TOELICHTING
Deze regeling is opgesteld ter uitvoering van de Wet van 20 februari 2019 tot wijziging
van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten
in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (Stb. 2019, 127) en het gewijzigde Kansspelenbesluit. De onderhavige regeling bevat voorschriften
met betrekking tot een aantal onderdelen van kansspelen, die niet nader worden geregeld
in de Regeling kansspelen op afstand en de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie
kansspelen. Laatstgenoemde regelingen hebben ieder betrekking op specifieke materie,
zoals ook tot uitdrukking komt in de citeertitels van die regelingen. In de onderhavige
regeling zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de vergoedingen voor de behandeling
door de kansspelautoriteit van aanvragen tot verlening van kansspelvergunningen (met
uitzondering van de vergunning voor het organiseren van kansspelen op afstand), het
tegengaan van matchfixing bij landgebonden weddenschappen (artikel 15 en 23 van de
Wet op de kansspelen, hierna: Wok) en de inbeslagneming van voorwerpen, zoals voorwerpen
die kunnen worden gebruikt voor het illegaal organiseren van kansspelen.
Consultatie en totstandkoming van de regeling
Deze regeling is samen met de ontwerpregeling kansspelen op afstand op 24 juli 2019
voor openbare consultatie op internet geplaatst. Zij is tevens ter consultatie toegezonden
aan de kansspelautoriteit. Met betrekking tot het ontwerp van de onderhavige regeling
zijn naast de kansspelautoriteit met name reacties ontvangen van sportorganisaties.
Hieronder is beschreven op welke wijze is omgegaan met de reacties die specifiek betrekking
hadden op het ontwerp van deze regeling en aanpassingen ten aanzien van de consultatieversie
van deze regeling.
Matchfixing
Gelet op reacties die zijn ontvangen tijdens de consultatie van het ontwerpbesluit
kansspelen op afstand – dat tevens voorziet in wijziging van het Kansspelenbesluit,
waarop de onderhavige regeling is gebaseerd – is afgezien van een verbod op het organiseren
van een weddenschap op een sportwedstrijd waarvan de uitkomst niet van belang is voor
de competitie. Zodoende wordt het toegestaan om weddenschappen aan te bieden op vriendschappelijke
wedstrijden, bijvoorbeeld het Nederlandse voetbalelftal, behalve indien deze weddenschappen
vanwege een onaanvaardbaar hoog matchfixingsrisico geen doorgang kunnen vinden.
De bijlage bij deze regeling is met het oog op (risico’s van) matchfixing en tevens
naar aanleiding van consultatiereacties ingericht na overleg met en gelet op het daarbij
ontvangen advies van de NOC*NSF en andere Nederlandse overkoepelende sportorganisaties,
waaronder de KNVB, de KNLTB en de SNDR, en verder na afstemming met de kansspelautoriteit.
Onderdeel 1 van de bijlage bij deze regeling betreft een zogeheten ‘witte lijst’ met
wedstrijden en competities waarvoor geen matchfixingsanalyse hoeft plaats te vinden
voorafgaande aan het aanbieden van weddenschappen daarop. Bij onderdeel 2 van de bijlage
gaat het om een zogeheten ‘zwarte lijst’ met wedstrijden en competities waarop de
vergunninghouders in ieder geval geen weddenschappen mag organiseren.
Bij de uitwerking van de artikelen 3.2 en 3.3 en de daarbij behorende bijlage is gezocht
naar een evenwichtige balans tussen enerzijds het belang van kanalisatie en anderzijds
het belang van spelers en vergunninghouders bij het tegengaan van kansspelgerelateerde
matchfixing.
Inbeslagneming
Ten aanzien van artikel 4.2 van het ontwerp van de uitvoeringsregeling kansspelen
luidde het advies van de kansspelautoriteit om deze bepaling te schrappen. Dat artikel
heeft betrekking op het opslaan van goederen die door de kansspelautoriteit in beslag
zijn genomen. Daarbij is bepaald dat de kansspelautoriteit voor de opslag van die
goederen een bedrijf opdracht geeft. Blijkens de toelichting bij het advies van de
kansspelautoriteit zou deze bepaling moeilijk uitvoerbaar zijn, bijvoorbeeld indien
de beslaglegging in nachtelijke uren zou plaatsvinden of bij de eventuele opslag van
een enkel apparaat bij de toezichthouder zelf. Met de kansspelautoriteit heeft afstemming
plaatsgevonden met betrekking tot de verwachte uitvoeringsproblemen en zij heeft gemeld
thans geen bezwaren te hebben. Artikel 4.2 van deze regeling is daarom ongewijzigd
gebleven.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
Deze regeling berust op de Wok en het Kansspelenbesluit. Omwille van de leesbaarheid
is in dit artikel een verkorte aanduiding opgenomen van die wettelijke regelingen
in het onderhavige artikel.
Paragraaf 2. Vergoedingen
Artikel 2.1. Vergoedingen voor de verlening en wijziging van vergunningen
De kosten die samenhangen met de verlening van vergunningen komen neer op toelatingskosten
als bedoeld in het Rapport Maat houden (Kamerstukken II 2013/14, 24 036, nr. 407). De kosten van deze werkzaamheden worden doorberekend aan de vergunninghouder in
de vorm van vergoedingen. Deze doorberekening voldoet aan de randvoorwaarden opgenomen
in het Rapport Maat houden (Kamerstukken II 2013/14, 24 036, nr. 407).
Voor het door de kansspelautoriteit in behandeling nemen van een aanvraag voor een
vergunning voor het organiseren van een loterij op grond van artikel 3 van de Wok
(met prijzengeld van meer dan € 4.500) dient een vergoeding te worden betaald door
de aanvrager. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de omvang van het prijzengeld
van de loterij. Dit reflecteert de omvang de werkzaamheden die de kansspelautoriteit
voor de afhandeling van een aanvraag verricht voor een vergunning. In het algemeen
geldt dat voor de eerste twee categorieën (a en b) de werkzaamheden voor de kansspelautoriteit
beperkt zijn tot in behandeling nemen, controle van rekening en verantwoordingen en
een beperkte toets op betrouwbaarheid. Een incidentele loterij met een prijzengeld
van meer dan € 500.000 vraagt vooral meer werkzaamheden op het gebied van de betrouwbaarheidstoets.
Voor de aanvraag voor een vergunning voor het organiseren van een niet-incidenteel
kansspel op grond van artikel 3 (goede doelenloterij) of voor het organiseren van
kansspelen op grond van 4 (premieleningen), 9 (staatsloterij), 14b (instantloterij),
16 (sportprijsvragen), 24 (totalisator), 27b (lottospel) en 27h (casinospelen) is
een bedrag van € 48.000 als vergoeding verschuldigd. De kansspelautoriteit dient voor
dergelijke vergunningen meer werkzaamheden te verrichten dan voor de vergunning van
loterijen als bedoeld in onderdeel a tot en met c van het eerste lid. Deze werkzaamheden
komen nagenoeg overeen met de werkzaamheden die de kansspelautoriteit verricht bij
de behandeling van een aanvraag voor een vergunning voor het organiseren van kansspelen
op afstand.
Paragraaf 3. Weddenschappen
Deze paragraaf en bijbehorende bijlagen komen op hoofdlijnen overeen met de tweede
paragraaf van Afdeling 2 van de Regeling kansspelen op afstand en de daarbij behorende
bijlagen, met dien verstande dat de onderhavige regeling voorschriften betreft met
betrekking tot landgebonden weddenschappen op sportwedstrijden en draf- en renwedstrijden
(artikelen 15 en 23 van de Wok).
Artikel 3.1. Kennis inzake de manipulatie van wedstrijden
De kansspelaanbieder met een vergunning voor het organiseren van landgebonden weddenschappen
op sportwedstrijden of op draf- en renwedstrijden, is verantwoordelijk voor het inzetten
van personeel die risico’s op de manipulatie van die wedstrijden en de mogelijke gevolgen
hiervan voor de integriteit van de weddenschappen en de sport voldoende kunnen herkennen.
Op grond van artikel 6, zesde lid, van het Kansspelenbesluit zijn ter borging daarvan
in het onderhavige artikel voorschriften opgenomen. Met het oog op nakoming van de
gestelde plicht kan de vergunninghouder besluiten om zijn personeel relevante trainingen
en opleidingen laten volgen. Voor zover de vergunninghouder anderen dan het eigen
personeel wil inzetten bij het organiseren van weddenschappen, dient hij de benodigde
kennis en een goede uitvoering eveneens te borgen.
Artikel 3.2. Van voorafgaande analyse uitgezonderde wedstrijden
Ter uitvoering van artikel 7, zesde lid, van het Kansspelenbesluit verwijst het onderhavige
artikel naar onderdeel 1 van de bijlage bij deze regeling. In die bijlage zijn wedstrijden
en competities opgenomen waarbij de vergunninghouder een daaraan voorafgaande risico-analyse
op matchfixing als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Kansspelenbesluit achterwege
mag laten, oftewel een ‘witte lijst’. Na overleg met en gelet op het daarbij ontvangen
advies van de NOC*NSF en andere Nederlandse overkoepelende sportorganisaties, waaronder
de KNVB, is geoordeeld dat deze wedstrijden en competities voldoende professioneel
worden georganiseerd, waardoor het aanbieden van sportweddenschappen op deze wedstrijden
en competities in beginsel verantwoord is.
Bij het samenstellen van onderdeel 1 van de bijlage zijn de positieve of negatieve
matchfixingservaringen met (wedstrijden of competities in) andere landen betrokken,
alsook de (mate van) objectieve verslaglegging van een wedstrijd aan de hand van beelden,
bijvoorbeeld via een tv- of een live stream-verbinding. Ook is rekening gehouden met
de organisatiegraad en het professionaliteitsniveau van de organisatie onder wiens
auspiciën een wedstrijd of competitie wordt georganiseerd, bijvoorbeeld in relatie
tot het borgen van onafhankelijkheid van scheidsrechters alsmede de toepassing van
gedegen (tucht)procedures bij de sportorganisatie. Voorlichting aan sporters van de
betreffende wedstrijd of competitie over matchfixing geldt daarbij als een positieve
factor. Voorts is er aandacht geschonken aan de vraag of daartoe gespecialiseerde
bedrijven de betrokken wedstrijden monitoren op verdachte gokbewegingen.
Om een wedstrijd of een competitie uit te zonderen van de verplichting van een voorafgaande
matchfixingsanalyse, is het onvoldoende dat wordt gespeeld volgens de regels van een
internationale organisatie als de FIFA, UEFA of FIBA (basketbal). Hoewel nationale
sportorganisaties bij dergelijke internationale organisaties veelal als leden zijn
aangesloten, wordt in elk land een eigen licentiesysteem gehanteerd met ook eigen
eisen aan integriteit en een eigen wijze van handhaven. De organisatiegraad verschilt
bovendien per land.
Ondanks dat de vergunninghouder ingevolge dit artikel sportweddenschappen mag aanbieden
op de in onderdeel 1 van de bijlage opgenomen wedstrijden en competities zonder deze
voorafgaand aan het openstellen van die weddenschappen te onderwerpen aan risico-analyse,
rust op hem nog steeds de verplichting om de weddenschappen die hij daadwerkelijk
organiseert voor, tijdens en na het plaatsvinden van de betrokken wedstrijd te monitoren op opmerkelijke en verdachte
gokpatronen. Dit is in overeenstemming met artikel 7, derde lid, van het Kansspelenbesluit
dat ertoe strekt dat de vergunninghouder vanaf het moment van de organisatie van een
weddenschap zorg draagt voor een deugdelijke identificatie, analyse en evaluatie van
de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijd. Het voorgaande houdt in
dat de periode waarover de risico-analyse zich uitstrekt, niet uitsluitend de periode
beslaat vanaf aanvang van de betrokken wedstrijd, maar ook betrekking heeft op de
periode daaraan voorafgaand, namelijk vanaf het moment waarop de vergunninghouder
de weddenschap open stelt. De vergunninghouder moet te allen tijde in staat zijn om
verantwoording af te leggen over de uitvoering van de hier bedoelde risico-analyse
aan de kansspelautoriteit.
De witte lijst in de vorm van onderdeel 1 van de bijlage bij deze regeling betreft
geen statisch document. De lijst betreft het actuele resultaat uit een voortdurend
proces van afstemming. Met sportorganisaties, zoals het NOC*NSF, de KNVB, de KNLTB
en de SNDR, wordt periodiek overleg gevoerd, mede gelet op het daarbij geldende adviesrecht
als bedoeld in artikel 7, zesde lid, van het Kansspelenbesluit. Dit kan in de toekomst
leiden tot aanvullingen of andere aanpassingen.
Artikel 3.3. Van weddenschappen uitgesloten wedstrijden en competities
Uit artikel 8, eerste lid, van het Kansspelenbesluit volgt dat vergunninghouders geen
weddenschappen op wedstrijden mogen organiseren, indien uit de risico-analyse van
de vergunninghouder blijkt dat er een onaanvaardbaar hoog risico bestaat op de manipulatie
van gebeurtenissen of uitkomsten, oftewel matchfixing. In aanvulling daarop schrijft
het tweede lid van voornoemd artikel onder andere voor dat op bepaalde typen wedstrijden
in het geheel geen weddenschappen mogen worden aangeboden vanwege het onaanvaardbare
risico op matchfixing, namelijk bij jeugdwedstrijden, wedstrijden waar uitsluitend
spelers om niet aan deelnemen, wedstrijden waarvan het verloop niet objectief wordt
vastgelegd, en wedstrijden waarop in het land waar die wedstrijd wordt georganiseerd,
wegens het risico op manipulatie geen weddenschappen mogen worden afgesloten. Ten
aanzien van dergelijke wedstrijden komt de vergunninghouder bij voorbaat al niet toe
aan het uitvoeren van een risico-analyse.
Ter uitvoering van artikel 8, vierde lid, van het Kansspelenbesluit bepaalt het onderhavige
artikel in samenhang met onderdeel 2 van de bijlage bij deze regeling op welke wedstrijden
en competities in ieder geval geen weddenschappen mogen worden georganiseerd in verband
met het risico voor de integriteit van die wedstrijden of competities en zodoende
het risico op matchfixing. Ook in die gevallen is het overbodig dat de vergunninghouder
een risico-analyse uitvoert.
Net als onderdeel 1 van de bijlage is onderdeel 2 van diezelfde bijlage tot stand
gekomen na overleg met en gelet op het daarbij ontvangen advies van de NOC*NSF en
andere Nederlandse overkoepelende sportorganisaties, waaronder de KNVB, de KNLTB en
de SNDR, en na afstemming met de kansspelautoriteit. Op voorspraak van de SNDR zijn
in onderdeel 2 van de bijlage de zogeheten duo sulky koersen opgenomen, als wedstrijden waarop geen weddenschappen mogen worden aangeboden.
Duo sulky koersen zijn gelegenheidskoersen, namelijk harddraverijen geïnitieerd door een baanvereniging,
voor met name promotionele doeleinden. Bij die koersen ontbreekt de benodigde professionaliteit
ter zake het voorkomen en beheersen van risico’s op matchfixing.
Om matchfixingsrisico’s zo veel mogelijk uit te sluiten zijn in onderdeel 2 op advies
van de KNVB ook vriendschappelijke voetbalwedstrijden opgenomen die niet zijn georganiseerd
onder auspiciën van de FIFA of één van haar confederaties of van een nationale bond
en voetbalwedstrijden van spelers in de leeftijdscategorie van onder de 21 jaar en
jongere leeftijdscategorieën. Hierbij wordt opgemerkt dat op jeugdwedstrijden, namelijk
wedstrijden waar voornamelijk minderjarigen aan deelnemen, reeds geen weddenschappen
mogen worden aangeboden op grond van artikel 8, tweede lid, van het Kansspelenbesluit.
Het organiseren van weddenschappen op vriendschappelijke voetbalwedstrijden of trainingswedstrijden,
bijvoorbeeld ter voorbereiding op de competitie of tijdens de winterstop, wordt slechts
verantwoord geacht als die wedstrijden worden georganiseerd onder auspiciën van de
FIFA of een van haar confederaties, zoals de UEFA, en als uit een daaraan voorafgaande
risicoanalyse geen onaanvaardbaar hoge risico’s op matchfixing worden onderkend. In
dat geval kunnen vergunninghouders bijvoorbeeld wel op vriendschappelijke wedstrijden
van het Nederlands voetbalelftal weddenschappen aanbieden.
Ook ten aanzien van onderdeel 2 van de bijlage geldt dat het hier niet om een statisch
document gaat en dat dit het actuele resultaat is uit een proces dat ook na de vaststelling
van de bijlage blijft doorlopen. Zo vindt periodiek overleg plaats met sportorganisaties,
zoals het NOC*NSF, de KNVB, de KNLTB en de Stichting Nederlandse Draf- en Rensport,
mede gelet op het daarbij geldende adviesrecht als bedoeld in artikel 8, vierde lid,
van het Kansspelenbesluit. Dit kan aanvullingen of andere aanpassingen opleveren ten
aanzien van onderdeel 2 of de gehele bijlage.
Paragraaf 4. Handhaving
Artikel 4.1. De inbeslagneming van voorwerpen
De toezichtmedewerkers van de kansspelautoriteit kunnen op grond van artikel 34i van
de Wok in het kader van bestuursrechtelijke handhaving voorwerpen in beslag nemen.
Het gaat hier bijvoorbeeld om voorwerpen als rouletteketels en gokzuilen, al dan niet
in de vorm van een laptop.
Aangezien de kansspelautoriteit in dergelijke gevallen de betrokken eigenaar van het
voorwerp niet middels een – te overhandigen of te verzenden – schriftelijke mededeling
als bedoeld in artikel 34i, derde lid, eerste volzin, van de Wok op de hoogte kan
stellen van de inbeslagneming, is in dit artikel geregeld dat de kansspelautoriteit
mededeling daarover doet op diens website en in één of meerdere door hem aan te wijzen
dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen. Slechts een mededeling op de website zal niet
volstaan, omdat het niet is uit te sluiten dat de – voor de kansspelautoriteit onbekende
– eigenaar niet weet dat het voorwerp in beslag is genomen op grond van de kansspelwetgeving
en dat hij daartoe de website van de kansspelautoriteit moet raadplegen. De mededeling
moet een voldoende nauwkeurige omschrijving van de inbeslaggenomen voorwerpen bevatte,
zodat het als zodanig kan worden herkend.
Door op de hiervoor genoemde wijze over de inbeslagneming mede te delen kan de eigenaar
alsnog – tijdig – kennis nemen daarvan, voordat de voorwerpen vervallen aan de staat.
Indien de eigenaar wenst dat de voorwerpen aan hem worden geretourneerd, dan kan hij
binnen een maand na de betrokken mededeling een klaagschriftprocedure starten als
bedoeld in artikel 34i, vijfde lid, van de Wok. Het onderhavige artikel is mede opgesteld
naar het voorbeeld van artikel 1:37 van de Algemene douaneregeling, waar artikel 34i
van de Wok aan ontleend is.
Artikel 4.2. De opslag van inbeslaggenomen voorwerpen
Voor de opslag van een inbeslaggenomen voorwerp – van een bekende dan wel onbekende
eigenaar – zal de kansspelautoriteit een bedrijf inschakelen. Aangezien de opslag
onder verantwoordelijkheid van de kansspelautoriteit plaatsvindt, zal die afspraken
maken met het bedrijf over de wijze waarop de inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden
opgeslagen. Schade aan of diefstal van voorwerpen die mogelijkerwijs moeten worden
geretourneerd aan de eigenaar, bijvoorbeeld vanwege een beslissing in een klaagschriftprocedure
als bedoeld in artikel 34i, vijfde lid, van de Wok, moet zo veel mogelijk worden voorkomen.
De kosten van de opslag en van de eventuele vernietiging van inbeslaggenomen voorwerpen
komen ingevolge het negende lid van datzelfde artikel voor rekening van de overtreder,
voor zover deze bekend is.
Artikel 4.3. De vernietiging van inbeslaggenomen voorwerpen
Volgens artikel 34i, tweede lid, van de Wok worden voorwerpen in beslag genomen die
kennelijk zijn bestemd voor het organiseren van kansspelen en die van zodanige aard
zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het belang van de verantwoorde,
betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen overeenkomstig die wet. Het
gaat hier veelal om voorwerpen die worden ingezet voor het organiseren van illegale
kansspelen. Na de inbeslagneming van deze voorwerpen moet worden voorkomen dat zij
opnieuw voor dat doeleinde kunnen worden gebruikt.
Aangezien het doorgaans gaat om voorwerpen die niet geschikt zijn voor doorverkoop,
schrijft het onderhavig artikellid voor dat die voorwerpen worden vernietigd na opdracht
daartoe van de kansspelautoriteit. Hiermee wordt het voorbeeld gevolgd van artikel 117,
tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering waaruit volgt dat ten
aanzien van inbeslaggenomen voorwerpen die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde
bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, slechts machtiging tot
vernietiging wordt verleend.
Evenals voor de opslag van inbeslaggenomen voorwerpen schakelt de kansspelautoriteit
voor de vernietiging van die voorwerpen een bedrijf in. Het wordt niet uitgesloten
dat het bedrijf die zich over de opslag van de voorwerpen heeft ontfermd, ook de vernietiging
daarvan op zich mag nemen van de kansspelautoriteit, bijvoorbeeld met het oog op kostenbesparing.
Het bedrijf gaat in ieder geval niet over tot vernietiging van de inbeslaggenomen
voorwerpen zonder uitdrukkelijke opdracht daartoe van de kansspelautoriteit.
Tweede lid
De inbeslaggenomen voorwerpen mogen in ieder geval niet worden vernietigd zo lang
deze voorwerpen niet definitief aan de staat vervallen, bijvoorbeeld vanwege een voorlopige
voorziening, een ingediend klaagschrift (artikel 34i, vijfde lid, van de Wok) of beroep
in cassatie (artikel 34i, vijfde lid, van de Wok juncto artikel 552d van het Wetboek
van Strafvordering). De vernietiging van een voorwerp is onomkeerbaar en is daarmee
geen lichtzinnige maatregel. De eigenaar van een inbeslaggenomen voorwerp die de teruggave
verlangt van dat voorwerp wordt de gelegenheid geboden om de daartoe toepasselijk
rechtsmiddelen aan te wenden zonder het risico dat het voorwerp tussentijds wordt
vernietigd.
Paragraaf 5. Slotbepalingen
Artikel 5.1. Inwerkingtreding
Deze regeling is opgesteld in verband met de regulering van kansspelen op afstand.
In navolging van de Regeling kansspelen op afstand treedt deze regeling daarom in
werking op 1 april 2021.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker