TOELICHTING
Achtergrond subsidieregeling en aanleiding verlenging
De wet- en regelgeving inzake subsidies op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties bestaat sinds 1 juli 2013 uit drie elementen:
-
1. De Kaderwet overige BZK-subsidies, waarin enkele algemene bepalingen zijn opgenomen,
waaronder ook een bepaling inzake de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;
-
2. Het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: Kaderbesluit), waarin in principe alle uitvoerende
elementen van de subsidieverstrekking aan de orde zijn, inclusief bepalingen betreffende
misbruik en oneigenlijk gebruik;
-
3. Subsidieregelingen die zoveel mogelijk zijn ontdaan van uitvoeringsbepalingen.
Het Professionaliseringsfonds politieke ambtsdragers, griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies
2022–2024 stelt de Wethoudersvereniging (hierna: WHV), de Nederlandse Vereniging voor
Raadsleden (hierna: NVVR), StatenlidNu, de Vereniging van Griffiers (hierna: VvG)
en de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (hierna: NVRR)
in staat om activiteiten te organiseren die gericht zijn op de uitoefening en verdere
professionalisering van de ambten van respectievelijk wethouders, leden van gedeputeerde
staten, gemeenteraadsleden, statenleden, griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies.
Dit professionaliseringsfonds maakt het mogelijk dat genoemde verenigingen door de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie worden gesubsidieerd, waarbij
geldt dat de hierboven genoemde organisaties en hun eventuele rechtsopvolgers de enige
instanties zijn die een subsidie kunnen aanvragen. Aangezien het periodiek terugkerende
subsidies betreft, worden deze subsidierelaties middels deze ministeriële regeling
verankerd en daarmee onder de werking van het BZK-subsidiekader gebracht.
De onderhavige subsidieregeling voorziet in een grondslag om subsidie te verlenen
in de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024.
Doel van de subsidie (artikel 1)
Het is belangrijk dat er binnen onze representatieve democratie voldoende goed toegeruste
politieke ambtsdragers beschikbaar zijn en blijven. De subsidie wordt onder meer verstrekt
ten behoeve van opleidingen en trainingen zowel voor beginnende politieke ambtsdragers
als voor politieke ambtsdragers die al langere tijd het ambt uitoefenen. Daarnaast
wordt de subsidie verstrekt ten behoeve van de professionalisering van griffiers,
rekenkamers en rekenkamercommissies. Hierdoor kunnen zij hun ondersteunende rol ten
opzichte van politieke ambtsdragers goed invullen. Daarmee is de Subsidieregeling Professionaliseringsfonds politieke ambtsdragers, griffiers, rekenkamers
en rekenkamercommissies 2022–2024 gericht op de permanente professionalisering van
politieke ambtsdragers, griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies, in het belang
van het openbaar bestuur. Gelet op het doel van de subsidie, en gelet op artikel 4.10,
tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, is een nieuwe horizonbepaling op drie
jaar vastgesteld.
De burgemeesters vallen buiten de Subsidieregeling Professionaliseringsfonds politieke
ambtsdragers en griffiers 2021–2024. Dit hangt samen met het feit dat voor deze groep
politieke ambtsdragers reeds per januari 2020 de Subsidieregeling Professionaliseringsfonds
burgemeesters 2020–2024 van kracht is. De WHV, NVVR, StatenlidNu, VvG en NVRR ontvingen
tot nu toe subsidie gebaseerd op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.
De subsidieaanvraag, de subsidieverlening en het voorschot (artikel 3)
Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 31 oktober plaats te vinden ten behoeve van een
subsidie voor het daaropvolgende jaar (artikel 3, eerste lid). In artikel 11 van het
Kaderbesluit is opgenomen welke bescheiden deel moeten uitmaken van de aanvraag. Om
inzicht te geven in de administratieve lasten die met deze regeling gepaard gaan worden
de betreffende bescheiden hieronder weergegeven:
-
• een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;
-
• een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de betreffende subsidieregeling;
-
• een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de geraamde inkomsten
en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd;
-
• een tijdsplanning van de activiteit;
-
• het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief
een bewijs dat de bankrekening op naam van de WHV, NVVR, StatenlidNu, VvG of de NVRR
staat;
-
• het inschrijfnummer van de WHV, NVVR, StatenlidNu, VvG of de NVRR bij de Kamer van
Koophandel.
De beslissing op een subsidieaanvraag dient uiterlijk 13 weken na de aanvraag te zijn
genomen (artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit). Nu de uiterlijke datum van
het indienen van de subsidieaanvraag gesteld is op 31 oktober betekent dit dat een
beslissing op aanvraag uiterlijk 31 januari van het volgende jaar genomen moet worden.
Op de aanvraag wordt onder meer afwijzend beslist als de aanvraag niet voldoet aan
de gestelde regels of als de minister van oordeel is dat de activiteiten onvoldoende
bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie (artikelen 12 en 13, onderdeel g,
van het Kaderbesluit). In de genoemde termijn van 13 weken kan ook nadere onderbouwing
gegeven worden om alsnog te komen tot een beslissing conform de subsidieaanvraag.
Wordt besloten subsidie te verlenen (al dan niet conform het aangevraagde bedrag)
dan zal in de praktijk deze beslissing in januari van het te subsidiëren jaar worden
genomen (en niet in de maanden november en december van het jaar waarin de aanvraag
is gedaan). De achtergrond daarvan is de vanuit het oogpunt van begrotingssystematiek
gewenste congruentie tussen het jaar van de te nemen beschikking en de uitbetaling
daarvan.
Het voorschot op de subsidie zal binnen zes weken na deze beschikking worden uitbetaald
(artikel 3, tweede lid, tweede volzin). Ten opzichte van de voorgaande regeling is
daarbij de veel gehanteerde 80–20 norm ingevoerd (artikel 3, tweede lid, eerste volzin).
De subsidievaststelling
Met betrekking tot de subsidievaststelling is het bepaalde in artikel 22 van het Kaderbesluit
van toepassing. Dat betekent dat de aanvraag hiertoe uiterlijk op 1 april van het
jaar na het (laatste) kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft moet worden
ingediend. Bij de aanvraag moet in ieder geval een eindverslag en een controleverklaring
worden meegezonden (artikel 24, eerste lid, van het Kaderbesluit). De minister dient
op grond van artikel 22, vijfde lid, van het Kaderbesluit binnen 22 weken na ontvangst
van de aanvraag over de subsidievaststelling te beslissen. Ten aanzien van de verantwoording
geldt verder dat de WHV, NVVR, StatenlidNu, VvG of de NVRR medewerking verlenen aan
een evaluatieonderzoek naar de toepassing en effecten van de regeling (artikel 21,
aanhef en onder d, van het Kaderbesluit).
Periode waarop de subsidieregeling ziet (artikel 4)
Een subsidieregeling kent een maximale looptijd van vijf jaar (artikel 4.10, tweede
lid, Comptabiliteitswet 2016). Op basis van deze subsidieregeling kan driemaal subsidie
worden verstrekt, te beginnen in het jaar 2022. De laatste subsidieaanvraag waarop
deze regeling betrekking kan hebben is een subsidie voor het jaar 2024. Die aanvraag
dient uiterlijk 31 oktober 2023 ingediend te zijn (artikel 3, eerste lid). De mogelijk
te subsidiëren periode die deze regeling beslaat, is derhalve 1 januari 2022 tot en
met 31 december 2024. De regeling vervalt dan ook per 1 januari 2025 en biedt geen
grondslag voor het verlenen van een subsidie vanaf het jaar 2025.
Staatssteunrecht
Deze subsidieregeling is bezien in relatie tot het verlenen van ongeoorloofde staatssteun
in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(hierna: VWEU). Wanneer de overheid steun verleent aan een onderneming kan dit te
kwalificeren zijn als staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ dient daarbij breed uitgelegd
te worden; het uitvoeren van een economische activiteit (ook zonder winstoogmerk)
kan op zichzelf al leiden tot de conclusie dat er sprake is van een onderneming. De
activiteiten van het professionaliseringsfonds ten behoeve van de opleidingen van
de WHV, NVVR, StatenlidNu of de VvG richten zich op het verzamelen en verspreiden
van kennis en de financiering van de opleidingen van de leden van deze verenigingen.
Zolang dit kosteloos of tegen kostprijs gebeurt is er geen sprake van staatssteun.
Bij de inhuur van externen voor deze opleidingen, zoals sprekers, zaalhuur en ICT
kan er wel sprake zijn van indirecte staatssteun. Om dit te voorkomen, zal in de jaarlijkse
subsidiebeschikking de voorwaarde worden opgenomen dat in dergelijke gevallen meerdere
marktpartijen om offertes worden gevraagd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren