Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 14 oktober 2021, nr. IENW/BSK-2021/266341, tot wijziging van de Regeling vrijstelling vervoer gevaarlijke stoffen militaire voertuigen 2002 in verband met de vervanging van enkele uitgewerkte vrijstellingen door diverse nieuwe vrijstellingen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De artikelen 6 tot en met 8 van de Regeling vrijstelling vervoer gevaarlijke stoffen militaire voertuigen 2002 komen te luiden:

Artikel 6

Voor het verrichten van handelingen met of ten aanzien van militaire voertuigen wordt voor wat betreft gevaarsetiketten, vrijstelling verleend van randnummer 5.2.2.2 van bijlage 1 bij de VLG, voor zover de gehanteerde modellen de klaarblijkelijke betekenis van het etiket niet beïnvloeden.

Artikel 7

Voor het verrichten van handelingen met of ten aanzien van militaire voertuigen wordt voor wat betreft drukhouders gevuld met UN 1002 lucht, samengeperst (perslucht) of UN 1006 argon, samengeperst of UN 1066 stikstof, samengeperst of UN 1072 zuurstof, samengeperst of UN 1956 samengeperst gas, N.E.G. of UN 3156 samengeperst gas, oxiderend, N.E.G., vrijstelling verleend van de randnummers 6.2.3 en 6.2.4 van bijlage 1 bij de VLG, voor zover deze drukhouders zijn ontworpen en gebouwd in overeenstemming met een norm of specificatie die wordt erkend door de bevoegde autoriteit van het land van goedkeuring.

Artikel 8

Voor het verrichten van handelingen met of ten aanzien van militaire voertuigen wordt voor wat betreft lithiumbatterijen die zijn aangeschaft vóór 1 januari 2018, tot 1 januari 2033 vrijstelling verleend van randnummer 2.2.9.1.7, onderdeel a, van bijlage 1 bij de VLG.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

TOELICHTING

Algemeen

De Regeling vrijstelling vervoer gevaarlijke stoffen militaire voertuigen 2002 (de regeling) bevat diverse vrijstellingen voor het militaire vervoer van gevaarlijke stoffen van de verboden en regels die zijn vastgesteld bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Twee vrijstellingen worden feitelijk niet meer gebruikt. Het betreft de vrijstellingen die in de artikelen 6 en 7 van de regeling waren opgenomen en die betrekking hadden op technische eisen aan militaire voertuigen die vóór 1997 in gebruik waren genomen. In de onderhavige wijzigingsregeling zijn deze vrijstellingen vervangen door een drietal nieuwe vrijstellingen. De nieuwe vrijstellingen hebben betrekking op de etikettering van munitie, de markering van drukhouders en de opslag en het gebruik van lithiumbatterijen en hebben als zodanig geen inhoudelijke gevolgen. In de artikelsgewijze toelichting worden de vrijstellingen nader toegelicht.

Toezicht en handhaving

Het toezicht op de nieuwe vrijstellingen zal worden uitgevoerd door het Korps Militaire Controleurs Gevaarlijke Stoffen (KMCGS) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).

ILT en ATR

De onderhavige regeling is door de ILT in het kader van de HUF-toets beoordeeld als uitvoerbaar, handhaafbaar en fraudebestendig.

De ATR heeft besloten de regeling niet te selecteren voor een formeel advies. Dit gelet op de analyse dat de regeling naar verwachting geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Inspraak en consultatie

De onderhavige regeling is aangeboden voor internetconsultatie. Er is één reactie ingediend door een particulier. Deze stelt dat iedereen die gevaarlijke stoffen transporteert een gelijke behandeling moet krijgen en ter controle een vergunning moet aanvragen. Dit geldt dus ook voor de krijgsmacht. Naar aanleiding van deze reactie wordt opgemerkt dat de Wet vervoer gevaarlijke stoffen voorziet in een bevoegdheid om vrijstelling te verlenen van de regels die gelden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door de krijgsmacht. Met de onderhavige regeling wordt gebruik gemaakt van deze wettelijke vrijstellingsbevoegdheid. De redenen om hiervan gebruik te maken zijn nader toegelicht in de toelichting bij deze regeling.

Artikelsgewijs

Artikel I

Nieuwe artikel 6

De krijgsmacht beschikt over grote munitievoorraden die voor de lange termijn zijn aangeschaft. De internationale voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg zijn in 2015 geharmoniseerd met de voorschriften voor andere vervoersmodaliteiten. Daardoor is een aantal technische eisen over de afmetingen en gebruikte opmaak van gevaarsetiketten op verpakkingen van toepassing op het vervoer van munitie door de krijgsmacht. Het is echter zeer arbeidsintensief en leidt tot onnodige handelingen aan verpakkingen met gevaarlijke stoffen indien de krijgsmacht bij elk transport nieuwe etiketten moet aanbrengen terwijl uit het bestaande etiket duidelijk blijkt wat de gevaareigenschappen zijn. Daarom is hiervoor in de regeling een vrijstelling opgenomen.

Nieuwe artikel 7

Drukhouders zijn flessen die worden gevuld met lucht, perslucht, zuurstof, stikstof of samengeperst gas. De krijgsmacht beschikt over een groot aantal drukhouders die gebruikt worden voor verschillende doeleinden, bijvoorbeeld ademapparatuur voor parachutisten, als apparaat ter ondersteuning van de technische werking van andere systemen, als onderdeel van reddings- of bergingsmiddelen, of als brandblusser of onderdeel hiervan. Deze drukhouders worden vaak getest en gekeurd volgens specifieke niet-Europese gebruiksvoorschriften (meestal Amerikaanse). Deze niet-Europese gebruiksvoorschriften staan vaak niet toe dat er een markering aan of op de buitenzijde van de drukhouders wordt aangebracht of dat de druk in de drukhouder beneden een bepaalde waarde wordt gebracht. Hierdoor kan niet volledig aan het gestelde in ADR randnummers 6.2.3 en 6.2.4 met betrekking tot markering en opschriften van drukhouders worden voldaan. Deze drukhouders worden door de krijgsmacht gevuld, onderhouden en intern of extern gekeurd, waarbij de opschriften en markeringen dus niet of niet permanent zijn aangebracht. De drukhouders hebben een logboek waar het gebruik en de keuringen in worden vastgelegd. Voor het veilig gebruik in de verschillende systemen worden deze periodiek gekeurd zoals voorgeschreven is door de fabrikant (meestal elke 2, 5 of 10 jaar). Deze keuring vindt plaats door externe bedrijven of door interne inspectie. Tijdens opslag worden de drukhouders doorgaans voorzien van labels of informatie etiketten die worden verwijderd voor gebruik. De veiligheid van het vervoer van de drukhouders is dan ook niet in het geding. De keuringen, inspectie of het vullen van de drukhouders vindt doorgaans plaats op een andere locatie dan waar ze gebruikt worden. Daarom is voor het vervoer van de drukhouders deze vrijstelling benodigd.

Nieuwe artikel 8

De krijgsmacht beschikt over grote voorraden lithiumbatterijen en apparatuur waarin lithiumbatterijen zijn verwerkt. Deze zijn sinds begin jaren 70 van de vorige eeuw in gebruik en functioneren nog steeds naar behoren. Een groot deel van de apparatuur zal gebruikt worden tot ver in de jaren dertig van deze eeuw, omdat dan pas bepaalde systemen worden vervangen. Daarbij spelen het in gebruik nemen van nieuwe typen gevechtsvliegtuigen, zoals de F35 en de uitfasering van de F16, of de vervanging van mobiele communicatiemiddelen een rol. Voor lithiumbatterijen die zijn aangeschaft vóór 1 januari 2018 wordt tot 1 januari 2033 vrijstelling verleend van randnummer 2.2.9.1.7, onderdeel a, van bijlage 1 bij de VLG. In dit randnummer is bepaald dat lithiumbatterijen van het type moeten zijn dat getest is conform de eisen uit het Handboek beproevingen (subsectie 38.3, Deel III). Op basis van voortschrijdende technisch-wetenschappelijke inzichten zijn de afgelopen jaren bepaalde eisen voor deze testen aangepast alsook de informatie die vermeld moet worden in de certificaten en testrapporten van de geteste lithiumbatterijen. De lithiumbatterijen die vóór 1 januari 2018 door de krijgsmacht zijn aangeschaft, voldoen niet aan de gewijzigde eisen. Aangezien de veiligheid van het vervoer niet in het geding is, wordt met de onderhavige vrijstelling het vervoer van deze batterijen tot 1 januari 2033 toegelaten.

Artikel II

De onderhavige regeling is niet twee maanden voor de inwerkingtreding gepubliceerd in de Staatscourant. Daarnaast is de regeling niet in werking getreden op een vast verandermoment. Omdat de doelgroep van de regeling baat heeft bij een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de regeling, is met gebruikmaking van de uitzonderingsmogelijkheid die Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving daarvoor biedt, afgeweken van het stelsel van vaste verandermomenten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

Naar boven