Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2021, 42703 | delegatie- of mandaatbesluit |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2021, 42703 | delegatie- of mandaatbesluit |
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 95, vierde lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;
de directeur-generaal van de AIVD;
een leidinggevende bij de AIVD ressorterend onder een directeur met uitzondering van het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging, de Centrale Staf en de Chief Information Officer;
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
1. Het hoofd van de dienst heeft mandaat om een verzoek te richten aan de Minister van Justitie en Veiligheid dan wel de Minister van Defensie tot het verlenen van technische en andere vormen van ondersteuning bij de uitvoering van diens taak door een of meer landelijke eenheden van de politie onderscheidenlijk de Koninklijke Marechaussee, voor zover het verzoek betrekking heeft op de uitoefening van de bevoegdheid op grond van de artikelen 40, 42, 44, 45 en 47 van de wet.
2. Het hoofd van de dienst kan de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid onder mandateren aan een unithoofd van de dienst met uitzondering van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 42 van de wet voor zover het de uitoefening van de bevoegdheid in woningen betreft.
3. De uitoefening van het mandaat als bedoeld in het eerste en tweede lid blijft achterwege, indien de aard en de omstandigheden waaronder de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid met ondersteuning door een of meer landelijke eenheden van de politie dan wel Koninklijke Marechaussee dient plaats te vinden, gelet op de daaraan verbonden risico’s besluitvorming door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vereist.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Artikel 95 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (de wet) bevat een regeling voor het verlenen van technische en andere vormen van ondersteuning door een of meer landelijke eenheden van de politie (tweede lid) alsmede door de Koninklijke Marechaussee (derde lid) aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Het gaat hierbij om een verzoek bij de uitvoering van een (bijzondere) bevoegdheid waarvoor de AIVD toestemming heeft verkregen. Een dergelijk verzoek om ondersteuning wordt in beginsel gedaan door de voor de dienst verantwoordelijke minister. Het vierde lid van artikel 95 biedt de mogelijkheid om een verzoek in door de voor de dienst verantwoordelijke minister bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden namens de minister door of namens het hoofd van de desbetreffende dienst te doen. Dit mandaatbesluit voorziet hierin waar het gaat om de AIVD. Het betreft alleen verzoeken om ondersteuning bij de uitoefening van enkele specifieke bijzondere bevoegdheden waarbij politieke, bestuurlijke, juridische of operationele gevoeligheden of moeilijkheden niet of nauwelijks aan de orde zijn. De verzoeken worden met enige regelmaat gedaan en betreffen alleen de feitelijke uitvoering van de bevoegdheid. Te denken valt bijvoorbeeld aan een verzoek om hulp bij een observatie, bijvoorbeeld het mogen gebruiken van auto’s. De besluitvorming kan in deze gevallen dus op een lager niveau plaatsvinden wat de efficiëntie en snelheid van het besluitvormingsproces ten goede komt.
Wanneer de ondersteuning wordt verleend, ligt de verantwoordelijkheid voor de feitelijke uitvoering bij de minister die om de ondersteuning heeft verzocht (artikel 95, eerste lid). Dit betekent dat indien de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan een landelijke eenheid van de politie om ondersteuning ten behoeve van de AIVD verzoekt en de ondersteuning wordt verleend, de verantwoordelijkheid voor de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties berust. Gegevens die in dat kader worden verwerkt vallen onder het regime van de wet en ook de in artikel 135 van die wet geregelde geheimhoudingsplicht die geldt voor een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de wet, geldt voor de bij de ondersteuning betrokken politieambtenaren.
Als het gaat om technische of andere vormen van ondersteuning met de politie werkt de AIVD voornamelijk samen met de Landelijke Eenheid. Deze eenheid ondersteunt ook andere politie-eenheden met specialisten op diverse terreinen. Met het verlenen van technische ondersteuning wordt bedoeld: het ter beschikking stellen van technische apparatuur waarover de verzoekende dienst niet zelf beschikt dan wel voor zover deze er zelf over beschikt maar deze apparatuur reeds voor andere doeleinden wordt ingezet. Onder technische ondersteuning kan ook de ondersteuning door personeel worden gerekend, zij het dat die gerelateerd dient te zijn aan de verlangde technische ondersteuning. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld de beschikbaarstelling van personeel dat gespecialiseerd is in de bediening van de desbetreffende apparatuur. Onder andere vormen van ondersteuning moet bijvoorbeeld worden gedacht aan ondersteuning bij volg- en observatie-activiteiten (anders dan via de inzet van technische apparatuur).
Dit mandaatbesluit heeft alleen betrekking op verzoeken om ondersteuning in het kader van de uitoefening van de bijzondere bevoegdheden op grond van de artikelen 40, 42, 44, 45 en 47 van de wet.
Artikel 40 van de wet geeft een regeling voor het observeren en volgen door de diensten. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid mogen observatie- en registratiemiddelen worden ingezet waarbij niet alleen gebruik kan worden gemaakt van traditionele hulpmiddelen zoals een camera, maar ook van andere volgmiddelen, plaatsbepalingsapparatuur en registratiemiddelen. Indien observatie- en registratiemiddelen als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onder a, ingezet worden in een woning, kan daarvoor uitsluitend door de betrokken minister schriftelijk toestemming worden verleend aan het hoofd van de dienst (artikel 40, derde lid). Dit hangt samen met het ingrijpende karakter van deze bevoegdheid. Een verzoek om technische of andere ondersteuning bij de uitoefening van deze bevoegdheid heeft slechts een uitvoerend karakter en kan derhalve gemandateerd worden.
Een verzoek om ondersteuning kan bijvoorbeeld worden gedaan wanneer een fysieke observatie veel capaciteit vergt en daarnaast extra capaciteit nodig is om de kans op onderkenning te verkleinen. Een ander voorbeeld is een verzoek om de technische volg- en observatiemiddelen van de politie te kunnen gebruiken. Door de voortdurende technologische ontwikkelingen beschikt de politie soms over andere technische middelen dan de AIVD. Afhankelijk van de omstandigheden kan een middel van de politie operationeel de voorkeur krijgen boven de middelen waarover de AIVD zelf beschikt. Het gebruik van de politiemiddelen maakt in de inzet in dat geval efficiënter. Ook kan de situatie zich voordoen dat een specifiek specialisme nodig is waarover de AIVD (op dat moment) niet of in onvoldoende mate beschikt. Dit kan bijvoorbeeld de inzet van honden betreffen. De politie beschikt over honden en begeleiders die speciaal getraind zijn in specifieke vaardigheden die ook voor de AIVD relevant zijn, zoals non-politioneel gedrag of herkenning van specifieke geuren.
In artikel 42, eerste lid, onder a en b, van de wet wordt de bevoegdheid voor de diensten geregeld tot het, al dan niet met een technisch hulpmiddel, doorzoeken van besloten plaatsen en gesloten voorwerpen. Onder het begrip doorzoeken wordt niet alleen het enkel bezichtigen van de desbetreffende besloten plaats verstaan, maar ook het openmaken van aldaar aanwezige kasten e.d. Bij het doorzoeken van gesloten voorwerpen moet worden gedacht aan het openen en vervolgens doorzoeken van bijvoorbeeld koffers, containers, lockers e.d.
Op het gebied van doorzoekingen beschikt de politie over brede expertise waarop de AIVD een beroep kan doen, bijvoorbeeld wanneer behoefte is aan de inzet van een specialist verborgen ruimtes wanneer een besloten ruimte, waaronder een woning, heimelijk moet worden betreden. Ook kan verzocht worden om de ondersteuning van een specialist op het gebied van falsificaten. Een doorzoeking geschiedt altijd heimelijk waarbij het niet altijd mogelijk is om ook materialen veilig te stellen. De aanwezigheid van een specialist is dan van groot belang om ter plekke een inschatting te kunnen maken.
In artikel 42, eerste lid, onder c, is het verrichten van onderzoek aan voorwerpen gericht op het vaststellen van de identiteit van een persoon geregeld. Daarbij moet worden gedacht aan het onderzoek naar vingerafdrukken of het verrichten van DNA-onderzoek dat daarop is gericht. Indien het noodzakelijk is voor het onderzoek kunnen voorwerpen voor een beperkte tijd worden meegenomen, bijvoorbeeld als het onderzoek van het desbetreffende voorwerp ter plaatse onmogelijk is vanwege de inzet van gespecialiseerde technische apparatuur. Bij het meenemen van voorwerpen moet in dit verband gedacht worden aan een plastic bekertje, sigarettenpeuken of haren die worden aangetroffen en voor biologisch forensisch onderzoek worden meegenomen. Wanneer de politie ondersteuning verleent bij een volg- of observatieactie kan de situatie zich voordoen dat tijdens die actie voorwerpen meegenomen moeten worden. Een verzoek om ondersteuning moet dus ook in dergelijke gevallen mogelijk zijn.
Voor het openen van brieven en andere geadresseerde verzendingen is ingevolge artikel 13 van de Grondwet voorafgaande toestemming van de rechter nodig. Artikel 44 van de wet regelt daarom dat voor het openen van brieven en andere geadresseerde verzendingen, zonder goedvinden van de afzender of de geadresseerde, een last van de rechter (in casu de rechtbank Den Haag) is vereist. Het openen van postzendingen vergt specifieke expertise die de AIVD wil delen met de politie. Deze specialistische kennis is daardoor breder beschikbaar waardoor de inzet van deze bevoegdheid minder kwetsbaar wordt.
In artikel 45 is de bevoegdheid tot het verkennen en binnendringen in geautomatiseerde werken opgenomen. Bij de toepassing van deze bevoegdheid kan de ondersteuning bijvoorbeeld bestaan uit het overnemen van de gegevens opgeslagen of verwerkt in het geautomatiseerde werk. Een voorbeeld hiervan is de situatie dat de politie beschikt over de telefoon van een verdachte die zich bevindt in de fouillering. Als een verdachte wordt opgehouden voor verhoor is het voor de AIVD niet altijd mogelijk om tijdig ter plaatse te zijn om het geautomatiseerd werk uit die fouillering te onderzoeken voordat de verdachte wordt heengezonden. In een dergelijke situatie kan ondersteuning door de politie uitkomst bieden.
Artikel 47 van de wet regelt de bevoegdheid tot het met een technisch hulpmiddel gericht aftappen, ontvangen, opnemen en afluisteren van elke vorm van gesprek, telecommunicatie of gegevensoverdracht door middel van een geautomatiseerd werk, ongeacht waar een en ander plaatsvindt. Het gaat daarbij om onderzoek van communicatie met betrekking tot specifieke personen, organisaties en nummers dan wel technische kenmerken. Deze bevoegdheid omvat niet alleen het aftappen en opnemen van telecommunicatie, maar bijvoorbeeld ook de toepassing van (richt)microfoons en de inzet van actieve scanapparatuur zoals de imsi-catcher.
Zoals ook bij artikel 40 (observatie) is toegelicht, beschikt de politie dankzij de voortdurende ontwikkeling van nieuwe technieken soms over andere technische middelen dan de AIVD. Wanneer de AIVD de bevoegdheid op grond van artikel 47 met die nieuwe technieken beter of efficiënter kan uitvoeren, kan de politie worden verzocht om ondersteuning bij de uitoefening van deze bevoegdheid.
In alle genoemde gevallen gaat het om verzoeken die met een zekere regelmaat worden gedaan en die zonder bezwaar in mandaat door het hoofd van de dienst dan wel in voorkomende gevallen in ondermandaat door een unithoofd van de AIVD kunnen worden gedaan. Voor zover het gaat om een verzoek tot ondersteuning bij de uitoefening van bijzondere bevoegdheden in woningen kan het verzoek daartoe niet in ondermandaat door het unithoofd worden gedaan (artikel 2, tweede lid). In dat geval rust de bevoegdheid bij het hoofd van de dienst, aangezien het hoofd van de dienst ingevolge artikel 58, derde lid, van de wet namens de minister bevoegd is tot het geven van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden. Uiteraard blijft de minister zowel waar het gaat om het doen van een verzoek of het verlenen van een machtiging als hier bedoeld ook zelf bevoegd. In artikel 2, derde lid, is ten slotte bepaald dat de uitoefening van het mandaat als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, achterwege blijft, indien de aard en de omstandigheden waaronder de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid met ondersteuning door een of meer landelijke eenheden van de politie dan wel Koninklijke Marechaussee dient plaats te vinden, gelet op de daaraan verbonden risico’s besluitvorming door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vereist. Een voorbeeld hiervan is de situatie waarin sprake is van een parallel-onderzoek. In dat geval ligt het minder voor de hand de politie te verzoeken om ondersteuning, aangezien het risico bestaat op vermenging van het inlichtingenonderzoek en het opsporingsonderzoek. Indien ondersteuning door de politie in die situatie toch noodzakelijk wordt geacht, zal een verzoek via de minister in veel gevallen aangewezen zijn.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-42703.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.