoegd.
Bijlage 1.
De vergoedingen genoemd in kolom I van bijlage 1. zijn ter dekking van de eenmalige
uitvoeringskosten, zoals de eenmalige kosten die bij verlening van een vergunning
in rekening worden gebracht. De vergoedingen genoemd in kolom II zijn ter dekking
van de overige structurele kosten. Deze worden jaarlijks in rekening gebracht. Deze
kosten worden immers ook jaarlijks gemaakt. In kolom III zijn de letters opgenomen,
die corresponderen met het soort werkzaamheden en het daarbij behorende tarief of
wijze van vaststelling van de vergoeding, zoals opgenomen in de tabel van artikel
5, eerste lid.
Tarief subcategorie I.B.7.
Aan subcategorie I.B.7. is de toepassing Remotely Piloted Aircraft System (‘RPAS’)
toegevoegd. In de volksmond wordt dit ook wel een ‘drone’ genoemd. Het agentschap
verricht voor deze toepassing werkzaamheden. Door deze toepassing op te nemen in subcategorie
I.B.7. kan voor RPAS-werkzaamheden een vergoeding in rekening gebracht worden.
Tarief subcategorie I.C.2.
In deze subcategorie (‘trunking’ en ‘datamonitoring’) wordt de zinsnede ‘(Per vergunning
en per frequentie per opstelpunt)’ gewijzigd in ‘(Per basisstation en per frequentie per opstelpunt)’. De eenmalige uitvoeringskosten voor deze toepassingen worden namelijk niet berekend
per vergunning maar per basisstation, omdat per basisstation werkzaamheden voor frequentieplanning
worden verricht en niet per vergunning. De verschuldigde vergoeding voor de eenmalige
uitvoeringswerkzaamheden voor deze toepassingen wordt daarom per basisstation en niet
per vergunning vastgesteld. Tot de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2019 werd
eenzelfde tekstformulering als hierboven gebruikt voor deze toepassingen. Met de Regeling
vergoedingen Agentschap Telecom 2019 is deze formulering per abuis komen te vervallen.
Met de Regeling vergoedingen 2022 wordt dit weer hersteld.
Verder is in kolom II van deze subcategorie in de zin ‘€ (...) per frequentie per
opstelpunt, met een maximum totaalbedrag van € (...)’ het woord ‘totaalbedrag’ gewijzigd
in ‘bedrag’ (per frequentie). Het woord ‘totaalbedrag’ impliceert namelijk dat de vergoeding
voor meerdere, niet dezelfde frequenties op één of meer opstelpunten, nooit het bedrag
van € 3.001 (in 2021: € 2.850) te boven kan gaan (hierna: plafondbedrag). Dat is echter niet juist, omdat dit plafondbedrag alleen geldt voor dezelfde frequentie
toegepast op meer dan twee opstelpunten. Naarmate dezelfde frequentie namelijk gebruikt
wordt op meer dan twee opstelpunten, nemen de te verrichten werkzaamheden en daarmee
de kosten in verhouding per (extra) opstelpunt af. Deze wijziging zorgt ervoor dat
voor dezelfde frequentie toegepast op meer dan twee opstelpunten, de vergoeding dan
maximaal het plafondbedrag per frequentie kan bedragen.
Tarief subcategorie I.C.7.
De subcategorie I.C.7. voorzag in een vergoeding voor werkzaamheden voor een helibeacon
inclusief een VHF-frequentie. Deze subcategorie is nu gewijzigd in die zin dat deze alleen nog
ziet op de helibeacon zelf. De toevoeging (‘inclusief heli-VHF’) is uit subcategorie
I.C.7. geschrapt.
Het agentschap verleent vergunningen voor frequentiegebruik rondom helikopterplatforms.
Deze soort vergunning bevatte voorheen (1) een frequentie voor het baken op het helikopterplatform
(‘helibeacon’) en (2) een VHF-frequentie voor de communicatie tussen de helikopter
en het grondstation bij het opstijgen en landen op het platform (‘heli-VHF’). Het
betrof derhalve een zogeheten ‘samengestelde vergunning’.
Het gebruik van een helibeacon is sinds een bepaalde periode alleen nog maar op vrijwillige
basis. Om die reden is een samengestelde vergunning zoals hierboven aangegeven niet
meer een passend middel voor frequentiegebruik rondom helikopterplatforms. Voor zowel
een helibeacon als een heli-VHF geldt daarom dat voor beide toepassingen een separate
vergunning wordt afgegeven.
Om die reden is besloten om de vergoeding van subcategorie I.C.7. op te splitsen.
Subcategorie I.C.7. regelt voortaan alleen de vergoeding voor een helibeacon. De vergoeding
voor een VHF-frequentie rondom een helikopterplatform is voortaan geregeld via subcategorie
I.B.5. (‘Grondstation gepland en gecoördineerd gebruik alg. planning’).
Tarief subcategorie I.C.8.
In subcategorie I.C.8. is in kolom III de letter ‘D’ vervangen door letter ‘C’. Hiermee
is bewerkstelligd dat voor het wijzigen van een vergunning voor een marifoonwalstation
of AIS-installatie niet een hogere vergoeding in rekening kan worden gebracht dan
bij het verlenen van een nieuwe vergunning het geval is.
Tarief subcategorie I.C.9. en I.C.10
De ‘oude’ subcategorie I.C.9. regelde de vergoeding voor werkzaamheden voor relais-
en bakenstations die door de doelgroep radiozendamateurs worden gebruikt. Omdat dit
twee verschillende toepassingen zijn, zijn de werkzaamheden per toepassing in dezen
ook verschillend. Om die reden is er voor gekozen om de ‘oude’ subcategorie I.C.9.
op te splitsen.
Subcategorie I.C.9. regelt voortaan alleen de vergoeding voor relaisstations. De ‘nieuwe’
subcategorie I.C.10. regelt voortaan de vergoeding voor bakenstations. Toezichtswerkzaamheden
vinden bij bakenstations slechts incidenteel plaats, waardoor daarvoor geen tarief
wordt gerekend
Bijlage 2.
De uurtarieven, zoals opgenomen in bijlage 2., bedragen gemiddeld € 137,92. Dit is
een nominale tariefstijging van 4,99% ten opzichte van het uurtarief 2021. De reële
tariefstijging bedraagt 3,53%. Deze reële stijging is ter compensatie van de looncorrectie
als gevolg van hogere schalen voor nieuwe (wettelijke) taken en voor de correctie
op hogere realisatie lonen in 2020.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok