TOELICHTING
Algemeen
De Regeling vrijstelling vervoer gevaarlijke stoffen militaire
voertuigen 2002 (de regeling) bevat diverse vrijstellingen voor het militaire
vervoer van gevaarlijke stoffen van de verboden en regels die zijn vastgesteld
bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Twee vrijstellingen worden
feitelijk niet meer gebruikt. Het betreft de vrijstellingen die in de artikelen
6 en 7 van de regeling waren opgenomen en die betrekking hadden op technische
eisen aan militaire voertuigen die vóór 1997 in gebruik waren genomen. In de
onderhavige wijzigingsregeling zijn deze vrijstellingen vervangen door een
drietal nieuwe vrijstellingen. De nieuwe vrijstellingen hebben betrekking op de
etikettering van munitie, de markering van drukhouders en de opslag en het
gebruik van lithiumbatterijen en hebben als zodanig geen inhoudelijke gevolgen.
In de artikelsgewijze toelichting worden de vrijstellingen nader
toegelicht.
Toezicht en handhaving
Het toezicht op de nieuwe vrijstellingen zal worden uitgevoerd
door het Korps Militaire Controleurs Gevaarlijke Stoffen (KMCGS) en de
Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
ILT en ATR
De onderhavige regeling is door de ILT in het kader van de
HUF-toets beoordeeld als uitvoerbaar, handhaafbaar en fraudebestendig.
De ATR heeft besloten de regeling niet te selecteren voor een
formeel advies. Dit gelet op de analyse dat de regeling naar verwachting geen
gevolgen voor de regeldruk heeft.
Inspraak en consultatie
De onderhavige regeling is aangeboden voor internetconsultatie.
Er is één reactie ingediend door een particulier. Deze stelt dat iedereen die
gevaarlijke stoffen transporteert een gelijke behandeling moet krijgen en ter
controle een vergunning moet aanvragen. Dit geldt dus ook voor de krijgsmacht.
Naar aanleiding van deze reactie wordt opgemerkt dat de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen voorziet in een bevoegdheid om vrijstelling te verlenen van de regels
die gelden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door de krijgsmacht. Met de
onderhavige regeling wordt gebruik gemaakt van deze wettelijke
vrijstellingsbevoegdheid. De redenen om hiervan gebruik te maken zijn nader
toegelicht in de toelichting bij deze regeling.
Artikelsgewijs
Artikel I
Nieuwe artikel 6
De krijgsmacht beschikt over grote munitievoorraden die voor de
lange termijn zijn aangeschaft. De internationale voorschriften voor het
vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg zijn in 2015 geharmoniseerd met de
voorschriften voor andere vervoersmodaliteiten. Daardoor is een aantal
technische eisen over de afmetingen en gebruikte opmaak van gevaarsetiketten op
verpakkingen van toepassing op het vervoer van munitie door de krijgsmacht. Het
is echter zeer arbeidsintensief en leidt tot onnodige handelingen aan
verpakkingen met gevaarlijke stoffen indien de krijgsmacht bij elk transport
nieuwe etiketten moet aanbrengen terwijl uit het bestaande etiket duidelijk
blijkt wat de gevaareigenschappen zijn. Daarom is hiervoor in de regeling een
vrijstelling opgenomen.
Nieuwe artikel 7
Drukhouders zijn flessen die worden gevuld met lucht,
perslucht, zuurstof, stikstof of samengeperst gas. De krijgsmacht beschikt over
een groot aantal drukhouders die gebruikt worden voor verschillende doeleinden,
bijvoorbeeld ademapparatuur voor parachutisten, als apparaat ter ondersteuning
van de technische werking van andere systemen, als onderdeel van reddings- of
bergingsmiddelen, of als brandblusser of onderdeel hiervan. Deze drukhouders
worden vaak getest en gekeurd volgens specifieke niet-Europese
gebruiksvoorschriften (meestal Amerikaanse). Deze niet-Europese
gebruiksvoorschriften staan vaak niet toe dat er een markering aan of op de
buitenzijde van de drukhouders wordt aangebracht of dat de druk in de
drukhouder beneden een bepaalde waarde wordt gebracht. Hierdoor kan niet
volledig aan het gestelde in ADR randnummers 6.2.3 en 6.2.4 met betrekking tot
markering en opschriften van drukhouders worden voldaan. Deze drukhouders
worden door de krijgsmacht gevuld, onderhouden en intern of extern gekeurd,
waarbij de opschriften en markeringen dus niet of niet permanent zijn
aangebracht. De drukhouders hebben een logboek waar het gebruik en de keuringen
in worden vastgelegd. Voor het veilig gebruik in de verschillende systemen
worden deze periodiek gekeurd zoals voorgeschreven is door de fabrikant
(meestal elke 2, 5 of 10 jaar). Deze keuring vindt plaats door externe
bedrijven of door interne inspectie. Tijdens opslag worden de drukhouders
doorgaans voorzien van labels of informatie etiketten die worden verwijderd
voor gebruik. De veiligheid van het vervoer van de drukhouders is dan ook niet
in het geding. De keuringen, inspectie of het vullen van de drukhouders vindt
doorgaans plaats op een andere locatie dan waar ze gebruikt worden. Daarom is
voor het vervoer van de drukhouders deze vrijstelling benodigd.
Nieuwe artikel 8
De krijgsmacht beschikt over grote voorraden lithiumbatterijen
en apparatuur waarin lithiumbatterijen zijn verwerkt. Deze zijn sinds begin
jaren 70 van de vorige eeuw in gebruik en functioneren nog steeds naar behoren.
Een groot deel van de apparatuur zal gebruikt worden tot ver in de jaren dertig
van deze eeuw, omdat dan pas bepaalde systemen worden vervangen. Daarbij spelen
het in gebruik nemen van nieuwe typen gevechtsvliegtuigen, zoals de F35 en de
uitfasering van de F16, of de vervanging van mobiele communicatiemiddelen een
rol. Voor lithiumbatterijen die zijn aangeschaft vóór 1 januari 2018 wordt tot
1 januari 2033 vrijstelling verleend van randnummer 2.2.9.1.7, onderdeel a, van
bijlage 1 bij de VLG. In dit randnummer is bepaald dat lithiumbatterijen van
het type moeten zijn dat getest is conform de eisen uit het Handboek
beproevingen (subsectie 38.3, Deel III). Op basis van voortschrijdende
technisch-wetenschappelijke inzichten zijn de afgelopen jaren bepaalde eisen
voor deze testen aangepast alsook de informatie die vermeld moet worden in de
certificaten en testrapporten van de geteste lithiumbatterijen. De
lithiumbatterijen die vóór 1 januari 2018 door de krijgsmacht zijn aangeschaft,
voldoen niet aan de gewijzigde eisen. Aangezien de veiligheid van het vervoer
niet in het geding is, wordt met de onderhavige vrijstelling het vervoer van
deze batterijen tot 1 januari 2033 toegelaten.
Artikel II
De onderhavige regeling is niet twee maanden voor de
inwerkingtreding gepubliceerd in de Staatscourant. Daarnaast is de regeling
niet in werking getreden op een vast verandermoment. Omdat de doelgroep van de
regeling baat heeft bij een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de
regeling, is met gebruikmaking van de uitzonderingsmogelijkheid die Aanwijzing
4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving daarvoor
biedt, afgeweken van het stelsel van vaste verandermomenten.
De Staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg