Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 oktober 2021, kenmerk 3275465-1017787-DMO, houdende het verstrekken van een specifieke uitkering voor het lokaal versterken van de functie van cliëntondersteuning (Regeling specifieke uitkering versterking cliëntondersteuning)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

cliëntondersteuning:

cliëntondersteuning als bedoeld in de wet maatschappelijke ondersteuning 2015 artikel 1.1.1;

minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

uitkering:

een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

  • 1. Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

  • 2. Op deze regeling zijn de artikelen 4:5, 4:25, 4:35, 4:37, 4:38, 4:46, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt

  • 1. De minister kan op aanvraag een eenmalige uitkering verstrekken aan een gemeente voor activiteiten ten behoeve van het lokaal versterken van de functie van cliëntondersteuning.

  • 2. De activiteiten en de daarmee samenhangende kosten die in aanmerking komen voor een uitkering als bedoeld in het eerste lid zijn:

    • a. de inzet van projectleiding voor het lokaal versterken van de functie van cliëntondersteuning;

    • b. het doen van onderzoek naar wat er nodig is om de functie van cliëntondersteuning lokaal te versterken.

  • 3. De activiteiten waarvoor een uitkering wordt verstrekt worden verricht in de periode van 1 november 2021 tot en met 30 juni 2024.

Artikel 4. Hoogte van de uitkering en uitkeringsplafond

  • 1. De uitkering bedraagt maximaal € 50.000 per gemeente.

  • 2. Het uitkeringsplafond bedraagt:

    • a. voor 2021 € 500.000;

    • b. voor 2022 € 1.250.000; en

    • c. voor 2023 € 1.250.000.

  • 3. Het ingevolge het uitkeringsplafond beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen.

  • 4. Als de aanvraag krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is aangevuld, geldt bij de verdeling van het ingevolge het uitkeringsplafond beschikbare bedrag de dag waarop de volledig aangevulde aanvraag is ontvangen, als de datum van ontvangst.

Artikel 5. Aanvraag tot verlening

  • 1. De aanvraag tot verlening van een uitkering:

    • a. in 2021 kan worden ingediend tot en met 15 november 2021;

    • b. in 2022 kan worden ingediend tot en met 29 april 2022; en

    • c. in 2023 kan worden ingediend tot en met 28 april 2023.

  • 2. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. Een aanvraag tot verlening van een uitkering gaat vergezeld van een projectplan waarin staat beschreven welke activiteiten worden uitgevoerd om cliëntondersteuning lokaal te versterken.

  • 4. De aanvraag tot verlening van een uitkering wordt ondertekend door het bevoegd gezag van de gemeente.

Artikel 6. Verlening en bevoorschotting

  • 1. De minister neemt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot verlening van de uitkering een besluit.

  • 2. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval voor welke activiteiten de uitkering verleend wordt, het bedrag van de uitkering, de periode waarvoor de uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

  • 3. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt uitbetaald.

Artikel 7. Verplichtingen verbonden aan de uitkering

  • 1. De gemeente meldt onverwijld schriftelijk aan de minister indien aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor een uitkering is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht.

  • 2. De gemeente informeert de minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor een uitkering is verleend.

Artikel 8. Verantwoording

  • 1. De gemeente legt verantwoording af over de besteding van de uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. De gemeente vraagt uiterlijk op 15 juli na afloop van het kalenderjaar waarin de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn verricht, de vaststelling aan door verantwoordingsinformatie aan de minister te verstrekken op de wijze bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9. Vaststelling van de uitkering

  • 1. De minister besluit binnen 37 weken na ontvangst van de laatste verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 8, over de vaststelling van de uitkering op grond van werkelijk gemaakte kosten.

  • 2. Indien de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering, wordt de uitkering vastgesteld tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De minister kan één of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking op een door de minister te bepalen tijdstip en vervalt met ingang van 31 december 2023, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering versterking cliëntondersteuning.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Op grond van de wet maatschappelijke Ondersteuning 2015 artikel 2.2.4 hebben ingezetenen van een gemeenten recht op cliëntondersteuning.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat kwaliteit en vindbaarheid van cliëntondersteuning nog niet in iedere gemeente op orde is, terwijl individuele cliëntondersteuning cruciaal is om alle inwoners van Nederland die hulp nodig hebben goede toegang te laten krijgen tot passende zorg en ondersteuning.

In het regeerakkoord 'vertrouwen in de toekomst' (2017) zijn middelen beschikbaar gesteld voor de versterking van cliëntondersteuning. Met de in het regeerakkoord beschikbaar gestelde middelen zijn gemeenten middels het Koplopertraject cliëntondersteuning gefaciliteerd om te werken aan de lokale versterking van cliëntondersteuning. In de afgelopen jaren hebben 113 gemeenten deelgenomen aan het Koplopertraject cliëntondersteuning.

Met de Regeling specifieke uitkering versterking cliëntondersteuning (hierna: de Regeling) worden meer gemeenten in staat gesteld om aan de slag te gaan met de lokale versterking van cliëntondersteuning. Uit de evaluatie van het Koplopertraject cliëntondersteuning blijkt dat het inzetten van een lokale projectleider een effectieve manier is om gemeenten te faciliteren om aan de slag te gaan met de lokale versterking van cliëntondersteuning. Voor deze projectleider kan het nodig zijn om onderzoek te doen naar de lokale situatie.

De via de regeling beschikbaar gestelde middelen mogen niet ingezet worden voor het daadwerkelijk bieden van cliëntondersteuning zoals bedoeld in de wet maatschappelijke ondersteuning 2015 artikel 1.1.1.

Probleembeschrijving

Kwaliteit en vindbaarheid van cliëntondersteuning is nog niet in iedere gemeente in Nederland op orde. Terwijl cliëntondersteuning heel belangrijk en nodig kan zijn in toeleiding naar passende zorg en ondersteuning.

Kern voorstel

Gemeenten kunnen een beroep doen op een eenmalige specifieke uitkering van ten hoogste € 50.000,– om aan de slag te gaan met de lokale versterking van cliëntondersteuning.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • De maatregel is selectief;

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. Gemeenten kunnen voor de uitvoering van bepaalde aan hen opgedragen publieke taken een specifieke uitkering krijgen. Zij zijn in zo’n geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Indien gemeenten de middelen inzetten om de activiteiten te realiseren zijn zij, indien de middelen ten goede komen aan ondernemingen, gehouden de staatssteunregels na te leven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

Op uitkeringen die op grond van onderhavige regeling worden verstrekt is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

De artikelen 4:5, 4:25, 4:35, 4:37, 4:38, 4:46, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.

Artikel 3. Activiteiten waarvoor een uitkering wordt verstrekt

De minister kan op aanvraag een uitkering verstrekken aan een gemeente voor activiteiten ten behoeve van het lokaal versterken van de functie van cliëntondersteuning.

De activiteiten die voor de vastgestelde vergoeding in aanmerking komen zijn:

  • a. de inzet van projectleiding voor het lokaal versterken van de functie van cliëntondersteuning; en

  • b. het doen van onderzoek naar wat er nodig is om de functie van cliëntondersteuning lokaal te versterken.

De eerste activiteit en daarmee samenhangende kosten ziet exclusief op de door de gemeente aangenomen projectleider. Uit onderzoek is gebleken dat het inschakelen van een lokale projectleider op dit onderwerp door gemeenten tot de beste resultaten leidt op het gebied van de vindbaarheid van cliëntondersteuning.

De tweede activiteit en daarmee samenhangende kosten ziet op onderzoek dat lokaal gedaan wordt om het werk van de projectleider te ondersteunen. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit onderzoek naar de lokale bekendheid van cliëntondersteuning, maar ook onderzoek naar lokale behoefte of tevredenheid met het huidige aanbod.

De via de regeling beschikbaar gestelde middelen mogen niet ingezet worden voor het daadwerkelijk bieden van cliëntondersteuning zoals bedoeld in de wet maatschappelijke ondersteuning 2015 artikel 1.1.1

Artikel 4. Hoogte van de uitkering

Per gemeente is een vastgesteld bedrag beschikbaar voor activiteiten ten behoeve van het lokaal versterken van de functie van cliëntondersteuning. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van ten hoogste € 50.000,– per gemeente. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van benodigde capaciteit van een projectleider om cliëntondersteuning lokaal te kunnen versterken.

Het tweede lid van het artikel stelt een subsidieplafond vast per jaar, waarna in het derde en vierde lid de procedure voor verdeling over de aanvragers onder dit plafond wordt bepaald.

Artikel 4:25 van de Awb is van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van de specifieke uitkering. Dit betekent dat het uitkeringsplafond voor 2021 en voor 2022 en 2023 niet wordt overschreden, tenzij niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist, of als een aanvraag in de bezwaar- of beroepsfase of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen. Artikel 4:25 van de Awb geldt in beginsel voor subsidies en ziet op het vaststellen van een subsidieplafond en de gevolgen hiervan. De specifieke uitkering die op basis van deze Regeling wordt verstrekt, is geen subsidie. Het tweede en derde lid van artikel 4:25 van de Awb zijn dus niet automatisch van toepassing, maar worden voor deze regeling wel van toepassing verklaard.

Artikel 5. Aanvraag tot verlening

Een uitkering wordt op aanvraag verstrekt. De gemeente kan een aanvraag tot verlening van een uitkering voor 2021 indienen tot en met 15 november 2021. Aanvragen voor een uitkering voor de jaren 2022 en 2023 kunnen worden ingediend tot en met respectievelijk 28 en 29 april van het jaar waarin de uitkering wordt aangevraagd.

Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt. De aanvraag tot verlening gaat daarnaast vergezeld van een projectplan waarin wordt aangegeven welke activiteiten de gemeente beoogt uit te voeren met de aangevraagde middelen. Dit projectplan is vormvrij.

Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag wordt vastgesteld dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze binnen een redelijke, door de minister te stellen termijn aan te vullen, conform artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb. Als een aanvraag niet binnen de geboden termijn wordt aangevuld, en dus onvoldoende gegevens bevat om een goede beoordeling mogelijk te maken, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 6. Verlening en bevoorschotting

De minister neemt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag een besluit omtrent de verlening van de uitkering. Wanneer een aanvraag incompleet is, krijgt de gemeente de kans om de ontbrekende informatie aan te vullen. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de uitkering een voorschot van 100% waarvan dat in één keer wordt uitbetaald.

Artikel 7. Verplichtingen verbonden aan de uitkering

De gemeente is verplicht te melden wanneer de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet of niet geheel worden verricht. De melding moet zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ worden gedaan. Dit betekent dat de melding onmiddellijk moet worden gedaan. De gemeente mag dus niet wachten tot zij dit nodig acht. De gemeente informeert de minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor een uitkering is verleend.

Artikel 8. Verantwoording

De verantwoording voor de besteding van de uitkering verloopt op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek).

De gemeente verstrekt uiterlijk op 15 juli na afloop van het kalenderjaar waarin de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn verricht de verantwoordingsinformatie.

Artikel 9. Vaststelling van de uitkering

De minister besluit uiterlijk 37 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 8, over de vaststelling van de uitkering.

Indien de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend, zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering, wordt de uitkering vastgesteld op grond van de werkelijk gemaakte kosten tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 4:57 van de Awb.

Artikel 10. Hardheidsclausule

Toepassing van de hardheidsclausule is aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan te gaan om onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

De onderhavige Regeling treedt in werking op een door de minister te bepalen tijdstip. Op 9 juli 2021 heeft de Ministerraad ingestemd met de Wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 in verband met het verlagen van het grensbedrag voor de verzameluitkering (Besluitenlijst van de vergadering gehouden op 9 juli 2021, in de Rolzaal op het Binnenhof in Den Haag, aangevangen ’s middags in aansluiting aan de MCC-19, met kenmerk 4214978, onder 1b). Dat besluit strekt ertoe het grensbedrag voor de verzameluitkering in artikel 28a van het Besluit financiële verhouding 2001 te wijzigen in een grensbedrag van € 1 miljoen per jaar voor de (gehele) uitkering en een grensbedrag van € 50.000 per jaar per ontvanger. Zodra dit besluit in werking is getreden, zal de onderhavige regeling in werking kunnen treden. De regeling wordt eerder gepubliceerd zodat reeds de voorbereidingen voor het verstrekken van een specifieke uitkering op grond van onderhavige regeling kunnen worden getroffen.

De Regeling vervalt met ingang van 31 december 2023 met dien verstande dat de Regeling van toepassing blijft op een uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven