Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 oktober 2021, houdende regels voor de subsidiëring van het Professionaliseringsfonds politieke ambtsdragers, griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies voor de periode 2022–2024 (Subsidieregeling Professionaliseringsfonds politieke ambtsdragers, griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies 2022–2024)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en artikel 11, tweede en derde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan aan de Wethoudersvereniging subsidie verstrekken voor activiteiten ten behoeve van de uitoefening van het ambt en de verdere professionalisering van wethouders en leden van gedeputeerde staten met als doel een zo goed mogelijke uitoefening van deze ambten.

  • 2. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan aan de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden subsidie verstrekken voor activiteiten ten behoeve van de uitoefening van het ambt en de verdere professionalisering van raadsleden met als doel een zo goed mogelijke uitoefening van dit ambt.

  • 3. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan aan StatenlidNu subsidie verstrekken voor activiteiten ten behoeve van de uitoefening van het ambt en de verdere professionalisering van statenleden met als doel een zo goed mogelijke uitoefening van dit ambt.

  • 4. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan aan de Vereniging van Griffiers subsidie verstrekken voor activiteiten ten behoeve van de uitoefening van het ambt en de verdere professionalisering van griffiers met als doel een zo goed mogelijke uitoefening van dit ambt.

  • 5. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan aan de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies subsidie verstrekken voor activiteiten ten behoeve de verdere professionalisering van rekenkamers en rekenkamercommissies met als doel een zo goed mogelijke uitoefening van de rekenkamertaak.

Artikel 2

  • 1. De subsidie wordt voor een boekjaar verstrekt. Een boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag dat jaarlijks bij de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is vastgesteld.

Artikel 3

  • 1. Een aanvraag tot het verlenen van subsidie kan tot 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft worden ingediend bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt een voorschot ter hoogte van maximaal 80% van de te verlenen subsidie, rekening houdend met het bestedings- of uitgavenpatroon in de aanvraag. Het voorschot wordt binnen zes weken na de beschikking tot subsidieverlening uitbetaald.

Artikel 4

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Professionaliseringsfonds politieke ambtsdragers, griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies 2022–2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Achtergrond subsidieregeling en aanleiding verlenging

De wet- en regelgeving inzake subsidies op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bestaat sinds 1 juli 2013 uit drie elementen:

  • 1. De Kaderwet overige BZK-subsidies, waarin enkele algemene bepalingen zijn opgenomen, waaronder ook een bepaling inzake de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

  • 2. Het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: Kaderbesluit), waarin in principe alle uitvoerende elementen van de subsidieverstrekking aan de orde zijn, inclusief bepalingen betreffende misbruik en oneigenlijk gebruik;

  • 3. Subsidieregelingen die zoveel mogelijk zijn ontdaan van uitvoeringsbepalingen.

Het Professionaliseringsfonds politieke ambtsdragers, griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies 2022–2024 stelt de Wethoudersvereniging (hierna: WHV), de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden (hierna: NVVR), StatenlidNu, de Vereniging van Griffiers (hierna: VvG) en de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (hierna: NVRR) in staat om activiteiten te organiseren die gericht zijn op de uitoefening en verdere professionalisering van de ambten van respectievelijk wethouders, leden van gedeputeerde staten, gemeenteraadsleden, statenleden, griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies.

Dit professionaliseringsfonds maakt het mogelijk dat genoemde verenigingen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie worden gesubsidieerd, waarbij geldt dat de hierboven genoemde organisaties en hun eventuele rechtsopvolgers de enige instanties zijn die een subsidie kunnen aanvragen. Aangezien het periodiek terugkerende subsidies betreft, worden deze subsidierelaties middels deze ministeriële regeling verankerd en daarmee onder de werking van het BZK-subsidiekader gebracht.

De onderhavige subsidieregeling voorziet in een grondslag om subsidie te verlenen in de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024.

Doel van de subsidie (artikel 1)

Het is belangrijk dat er binnen onze representatieve democratie voldoende goed toegeruste politieke ambtsdragers beschikbaar zijn en blijven. De subsidie wordt onder meer verstrekt ten behoeve van opleidingen en trainingen zowel voor beginnende politieke ambtsdragers als voor politieke ambtsdragers die al langere tijd het ambt uitoefenen. Daarnaast wordt de subsidie verstrekt ten behoeve van de professionalisering van griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies. Hierdoor kunnen zij hun ondersteunende rol ten opzichte van politieke ambtsdragers goed invullen. Daarmee is de Subsidieregeling Professionaliseringsfonds politieke ambtsdragers, griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies 2022–2024 gericht op de permanente professionalisering van politieke ambtsdragers, griffiers, rekenkamers en rekenkamercommissies, in het belang van het openbaar bestuur. Gelet op het doel van de subsidie, en gelet op artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, is een nieuwe horizonbepaling op drie jaar vastgesteld.

De burgemeesters vallen buiten de Subsidieregeling Professionaliseringsfonds politieke ambtsdragers en griffiers 2021–2024. Dit hangt samen met het feit dat voor deze groep politieke ambtsdragers reeds per januari 2020 de Subsidieregeling Professionaliseringsfonds burgemeesters 2020–2024 van kracht is. De WHV, NVVR, StatenlidNu, VvG en NVRR ontvingen tot nu toe subsidie gebaseerd op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De subsidieaanvraag, de subsidieverlening en het voorschot (artikel 3)

Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 31 oktober plaats te vinden ten behoeve van een subsidie voor het daaropvolgende jaar (artikel 3, eerste lid). In artikel 11 van het Kaderbesluit is opgenomen welke bescheiden deel moeten uitmaken van de aanvraag. Om inzicht te geven in de administratieve lasten die met deze regeling gepaard gaan worden de betreffende bescheiden hieronder weergegeven:

  • een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de betreffende subsidieregeling;

  • een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de geraamde inkomsten en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • een tijdsplanning van de activiteit;

  • het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de WHV, NVVR, StatenlidNu, VvG of de NVRR staat;

  • het inschrijfnummer van de WHV, NVVR, StatenlidNu, VvG of de NVRR bij de Kamer van Koophandel.

De beslissing op een subsidieaanvraag dient uiterlijk 13 weken na de aanvraag te zijn genomen (artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit). Nu de uiterlijke datum van het indienen van de subsidieaanvraag gesteld is op 31 oktober betekent dit dat een beslissing op aanvraag uiterlijk 31 januari van het volgende jaar genomen moet worden. Op de aanvraag wordt onder meer afwijzend beslist als de aanvraag niet voldoet aan de gestelde regels of als de minister van oordeel is dat de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie (artikelen 12 en 13, onderdeel g, van het Kaderbesluit). In de genoemde termijn van 13 weken kan ook nadere onderbouwing gegeven worden om alsnog te komen tot een beslissing conform de subsidieaanvraag. Wordt besloten subsidie te verlenen (al dan niet conform het aangevraagde bedrag) dan zal in de praktijk deze beslissing in januari van het te subsidiëren jaar worden genomen (en niet in de maanden november en december van het jaar waarin de aanvraag is gedaan). De achtergrond daarvan is de vanuit het oogpunt van begrotingssystematiek gewenste congruentie tussen het jaar van de te nemen beschikking en de uitbetaling daarvan.

Het voorschot op de subsidie zal binnen zes weken na deze beschikking worden uitbetaald (artikel 3, tweede lid, tweede volzin). Ten opzichte van de voorgaande regeling is daarbij de veel gehanteerde 80–20 norm ingevoerd (artikel 3, tweede lid, eerste volzin).

De subsidievaststelling

Met betrekking tot de subsidievaststelling is het bepaalde in artikel 22 van het Kaderbesluit van toepassing. Dat betekent dat de aanvraag hiertoe uiterlijk op 1 april van het jaar na het (laatste) kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft moet worden ingediend. Bij de aanvraag moet in ieder geval een eindverslag en een controleverklaring worden meegezonden (artikel 24, eerste lid, van het Kaderbesluit). De minister dient op grond van artikel 22, vijfde lid, van het Kaderbesluit binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag over de subsidievaststelling te beslissen. Ten aanzien van de verantwoording geldt verder dat de WHV, NVVR, StatenlidNu, VvG of de NVRR medewerking verlenen aan een evaluatieonderzoek naar de toepassing en effecten van de regeling (artikel 21, aanhef en onder d, van het Kaderbesluit).

Periode waarop de subsidieregeling ziet (artikel 4)

Een subsidieregeling kent een maximale looptijd van vijf jaar (artikel 4.10, tweede lid, Comptabiliteitswet 2016). Op basis van deze subsidieregeling kan driemaal subsidie worden verstrekt, te beginnen in het jaar 2022. De laatste subsidieaanvraag waarop deze regeling betrekking kan hebben is een subsidie voor het jaar 2024. Die aanvraag dient uiterlijk 31 oktober 2023 ingediend te zijn (artikel 3, eerste lid). De mogelijk te subsidiëren periode die deze regeling beslaat, is derhalve 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024. De regeling vervalt dan ook per 1 januari 2025 en biedt geen grondslag voor het verlenen van een subsidie vanaf het jaar 2025.

Staatssteunrecht

Deze subsidieregeling is bezien in relatie tot het verlenen van ongeoorloofde staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Wanneer de overheid steun verleent aan een onderneming kan dit te kwalificeren zijn als staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ dient daarbij breed uitgelegd te worden; het uitvoeren van een economische activiteit (ook zonder winstoogmerk) kan op zichzelf al leiden tot de conclusie dat er sprake is van een onderneming. De activiteiten van het professionaliseringsfonds ten behoeve van de opleidingen van de WHV, NVVR, StatenlidNu of de VvG richten zich op het verzamelen en verspreiden van kennis en de financiering van de opleidingen van de leden van deze verenigingen. Zolang dit kosteloos of tegen kostprijs gebeurt is er geen sprake van staatssteun.

Bij de inhuur van externen voor deze opleidingen, zoals sprekers, zaalhuur en ICT kan er wel sprake zijn van indirecte staatssteun. Om dit te voorkomen, zal in de jaarlijkse subsidiebeschikking de voorwaarde worden opgenomen dat in dergelijke gevallen meerdere marktpartijen om offertes worden gevraagd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven