Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 11 februari 2021, nr. IENW/BSK-2021/11012, houdende regels met betrekking tot de behandeling van klachten in het kader van de uitvoering van de EU-zeehavenverordening (Uitvoeringsregeling EU-zeehavenverordening)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 7, eerste lid, van de Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening;

BESLUITEN:

Artikel 1

Een klacht als bedoeld in artikel 7, eerste lid, tweede zin, van de Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening wordt behandeld door:

  • a. de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, voor zover het een klacht betreft met betrekking tot arbeid verricht in, respectievelijk op, een zeeschip of binnenschip, met uitzondering van aanbouw, verbouwing, herstel of sloop dan wel onderhouds- of reinigingswerkzaamheden en hiermee verband houdende andere werkzaamheden aan deze schepen, alsmede met uitzondering van laden en lossen, tenzij deze arbeid wordt verricht door een werknemer die behoort tot de bemanning van een zeeschip of binnenschip;

  • b. de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor zover het de behandeling van overige klachten betreft.

Artikel 2

Met de behandeling van klachten zijn belast:

  • a. namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat: de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport; en

  • b. namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: de ambtenaren van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling EU-zeehavenverordening.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 februari 2021

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

In artikel 7, eerste lid, tweede zin, van de Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening is geregeld dat klachten op grond van artikel 6 van die wet worden afgehandeld door de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM), met uitzondering van klachten die betrekking hebben op artikel 9 (waarborgen van werknemersrechten) en artikel 14 (opleiding van personeel) van de EU-zeehavenverordening.1 Vanuit de ‘een-loket-gedachte’ is ACM in alle gevallen de ontvanger van klachten. Klachten die betrekking hebben op genoemde artikelen 9 en 14 van de EU-zeehavenverordening worden door de ACM doorgestuurd naar de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW) of de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT), welke instanties deze klachten zullen afhandelen.

In deze ministeriële regeling is de taakverdeling tussen genoemde inspecties ingevuld. Hierbij is aangesloten bij de artikelen 3.3 en 3.3a van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW-wetgeving. Dat betekent dat de ILT de klachten zal afhandelen over arbeid verricht in of op een zee- of binnenvaartschip, met uitzondering van aanbouw, verbouwing, herstel of sloop dan wel onderhouds- of reinigingswerkzaamheden en hiermee verband houdende andere werkzaamheden aan deze schepen, alsmede met uitzondering van laden en lossen. Indien deze arbeid wordt verricht door een werknemer die behoort tot de bemanning van een schip, gelden de uitzonderingen niet. Bij de behandeling van klachten door de ILT wordt uiteraard - zo nodig in overleg met de Inspectie SZW - uitgegaan van de bestaande sociale- en arbeidsregelgeving. De overige klachten die bij de ACM worden ingediend en betrekking hebben op de artikelen 9 en 14 van de EU-zeehavenverordening worden afgehandeld door Inspectie SZW.

Artikel 7 van de Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening bevat regels over de behandeling van klachten. Het zesde lid van genoemd artikel maakt het mogelijk verdere regels te stellen over de procedure die gevolgd moet worden bij het indienen en behandelen van klachten. Vooralsnog is ervan afgezien dergelijke regels te stellen. De ILT en de Inspectie SZW zullen in onderling overleg klachten die door de ACM worden overgedragen monitoren. Afhankelijk daarvan wordt bezien of er alsnog (nadere) regels nodig zijn.

De financiële gevolgen van deze regeling zullen afhangen van de omvang en aard van de klachten. Er zijn vooralsnog geen redenen om aan te nemen dat de nakoming van de bepalingen van de EU-zeehavenverordening tot veel klachten aanleiding zal geven. Voorts kan bij de afhandeling van klachten gebruik worden gemaakt van reeds bestaande expertise op het gebied van klachtenbehandeling.2

Er heeft geen internetconsulatie plaatsgevonden omdat deze regeling geen ingrijpende verandering teweeg brengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen hebben voor de uitvoeringspraktijk.3

Een concept van deze regeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR), waarbij ATR het dossier niet heeft geselecteerd voor een formeel advies. Deze keuze is gemaakt vanwege het feit dat er geen regeldrukeffecten zijn als gevolg van deze regeling

Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening in werking treedt. Dit brengt mee dat is afgeweken van de door het kabinet vastgestelde minimale invoeringstermijn en vaste verandermomenten op de grond dat het gaat om de uitvoering van Europese regelgeving.4

Den Haag, 11 februari 2021

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PbEU 2017, L 57).

X Noot
2

Zie hierover ook de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag bij de Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening (Kamerstukken II 2019/20, 35 463, nr. 3, p. 19, en nr. 6, p. 3).

X Noot
3

Zie het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie in de verzamelbrief regeldruk (Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114).

X Noot
4

Zie hierover ook paragraaf 8 van de Memorie van Toelichting bij de Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening (Kamerstukken II 2019/20, 35 463, nr. 3, p. 21).

Naar boven