Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 27 september 2021 datum, nummer WBV 2021/19, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk B13 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

B13. Verblijfsrecht VK-onderdanen en hun familieleden

1. Inleiding

Vanwege de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie (EU) is een onderdaan van het VK (hierna: VK-onderdaan) na 31 januari 2020 geen burger van de Unie meer. De EU en het VK hebben een terugtrekkingsakkoord 1 bereikt, dat is geratificeerd door het VK en goedgekeurd door de Europese Unie. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe Nederland het terugtrekkingsakkoord uitvoert ten behoeve van de beoordeling van de verblijfsaanspraken van een VK-onderdaan en de daarmee verband houdende afgifte van verblijfsdocumenten.

Onderdeel van het terugtrekkingsakkoord is een overgangsperiode. De overgangsperiode ging in op 31 januari 2020 en is geëindigd op 31 december 2020. Tijdens deze overgangsperiode behield een VK-onderdaan en zijn familieleden die vóór 31 januari 2020 in Nederland woonden, het recht om te verblijven, werken en studeren, binnen de kaders van de richtlijn 2004/38/EG.

Het terugtrekkingsakkoord biedt lidstaten op grond van artikel 19, eerste lid de mogelijkheid om een procedure in te stellen voor het aanvragen van een nieuwe verblijfsvergunning en een document als bewijs van deze vergunning. Nederland maakt gebruik van deze mogelijkheid. De termijn waarbinnen de VK-onderdaan en zijn familielid een aanvraag voor een nieuwe verblijfstatus kan indienen is vermeld in paragraaf B13/2.3 Vc bij het onderdeel ‘aanvraagprocedure’.

Na indiening van de aanvraag beoordeelt de IND of de VK-onderdaan en zijn familielid op grond van het terugtrekkingsakkoord in aanmerking komt voor:

  • een verblijfsdocument als het verblijfsrecht korter is dan 5 jaar als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc; of

  • duurzaam verblijfsrecht onder de voorwaarden als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc.

Familieleden van VK-onderdanen

De IND verstaat onder een familielid van de VK-onderdaan: een familielid als bedoeld en omschreven in artikel 9 en 10 van het terugtrekkingsakkoord en uitgewerkt in artikel 8.7 van het Vreemdelingenbesluit, ongeacht hun nationaliteit.

Inreis na de overgangsperiode

Een VK-onderdaan die na 31 december 2020 naar Nederland komt en hier wil verblijven kan geen aanspraak maken op een verblijfsvergunning op grond van het terugtrekkingsakkoord. Hij is derdelander op wie het algemene reguliere beleid van hoofdstuk B1 Vc van toepassing is.

Een familielid van een VK-onderdaan als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e, onderdeel ii van het terugtrekkingsakkoord en artikel 10, derde en vierde lid van het terugtrekkingsakkoord heeft het recht om zijn verblijf in Nederland na 31 december 2020 aan te vangen. Het verblijfsrecht van een familielid van een VK-onderdaan gaat in dat geval in vanaf het moment dat het familielid een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in paragraaf B13/2.3 Vc, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de VK-onderdaan en het familielid voldoen aan de verblijfsvoorwaarden als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc;

  • het familielid was al vóór 1 januari 2021 familielid van de VK-onderdaan; en

  • er is geen sprake is van een contra-indicatie als bedoeld in paragraaf B13/2.2 Vc.

Voor de overige in artikel 10 van het terugtrekkingsakkoord vermelde familieleden geldt dat in het geval zij hun verblijf na 31 december 2020 aanvangen het algemene reguliere beleid van hoofdstuk B1 Vc van toepassing is.

Kinderen geboren of wettelijk geadopteerd na de overgangsperiode (artikel 10, eerste lid, onder e, onderdeel iii)

Het kind van een VK-onderdaan of familielid dat na de overgangsperiode is geboren of wettelijk geadopteerd komt voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc in aanmerking, als één van de ouders in het bezit is van een verblijfsdocument op grond van artikel 18 en 19 van het terugtrekkingsakkoord. Als aan deze voorwaarde wordt voldaan gaat het verblijfsrecht van het kind in vanaf het moment dat voor het kind een aanvraag op grond van het terugtrekkingsakkoord is ingediend.

2. Aanvraagprocedure terugtrekkingsakkoord verblijfsrecht korter dan vijf jaar
2.1. Voorwaarden voor verlening van een verblijfsdocument

VK-onderdaan en familieleden

De IND verleent een verblijfsdocument op grond van artikel 18 en 19 van het terugtrekkingsakkoord aan de VK-onderdaan en zijn familielid:

  • a. die voldoen aan de criteria van artikel 13, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord; en

  • b. die op grond van artikel 18, eerste lid onder i van het terugtrekkingsakkoord beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding.

Ad a en b.

De IND verstrekt een verblijfsdocument als de VK-onderdaan en zijn familielid voor verblijfsrecht op grond van artikel 13 van het terugtrekkingsakkoord in aanmerking komen en derhalve voldoen aan de artikelen 6, 7 en 14 van de richtlijn 2004/38/EG. Deze artikelen zijn nader uitgewerkt in de artikelen 8.7 t/m 8.25 Vb (afgezien van de bepalingen die zien op duurzaam verblijfsrecht) en de beleidsregels die zien op het recht van de EU, als bedoeld in het deel van paragraaf B10/2 Vc dat ziet op de artikelen 8.7 t/m 8.25 Vb.

Op grond van de vrije bewijsleer kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid dit met alle bewijsmiddelen aantonen.

2.2. Contra-indicaties

De IND verleent geen verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc als bij de VK-onderdaan of een familielid sprake is van een van de volgende contra-indicaties, genoemd in artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord:

  • a. de VK-onderdaan of het familielid vormt een gevaar voor de openbare orde (inclusief artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of de openbare veiligheid zoals beschreven in de artikelen 27 en 28 van richtlijn 2004/38/EG;

  • b. de VK-onderdaan of het familielid maakt zich schuldig aan rechtsmisbruik of fraude zoals beschreven in artikel 35 van richtlijn 2004/38/EG.

Ad a.

Gevaar voor de openbare orde en de openbare veiligheid

Op grond van artikel 20, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord gelden, voor misdrijven gepleegd tot en met 31 december 2020, de bepalingen van hoofdstuk 6 van richtlijn 2004/38/EG. Dit houdt in dat op deze misdrijven het openbare orde criterium van paragraaf B10/2.3 Vc van toepassing is.

Voor misdrijven gepleegd na 31 december 2020 gelden op grond van artikel 20, tweede lid van het terugtrekkingsakkoord de nationale openbare orde bepalingen. Afhankelijk van de voorafgaande verblijfssituatie, betekent dat:

  • toetsing aan de bepalingen inzake eerste toelating (artikelen 3.77 en 3.78 Vb en paragraaf B1/4.4 Vc);

  • toetsing aan de bepalingen inzake de voortzetting van het eerdere verblijfsrecht (artikelen 3.86 en 3.87 Vb en paragrafen B1/6.2 en B1/6.2.2 Vc).

De IND verleent evenmin een verblijfsdocument als er concrete aanwijzingen zijn dat de VK-onderdaan of het familielid overeenkomstig artikel 27 van de richtlijn 2004/38/EG een gevaar vormt voor de nationale veiligheid (zie paragraaf B1/4.4 Vc). In het geval er enkel bij de VK-onderdaan sprake is van deze contra-indicatie verleent de IND, gelet op het afhankelijke karakter van het verblijfsrecht, noch aan de VK-onderdaan, noch aan het familielid een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc. In het geval er enkel bij het familielid sprake is van deze contra-indicatie, wordt uitsluitend aan dat familielid geen verblijfsdocument verleend.

De IND verleent voorts geen verblijfsdocument als er een procedure aanhangig is om te beoordelen of de VK-onderdaan of zijn familielid een gevaar vormt voor de openbare orde of de openbare veiligheid, ongeacht de pleegdatum.

De IND voert op grond van artikel 18, eerste lid onder p van het terugtrekkingsakkoord systematisch controles ten aanzien van openbare orde uit bij de beoordeling van aanvragen voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc om te bezien of de beperkingen van artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn.

Ad b.

De bepalingen van B10/2.3 Vc onder het kopje ‘Rechtsmisbruik en fraude’ zijn hier van toepassing.

2.3. Procedurele bepalingen

Aanvraagprocedure

De VK-onderdaan en zijn familielid moeten een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc, zodat zij bij inwilliging van de aanvraag na de overgangsperiode een bewijs van rechtmatig verblijf hebben.

Op grond van artikel 18, eerste lid onder b, eerste alinea, van het terugtrekkingsakkoord kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid die vóór het einde van de overgangsperiode naar Nederland zijn gekomen ook na 31 december 2020 nog een aanvraag indienen. De VK-onderdaan en zijn familielid hebben in dat geval de gelegenheid om tot en met uiterlijk 30 september 2021 (negen maanden na het einde van de overgangsperiode) een aanvraag voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc in te dienen.

Het familielid van een VK-onderdaan, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e,onderdeel ii en artikel 10, derde en vierde lid, van het terugtrekkingsakkoord dat het recht heeft zijn verblijf na 31 december 2020 aan te vangen, heeft op grond van artikel 18, eerste lid onder b, tweede alinea, van het terugtrekkingsakkoord het recht een aanvraag voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc in te dienen uiterlijk drie maanden na inreis. Deze termijn van drie maanden na inreis blijft ook gelden bij een inreis na 30 september 2021. Verder kan het familielid, dat na 31 december 2020 Nederland is ingereisd, sowieso tot en met 30 september 2021 een aanvraag om een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc indienen. De termijn van 3 maanden na inreis is dus niet aan de orde zolang de aanvraag uiterlijk op 30 september 2021 is ingediend.

Termijnoverschrijding

De Brexit heeft ingrijpende verblijfsrechtelijke en maatschappelijke gevolgen in het geval niet tijdig een nieuw verblijfsdocument wordt aangevraagd. Daarom wordt een aanvraag van een VK-onderdaan en zijn familielid, die vóór het einde van de overgangsperiode (31 december 2020) in Nederland verbleef en die na 30 september 2021 een aanvraag indient nog gedurende één jaar (tot 1 oktober 2022) uit oogpunt van evenredigheid inhoudelijk in behandeling genomen, ongeacht de reden van de te late indiening. De toets op de aanwezigheid van een verschoonbare reden voor de te late aanvraag blijft gedurende deze periode derhalve achterwege.

Als de VK-onderdaan (en zijn familielid) niet uiterlijk op 30 september 2021 een aanvraag heeft ingediend voor verlening van een verblijfsdocument (als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc), heeft hij vanaf 1 oktober 2021 in Nederland geen rechtmatig verblijf meer op grond van het terugtrekkingsakkoord. Maar als de VK onderdaan (en zijn familielid) daarna vóór 1 oktober 2022 alsnog de aanvraag indient, verkrijgt de VK onderdaan (en het familielid) bij inwilliging van de aanvraag alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2021 weer verblijfsrecht op grond van het terugtrekkingsakkoord.

Ook voor het familielid van de VK-onderdaan dat het recht heeft om zijn verblijf inNederland na 31 december 2020 aan te vangen en die zijn aanvraag niet tijdig indient geldt dat de aanvraag nog gedurende één jaar (tot 1 oktober 2022) in behandeling wordt genomen, ongeacht de reden van de te late indiening. Als het familielid van de VK-onderdaan niet binnen de uiterlijke aanvraagtermijn (als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder b van het terugtrekkingsakkoord) een aanvraag heeft ingediend voor verlening van een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc, heeft hij vanaf de eerste dag na verstrijken van de uiterlijke aanvraagtermijn geen rechtmatig verblijf meer op grond van het terugtrekkingsakkoord. Maar als het familielid van de VK-onderdaan daarna vóór 1 oktober 2022 alsnog de aanvraag indient, verkrijgt het familielid bij inwilliging van de aanvraag alsnog vanaf het moment van indiening van de aanvraag weer verblijfsrecht op grond van het terugtrekkingsakkoord als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc.

Bij aanvragen ingediend na 30 september 2022 toetst de IND op grond van artikel 18, eerste lid onder d van het terugtrekkingsakkoord of er verschoonbare redenen aanwezig zijn waarom de aanvraag niet binnen de termijn is ingediend. De IND betrekt bij de beoordeling of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding alle relevante feiten en omstandigheden. Pas als de IND concludeert dat de aanvraag verschoonbaar te laat is ingediend, wordt aan de voorwaarden van B13/2.1 Vc getoetst.

Beperking en arbeidsmarktaantekening

De IND verleent het verblijfsdocument onder verwijzing naar het terugtrekkingsakkoord. De tekst op het verblijfsdocument luidt: ‘Residence document Withdrawal Agreement’. De arbeidsmarktaantekening luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist. Een (meer dan aanvullend) beroep op algemene middelen kan gevolgen hebben voor uw verblijfsrecht’.

Ingangsdatum en geldigheidsduur van het verblijfsdocument

De IND verleent het verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc met ingang van de dag waarop op de aanvraag is beslist. De IND verleent het verblijfsdocument voor de duur van 5 jaar.

2.4. Beëindiging van het verblijfsrecht

Rechtsmisbruik of verstrekking onjuiste gegevens

De IND beëindigt het verblijfsrecht als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc met terugwerkende kracht bij rechtsmisbruik of indien er onjuiste gegevens zijn verstrekt terwijl bekendheid met de juiste gegevens zou hebben geleid tot weigering van het verblijfsdocument (zie paragraaf B10/2.3 Vc).

Openbare orde en openbare veiligheid

De IND beëindigt het verblijfsrecht van de VK-onderdaan en zijn familielid als de VK-onderdaan of het familielid een gevaar voor de openbare orde vormt als bedoeld in artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord.

Indien zich na de verlening van de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc, maar vóór het einde van de overgangsperiode, nieuwe omstandigheden op het gebied van openbare orde voordoen op grond waarvan het verblijfsrecht kan worden ingetrokken, zijn de bepalingen van hoofdstuk 6 van richtlijn 2004/38/EG van toepassing. Bij openbare orde is de pleegdatum leidend. Indien het misdrijf is gepleegd vóór of op 31 december 2020 geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B10/2.3 Vc. Als het misdrijf ná 31 december 2020 is gepleegd geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B1/6 Vc.

Beroep op de algemene middelen

Als een economisch niet-actieve VK-onderdaan of zijn familielid een beroep doet op de algemene middelen, is ten aanzien van de beoordeling van de verblijfsrechtelijke gevolgen de inhoud van het onderdeel ‘Beroep op de algemene middelen’ van paragraaf B10/2.3 Vc van toepassing.

Daar waar in het onderdeel ‘beroep op de algemene middelen’ van paragraaf B10/2.3 sprake is van de term ‘verblijf’, betrekt de IND bij het beoordelen van de duur van het verblijf van de VK-onderdaan in Nederland zowel het (ononderbroken) verblijf van voor als van na de einddatum van de overgangsperiode.

Verbreking familierechtelijke relatie

Het verblijfsrecht (als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc) van een familielid van een VK-onderdaan eindigt als niet langer sprake is van een familierechtelijke relatie als bedoeld in B13/1 Vc (onderdeel ‘Familieleden van VK-onderdanen’). Tenzij sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 12, 13 of 14 van Richtlijn 2004/38/EG (in het Vb geïmplementeerd in artikel 8.15, lid 2 tot en met 5) en aan de in die artikelen vermelde voorwaarden wordt voldaan. Daar waar in die artikelen ‘burger van de Unie’ staat vermeld dient dat in dit geval te worden gelezen als ‘VK-onderdaan’.

3. Aanvraagprocedure terugtrekkingsakkoord duurzaam verblijfsrecht
3.1. Voorwaarden voor verlening van een verblijfsdocument voor duurzaam verblijf

VK-onderdaan en familieleden

De IND verleent een verblijfsdocument voor duurzaam verblijf op grond van artikel 18 en 19 van het terugtrekkingsakkoord aan de VK-onderdaan en zijn familielid:

  • a. die voldoen aan de criteria van artikel 15, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord; en

  • b. die op grond van artikel 18, eerste lid onder i van het terugtrekkingsakkoord beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding.

Ad a en b.

De IND verstrekt een verblijfsdocument indien de VK-onderdaan en zijn familielid voor duurzaam verblijfsrecht op grond van artikel 15 van het terugtrekkingsakkoord in aanmerking komen en derhalve voldoen aan de artikelen 16, 17 en 18 van de richtlijn 2004/38/EG, nader uitgewerkt in de artikelen 8.17 t/m 8.25 Vb en de beleidsregels als bedoeld in het deel van paragraaf B10/2 Vc dat ziet op de artikelen 8.17 t/m 8.25 Vb.

Op grond van de vrije bewijsleer kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid dit met alle bewijsmiddelen aantonen.

De IND toetst ambtshalve aan de voorwaarden als vermeld in paragraaf B13/2.1 Vc als de VK onderdaan en zijn familielid geen verblijfsvergunning hebben als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc en zij niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 15, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord.

3.2. Contra-indicaties

De IND verleent geen verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc als er sprake is van een van de volgende contra-indicaties:

  • a. de VK-onderdaan of het familielid vormt een gevaar voor de openbare orde (inclusief artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of de openbare veiligheid zoals bedoeld in artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord en genoemd in de artikelen 27 en 28 van richtlijn 2004/38/EG;

  • b. de VK-onderdaan of het familielid maakt zich schuldig aan rechtsmisbruik of fraude zoals bedoeld in artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord en genoemd in artikel 35 van richtlijn 2004/38/EG;

  • c. de VK-onderdaan of zijn familielid zijn meer dan vijf achtereenvolgende jaren uit Nederland afwezig geweest zoals omschreven in artikel 11 van het terugtrekkingsakkoord.

Ad a.

Gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid

Op grond van artikel 20, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord gelden, voor misdrijven gepleegd tot en met 31 december 2020, de bepalingen van hoofdstuk 6 van richtlijn 2004/38/EG. Dit houdt in dat op deze misdrijven het openbare orde criterium van paragraaf B10/2.3 Vc van toepassing is. Ten aanzien van na 31 december 2020 gepleegde misdrijven, gelden op grond van artikel 20, tweede lid van het terugtrekkingsakkoord de nationale openbare orde bepalingen.

De IND verleent evenmin een verblijfsdocument indien er concrete aanwijzingen zijn dat de VK-onderdaan of het familielid op grond van artikel 27 van de richtlijn 2004/38/EG een gevaar vormt voor de nationale veiligheid als bedoeld in paragraaf B1/4.4 Vc. Als er enkel bij de VK-onderdaan sprake is van een gevaar voor de openbare orde (of gevaar voor de nationale veiligheid) verleent de IND, gelet op het afhankelijke karakter van het verblijfsrecht, noch aan de VK-onderdaan, noch aan het familielid een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc. Als er enkel bij het familielid sprake is van deze contra-indicatie, verleent de IND uitsluitend aan dat familielid geen verblijfsdocument.

De IND verleent ook geen verblijfsdocument als er een procedure aanhangig is om te beoordelen of de VK-onderdaan of het familielid een gevaar vormt voor de openbare orde, ongeacht de pleegdatum.

De IND voert op grond van artikel 18, eerste lid onder p van het terugtrekkingsakkoord systematisch controles ten aanzien van openbare orde uit bij de beoordeling van aanvragen voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc om te bezien of de beperkingen van artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn.

Ad b.

De bepalingen van paragraaf B10/2.3 Vc onder het kopje ‘Rechtsmisbruik en fraude’ zijn hier van overeenkomstige toepassing.

3.3. Houders van een EU document duurzaam verblijf

De IND wisselt kosteloos het bestaande verblijfsdocument EU duurzaam als bedoeld in artikel 16 van richtlijn 2004/38/EG om voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc aan VK-onderdanen en hun familieleden die op 31 december 2020 in het bezit zijn van een EU-document duurzaam verblijf als bedoeld in artikel 18, eerste lid onder h van het terugtrekkingsakkoord na:

  • verificatie van de identiteit;

  • controle op openbare orde en nationale veiligheid; en

  • controle op het ononderbroken karakter van het verblijf.

3.4. Procedurele bepalingen
3.4.1 Aanvraagprocedure indien niet eerder een verblijfsdocument is verleend als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc

De VK-onderdaan en zijn familielid moeten een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc, zodat zij bij inwilliging van de aanvraag na de overgangsperiode een bewijs van rechtmatig verblijf hebben.

Op grond van artikel 18, eerste lid onder b, eerste alinea, van het terugtrekkingsakkoord kunnen de VK-onderdaan en zijn familielid die vóór het einde van de overgangsperiode naar Nederland zijn gekomen, ook na 31 december 2020 nog een aanvraag indienen. De VK-onderdaan en zijn familielid hebben in dat geval de gelegenheid om tot en met uiterlijk 30 september 2021 (negen maanden na het einde van de overgangsperiode) een aanvraag voor een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc in te dienen.

Termijnoverschrijding

De Brexit heeft ingrijpende verblijfsrechtelijke en maatschappelijke gevolgen in het geval niet tijdig een nieuw verblijfsdocument wordt aangevraagd. Daarom wordt een aanvraag van een VK-onderdaan en zijn familielid, die vóór het einde van de overgangsperiode (31 december 2020) in Nederland verbleef en die na 30 september 2021 een aanvraag indient nog gedurende één jaar (tot 1 oktober 2022) uit oogpunt van evenredigheid inhoudelijk in behandeling genomen, ongeacht de reden van de te late indiening. De toets op de aanwezigheid van een verschoonbare reden voor de te late aanvraag blijft gedurende deze periode derhalve achterwege.

Als de VK-onderdaan (en zijn familielid) niet uiterlijk op 30 september 2021 een aanvraag heeft ingediend voor verlening van een verblijfsdocument (als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc), heeft hij vanaf 1 oktober 2021 in Nederland geen rechtmatig verblijf meer op grond van het terugtrekkingsakkoord. Maar als de VK onderdaan (en zijn familielid) daarna vóór 1 oktober 2022 alsnog de aanvraag indient, verkrijgt de VK onderdaan (en het familielid) bij inwilliging van de aanvraag alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2021 weer verblijfsrecht op grond van het terugtrekkingsakkoord.

Bij aanvragen ingediend na 30 september 2022 toetst de IND op grond van artikel 18, eerste lid onder d van het terugtrekkingsakkoord of er verschoonbare redenen aanwezig zijn waarom de aanvraag niet binnen de termijn is ingediend. De IND betrekt bij de beoordeling of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding alle relevante feiten en omstandigheden. Pas als de IND concludeert dat de aanvraag verschoonbaar te laat is ingediend, wordt aan de voorwaarden van B13/3.1 Vc getoetst.

3.4.2 Aanvraagprocedure indien eerder aan de VK onderdaan en zijn familielid een verblijfsdocument is verleend als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc

De VK-onderdaan en zijn familielid die reeds in het bezit zijn van een verblijfsrecht als bedoeld in paragraaf B13/2.1 Vc, verwerven een duurzaam verblijfsrecht als zij voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc. Zij kunnen in dat geval een aanvraag indienen voor verlening van een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc. Voor deze aanvraag geldt dan geen uiterlijke termijn.

De IND toetst na indiening van de aanvraag of de VK-onderdaan en zijn familielid voldoen aan de voorwaarden als vermeld paragraaf B13/3.1 Vc. Bij inwilliging van de aanvraag ontvangen zij van de IND een verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc. Zij kunnen met dit verblijfsdocument aantonen dat zij in het bezit zijn van een duurzaam verblijfsrecht als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc.

3.4.3 Beperking en arbeidsmarktaantekening

De IND verleent het verblijfsdocument onder verwijzing naar het terugtrekkingsakkoord. De tekst op het verblijfsdocument luidt: ‘Permanent residence document Withdrawal Agreement’. De arbeidsmarktaantekening luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.

3.4.4 Ingangsdatum en geldigheidsduur van het verblijfsdocument

De IND verleent het verblijfsdocument als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc met ingang van de dag waarop de aanvraag is beslist. De IND verleent het verblijfsdocument voor de duur van 10 jaar.

3.5. Beeindiging van het verblijfsrecht

De IND beëindigt het verblijfsrecht van de VK-onderdaan en zijn familielid als de beeindigingsgronden van artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn. De IND beëindigt ook op grond van artikel 15, lid 3 van het terugtrekkingsakkoord het verblijfsrecht bij afwezigheid uit Nederland van een periode van meer dan vijf jaar. De IND beëindigt het verblijfsrecht als bedoeld in paragraaf B13/3.1 Vc met terugwerkende kracht bij rechtsmisbruik of indien er onjuiste gegevens zijn verstrekt terwijl bekendheid met de juiste gegevens zou hebben geleid tot weigering van het verblijfsdocument, zoals omschreven in paragraaf B10/2.3 Vc.

Indien na de verlening van de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B13/3.1Vc zich tijdens de overgangsperiode nieuwe omstandigheden voordoen op grond waarvan het verblijfsrecht kan worden ingetrokken, zijn de bepalingen van hoofdstuk 6 van richtlijn 2004/38/EG van toepassing. Bij openbare orde is de pleegdatum leidend. Als het misdrijf is gepleegd vóór of op 31 december 2020 geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B10/2.3 Vc. Indien het misdrijf ná 31 december 2020 is gepleegd geldt het openbare orde criterium als bedoeld in paragraaf B1/6 Vc.

4. Aanvraagprocedure terugtrekkingsakkoord Grensarbeiders
4.1. Definitie grensarbeider

De IND beschouwt een VK-onderdaan als grensarbeider als hij:

  • voor het eind van de overgangsperiode in Nederland een economische activiteit uitoefent niet zijnde op basis van detachering;

  • deze economische activiteit na de overgangsperiode voortzet; en

  • buiten Nederland woonachtig is.

4.2. Voorwaarden voor voortzetting van het recht om na de overgangsperiode op grond van het terugtrekkingsakkoord een economische activiteit als grensarbeider in Nederland uit te oefenen

Voor het aantonen van het recht op voortzetting van grensarbeid na 31 december 2020 is een document ‘Grensarbeider’ als bedoeld in artikel 26 van het terugtrekkingsakkoord vereist.

De IND beoordeelt, na ontvangst van de aanvraag, aan de hand van de voorwaarden genoemd in artikel 24, 25 en 26 van het terugtrekkingsakkoord of er aanspraak bestaat op een document ‘Grensarbeider’.

Om in aanmerking te komen voor een document ‘Grensarbeider’ moet de VK-onderdaan rechtmatig verblijf hebben in het land waar hij woonachtig is. Tevens moet er sprake van zijn dat de VK-onderdaan vóór 1 januari 2021 als grensarbeider in Nederland:

  • reële en daadwerkelijke arbeid verricht; of

  • reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht en verkeert in een van de in artikel 7, lid 3, onder a, b, c of d, van richtlijn 2004/38/EG genoemde situaties; of

  • reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht en verkeert in een situatie van vrijwillige werkloosheid. De status van werknemer of zelfstandige blijft tot uiterlijk zes maanden na de begindatum van de vrijwillige werkloosheid behouden.

De VK-onderdaan heeft in die gevallen het recht om Nederland in en uit te reizen overeenkomstig artikel 14 van het terugtrekkingsakkoord.

Reële en daadwerkelijke arbeid

Van reële en daadwerkelijke arbeid is sprake indien wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd en uitgewerkt in het onderdeel ‘reële en daadwerkelijke arbeid’ van paragraaf B10/2.2 Vc.

4.3. Contra-indicaties

De IND verleent geen document ‘Grensarbeider’ als bedoeld in paragraaf B13/4.5 Vc als bij de VK-onderdaan sprake is van een van de volgende contra-indicaties, genoemd in artikel 20 van het terugtrekkingsakkoord:

  • a. de VK-onderdaan vormt een gevaar voor de openbare orde (inclusief artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of de openbare veiligheid zoals beschreven in de artikelen 27 en 28 van richtlijn 2004/38/EG;

  • b. de VK-onderdaan maakt zich schuldig aan rechtsmisbruik of fraude zoals beschreven in artikel 35 van richtlijn 2004/38/EG.

Ad a.

Gevaar voor de openbare orde en de openbare veiligheid

Op grond van artikel 20, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord gelden, voor misdrijven gepleegd tot en met 31 december 2020, de bepalingen van hoofdstuk 6 van richtlijn 2004/38/EG. Dit houdt in dat op deze misdrijven het openbare orde criterium van paragraaf B10/2.3 Vc van toepassing is.

Ten aanzien van na 31 december 2020 gepleegde misdrijven geldt op grond van artikel 20, tweede lid van het terugtrekkingsakkoord de nationale openbare orde bepaling zoals bedoeld in artikel 12, lid 1, onder d, Vw. De IND verleent evenmin een document ‘Grensarbeider’ indien er concrete aanwijzingen zijn dat de VK-onderdaan overeenkomstig artikel 27 van de richtlijn 2004/38/EG een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.

De IND verleent voorts geen document als er een procedure aanhangig is om te beoordelen of de betrokken vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de openbare veiligheid, ongeacht de pleegdatum.

Ad b.

De bepalingen van B10/2.3 Vc onder het kopje ‘Rechtsmisbruik en fraude’ zijn hier van toepassing.

4.4. Aanvraagprocedure

De VK-onderdaan moet een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een document als bedoeld in deze paragraaf.

Het document ‘Grensarbeider’ kan via de website van de IND worden aangevraagd (zie www.ind.nl).

4.5. Document, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur

De IND verstrekt aan de VK-onderdaan een document ‘Grensarbeider’ als aan de voorwaarden van paragraaf B13/4 Vc wordt voldaan. Op het document wordt vermeld: ‘Frontier worker, article 50 TEU’. De arbeidsmarktaantekening op het document luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.

De IND verstrekt het document voor de duur van 5 jaar. Het document heeft een declaratoir karakter, er kunnen alleen rechten aan (blijven) worden ontleend als wordt voldaan aan de voorwaarden van paragraaf B13/4 Vc.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 september 2021

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.W.H.M. Beaujean directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

Dit WBV heeft als doel een aantal actualiseringen in de tekst van hoofdstuk B13 Vc aan te brengen. De volgende actualiseringen zijn aangebracht.

Einde aanvraagtermijn die geldt voor de indiening van een verblijfsaanvraag op grond van het terugtrekkingsakkoord

De Nederlandse regering heeft besloten om de aanvraagperiode voor het indienen van een Brexit verblijfsaanvraag (de zogeheten grace period) niet te verlengen. Dit betekent dat de VK-onderdaan en zijn familielid die vóór het einde van de overgangsperiode (vóór 1 januari 2021) reeds in Nederland verbleef, tot en met uiterlijk 30 september 2021 een tijdige Brexit verblijfsaanvraag kan indienen. Als zij een aanvraag indienen na 30 september 2021 wordt deze aanvraag als niet tijdig aangemerkt. De tekst van B13 Vc is daarop aangepast.

Te laat ingediende Brexit aanvragen worden wel nog tot en met 30 september 2022 inhoudelijk in behandeling genomen

De Nederlandse regering heeft besloten om wel nog gedurende de periode van één jaar (tot en met 30 september 2022) alle niet tijdig ingediende Brexit verblijfsaanvragen inhoudelijk in behandeling te nemen. Een te laat ingediende Brexit verblijfsaanvraag wordt gedurende deze periode als verschoonbaar te laat aangemerkt, ongeacht de reden van de te late indiening. De Nederlandse regering beperkt op deze wijze voor de VK onderdaan en zijn familielid zo veel mogelijk de maatschappelijke en verblijfsrechtelijke impact van een te laat ingediende Brexit verblijfsaanvraag. De tekst van B13 Vc is daarop aangepast.

Legesheffing bij de aanvraag document ‘Grensarbeider’

De IND brengt voor aanvragen om verlening van een document ‘Grensarbeider’ die op of na 1 oktober 2021 worden ingediend leges in rekening. Het legesbedrag is gelijk aan het legesbedrag dat geldt voor een Brexit verblijfsaanvraag (thans 64 euro). Om die reden is het woord ‘kosteloos’ uit de tekst van paragraaf B13/4.4 Vc verwijderd.

Overige actualiseringen

In de tekst van B13 Vc is de ingangsdatum van de Brexit verblijfsvergunning verduidelijkt, die (na inwilliging van de aanvraag) wordt verleend aan het familielid van een VK-onderdaan dat na 31 december 2020 Nederland inreist. Ook is in de tekst van B13 Vc verduidelijkt dat als de VK-onderdaan of zijn familielid een beroep doet op de algemene middelen, de mogelijke verblijfsrechtelijke gevolgen daarvan op dezelfde wijze worden beoordeeld als bij EU-burgers. Verder is in paragraaf 2 van B13 Vc het verblijfsrechtelijke gevolg verduidelijkt voor als de familierechtelijke relatie tussen een familielid en de VK-onderdaan wordt verbroken. Daarnaast is in paragraaf 3 van B13 Vc het onderscheid in de aanvraagprocedure verduidelijkt tussen de situatie dat de VK-onderdaan en zijn familielid wel of niet al in het bezit zijn van een verblijfsvergunning op grond van het terugtrekkingsakkoord.

Tot slot zijn in algemene zin in de tekst van B13 Vc op redactioneel vlak een aantal wijzigingen aangebracht.

27 september 2021

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.W.H.M. Beaujean directeur-generaal Migratie


X Noot
1

Agreement on the withdrawal of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland from the European Union and te European Energy Community, as agreed at negotiators’ level on 12 november 2019

Naar boven