TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
Het doel van de Subsidieregeling heterogene brugklassen (hierna: de subsidieregeling)
is dat scholen voor voortgezet onderwijs hun onderbouw dusdanig (gaan) inrichten dat
het definitieve selectiemoment op z’n vroegst pas na het eerste of tweede leerjaar
is, en dat scholen uiterlijk vanaf schooljaar 2023/2024 in officiële en openbare beleidsdocumenten,
zoals hun schoolplan of schoolgids, hebben verankerd dat ze heterogene brugklassen1 hebben. Beoogd wordt om kansengelijkheid te bevorderen (en als neveneffect segregatie
tegen te gaan), omdat aan leerlingen in de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs
meer tijd wordt geboden om op het voor hen best passende niveau te komen. Daarom worden
scholen in de schooljaren 2022/2023 en 2023/2024 financieel ondersteund om de daarvoor
benodigde transitie te kunnen doorlopen, dan wel hun bestaande beleid ter zake te
versterken en te consolideren.
Door de coronacrisis is de kansenongelijkheid in het onderwijs verder toegenomen en
hebben veel leerlingen vertraging in hun ontwikkeling doorgemaakt. De gevolgen zijn
sterker bij leerlingen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status. Het Nationaal
Programma Onderwijs is een steunprogramma dat in het leven geroepen is om te werken
aan herstel en perspectief voor leerlingen en om deze vertragingen in te lopen in
de komende twee schooljaren (2021–2022 en 2022–2023).
De subsidieregeling is onderdeel van het Nationaal Programma Onderwijs (hierna: NPOnderwijs).
Hierin is aangekondigd dat de minister het inrichten van heterogene brugklassen zou
stimuleren en aantrekkelijker zou maken voor scholen. Alle scholen ontvangen extra
financiële middelen in het kader van het NPOnderwijs. Scholen kunnen daarnaast een
beroep doen op deze subsidieregeling. Het doel van de subsidieregeling is om scholen
te stimuleren (meer of langere) heterogene brugklassen in te richten. De subsidie
is bedoeld als tegemoetkoming in de transitiekosten die hiervoor gemaakt moeten worden.
De inrichting van de onderbouw en de risico's van vroege selectie
De overgang van primair naar voortgezet onderwijs is een belangrijke en soms ook kwetsbare
schakel in de onderwijsloopbaan van leerlingen. De selectie van leerlingen voor een
onderwijsniveau in het voortgezet onderwijs aan het einde van de basisschool leidt
regelmatig tot een verkeerde inschatting en plaatsing. Als die selectie voor een bepaald
onderwijsniveau wordt uitgesteld tot na het tweede of derde leerjaar, hebben leerlingen
meer tijd om op de voor hen meest passende plek te komen. Heterogene brugklassen,
waarin twee of meer schoolsoorten of leerwegen bij elkaar zitten, zijn hiervoor een
instrument. De vorming of uitbreiding van heterogene brugklassen kan als neveneffect
ook een positief effect hebben op het tegengaan van segregatie in het onderwijs. Door
de klassen in de brugperiode gemengder te maken komen kinderen met verschillende achtergronden
meer en langer met elkaar in contact. Dit kan een positief effect op burgerschap,
sociale cohesie en wederzijds begrip hebben.
Waarvoor mag de subsidie worden gebruikt?
De bedoeling van deze subsidieregeling is om het inrichten van heterogene brugklassen
aantrekkelijker te maken voor scholen. Scholen die nog geen heterogene brugklassen
hebben, kunnen hiermee starten. Scholen die al wel een bepaalde soort heterogene brugklas
hebben (bijvoorbeeld alleen havo/vwo) kunnen dit aanbod ook uitbreiden met nieuwe
soorten heterogene brugklassen (bijvoorbeeld ook vmbo-tl/havo). Scholen kunnen ook
subsidie ontvangen voor het inrichten van extra heterogene brugklassen (meer van het
bestaande aanbod) of voor het verbreden (met een extra niveau, bijvoorbeeld van havo/vwo
tot vmbo/havo/vwo) en/of verlengen (van een eenjarige naar een twee- of driejarige
brugperiode) van bestaande heterogene brugklassen. Het aanbieden van (meer) brede
brugklassen dient onderdeel te zijn van de visie op en het beleid van de school ten
aanzien van het bevorderen van kansengelijkheid.
De omschakeling van homogene naar heterogene brugklassen vraagt iets van de inrichting
van het onderwijs. Het kan iets betekenen voor praktische zaken als roosters, maar
vraagt ook iets van docenten: er is meer differentiatie nodig in de klas. Ook zullen
niet alle lesmethodes toegesneden zijn op deze manier van werken. Het kan dus zijn
dat de leerstof opnieuw moet worden bekeken. Ook is van belang dat ouders goed worden
betrokken bij de omschakeling. Al deze activiteiten kosten tijd en dus geld. De subsidieregeling
is een tegemoetkoming in deze transitiekosten.
Regeldruk en administratieve lasten
De administratieve lasten voor aanvragen en verantwoorden zijn zo beperkt mogelijk
gehouden, door een eenvoudig aanvraagformulier te gebruiken, en bij de verantwoording
uit te gaan van een relatief licht verantwoordingsregime.
Van maximale administratieve lasten is sprake wanneer een aanvragende school nog helemaal
geen heterogene brugklassen heeft. Dan is er immers sprake vanwijziging van het beleid
met betrekking tot de organisatie van de school, waarop de medezeggenschapraad op
grond van de Wet Medezeggenschap Scholen (WMS, art. 11, eerste lid, onder f.) uiteindelijk
adviesbevoegdheid heeft. Als dit ook leidt tot verandering van de onderwijskundige
doelstellingen van de school en wijziging van het schoolplan, heeft de medezeggenschapsraad
bovendien instemmingsbevoegdheid (WMS, art. 10, eerste lid, onder a. en b.). In elk
geval moet het bevoegd gezag de medezeggenschapsraad dan over het voornemen informeren,
gezien artikel 8 (tweede lid, onder a.) van de WMS, op grond waarvan de medezeggenschapsraad
jaarlijks de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel, organisatorisch
en onderwijskundig gebied moet ontvangen. Als het bevoegd gezag het voornemen heeft
heterogene brugklassen in te richten en hiervoor subsidie aan te vragen, dient zij
de medezeggenschap hierover dus te informeren. De geschatte tijdbesteding hiervoor
is vier uur door één functionaris van de school per aanvraag, dus – uitgaande van
een uurtarief van € 50,– in totaal € 200,– per aanvraag. Bij scholen die al wel heterogene
brugklassen aanbieden en dit aanbod ‘alleen’ uitbreiden, verbreden, verlengen en /
of doorontwikkelen, is strikt genomen geen (of in elk geval in mindere mate) sprake
van wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school. Dat
laat echter onverlet dat het bevoegd gezag er ook in dat geval goed aan doet de medezeggenschap
te informeren over haar voornemen hiertoe. Daarom wordt bij het bepalen van de (maximale)
administratieve lasten geen onderscheid gemaakt tussen scholen die al wel heterogene
brugklassen hebben en scholen die dit nog niet hebben – er wordt uitgegaan van het
maximale bedrag, dat in de praktijk dus minder kan zijn.
De verwachting is dat het invullen van de aanvraag ongeveer een uur zal duren en dat
verder ongeveer zes uur (overleg)tijd nodig is voor het besluitvormingsproces over
waarvoor precies de subsidie aangevraagd zal worden: voor introductie, verbreding
of anderszins van heterogene brugklassen en welke activiteiten ervoor ondernomen moeten
worden. In totaal dus 300 Euro. Er behoeven overigens vooraf geen project- of activiteitenplannen
te worden ingediend bij DUS-I.
De verantwoording vindt plaats binnen de reguliere jaarverslaglegging, waarbij model
G1 wordt gebruikt. Voor deze specifieke subsidie binnen het totaal van te verantwoorden
subsidies wordt ervan uitgegaan dat twee uur (door één functionaris) nodig is om de
voor de verantwoording benodigde informatie te verzamelen en in het jaarverslag te
verwerken (dus € 100,–).
Ten slotte moet de school vanaf schooljaar 2023/2024 kunnen aantonen welk soort (heterogene)
brugklassen wordt aangeboden. Richting ouders en leerlingen is dat geen aanvullende
(administratieve) last: die informatie wordt nu ook al in openbare documenten en op
de website van de school beschikbaar gesteld. Als bekostigingsvoorwaarde is in aanvulling
daarop opgenomen dat de aanvrager in het najaar van 2023 de minister moet informeren
over het (heterogene) brugklasaanbod dat de school in schooljaar 2023/2024 heeft.
De aanvrager zal te gelegener tijd een verzoek hiertoe ontvangen van DUS-I; voor het
beantwoorden van die vraag wordt één uur (€ 50,–) gerekend.
Met nog één uur (€ 50) aan onvoorziene kosten bedragen de totale administratieve hiermee
maximaal € 700 per aanvraag per vestiging.2 Dat is maximaal 0,7% van het subsidiebedrag van € 100.000 per aanvraag. De totale
administratieve lasten voor álle aanvragen hangt vanzelfsprekend af van het aantal
scholen dat een aanvraag indient, maar de administratieve lasten zijn ook landelijk
gezien maximaal 0,7% van het subsidiebedrag.
Consultatie
De regeling wordt namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
uitgevoerd door DUS-I, die de regeling op uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. De regeling
wordt uitvoerbaar geacht. Tevens is de regeling in concept voorgelegd aan veldpartijen.
Suggesties, onder meer met betrekking tot de aanvraagperiode en de doorlooptijd van
de regeling, zijn waar mogelijk verwerkt in de regeling en / of de toelichting. Ook
is het pleidooi van de Sectorraad Praktijkonderwijs, de Stichting Platforms vmbo,
de VO-raad en Ouders en Onderwijs om de pilots pro/vmbo mee te nemen in deze regeling
(zie hieronder in de artikelsgewijze toelichting op artikel 1 van de regeling) overgenomen.
Caribisch Nederland
Deze regeling is van toepassing in Caribisch Nederland. Ook de vo-scholen op Saba
en Sint Eustatius die CXC-onderwijs aanbieden kunnen gebruik maken van deze regeling.
Dat zal hoofdzakelijk betrekking hebben op het doorontwikkelen van de onderbouw zoals
bedoeld in artikel 3, onderdeel d van deze regeling, omdat de brugklassen vanwege
de kleinschaligheid vaak al heterogeen zijn.
Vaste verandermomenten en inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze datum wijkt af van de vaste verandermomenten
en de minimale invoeringstermijn. Er is voorafgaand aan de publicatie van deze regeling
gecommuniceerd met de doelgroep, zodat er tijdig op de regeling geanticipeerd kan
worden. De doelgroep is gebaat bij een spoedige inwerkingtreding van de regeling.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In de begripsbepaling wordt onder meer ‘heterogene brugklassen’ gedefinieerd. Dit
zijn klassen in de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs waarin meerdere schoolsoorten
worden gecombineerd, bijvoorbeeld vmbo-tl en havo of havo en vwo, of alle niveaus
van vmbo-bb tot en met vwo. De meeste combinaties zijn wettelijk mogelijk, alleen
is er momenteel geen wettelijke grondslag voor klassen waarin praktijkonderwijs en
vmbo (meestal de basisberoepsgerichte leerweg) worden gecombineerd. Hiervoor kan deze
subsidieregeling dan in principe ook niet voor worden gebruikt.
Sinds 2019 loopt de door het Ministerie van OCW geïnitieerde pilot onderbouwklas pro/vmbo.3
Deze pilot wordt uitgevoerd om te onderzoeken of deze combinatie toch wenselijk zou
zijn. De scholen(-combinaties) die deelnemen aan de pilot mogen in afwijking van de
geldende wet- en regelgeving wél heterogene brugklassen pro/vmbo aanbieden. Deze scholen
kunnen op grond van deze regeling daarom ook subsidie aanvragen voor de doelen van
deze regeling. Aangezien het buiten de context van de pilot wettelijk niet mogelijk
is om gecombineerde praktijkonderwijs- vmbo-(brug-)klassen aan te bieden kunnen scholen
voor praktijkonderwijs die niet deelnemen aan de pilot op grond van deze regeling
ook geen subsidie aanvragen. Introductie van heterogene brugklassen (tweede lid, onder
a.) is buiten de context van de pilot voor scholen voor praktijkonderwijs momenteel
niet toegestaan en dus ook niet subsidiabel op grond van deze regeling, en scholen
voor praktijkonderwijs die niet deelnemen aan de pilot hebben nu geen heterogene brugklassen,
dus kunnen zij die ook niet verbreden, verlengen of doorontwikkelen (tweede lid, onder
b., c., en d.). Aangezien pilotscholen in het kader van de pilot reeds zijn gestart
met het aanbieden van heterogene brugklassen, kunnen deze scholen dat wel.
Artikel 3
In artikel 3 wordt het doel van de regeling beschreven. Op grond van deze regeling
is sprake van incidentele extra middelen, maar het doel is om het aanbod van heterogene
brugklassen structureel uit te breiden en te verbeteren. De minister kan daartoe subsidie
verstrekken aan een bevoegd gezag voor het formuleren van beleid, het opstellen van
een plan en het treffen van maatregelen die ten doel hebben het onderwijs aan een
school in de eerste leerjaren zodanig te gaan organiseren dat leerlingen in elk geval
niet eerder dan na het eerste leerjaar, en bij voorkeur nog later, worden ingedeeld
naar schoolsoort of leerweg, bijvoorbeeld vmbo-tl of havo.
Het doel van de regeling is scholen te ondersteunen om structureel meer, langer en/of
breder samengestelde heterogene brugklassen in te richten in de eerste leerjaren van
het voortgezet onderwijs, op z’n laatst vanaf schooljaar 2023/2024 maar bij voorkeur
eerder. Dit kan vorm krijgen door:
-
1. De introductie van een brugklas van één of meerdere leerjaren (bv. het introduceren
van een vmbo-tl/havo brugklas naast alleen homogene brugklassen of vmbo-tl/havo als
een school naast homogene brugklassen alleen havo/vwo-brugklassen heeft); of
-
2. De verlenging van een bestaande heterogene brugklas tot in ieder geval twee leerjaren
(bv. het verlengen van een eenjarige havo/vwo-brugklas naar twee jaar); of
-
3. De verbreding van een bestaande heterogene brugklas met een extra schoolsoort of leerweg
(bv. het uitbreiden van een havo/vwo brugklas naar een mavo4/havo/vwo-brugklas); of
-
4. De doorontwikkeling en verbetering van een heterogene brugklas (bv. bijscholing van
docenten in gedifferentieerd lesgeven).
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een of meerdere vestigingen subsidie aanvragen
voor één van bovenstaande activiteiten, maar ook voor een combinatie van twee of meerdere
van de activiteiten.
Bijvoorbeeld:
-
– een bevoegd gezag vraagt voor vestiging A subsidie aan voor de introductie van heterogene
brugklassen en ontvangt hiervoor € 100.000.
-
– een bevoegd gezag vraagt voor vestiging B subsidie aan voor zowel de onder 2 genoemde
activiteit (verlengen) als de onder 4 genoemde activiteit (doorontwikkelen) en ontvangt
hiervoor € 100.000. Het subsidiebedrag blijft gelijk, ook als gekozen wordt voor meerdere
activiteiten.
De subsidie is bedoeld als een tegemoetkoming in de transitie(kosten) die scholen
moeten maken om structureel meer, langere en / of bredere heterogene brugklassen in
te richten. Daarbij valt te denken aan:
-
• de tijd die nodig is om schoolbeleid te formuleren aangaande het bevorderen van kansen
door uitstel van het selectiemoment;
-
• het maken van het plan om de omschakeling van homogene naar heterogene brugklassen
te maken; of
-
• het aanpassen van lesroosters.
Als aanpassing van het curriculum of van lesmateriaal nodig is, kan dit ook worden
bekostigd met deze subsidie. Ook scholing van docenten om bijvoorbeeld meer te differentiëren
in de klas kan hieronder vallen. Hetzelfde geldt voor de kosten voor de inzet van
een onderwijsondersteuner, die het mogelijk maakt om in een heterogene brugklas goed
te differentiëren.
Deze subsidieregeling is erop gericht het aanbod van heterogene brugklassen niets
slechts één of enkele jaren, maar structureel uit te breiden. Door de subsidie te accepteren committeert het bevoegd gezag zich
hieraan.
Artikel 6
De subsidieaanvraag wordt gedaan door het schoolbestuur voor de vestiging onder haar
gezag die één of meer heterogene brugklassen wil starten, één of meer heterogene brugklassen
wil verbreden of verlengen of bestaande heterogene brugklassen wil doorontwikkelen.
Een bestuur kan voor meerdere vestigingen subsidie aanvragen en per vestiging kan
het om meerdere brugklassen gaan. Per vestiging (zescijferig brinnummer) wordt door
het bevoegd gezag een aanvraag ingediend. DUS-i stelt hiertoe een aanvraagformulier
beschikbaar. Een aanvraag kan alleen middels dit formulier worden ingediend. In het
aanvraagformulier maakt de subsidieaanvrager duidelijk voor welke activiteiten subsidie
wordt aangevraagd. Ook geeft de subsidieaanvrager in de aanvraag een globale tijdsplanning,
waarin in elk geval wordt aangegeven vanaf wanneer het beoogde aanbod van heterogene
brugklassen wordt gerealiseerd
De eerste aanvraagperiode loopt van 1 oktober 2021 tot en met 12 november 2021. Indien
na de eerste aanvraagperiode nog middelen resteren, volgt een tweede aanvraagperiode
van 7 maart 2022 tot en met 18 april 2022. Als daarna nog middelen resteren, zal de
minister één of meerdere nieuwe aanvraagperioden openstellen in 2022 en eventueel
ook daarna. Hiertoe zal dan te gelegener tijd een wijzigingsregeling worden gepubliceerd.
De eerste aanvraagperiode start en eindigt relatief vroeg in het schooljaar, en het
is waarschijnlijk dat veel scholen meer tijd nodig hebben om tot besluitvorming te
komen over het doen van een aanvraag. Er kan immers sprake zijn van wijziging van
het beleid met betrekking tot de organisatie van de school, waarop de medezeggenschapraad
op grond van de Wet Medezeggenschap Scholen (WMS, art. 11, eerste lid, onder f.) adviesbevoegdheid
heeft, of van verandering van de onderwijskundige doelstellingen van de school en
wijziging van het schoolplan, waarop de medezeggenschapsraad instemmingsbevoegdheid
heeft (WMS, art. 10, eerste lid, onder a. en b.). De tweede aanvraagperiode zou hiervoor
voldoende ruimte moeten bieden. Om scholen die minder tijd nodig hebben, bijvoorbeeld
omdat er al concrete plannen zijn en de medezeggenschap hierin reeds is meegenomen,
is er voor gekozen om ook al in de periode van 1 oktober – 12 november 2021 de mogelijkheid
te bieden om subsidie aan te vragen, zodat scholen die eerder kunnen starten, ook
eerder over subsidie kunnen beschikken.
Artikel 7
Als meer subsidie wordt aangevraagd dan beschikbaar is, wordt allereerst gekeken of
de overschrijding groter of kleiner dan 10 procent is. Als de overschrijding kan worden
opgelost door alle aanvragen voor ten hoogste 10 procent van het aangevraagde bedrag
minder toe te kennen, wordt hiervoor gekozen. Indien dit de overschrijding niet op
zou lossen, treedt een andere procedure in werking. Allereerst krijgen aanvragen voor
brugklassen waar mavo en havo beide onderdeel van uitmaken voorrang. Hiervoor is gekozen
omdat deze brugklassen minder vaak voorkomen dan heterogene brugklassen met meerdere
leerwegen van het vbo en havo/vwo-brugklassen. Indien daarna nog budget over is, wordt
onder de overige aanvragen geloot. Volgorde van binnenkomst van de aanvragen speelt
daarbij geen rol.
Artikel 8
De aanvrager is verplicht om in het najaar van 2023 mee te werken aan een monitorings-
en evaluatieonderzoek. Dit monitoringsonderzoek wordt gebruikt ten behoeve van beleidsinformatie
en is een indicatie voor de voortgang en effectmeting. Ook is het schoolbestuur verplicht
om mee te werken aan verzoeken om informatie van de minister. Verder regelt dit artikel
dat het schoolbestuur de beschikbaarheid van (ontwikkelde) heterogene brugklassen
verankert in officiële en openbare beleidsdocumenten, zoals het schoolplan of in de
schoolgids. Als een nieuwe brugklas wordt ingericht, is het logisch om het in de schoolgids
te verankeren en ook bijvoorbeeld op de website van de school te publiceren. Als er
meer beleidsmatige aanpassingen zijn kan het logischer zijn om het (ook) in het schoolplan
op te nemen. Ook is het schoolbestuur verplicht om een rapportage aan te leveren in
het najaar van 2023. Hierin moet in elk geval aangetoond worden hoe het aanbod van
heterogene brugklassen op de vestiging(en) waarvoor subsidie is ontvangen vanaf schooljaar
2023/2024 zich verhoudt tot het aanbod van heterogene brugklassen op die vestiging(en)
in schooljaar 2021/2022. Het doel van de regeling is immers dit aanbod uit te breiden
(introductie heterogene brugklassen dan wel verlenging of verbreding van heterogene
brugklassen), of – als alleen wordt gekozen voor doorontwikkeling van bestaande heterogene
brugklassen – dat dit aanbod in kwantitatieve zin ten minste op peil blijft.
Artikel 9
De subsidieontvanger verantwoordt zich over de subsidie in het jaarverslag via model
G1. De subsidieontvanger moet op basis van model G1 in het jaarverslag kunnen aantonen
dat de prestatie waarvoor subsidie beschikbaar is gesteld, is geleverd. Op basis van
openbare informatie, zoals het schoolplan, de schoolgids, of de website van de school,
moet kunnen worden aangetoond dat er (ten minste) vanaf schooljaar 2023/2024 méér,
langer en beter aanbod van heterogene brugklassen is dan in schooljaar 2020/2021 het
geval was. In 2020 stond bijvoorbeeld op de website van de school (bij de informatie
voor ouders van leerlingen in groep 8 PO die de overstap naar het VO gaan maken) en
in de schoolgids dat leerlingen in schooljaar 2020/2021 op deze school konden starten
in een havo-brugklas of een vwo-brugklas, terwijl op de website in 2022 staat dat
zij in een havo-brugklas, een havo-vwo-brugklas of een vwo-brugklas kunnen starten;
of dat in schooljaar 2020/2021 alleen in de eerste klas de mogelijkheid bestond naar
een vmbo-tl/havo-brugklas of een havo/vwo-brugklas te gaan, terwijl dat vanaf 2022/2023
ook nog in de tweede klas een optie is. Ook kan het bijvoorbeeld zijn dat een school
waar in 2020/2021 wat heterogeen samengestelde brugklassen betreft alleen sprake was
van een havo-/vwo-brugklas, vanaf 2022/2023 ook een vmbo-tl-/havo-brugklas aanbiedt.
Zo moet blijken dat en hoe het aanbod van heterogene brugklassen op de vestiging structureel
is uitgebreid of verlengd. Om dit bij de verantwoording eenvoudig aan te kunnen tonen
zou de aanvrager er goed aan kunnen doen de informatie over het huidige aanbod van
(brede) brugklassen, zoals bijvoorbeeld op de actuele versie van de website staat
vermeld, te bewaren.
Indien de uitkomst van de pilot pro/vmbo-onderbouwklassen aanleiding geeft om heterogene
brugklassen waarin praktijkonderwijs wordt gecombineerd met één of meer andere schoolsoorten
niet wettelijk mogelijk te maken, kan de minister bepalen ervan af te zien subsidie
terug te vorderen bij scholen die deelnamen aan die pilot. Deze scholen kunnen dan
immers niet voldoen aan de subsidievoorwaarde dat het aanbod van heterogene brugklassen
structureel moet worden uitgebreid.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob