TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
De Regeling specifieke uitkering vastgoedtransitie residentiële jeugdhulp 2021 vervangt
de Regeling specifieke uitkering vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp 2020. Op grond
van deze laatste regeling heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(hierna: het Ministerie van VWS) in 2020 € 33,5 mln. uitgekeerd aan elf coördinerende
gemeenten.
In 2021 heeft het kabinet € 5 mln. beschikbaar gesteld voor de ombouw van de huidige
separeerruimten van instellingen voor gesloten jeugdhulp naar kindvriendelijke afzonderingsruimten
en € 50 mln. voor de vastgoedtransitie van open driemilieusvoorzieningen. Gelet op
de samenhang tussen deze drie doelstellingen is ervoor gekozen deze middelen op basis
van één regeling te verstrekken aan coördinerende gemeenten.
In deze regeling is ervoor gekozen de term open driemilieusvoorzieningen te hanteren
in de wetenschap dat deze term niet in alle domeinen (meer) gangbaar is. Van oudsher
bevonden de drie milieus (verblijf, onderwijs en vrije tijd) zich op het terrein van
de instelling waar de jeugdigen verbleven voor hun behandeling. In de afgelopen jaren
hebben veel instellingen het onderwijs anders georganiseerd. Om te bepalen welke instellingen
in aanmerking komen voor de middelen die op basis van deze regeling uitgekeerd worden
aan gemeenten is een uitvraag gedaan via de Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd
(BGZJ). Gegeven het wisselend gebruik van de term en de ontwikkeling van het onderwijs
is ervoor gekozen om in de uitvraag een bredere formulering te gebruiken: residentiële
instellingen (waaronder de open driemilieusvoorzieningen). Dat is gebeurd om te voorkomen
dat onbedoeld instellingen die verblijf, onderwijs en vrije tijd aanbieden buiten
de regeling zouden vallen. In de regeling is vastgehouden aan de term driemilieusvoorzieningen
om zichtbaar te houden dat het niet om alle open residentiële jeugdhulpinstellingen
gaat, maar alleen om instellingen die verblijf, onderwijs en vrije tijd aanbieden.
Hieronder volgt een toelichting op de regeling.
Aanleiding: gewenste vastgoedtransitie (gesloten) residentiële jeugdhulp heeft impuls
nodig
Om ervoor te zorgen dat de meest kwetsbare jeugdigen eerder, sneller en beter passende
hulp krijgen, zetten jeugdhulpinstellingen, gemeenten en het Rijk zich in voor het
transformeren van de (gesloten) residentiele jeugdhulp. De urgentie voor deze opgave
is groot. Deze ambitie heeft vorm gekregen in het actieprogramma ‘Zorg voor de Jeugd’ (Programma Zorg voor de Jeugd | Rapport | Rijksoverheid.nl april 2018, hierna: het actieprogramma) en het gezamenlijke actieplan ‘De best passende zorg voor kwetsbare jongeren’ (De best passende zorg voor kwetsbare jongeren | Rapport | Rijksoverheid.nl, maart 2019, hierna: het actieplan). Het actieprogramma heeft als ambitie om jeugdigen
zo thuis mogelijk op te laten groeien. Als dat tijdelijk niet meer thuis kan, moeten
jeugdigen zo veel mogelijk kleinschalig worden opgevangen in een omgeving die zoveel
mogelijk lijkt op die van een gezin, in plaats van in grote instellingen. Het actieplan
kent twee doelen: ten eerste voorkomen dat jeugdigen in de gesloten jeugdhulp terechtkomen
en ten tweede de zorg verbeteren voor de jeugdigen die tijdelijk een gesloten plaatsing
nodig hebben. Om deze doelen te bereiken bevat het actieplan enerzijds opgaven op
korte termijn (zoals het terugdringen van suïcides en terugdringen van gedwongen afzonderingen),
en anderzijds opgaven waar een langere termijn mee gemoeid is (zoals het bieden van
meer individueel maatwerk en het verbeteren van het leef-, leer- en werkklimaat).
Een essentiële veranderopgave van deze transformatie is de vastgoedtransitie: de overgang
van de huidige accommodaties gesloten jeugdhulp en open driemilieusvoorzieningen (tezamen
residentiële jeugdhulp) door sluiting of verbouwing naar meer kleinschalige woonvormen
voor jeugdigen. Dat zijn woonvormen waar zoals in bovengenoemd actieplan ‘De best
passende zorg voor kwetsbare jongeren’ staat sprake is van leefgroepen van vier tot
zes jongeren. Dat is een opgave waar instellingen tegen grenzen aan lopen. Dat is
omdat het huidige vastgoed nog vaak een belemmering vormt voor het transformeren van
de residentiële jeugdhulp. Veel panden hebben in de (nabije) toekomst investeringen
nodig om de gewenste veranderingen te realiseren; in de praktijk blijkt echter dat
instellingen onvoldoende in staat zijn deze investeringen te doen.
Om deze belemmeringen (deels) weg te nemen is een impuls nodig. Dat is wat het Ministerie
van VWS wil bereiken met de onderhavige regeling voor specifieke uitkeringen. Het
Ministerie van VWS zal op grond van deze regeling specifieke uitkeringen aan (coördinerende)
gemeenten verstrekken. Zij kunnen op hun beurt met behulp van deze bijdrage vanuit
de rijksoverheid, instellingen voor gesloten jeugdhulp en open driemilieusvoorzieningen
financieel in staat stellen om hun accommodaties aan te passen.
Coördinerende gemeenten en bovenregionale gebieden
Gesloten jeugdhulp is een vorm van specialistische zorg voor de jeugdigen die de schaal
van de individuele gemeente te boven gaat. De totale capaciteit bedraagt een kleine
duizend plaatsen. In 2019 werden 1.680 jeugdigen geplaatst in een instelling gesloten
jeugdhulp. Er is een bovenregionale schaal nodig om de kwaliteit en beschikbaarheid
te garanderen. Die noodzaak vloeit ook voort uit het feit dat de instellingen gesloten
jeugdhulp voor meerdere jeugdregio’s werken. Elke instelling heeft een accounthoudende
regio die naar andere regio’s acteert bij risico’s van discontinuïteit. Dat is standaard
de grootste regio van een instelling (Lijst accounthoudende regio's jeugdhulp openbaar van deVereniging van Nederlandse
Gemeenten (hierna: VNG). De coördinerende gemeente in deze regeling is meestal de grootste gemeente uit
die accounthoudende regio, tenzij gemeenten daarover andere afspraken hebben gemaakt.
De jeugdregio’s vallen vervolgens binnen een bovenregionaal gebied, waarin jeugdregio’s
samenwerken als het gaat om het borgen van kwaliteit en continuïteit van gesloten
jeugdhulp. De gesloten jeugdhulp kende voorafgaand aan de decentralisatie een indeling
van vijf bovenregionale zorggebieden. In de afgelopen jaren heeft zich een ontwikkeling
voorgedaan naar zeven bovenregionale gebieden. Voor deze regeling wordt bij deze zeven
aangesloten. Bijlage 1 bevat een overzicht van deze zeven bovenregionale gebieden,
de instellingen gesloten jeugdhulp die in dat gebied werkzaam zijn, uit welke jeugdregio’s
het gebied bestaat en de coördinerende gemeenten van die regio’s die de specifieke
uitkering kunnen aanvragen.
Ook de meeste open driemilieusvoorzieningen vallen binnen een jeugdregio, hebben een
accounthoudende regio, vallen binnen een bovenregionaal gebied en hebben daarmee een
coördinerende gemeente. Daarom is voor de aanvraag van middelen voor de vastgoedtransitie
open driemilieusvoorzieningen aangesloten bij deze indeling. Deze zijn opgenomen in
een overzicht in Bijlage 2.
Bijlagen 1 en 2 bevatten een overzicht van de regio-indeling respectievelijk voor
de instellingen voor gesloten jeugdhulp en open driemilieusvoorzieningen. Het betreft
de instellingen die vallen onder de hierboven genoemde definities voor instellingen
gesloten jeugdhulp en open driemilieusvoorzieningen en die nu werkzaam in de regio’s
waarvoor de gemeente die de uitkering ontvangt nu coördinerende gemeente. Het valt
niet uit te sluiten dat gedurende de looptijd van deze regeling zich daarin wijzigingen
voordoen. Dat heeft geen gevolgen voor de hoogte van de uitkering. Het is aan de gemeenten
om de zorg geboden door de instellingen in te kopen. Gemeenten zijn niet gebonden
aan deze lijst.
Zoals hieronder beschreven is de capaciteit van de in Bijlage 1 en 2 opgenomen instellingen
de basis geweest voor de verdeelsleutel van de uitkering aan de coördinerende gemeenten.
Het opnieuw publiceren van dit overzicht heeft geen gevolgen voor de hoogte van de
reeds verstrekte subsidie voor de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp.
Hoofdbestanddelen van de specifieke uitkering vastgoedtransitie residentiële jeugdhulp
Omvang budget: 88,5 mln.
Het budget van de specifieke uitkering bedraagt in totaal € 88,5 mln., uitgesplitst
naar de volgende bedragen:
-
– € 33,5 miljoen, bedoeld voor vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp.
-
– € 5 miljoen, bedoeld voor de ombouw van separeerruimten naar kindvriendelijke afzonderingsruimten
of relationele beveiliging.
-
– € 50 miljoen, bedoeld voor de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen.
De middelen worden via een specifieke uitkering op grond van voorliggende regeling
verstrekt aan coördinerende gemeenten. De coördinerende gemeenten hebben tot en met
2024 om de activiteiten te verrichten waarvoor de middelen zijn verstrekt.
De € 33,5 miljoen voor de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp is reeds verstrekt
in 2020. In 2021 zal eenmalig € 5 miljoen voor de ombouw van separeerruimten of relationele
beveiliging en € 50 miljoen voor de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen
kunnen worden verstrekt op grond van deze regeling.
Coördinerende gemeenten voor instellingen gesloten jeugdhulp en voor open driemilieusvoorzieningen
kunnen aanvraag doen.
Verstrekking van de middelen gebeurt aan vooraf vastgestelde coördinerende gemeenten
van instellingen gesloten jeugdhulp die zijn opgenomen in Bijlage 1 en aan vooraf
vastgestelde coördinerende gemeenten open driemilieusvoorzieningen, die zijn opgenomen
in Bijlage 2. Deze coördinerende gemeenten dienen in nauwe samenwerking met instellingen
gesloten jeugdhulp en open driemilieusvoorzieningen in de betreffende jeugdregio’s
te komen tot een bovenregionaal plan. Hierin moet een concrete uitwerking staan van
de verdere inzet van de middelen voor de activiteiten zoals vastgelegd in deze regeling.
Op basis daarvan stelt de instelling een strategisch vastgoedplan op die betrekking
heeft op de accommodaties behorend bij de betreffende instelling.
De basis van de verdeelsleutel voor de specifieke uitkering is het aantal capaciteitsplaatsen
van de instellingen gesloten jeugdhulp en open driemilieusvoorzieningen geweest.
De verdeling van de middelen voor de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp en de ombouw
van separatieruimtes naar kindvriendelijke afzonderingsruimten vindt plaats op basis
van het aantal beschikbare plaatsen van instellingen gesloten jeugdhulp. Het aantal
beschikbare plaatsen is zoveel mogelijk gebaseerd op de opgave van de instellingen
bij de aanvraag voor 2020 van de subsidie voor de huisvestingslasten gesloten jeugdhulp
in het kader van de Regeling huisvestingslasten gesloten jeugdhulp. (Staatscourant nr. 41988, 26 november 2015).
De verdeling van de middelen voor de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen
vindt plaats op basis van het aantal beschikbare plaatsen die de instellingen open
driemilieusvoorzieningen hebben opgegeven bij een uitvraag die in augustus 2021 is
gedaan in nauw overleg met de BGZJ bij i open driemilieusvoorzieningen.
Bestemmingen specifieke uitkering
Uitkeringen op grond van de huidige regeling kunnen drie bestemmingen dienen: 1) de
vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp, 2) de ombouw van separeerruimten of relationele
beveiliging; of 3) de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen.
De coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp, konden de uitkering die ze in 2020
aanvroegen op grond van de vorige versie van deze regeling, bestemmen voor de vastgoedtransitie
gesloten jeugdhulp (het sluiten en/of verbouwen van een accommodatie gesloten jeugdhulp
als gevolg van de vastgoedtransitie, of voor vervangende nieuwbouw als gevolg van
vastgoedtransitie, alsmede voor activiteiten die bijdragen aan de vastgoedtransitie).
Uitkeringen op grond van aanvragen die in 2021 zullen worden ingediend, kunnen worden
gebruikt voor de ombouw van separeerruimten naar kindvriendelijke afzonderingsruimte
of relationele beveiliging of voor de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen
(het sluiten en/of verbouwen van een accommodatie driemilieusvoorziening als gevolg
van de vastgoedtransitie, of voor vervangende nieuwbouw als gevolg van vastgoedtransitie,
alsmede voor activiteiten die bijdragen aan de vastgoedtransitie).
In de toelichting op artikel 4 staat nader uitgewerkt waar de uitkering gerelateerd
aan de aanvraag ingediend in 2021 aan kan worden besteed. Voor alle drie bovengenoemde
bestemmingen geldt dat de coördinerende gemeente een geoormerkt bedrag uitgekeerd
krijgt. Dit bedrag kan dus enkel worden besteed aan de bestemming waarvoor de uitkering
is verleend.
Staatssteun
Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:
-
• De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;
-
• De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;
-
• De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële
weg zou zijn verkregen;
-
• De maatregel is selectief;
-
• De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige
beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.
In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. Gemeenten kunnen voor de uitvoering
van bepaalde aan hen opgedragen publieke taken een specifieke uitkering krijgen. Zij
zijn in zo’n geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels.
Logischerwijs dienen gemeenten bij het invullen van deze publieke taken zelf ook rekening
te houden met de staatssteunregels.
Gevolgen voor de regeldruk
De regeling heeft uitsluitend gevolgen voor gemeenten en geen gevolgen voor de regeldruk
van burgers en bedrijven. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier
daarom niet geselecteerd voor een formeel advies.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Definities
In artikel 1 staan verschillende definities van de begrippen die worden gebruikt in
de onderhavige regeling. Daarbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met het wetsvoorstel
‘Verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen’ en het wetsvoorstel ‘rechtspositie
gesloten jeugdhulpinstellingen’.
De jeugdregio’s zijn de 42 regio’s zoals opgenomen in het overzicht van de VNG, te vinden op https://gis.vng.nl/v2/?t=4&key=1oBIev1aEPE8fbosvTX5Si7X8Wdle5IJjgGL19-xoWK4&jaar=2017.
In artikel 4, eerste lid, onder b, staat omschreven dat een uitkering kan worden verstrekt
voor de ombouw van separeerruimten naar kindvriendelijke afzonderingsruimten. Een
separeerruimte is de ruimte waarin, op grond van artikel 6.3.1, tweede lid, onder b, van de Jeugdwet,
een jeugdige tijdelijk afgezonderd kan worden. Separeerruimten moeten worden omgebouwd
tot kindvriendelijke afzonderingsruimten, zoals ook is opgenomen in het wetsvoorstel
‘rechtspositie gesloten jeugdhulpinstellingen’. Een kindvriendelijke afzonderingsruimte is een afzonderlijke en veilige verblijfsruimte met een letsel werende inrichting
waarin jongeren jeugdigen die verblijven in een gesloten accommodatie gesloten jeugdhulp
gedwongen afgezonderd kunnen worden, waarin zij contact kunnen blijven houden met
een medewerker van de gesloten accommodatie gesloten jeugdhulp, zelf de daglichttoetreding,
verlichting en temperatuur kunnen regelen en waaruit ze zonder tussenkomst naar een
sanitaire ruimte kunnen gaan.
Op het moment dat een accommodatie gesloten jeugdhulp niet beschikt over een separeerruimte,
of heeft deze al omgebouwd naar een kindvriendelijke afzonderingsruimte, kan de uitkering
in plaats van voor de ombouw, worden ingezet voor de ontwikkeling van relationele
beveiliging. Relationele beveiliging is de vorm van beveiliging die bestaat uit de
drie componenten zoals omschreven in hoofdstuk 7.2 van het Eindrapport Monitor Kleinschalige
Voorziening van de Academische Werkplaats Risicojeugd, te vinden op: http://awrj.nl/wp-content/uploads/2020/06/Eindrapport-Monitor-KV-Amsterdam-AWRJ.pdf. Gedurende de periode bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, kan de instelling
gesloten jeugdhulp middelen ontvangen om de relationele beveiliging te ontwikkelen
voor de accommodatie gesloten jeugdhulp.
In de definitiebepaling worden verschillende uitgangspuntennotities genoemd.
De uitgangspuntennotitie gesloten jeugdhulp heeft het Ministerie van VWS op laten stellen in nauwe afstemming met Jeugdzorg Nederland
en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG. Deze uitgangspuntennotitie is vastgesteld
in september 2020 en beschrijft de uitgangspunten voor de vastgoedtransitie voor de
accommodaties gesloten jeugdhulp. De coördinerende gemeenten moesten zich bij hun
aanvraag voor de middelen bedoeld voor activiteiten bedoeld in artikel 4, eerste lid,
onder a, committeren aan deze uitganspuntennotitie.
De uitgangspuntennotitie gesloten jeugdhulp ombouw separeerruimten heeft het Ministerie van VWS opgesteld in nauwe afstemming met Jeugdzorg Nederland
en de VNG. Deze uitgangspuntennotitie is vastgesteld in september 2021. De coördinerende
gemeenten moeten zich bij hun aanvraag voor de middelen bedoeld voor activiteiten
als in artikel 4, eerste lid, onder b, committeren aan deze uitganspuntennotitie.
De uitgangspuntennotitie open driemilieusvoorzieningen heeft het Ministerie van VWS op laten stellen in nauwe afstemming met de BGZJ en
de VNG. Deze uitgangspuntennotitie is vastgesteld in september 2021 en beschrijft
de uitgangspunten voor de vastgoedtransitie voor de open driemilieusvoorzieningen.
De coördinerende gemeenten moeten zich bij hun aanvraag voor de middelen bedoeld voor
activiteiten als in artikel 4, eerste lid, onder c, committeren aan deze uitganspuntennotitie.
Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb
Op specifieke uitkeringen die op grond van onderhavige regeling worden verstrekt is
de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.
De artikelen 4:35, 4:46, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb) zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.
Artikel 3. Open driemilieusvoorzieningen
In artikel 3 staat de definitie van open driemilieusvoorzieningen die in aanmerking
komen voor de activiteiten bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c. Dit is een jeugdhulpaanbieder,
bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die jeugdhulp met verblijf aanbiedt, waarin
een jeugdige in beginsel gedurende de hele week, 24 uur per dag voor ten minste vier
weken verblijft en waarvan het aanbod bestaat uit ten minste de volgende onderdelen:
-
1°. leef- of behandelgroepen die bestaan uit minimaal acht plaatsen;
-
2°. onderwijs dat ofwel plaatsvindt op een school op eigen terrein ofwel op een of meerdere
scholen in de buurt indien er aantoonbare samenwerkingsafspraken zijn gemaakt met
deze scholen; en
-
3°. dagbesteding.
Expliciet is opgenomen welke organisaties niet onder de definitie van open driemilieusvoorzieningen
vallen, namelijk:
Artikel 4. Activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt
In artikel 4 is omschreven voor welke activiteiten een specifieke uitkering kan worden
verstrekt. De activiteiten van gemeenten in het kader van de vastgoedtransitie gesloten
jeugdhulp (artikel 4, eerste lid, onder a) zijn al gestart vanaf 1 oktober 2020 en
werden reeds gesubsidieerd op grond van de voorganger van deze regeling. Voor deze
activiteiten is de regeling op alle punten hetzelfde, behalve voor wat betreft de
duur van de activiteiten. Onder Regeling specifieke uitkering vastgoedtransitie gesloten
jeugdhulp 2020 kon een uitkering worden verstrekt voor activiteiten die tot en met
31 december 2023 nodig zijn voor de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp. Met de huidige
regeling wordt deze datum verlengd tot 31 december 2024. Hierdoor krijgen de coördinerende
gemeenten en de betrokken instellingen voldoende tijd om de activiteiten die nodig
zijn voor beide vastgoedtransities uit te voeren en waar nodig op elkaar af te stemmen.
Aan de huidige regeling zijn nieuwe activiteiten toegevoegd die vanaf 8 oktober 2021
nodig zijn voor:
-
– De ombouw van separeerruimten naar kindvriendelijke afzonderingsruimte dan wel relationele
beveiliging als een accommodatie niet meer beschikt over een separeerruimte (artikel
4, eerste lid, onder b).
-
– De vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen (artikel 4, eerste lid, onder c).
De activiteiten mogen uitgevoerd worden tot en met 31 december 2024.
De activiteiten in het kader van de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp (artikel
4, eerste lid, onder a) en in het kader van de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen
(artikel 4, eerste lid, onder c), dienen bij te dragen aan de beoogde transformatie
naar meer kleinschalige woonvormen in de gesloten jeugdhulp en open driemilieusvoorzieningen.
Gezien de diversiteit aan opgaven binnen de benodigde vastgoedtransitie, is maatwerk
mogelijk voor de coördinerende gemeenten en de instellingen gesloten jeugdhulp en
open driemilieusvoorzieningen opererend in het betreffende bovenregionale gebied.
Met de activiteiten die nodig zijn voor de ombouw van een separeerruimte of relationele
beveiliging (artikel 4, eerste lid, onder b) kunnen gemeenten instellingen gesloten
jeugdhulp ondersteunen om te voldoen aan de voorgenomen extra eisen uit het wetsvoorstel
‘rechtspositie gesloten jeugdhulpinstellingen’ over de toepassing van de vrijheidsbeperkende
maatregel insluiten. In het wetsvoorstel staat een bepaling die stelt dat insluiten
alleen nog maar toegestaan is in noodsituaties in kindvriendelijke afzonderingsruimten.
De coördinerende gemeenten die middelen hebben aangevraagd voor de activiteiten in
het kader van de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp, dienen, in nauwe samenwerking
met de instellingen gesloten jeugdhulp, te zorgen voor een bovenregionaal plan voor
de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp in het betreffende bovenregionale gebied.
Hiervoor mag maximaal 5% van de middelen bestemd voor activiteiten bedoeld in artikel
4, eerste lid, onder a, worden ingezet. De overige middelen zijn bestemd voor de instelling(en)
gesloten jeugdhulp waarvan bij de aanvraag de instemmingsverklaring gevoegd was. De
coördinerende gemeenten dragen er zorg voor dat de instellingen gesloten jeugdhulp
een strategisch vastgoedplan vaststellen in lijn met het bovenregionaal plan.
De coördinerende gemeenten die middelen hebben aangevraagd voor de activiteiten in
het kader van de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen, dienen, in nauwe
samenwerking met de open driemilieusvoorzieningen, te zorgen voor een bovenregionaal
plan voor de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen in het betreffende bovenregionale
gebied.
De coördinerende gemeenten dragen er zorg voor dat de open driemilieusvoorzieningen
een strategisch vastgoedplan vaststellen in lijn met het bovenregionaal plan.
In het eerste lid van artikel 4 staan drie bestemmingen waarvoor de specifieke uitkering
kan worden verstrekt. De gemeente kan dus een specifiek uitkering aanvragen voor elk
van deze drie bestemmingen. Activiteiten moeten altijd zijn gekoppeld aan de bestemming
waarvoor zij zijn aangevraagd. Daarnaast worden er in het tweede van artikel 4 nog
aanvullende voorwaarden gesteld voor activiteiten waarvoor een uitkering wordt verstrekt
op grond van de onderhavige regeling.
Het tweede lid heeft betrekking op de activiteiten de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp
en de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid,
onder a en c.
In het tweede lid staat vermeld dat activiteiten in het kader van de vastgoedtransitie
gesloten jeugdhulp en de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen de volgende
activiteiten moeten omvatten of hieraan ondersteunend moeten zijn:
-
a) Het aantrekken van een projectleider vastgoedtransitie en ondersteunend personeel. De projectleider coördineert het opstellen van het onder b) genoemde bovenregionaal
plan, is degene met wie de instelling het onder c) genoemde strategisch vastgoedplan
kan afstemmen en zorgt voor een gedegen inzet van de middelen conform activiteiten
d) tot en met f), in nauwe samenwerking met de gemeente en instelling gesloten jeugdhulp
of open driemilieusvoorzieningen. De projectleider vastgoedtransitie kan voor zowel
de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp en vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen
tezamen worden aangesteld, als los van elkaar. Van belang is dat bij de aanvraag en
verantwoording onderscheid wordt gemaakt voor welk deel en welk bedrag de projectleider
vastgoedtransitie is ingezet.
-
b) Het (laten) opstellen van een bovenregionaal plan voor de instellingen gesloten jeugdhulp
en open driemilieusvoorzieningen werkzaam in het bovenregionaal gebied. Het belangrijkste wat met de eis van een bovenregionaal plan beoogd wordt is dat
gemeenten en instellingen binnen hetzelfde bovenregionaal gebied hun plannen op elkaar
afstemmen. De afstemming richt zich op:
-
– het afstemmen van vraag en aanbod voor de beschikbaarheid en continuïteit van gesloten
jeugdhulp;
-
– het maken van afspraken over het organiseren van beschikbaarheid en indien nodig de
financiering daarvan;
-
– de gewenste ontwikkeling van gesloten jeugdhulp en de open driemilieusvoorzieningen.
Het bovenregionaal plan gesloten jeugdhulp dient uiterlijk 1 april 2021 dan wel op
de datum genoemd in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 10, eerste lid, gereed
te zijn.
Het bovenregionaal plan open driemilieusvoorzieningen dient uiterlijk 1 juni 2022
gereed te zijn.
De coördinerende gemeente die een specifieke uitkering heeft ontvangen voor de vastgoedtransitie
draagt er zorg voor dat de instellingen gesloten jeugdhulp, dan wel de open driemilieusvoorzieningen
die actief zijn in de bijhorende jeugdregio’s (tijdig) betrokken zijn bij de totstandkoming
van het bovenregionaal plan.
-
c) Het laten opstellen van een strategisch vastgoedplan voor accommodaties gesloten jeugdhulp
en open driemilieusvoorzieningen. Instellingen voor gesloten jeugdhulp en open driemilieusvoorzieningen beschikken
niet over een (actueel) strategisch vastgoedplan. Deze observatie staat in het Eindrapport
quickscans JeugdzorgPlus van het bureau HEVO. Voor de vastgoedtransitie is een dergelijk
plan noodzakelijk. De quickscan die HEVO van iedere accommodatie gemaakt heeft biedt
de instelling de informatie om een strategisch vastgoedplan op te stellen. Het strategisch
vastgoedplan per instelling gesloten jeugdhulp dient uiterlijk 1 juli 2021 dan wel
op de datum genoemd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 10, eerste lid, gereed
te zijn. Het strategisch vastgoedplan open driemilieusvoorzieningen dient uiterlijk
1 december 2022 gereed te zijn. De basis van het plan moet in lijn met het bovenregionaal
plan zijn zoals in de toelichting bij artikel 4, tweede lid, onder b, beschreven.
Het hoofddoel van deze regeling is instellingen in staat te stellen hun accommodaties
aan te passen om te komen tot meer kleinschalige woonvormen voor jeugdigen. De beschreven
activiteiten a tot en met c zijn randvoorwaardelijke activiteiten. Daarom is een maximum
gesteld aan het bedrag uit de uitkering dat voor deze activiteiten ingezet mag worden.
-
d) Het afstoten van een accommodatie gesloten jeugdhulp of accommodatie open driemilieuvoorzieningen
als gevolg van de vastgoedtransitie. Niet alle accommodaties gesloten jeugdhulp en open driemilieusvoorzieningen zijn
zo aanpasbaar dat zij om te vormen zijn tot kleinschalige woonvormen. In dat geval
kan het afstoten van de bestaande accommodatie noodzakelijk zijn om te komen tot nieuwe
kleinschalige woonvorm. Het afstoten kan zijn het sluiten van een bestaande accommodatie
of het (vervroegd) beëindigen van een lopend huurcontract. De frictiekosten voor instellingen
die gepaard gaan met het afstoten van de bestaande accommodatie kan de coördinerende
gemeente vergoeden met deze uitkering, mits dit plaatsvindt in het kader van de betreffende
vastgoedtransitie.
-
e) Het verbouwen van een accommodatie gesloten jeugdhulp of open driemilieusvoorzieningen
als gevolg van de vastgoedtransitie. Voor bijna de helft van de bestaande accommodaties voor gesloten jeugdhulp heeft
HEVO vastgesteld dat de interne aanpasbaarheid naar kleinere groepen niet mogelijk
is zonder ingrijpende verbouwingen en investeringen. De kosten die gepaard gaan met
verbouwingen en investeringen voor de instellingen kan de coördinerende gemeente vergoeden,
mits dit plaatsvindt in het kader van de betreffende vastgoedtransitie.
-
f) Vervangende nieuwbouw als gevolg van vastgoedtransitie. De middelen mogen ingezet worden voor eenmalige investeringen om nieuwe accommodaties
gesloten jeugdhulp of open driemilieusvoorzieningen te kopen dan wel te huren als
vervanging van huidige accommodaties gesloten jeugdhulp of open driemilieuvoorzieningen.
De nieuwe accommodaties dienen meer kleinschalige woonvormen te bieden. Een voorwaarde
is wel dat er een oplossing is voor eventuele frictiekosten die gepaard gaan met het
afstoten van de bestaande accommodatie.
Artikel 5. Hoogte van de specifieke uitkering
De specifieke uitkering bestaat uit de werkelijke kosten van de activiteiten, bedoeld
in artikel 4. Per coördinerende gemeente zijn vastgestelde maximumbedragen beschikbaar
voor de activiteiten voor de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp werkzaam in het
bovenregionale gebied (artikel 4, eerste lid, onder a), voor de ombouw van separeerruimten
of relationele beveiliging in een accommodatie gesloten jeugdhulp (artikel 4, eerste
lid, onder b), en voor de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen (artikel
4, eerste lid, onder c). Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een verdeling
van het totaalbedrag à € 88.500.000,– voor de in Bijlagen 1 en 2 genoemde coördinerende
gemeenten. Het maximumbedrag per gemeente opgenomen in Bijlagen 1 voor activiteiten
bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a en b is tot stand gekomen op grond van het
aantal beschikbare plaatsen gesloten jeugdhulp per instelling. Het maximumbedrag per
gemeente opgenomen in Bijlage 2 voor activiteiten bedoeld in artikel 4, eerste lid,
onder c, is tot stand gekomen op grond van het aantal beschikbare plaatsen voor de
open driemilieusvoorzieningen. De verleende specifieke uitkering wordt verstrekt aan
de coördinerende gemeente ten behoeve van het bovenregionale gebied. De bovenregionale
gebieden zoals opgenomen in Bijlagen 1 en 2 zijn landelijk dekkend.
Maximaal 5% van de uitkering voor de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp of vastgoedtransitie
open driemilieusvoorzieningen mag worden ingezet voor activiteiten die omvatten of
ondersteunend zijn aan:
-
a. het aantrekken van een projectleider vastgoedtransitie en ondersteunend personeel;
-
b. het opstellen van een bovenregionaal plan voor de accommodaties gesloten jeugdhulp
of de accommodaties open driemilieusvoorzieningen werkzaam in het bovenregionaal gebied.
Het gaat hier dus om een maximum van 5% van het bedrag per uitkering voor één van
de verschillende bestemmingen (vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp of vastgoedtransitie
open driemilieusvoorzieningen). Voor dit maximumbedrag is gekozen omdat het merendeel
van de beschikbare middelen ten goede moet komen aan de vastgoedtransitie zelf en
niet aan de voorbereidingen.
Voor het opstellen van een strategisch vastgoedplan wordt op grond van het vierde
lid van artikel 5 ten hoogste een uitkering van € 15.000 verstrekt. Als er voor extra
accommodaties een strategisch vastgoedplan wordt opgesteld, kan hiervoor een aanvullend
bedrag van € 5.000 per extra accommodatie worden verstrekt.
Artikel 6. Uitkeringsplafond
Het uitkeringsplafond kan niet overschreden worden. Als aan alle gemeenten de maximale
bedragen genoemd in artikel 5, tweede lid, worden verstrekt, worden de uitkeringsplafonds
niet overschreden.
Aanvragen voor de vastgoedtransitie jeugdhulp zijn al verstrekt. Het plafond dat wordt
genoemd in het eerste lid, van € 33,5 miljoen, is in feite dus al uitgewerkt.
Artikel 7. Aanvraag tot verlening
Specifieke uitkeringen worden op aanvraag verstrekt. Het bevoegd gezag van de coördinerende
gemeente ondertekent de aanvraag. De aanvragen bedoeld voor artikel 4, eerste lid,
onder a zijn reeds ingediend tussen 1 oktober 2020 en 15 oktober 2020.
De aanvragen bedoeld voor artikel 4, eerste lid, onder b en c worden uiterlijk 22 oktober
2021 ingediend. Beide activiteiten kunnen in één aanvraag worden ingediend. De coördinerende
gemeente zal wel een aparte beschikking ontvangen voor de te onderscheiden activiteiten.
In de aanvraag voor activiteiten bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, committeert
de aanvragende coördinerende gemeente zich aan de uitgangspuntennotitie ombouw separeerruimten.
In de aanvraag voor activiteiten bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c committeert
de aanvragende coördinerende gemeente zich aan de uitgangspuntennotitie open driemilieusvoorzieningen.
Coördinerende gemeenten ontvangen van het Ministerie van VWS een aanvraagformulier.
Zij worden tijdig vóór publicatie van de regeling gevraagd naar welk adres, digitaal
én per post, dit aanvraagformulier verstuurd kan worden. Op het aanvraagformulier
staat hoe en waar de aanvraag ingediend kan worden. Hierbij wordt zowel de mogelijkheid
geboden om de aanvraag zowel per post in te dienen als digitaal per mail.
Artikel 8. Verlening en bevoorschotting
Binnen negen weken na afloop van de datum volgend uit artikel 7 en na ontvangst van
een volledig ingevulde aanvraag neemt de minister een besluit omtrent de verlening.
Tijdig ingediende, volledige aanvragen worden gehonoreerd conform de uitkeringsplafonds
per coördinerende gemeente zoals opgenomen in artikel 5, tweede lid. Het besluit tot
verlening vermeldt in elk geval de activiteiten en de periode waarvoor de specifieke
uitkering wordt verleend, het bedrag van de specifieke uitkering en de wijze waarop
de verantwoording plaatsvindt. De minister verleent bij het besluit tot verlening
van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.
De minister neemt de aanvraag niet in behandeling indien de aanvraag incompleet is.
In geval van een incomplete aanvraag wordt de coördinerende gemeente in de gelegenheid
gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen, krachtens artikel 4:5, eerste
lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht. Wanneer de aanvraag binnen de termijn
genoemd in artikel 7, derde lid, is ontvangen en de coördinerende gemeente de mogelijkheid
heeft gehad ontbrekende informatie aan te vullen, wordt de specifieke uitkering verleend
als de aanvraag voldoet aan de gestelde eisen.
Artikel 9. Verplichtingen algemeen
De ontvanger van een specifieke uitkering informeert de minister op diens verzoek
over de voortgang van de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp, de vastgoedtransitie
open driemilieusvoorzieningen, of de ombouw separeerruimten of relationele beveiliging
en de activiteiten die hiervoor ondernomen worden. Dit biedt voor de minister de mogelijkheid
voortgangsinformatie aan de coördinerende gemeente te vragen over de realisatie van
de activiteiten, zoals het opstellen van een strategisch vastgoedplan door de instelling
gesloten jeugdhulp (voor 1 juli 2021 dan wel op de datum genoemd in het plan van aanpak
bedoeld in artikel 10, eerste lid) of een bovenregionaal plan voor 1 april 2021. De
coördinerende gemeente is verplicht te melden indien aannemelijk is dat het te realiseren
resultaat van de specifieke uitkering, de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp, de
vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen, of de ombouw separeerruimten of relationele
beveiliging, niet, niet tijdig of niet geheel wordt verricht. De melding aan de minister
moet ‘onverwijld’ worden gedaan.
Artikel 10. Verplichtingen vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp
De coördinerende gemeente die een specifieke uitkering heeft ontvangen voor de vastgoedtransitie
gesloten jeugdhulp, dient er zorg voor te dragen dat het strategisch vastgoedplan
per instelling gesloten jeugdhulp uiterlijk 1 juli 2021 dan wel op de datum genoemd
in het plan van aanpak bedoeld in artikel 10, eerste lid, is afgerond en dat het bovenregionale
plan per jeugdregio uiterlijk 1 april 2021 dan wel op de datum genoemd in het plan
van aanpak, bedoeld in artikel 10, eerste lid is afgerond. Deze plannen dienen een
nadere uitwerking te omvatten van de inzet van de middelen conform de in artikel 4,
tweede lid, genoemde activiteiten d) tot en met f).
Artikel 11. Verplichtingen vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen
De coördinerende gemeente die een specifieke uitkering heeft ontvangen voor de vastgoedtransitie
open driemilieusvoorzieningen, dient er zorg voor te dragen dat het bovenregionale
plan per jeugdregio uiterlijk 1 juni 2022 en het strategisch vastgoedplan per instelling
gesloten jeugdhulp uiterlijk 1 december 2022 is afgerond. Op het moment dat het niet
haalbaar is voor de coördinerende gemeente die een specifieke uitkering heeft ontvangen
voor activiteiten bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, uiterlijk 1 juni 2022
te beschikken over het bovenregionale plan, als bedoeld in het eerste lid, dan wel
uiterlijk 1 december 2022 te beschikken over het strategisch vastgoedplan als bedoeld
in het derde lid, dient de coördinerende gemeente uitstel aan te vragen vergezeld
van een nieuwe datum waarop de coördinerende gemeente beschikt over het betreffende
plan.
Artikel 12 en 13. Verantwoording, vaststelling en terugvordering
De coördinerende gemeente verstrekt jaarlijks uiterlijk op 15 juli de verantwoordingsinformatie.
De eerste verantwoordingsinformatie dient te worden verstrekt in het jaar na de verlening
van de specifieke uitkering en wordt herhaald tot in het jaar na afloop van het jaar
waarin de activiteiten zijn afgerond. In dit jaar na afloop van het kalenderjaar waarin
de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend zijn verricht, vraagt
de coördinerende gemeente de vaststelling aan middels de verstrekte verantwoordingsinformatie.
Dit is bepaald in het tweede lid van artikel 12.
Daar waar sprake is van overdracht van middelen naar een medeoverheid is SiSa tussen
medeoverheden van toepassing conform artikel 17a, tweede lid van de Financiële Verhoudingswet.
Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, blijkens de
verantwoording, bedoeld in artikel 12, tweede lid, zijn verricht of hadden moeten
zijn verricht, besluit de minister uiterlijk 37 weken na ontvangst van deze informatie
over de vaststelling van de specifieke uitkering. De hoogte van de uitkering wordt
vastgesteld op basis van de werkelijke kosten voor het uitvoeren van de activiteiten
waarvoor de uitkering is verleend, mits is voldaan aan de verplichtingen van artikel
9, 10 en 11, rekening houdend met de restricties die in artikel 4, tweede lid, zijn
opgenomen over de hoogte van de randvoorwaardelijke activiteiten onder a, b en c,
en tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
Indien de verantwoordingsinformatie te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt,
stelt de minister de uitkering op een lager bedrag vast. Als een specifieke uitkering
lager wordt vastgesteld, zullen onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd,
overeenkomstig artikel 4:57 van de Awb.
Artikel 14. Hardheidsclausule
Deze bepaling bevat een hardheidsclausule die alleen van toepassing op deze regeling
en derhalve niet op de uitgangspuntennotities. Toepassing van de hardheidsclausule
is aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden
gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen
voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan te gaan om onbillijkheden
van overwegende aard.
Artikel 15 en 16. Intrekking specifieke uitkering vastgoedtransitie
In de onderhavige regeling wordt het, in aanvulling op de Regeling specifieke uitkering
vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp 2020, ook mogelijk voor gemeenten om een uitkering
aan te vragen voor activiteiten in het kader van de vastgoedtransitie open driemilieusvoorzieningen
en de ombouw van separeerruimten. Daarvoor was het nodig om de Regeling specifieke
uitkering vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp 2020 aan te vullen met deze activiteiten
tezamen met de eventuele afwijkende voorwaarden en verplichtingen. Deze aanvulling
zou zo veel wijzigingen op de huidige regeling omvatten dat het opportuun werd geacht
om in plaats van met een wijzigingsregeling, te werken met een nieuwe regeling. Omdat
de bepalingen uit de Regeling specifieke uitkering vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp
2020 hierin zijn overgenomen, kan deze regeling worden ingetrokken op het moment van
inwerkingtreding van de onderhavige regeling.
De voorwaarden voor gemeenten blijven hetzelfde op grond van de vorige regeling, behalve
voor wat betreft de duur van de activiteiten. Onder Regeling specifieke uitkering
vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp 2020 kon een uitkering worden verstrekt voor
activiteiten die tot en met 31 december 2023 nodig zijn voor de vastgoedtransitie
gesloten jeugdhulp. Met de huidige regeling wordt deze datum verlengd tot 31 december
2024. Coördinerende gemeenten kunnen een herziening van hun uitkering aanvragen of
zullen deze ambtshalve ontvangen, indien nodig.
Omdat er ten tijde van publicatie van deze regeling al uitkeringen zijn verstrekt
voor de vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp 2020, die nog niet zijn vastgesteld,
is het nodig geacht om overgangsrecht op te nemen voor de Regeling specifieke uitkering
vastgoedtransitie gesloten jeugdhulp 2020.
Artikel 17. Inwerkingtreding en vervaldatum
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid
inzake vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen
voor de regelgeving. De regeling treedt op de dag na de datum van uitgifte in werking,
zodat de coördinerende gemeenten aanvragen kunnen indienen in de hiervoor vastgestelde
periode (vanaf de inwerkingtreding tot en met 22 oktober 2021). De regeling is tot
stand gekomen in overleg met de VNG en Jeugdzorg Nederland, waardoor de coördinerende
gemeenten goed op de hoogte zijn en in de spoedige aanvraagperiode (vanaf de inwerkingtreding
tot en met 22 oktober 2021) een aanvraag kunnen indienen.
De regeling vervalt met ingang van 1 september 2025, met dien verstande dat deze regeling
van toepassing blijft op een specifieke uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis