Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 oktober 2021, nr. WJZ/ 21240443, houdende tijdelijke vrijstelling van artikel 8a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit gebruik meststoffen in verband met lage temperaturen en veelvuldige regen (Vrijstellingsregeling inzaai vanggewas na maïs in verband met lage temperaturen en veelvuldige regen in 2021)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op artikel 64, tweede en derde lid, van de Wet bodembescherming;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder grond en zand- of lössgrond hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet.

Artikel 2 Verschuiving uiterste inzaaidatum vanggewas na maïs

Van de in artikel 8a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit gebruik meststoffen gestelde verplichting om na de teelt van maïs op zand- of lössgrond direct aansluitend en uiterlijk op 1 oktober van het desbetreffende jaar een bij ministeriële regeling aangewezen gewas te telen, wordt vrijstelling verleend tot ten hoogste drie etmalen na de maïsoogst, met dien verstande dat dat aangewezen gewas uiterlijk op 31 oktober 2021 wordt geteeld.

Artikel 3 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2021.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 november 2021.

Artikel 4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling inzaai vanggewas na maïs in verband met lage temperaturen en veelvuldige regen in 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 oktober 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Een onderdeel van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn betreft de verplichte inzaai van een vanggewas na de teelt van maïs op zand- en lössgronden, direct aansluitend op deze teelt maar uiterlijk 1 oktober. Men kan hierbij kiezen voor het toepassen van zogenaamde onderzaai waarbij het vanggewas wordt ingezaaid tussen de groeiende maïs, of nazaai waarbij het vanggewas direct na de teelt wordt ingezaaid. De weersomstandigheden van 2021, met een nat en koud voorjaar en een zomer met veel neerslag, hebben ervoor gezorgd dat de maïs relatief laat is ingezaaid en er weinig onderzaai is toegepast. Dit heeft tot gevolg dat een groot deel van de maïs niet voor 1 oktober is afgerijpt, en een groot deel van dit areaal nog dient te worden ingezaaid met een vanggewas.

De Technische Commissie Bodem (TCB) en de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) is advies gevraagd ten aanzien van de effecten van het niet tijdig inzaaien van een vanggewas enerzijds, en het niet rijp oogsten en vervolgens vervoederen van de maïs anderzijds. Door de Commissie Deskundigen Meststoffenwet wordt aangegeven dat het vervoederen van onrijpe snijmaïs een negatieve afwenteling kan geven op de methaanemissie en dat er mogelijk risico’s zijn op pensverzuring en daarmee voor de diergezondheid. De directe effecten op ammoniakemissie zijn naar verwachting beperkt. Door de TCB wordt negatief geadviseerd ten aanzien van het verschuiven van de uiterste inzaaidatum van het vanggewas, omdat dit de uitspoeling van nitraat naar het bovenste grondwater versterkt.

Uit gesprekken met de sector en op aangeven van de CDM blijkt dat het voor een groot deel van het areaal snijmaïs logistiek niet gaat lukken om voor 1 oktober een vanggewas te hebben ingezaaid. Dit kan in de handhaving grote gevolgen hebben. Om deze reden wordt voor het kalenderjaar 2021 vrijstelling verleend van de uiterste inzaaidatum van 1 oktober en wordt deze verlengd naar ten hoogste 3 etmalen na de oogst maar uiterlijk 31 oktober.

2. Gevolgen

In deze regeling wordt de uiterste inzaaidatum van het vanggewas na de teelt van maïs op zand- en lössgronden verschoven van direct aansluitend aan de oogst maar uiterlijk op 1 oktober, naar ten hoogste 3 etmalen na de oogst maar uiterlijk op 31 oktober.

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Wet bodembescherming (Wbb) kan vrijstelling worden verleend van de uiterste inzaaidatum voor het vanggewas, zoals dat volgt uit artikel 8a, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm). Vrijstelling kan worden verleend voor zover het belang van de bescherming van de bodem zich daar niet tegen verzet. Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Wbb kunnen aan de vrijstelling voorschriften worden verbonden die nodig zijn in het belang van de bescherming van het milieu.

In deze regeling is gebruik gemaakt van de bevoegdheid van artikel 64, derde lid, van de Wbb, door vrijstelling te verlenen van de uiterste inzaaidatum van 1 oktober en deze te bepalen op uiterlijk drie etmalen na de maïsoogst, met dien verstande dat het vanggewas uiterlijk op 31 oktober 2021 moet worden ingezaaid.

3. Regeldruk

Deze regeling is ten behoeve van het bedrijfsleven opgesteld. Het verschuiven van de uiterste inzaaidatum vereist geen extra inspanning van een ondernemer en zal dus niet leiden tot een verhoging van de regeldruk.

4. Uitvoerings- en handhavingslasten

Voor wat betreft uitvoering en handhaving zal deze vrijstellingsregeling enkele effecten met zich meedragen. Bij geen vrijstelling zouden veel landbouwers dit jaar niet aan de wetgeving kunnen voldoen en zou er sanctionerend opgetreden moeten worden. Er zal nu minder gesanctioneerd worden wat tot minder handhavingslast leidt. Voor RVO kan deze vrijstellingsregeling leiden tot extra vragen via klantcontact en zal extra communicatie moeten worden ingezet.

5. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dag van bekendmaking in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 oktober 2021. Hiermee wordt bereikt dat de volle periode van 1 oktober tot en met 31 oktober 2021 gebruik kan worden gemaakt van deze regeling. De regeling vervalt met ingang van 1 november 2021.

Met de gekozen inwerkingtredingsdatum en het ontbreken van een invoeringstermijn van 2 maanden tussen publicatiedatum en datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten voor regelgeving. Omdat onderhavige regeling aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt en spoedig in werking moet treden om effectief te kunnen zijn, is afwijking van de vaste verandermomenten echter toegestaan.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven