Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2021, 42311 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2021, 42311 | beleidsregel |
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op artikel 75, elfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 67, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 75, tiende lid, van de Wet primair onderwijs BES en artikel 123, zevende lid, Wet voortgezet onderwijs BES;
Gezien de voordracht van de inspecteur-generaal van het onderwijs van 17 september 2021,
Besluit:
Het Besluit van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 9 december 2020, nr. 25930973, tot vaststelling van beleidsregel houdende Advieskader nieuwe scholen, wordt als volgt gewijzigd:
A.
Na artikel 2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
B.
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘Geldig per 1 februari 2021’ vervangen door ‘Geldig per 1 augustus 2021’.
2. In de derde alinea van hoofdstuk 1 wordt ‘Het advieskader is vastgesteld op 9 december 2020 en treedt op 1 februari 2021 in werking.’ vervangen door ‘De meest recente versie van dit advieskader is vastgesteld op 23 september 2021 en treedt op 1 oktober 2021 in werking, met terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 2021.’
3. In de eerste regel van paragraaf 1.4 vervalt ‘2020’ en wordt ‘1 februari 2021’ vervangen door ‘1 augustus 2021’.
4. In paragraaf 3.2 komt onderdeel D1 te luiden:
|
D1. Inhoud van het onderwijs: burgerschapsonderwijs |
|---|
|
Basisonderwijs De wettelijke opdracht tot bevordering van burgerschap vraagt van het onderwijs om actief burgerschap en sociale cohesie te bevorderen. Het onderwijsaanbod dient zich herkenbaar te richten op bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat (zie eindnoot*), aan de ontwikkeling van de sociale en maatschappelijke competenties die daarbij van belang zijn en aan een schoolcultuur waarin basiswaarden worden voorgeleefd en waarmee kan worden geoefend. De aanvraag bevat daarom een beschrijving van de wijze waarop het burgerschapsonderwijs vormgegeven zal worden, zodanig dat inzichtelijk is hoe invulling wordt gegeven aan de wettelijke eis dat dit onderwijs doelgericht en samenhangend vorm krijgt (conform art. 8, derde lid en lid 3a, WPO). |
|
Voortgezet onderwijs De wettelijke opdracht tot bevordering van burgerschap vraagt van het onderwijs om actief burgerschap en sociale cohesie te bevorderen. Het onderwijsaanbod dient zicht herkenbaar te richten op bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat (zie eindnoot*), aan de ontwikkeling van de sociale en maatschappelijke competenties die daarbij van belang zijn en aan een schoolcultuur waarin basiswaarden worden voorgeleefd en waarmee kan worden geoefend. De aanvraag bevat daarom een beschrijving van de wijze waarop het burgerschapsonderwijs vormgegeven zal worden, zodanig dat inzichtelijk is hoe invulling wordt gegeven aan de wettelijke eis dat dit onderwijs doelgericht en samenhangend vorm krijgt (conform art. 17 WVO). |
5. In paragraaf 6.1 komt onderdeel D1 te luiden:
|
D1. Inhoud van het onderwijs: burgerschapsonderwijs |
|---|
|
Basisonderwijs De wettelijke opdracht tot bevordering van burgerschap vraagt van het onderwijs om actief burgerschap en sociale cohesie te bevorderen. Het onderwijsaanbod dient zicht herkenbaar te richten op bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat (zie eindnoot*), aan de ontwikkeling van de sociale en maatschappelijke competenties die daarbij van belang zijn en aan een schoolcultuur waarin basiswaarden worden voorgeleefd en waarmee kan worden geoefend. De aanvraag bevat daarom een beschrijving van de wijze waarop het burgerschapsonderwijs vormgegeven zal worden, zodanig dat inzichtelijk is hoe invulling wordt gegeven aan de wettelijke eis dat dit onderwijs doelgericht en samenhangend vorm krijgt (conform art. 10, derde lid en lid 3a, WPO BES). |
|
Voortgezet onderwijs De wettelijke opdracht tot bevordering van burgerschap vraagt van het onderwijs om actief burgerschap en sociale cohesie te bevorderen. Het onderwijsaanbod dient zich herkenbaar te richten op bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat (zie eindnoot*), aan de ontwikkeling van de sociale en maatschappelijke competenties die daarbij van belang zijn en aan een schoolcultuur waarin basiswaarden worden voorgeleefd en waarmee kan worden geoefend. De aanvraag bevat daarom een beschrijving van de wijze waarop het burgerschapsonderwijs vormgegeven zal worden, zodanig dat inzichtelijk is hoe invulling wordt gegeven aan de wettelijke eis dat dit onderwijs doelgericht en samenhangend vorm krijgt (conform art. 42 WVO BES). |
6. Na paragraaf 6.2 wordt een noot toegevoegd, luidende:
*) Noot:
Basiswaarden van de democratische rechtsstaat
Bevordering van basiswaarden vormt een belangrijk aspect van de wettelijke burgerschapsopdracht. Basiswaarden van de democratische rechtsstaat (hierna: basiswaarden) weerspiegelen de algemene, breed erkende essentiële waarden waarop onze democratische manier van samenleven is gebaseerd. Ze zijn breed gelegitimeerd, verankerd in de nationale en internationale rechtsorde en neergelegd in onder meer de Nederlandse Grondwet en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Basiswaarden zijn kort gezegd basale, minimale en breed onderschreven waarden die de democratische rechtsstaat schragen.
De basiswaarden waarom het in het onderwijs gaat, zijn vastgelegd en uitgewerkt in het wettelijk kader in de gewijzigde burgerschapsopdracht in de onderwijswetten voor funderend onderwijs (Wet van 23 juni 2021 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs, Stb. 2021, 320; memorie van toelichting en Nota naar aanleiding van het verslag, Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2019-2020, 35 352 nr. 3 en nr. 6). Die uitwerking vormt het (hiertoe begrensde) uitgangspunt voor het inspectietoezicht op basiswaarden. De navolgende uitwerking en formuleringen zijn aan dit wettelijk kader ontleend.
Basiswaarden van de democratische rechtsstaat
Het respect voor de menselijke waardigheid zonder onderscheid des persoons staat aan de basis van de drie basiswaarden van de democratische, pluriforme en Nederlandse rechtsstaat: vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. De basiswaarde vrijheid wordt bevorderd door aandacht voor vrijheid van meningsuiting en autonomie. Gelijkwaardigheid wordt bevorderd in de vorm van het gelijkheidsbeginsel en het afwijzen van discriminatie. Solidariteit wordt bevorderd door verdraagzaamheid, begrip en verantwoordelijkheidsbesef en het afwijzen van onverdraagzaamheid. Dit betekent dat scholen aandacht besteden aan vrijheid van meningsuiting, het gelijkheidsbeginsel, begrip, verdraagzaamheid, het afwijzen van onverdraagzaamheid en discriminatie, en autonomie en verantwoordelijkheidsbesef. Deze elementen vormen in de onderwijspraktijk de minimale kern waaraan een school moet voldoen bij de bevordering van respect voor en de kennis van basiswaarden.
De burgerschapswet creëert geen nieuwe basiswaarden. Ook onder de eerdere wettelijke opdracht was sprake van bevordering van deze basiswaarden. Wel is het gewicht daarvan groter geworden. In aansluiting bij deze wettelijke kaders en ter bevordering van de continuïteit voor onderwijspraktijk en inspectietoezicht wordt in de op praktijk gerichte operationalisering uitsluitend uitgegaan van de volgende uitwerkingen. Deze uitwerkingen zijn gericht op concrete toepassing in de dagelijkse schoolpraktijk en geformuleerd op voor alle betrokkenen (inclusief leerlingen) toegankelijke wijze:
• Vrijheid van meningsuiting betekent dat je mag zeggen of schrijven wat je denkt of tegen de opvatting van anderen in mag gaan. Iedereen mag dus ook zijn of haar geloof uitdragen, of zijn of haar mening aan anderen voorhouden. Daarbij moet je je wel houden aan de wet.
• Het gelijkheidsbeginsel (ook wel gelijkheid of gelijkwaardigheid genoemd) betekent dat mensen van gelijke waarde zijn. Daarbij maakt het niet uit wat je denkbeelden zijn of wat je gelooft. Je hoeft niet te vinden dat die denkbeelden of gebruiken zelf waardevol zijn, maar wel dat mensen met andere denkbeelden en gebruiken niet minder waard zijn dan jij of dan jouw groep.
• Begrip voor anderen betekent dat je probeert te begrijpen waarom mensen of groepen bepaalde denkbeelden of gebruiken hebben: wat is de achtergrond daarvan en waarom is dat belangrijk voor een ander?
• Verdraagzaamheid (ook wel tolerantie genoemd) betekent dat je de mening of het gedrag van een ander accepteert, ook al ben je het er helemaal niet mee eens. En het betekent ook dat je iedereen de ruimte wilt geven om zo’n mening of zulk gedrag te hebben. Natuurlijk moet iedereen zich daarbij wel houden aan de wet.
• Afwijzen van onverdraagzaamheid: onverdraagzaamheid (ook wel intolerantie genoemd) is het tegenovergestelde van tolerantie. Het betekent dat je vindt dat andere mensen of groepen, dingen waar jij het niet mee eens bent niet zouden mogen denken of doen; en dat je het niet nodig vindt dat ieder de ruimte krijgt om zo’n mening of zulk gedrag te hebben.
• Afwijzen van discriminatie: discriminatie betekent dat mensen of groepen bij anderen achtergesteld worden of dat je vindt dat er voor mensen met andere denkbeelden of gebruiken niet zoveel ruimte hoeft te zijn of dat die denkbeelden of gebruiken misschien zelfs verboden moeten worden.
• Autonomie betekent dat iedereen zelf kan bepalen wie hij/zij wil zijn en hoe hij/zij zijn/haar leven wil leiden. Iedereen is dus bijvoorbeeld vrij om zelf te bepalen welke denkbeelden of welk geloof voor hem/haar belangrijk zijn/is. Daarbij moet je je wel houden aan de wet.
• Verantwoordelijkheidsbesef betekent dat mensen verantwoordelijkheid willen nemen voor wat ze zeggen en doen (en wat ze niet zeggen en doen) en dat ze daarbij rekening willen houden met wat dat voor anderen betekent. Daarbij is vooral belangrijk dat je probeert anderen niet te schaden en dat je de samenleving en de democratie wilt helpen om goed te functioneren. Hoe je dat doet, mag iedereen zelf weten.
Reikwijdte
Actieve bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat neemt binnen de wettelijke opdracht een centrale plaats in. Van scholen wordt verwacht dat zij werken aan borging en overdracht van de basiswaarden. Ten overvloede zij daarbij opgemerkt dat uit deze opdracht ook volgt dat onderwijs of handelen van de school niet in strijd met basiswaarden kan zijn. Goed burgerschapsonderwijs sluit aan bij de leefwereld van leerlingen en de interesses, problemen en risico’s die hiermee gepaard gaan. Uitgangspunt bij het toezicht is dat scholen blijk geven van inzicht in hun leerlingenpopulatie en hun leefwereld en dit, indien nodig, vertalen naar het onderwijs. Verder is van belang dat basiswaarden structureel onderdeel zijn van de schoolcultuur en dat deze daarmee in overeenstemming is. De inspectie ziet toe op de naleving daarvan via de zorg van het bestuur voor een schoolcultuur waarin alle betrokkenen basiswaarden als centrale spelregels hanteren en voorleven en voor een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met basiswaarden.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Bij het stichten van nieuwe scholen adviseert de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) over de te verwachten kwaliteit van het onderwijs van nieuwe scholen. Deze te verwachten kwaliteit van onderwijs wordt beoordeeld op basis van zes bij wet geselecteerde deugdelijkheidseisen.1 De beleidsregel Advieskader nieuwe scholen (hierna: advieskader), die per 1 februari 20212 in werking is getreden, beschrijft de wijze waarop de inspectie over de te verwachten kwaliteit van onderwijs van nieuwe scholen adviseert aan de minister en op welke wijze de inspectie tot haar advies komt.
Een van deze zes deugdelijkheidseisen heeft betrekking op het burgerschapsonderwijs op de nieuw te stichten school. De beschrijving in het advieskader ten aanzien van het burgerschapsonderwijs betreft een beschrijving op basis van de toen geldende wetgeving. Op 1 augustus 2021 is de Wet verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs in werking getreden. Hierdoor is het onderdeel burgerschapsonderwijs in het advieskader van 1 februari 2021 verouderd. Met dit besluit wordt het advieskader weer in overeenstemming gebracht met de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van het burgerschapsonderwijs.
Om de wijziging van het advieskader tegelijk met de aanpassing van de wet van kracht te laten zijn, gaat dit besluit met terugwerkende kracht in per 1 augustus 2021. Zo is voor alle belanghebbenden helder dat het advieskader aan de wet verbonden is. Het niet toekennen van terugwerkende kracht (en dus het per 1 augustus enige tijd blijven toepassen van het oude advieskader) zou overigens ook in strijd zijn met de aangescherpte burgerschapsopdracht in de wet. De terugwerkende kracht is dan ook noodzakelijk.
Over de wijziging van de burgerschapsopdracht is reeds gecommuniceerd met de initiatiefnemers voor een nieuwe school, die een melding van voorgenomen aanvraag hebben gedaan. Aangezien zij daardoor reeds op de hoogte zijn van de wijzigingen die deze beleidsregel met terugwerkende kracht doorvoert en omdat de formele wet toch al toepassing van de nieuwe burgerschapsopdracht op hun aanvraag vereist, worden zij derhalve niet benadeeld door de terugwerkende kracht.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Artikel 74, tweede lid onder b, WPO; artikel 67a, tweede lid onder b, WVO; artikel 72, derde lid onder b, WPO BES; artikel 124, tweede lid onder b, WVO BES.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-42311.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.