Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 6 september 2021, kenmerk 3249032-1014700-CZ, houdende wijziging van de Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021–2022 in verband met het openstellen van een tweede aanvraagtijdvak en enkele andere wijzigingen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies en artikel 1.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021–2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

aanvraagtijdvak 1:

aanvraag tot verlening van een subsidie in de periode van 3 mei 2021 tot en met 30 juni 2021;

aanvraagtijdvak 2:

aanvraag tot verlening van een subsidie in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021;

samenwerkende zorginstellingen:

zorginstellingen die wijkverpleging vanuit de Zvw leveren en die gezamenlijk een aanvraag indienen voor de Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021–2022;

2. Het onderdeel 'penvoerder' komt te luiden:

penvoerder:

de zorginstelling die wijkverpleging levert die wordt bekostigd op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en optreedt als aanvrager van de subsidie binnen een samenwerkingsverband of binnen samenwerkende zorginstellingen;

3. Het onderdeel 'verzorgende' vervalt.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

De Minister kan op aanvraag aan een zorginstelling of een penvoerder een subsidie verstrekken voor het verrichten van activiteiten ter lokale implementatie van de landelijke afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2019–2022 en het toekomstperspectief wijkverpleging van 14 mei 2019, Kamerstuk 23 235, nr. 181.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4 Activiteiten- en subsidieperiode

  • 1. De activiteiten, bedoeld in artikel 3, worden uitgevoerd gedurende een periode van ten minste twaalf maanden.

  • 2. Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 1 heeft betrekking op activiteiten die:

    • a. starten tussen 3 mei 2021 en 31 december 2021;

    • b. worden afgerond tussen 3 mei 2022 en 31 december 2022.

  • 3. Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 2 heeft betrekking op activiteiten die:

    • a. starten tussen 1 oktober 2021 en 31 december 2021;

    • b. worden afgerond tussen 1 oktober 2022 en 31 december 2022.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:

  • a) bij de activiteiten onder a, de directe loonkosten van uitsluitend de deelnemende verpleegkundigen en de verpleegkundigen die als begeleider optreden, alsmede de kosten voor de extern ingehuurde deelnemende verpleegkundigen, tot een maximum van 50% van de totale directe loonkosten en kosten voor externe inhuur van activiteit a;

2. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:

  • c) bij de activiteiten e tot en met g, de eenmalige implementatiekosten van hard- en software, tot een maximum van 30% van de totale implementatiekosten van activiteiten e tot en met g.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij de activiteiten in artikel 3, onder e tot en met g, komen de doorlopende kosten van hard- en software niet voor subsidie in aanmerking.

E

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt niet verstrekt:

    • a. indien een zorginstelling, het samenwerkingsverband of de samenwerkende zorginstellingen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds subsidie ontvangt;

    • b. indien op basis van de informatie, bedoeld in artikel 10, zesde en zevende lid, niet aannemelijk is dat het verrichten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal leiden tot een duurzame verandering in de wijze waarop de wijkverpleging wordt uitgevoerd;

    • c. indien een zorginstelling voor meer dan 50% met ZZP’ers werkt;

    • d. indien een zorginstelling of de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen uitsluitend subsidie voor activiteit g, bedoeld in artikel 3 onder g, aanvraagt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid onder c, komt een zorginstelling wel voor subsidie in aanmerking, indien de zorginstelling in tegenstelling tot de ZZP’er een contractuele relatie met cliënten heeft en een ZZP’er een overeenkomst heeft met een zorginstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg.

F

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt ‘van een samenwerkingsverband’.

2. Aan het derde lid wordt toegevoegd ‘dan wel door de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen’.

3. In het vierde lid wordt na ‘subsidie’ ingevoegd ‘in aanvraagtijdvak 1’.

4. Onder vernummering van het vijfde tot en met het zevende lid tot het zesde tot en met het achtste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 2 wordt ontvangen in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021.

5. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

  • 7. In aanvulling op artikel 3.3 en 3.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS beschrijft de aanvrager welke acties hij onderneemt om de met de subsidie beoogde veranderingen na afloop van de subsidieperiode vast te houden en verschaft de aanvrager de volgende informatie:

    in geval van de activiteit, bedoeld in

     

    artikel 3, onder a,

    een overzicht van het aantal deelnemende verpleegkundigen en de intervisie methodiek die wordt beoogd in te zetten

    artikel 3, onder b,

    het aantal cliënten waaraan door het samenwerkingsverband zorg wordt verleend

    artikel 3, onder d,

    het levensbrede zelfbeoordelingsinstrument dat wordt beoogd in te zetten en hoe dit instrument bijdraagt aan het verbeteren van zelfredzaamheid en eigen regie van cliënten

    artikel 3, onder e,

    welke administratieve processen de aanvrager voornemens is te schrappen, veranderen of verduidelijken en wat dit naar verwachting voor verpleegkundigen oplevert

    artikel 3, onder f,

    welke aanpassingen de aanvrager aan de basisinfrastructuur wil doen en het beoogde doel van de aanpassingen

    artikel 3, onder g,

    de gekozen technologie, het beoogde doel van de technologie, de bevestiging dat de technologie landelijk bij maximaal 100 cliënten in gebruik is en een toelichting hoe de leverancier de technologie landelijk bij maximaal 100 cliënten in gebruik heeft

6. In de aanhef van het achtste lid (nieuw) vervalt ‘van een samenwerkingsverband’

7. Aan de tabel in het achtste lid (nieuw) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Artikel 3, onder a en d tot en met g,

een verklaring tot samenwerking indien de aanvraag wordt ingediend door de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen

G

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12 Tussentijdse voortgangsrapportage

De zorginstelling of de penvoerder die subsidie ontvangt brengt eenmaal per twaalf maanden verslag uit over de voortgang van haar activiteiten aan de Minister en gaat daarbij in op in hoeverre zij de gestelde doelen tot dan toe heeft behaald en haar inspanningen daarvoor.

H

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13 Publicatie

De zorginstelling of de penvoerder die subsidie ontvangt, levert aan het einde van de subsidieperiode, maar voor deze verstrijkt, een samenvatting aan over de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, die om niet en voor iedereen toegankelijk wordt gemaakt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

TOELICHTING

1. Algemeen

De Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021–2022 (hierna: Subsidieregeling) ondersteunt de lokale implementatie van landelijke afspraken zoals vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2019–2022 (hierna: HLA wijkverpleging) en het toekomstperspectief wijkverpleging zoals beschreven in de Kamerbrief van 14 mei 2019, Kamerstuk 23 235, nr. 181.

Zorgaanbieders en penvoerders van samenwerkingsverbanden konden tot en met 30 juni 2021 een subsidieaanvraag indienen. Voor subsidieverlening op grond van de Subsidieregeling is een bedrag van € 114 miljoen beschikbaar voor activiteiten die worden gestart tussen 3 mei 2021 en 31 december 2021 en worden afgerond tussen 3 mei 2022 en 31 december 2022. De Subsidieregeling ondersteunt de opstartperiode en de eerste periode van implementatie van de projecten. Het is de bedoeling dat dit de aanvragers op weg helpt, waarbij zij de activiteiten na het vervallen van de Subsidieregeling zelf voortzetten, bijvoorbeeld vanuit de reguliere bekostiging.

In deze regeling wordt een aantal wijzigingen doorgevoerd in de Subsidieregeling waarbij de doelstellingen van de Subsidieregeling gelijk blijven. Er is € 114 miljoen generaal beschikbaar gesteld voor de Subsidieregeling, waarvan er tot nu toe € 45,7 miljoen is aangevraagd. Dit betekent dat het subsidieplafond niet is uitgeput. Het is wenselijk om de resterende middelen alsnog in te zetten en zorgaanbieders opnieuw de gelegenheid te geven om een aanvraag in te dienen. Met deze wijzigingsregeling stelt het Ministerie van VWS het resterende budget beschikbaar voor zorgaanbieders en verpleegkundigen om projecten uit te voeren die nodig zijn om de doelstellingen uit het HLA wijkverpleging en het toekomstperspectief wijkverpleging te behalen. Hiervoor zal een nieuw aanvraagtijdvak worden opengesteld dat loopt van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021. Daarnaast wordt een nieuwe categorie van aanvragers toegevoegd, namelijk penvoerders van samenwerkende zorginstellingen die subsidie kunnen aanvragen voor activiteiten a en d tot en met g, als bedoeld in artikel 3 onder a en d tot en met g, van de Subsidieregeling. Deze categorie van aanvragers is toegevoegd, omdat de ondergrens van € 25.000,– per activiteit voor met name de kleinere zorginstellingen een drempel bleek te zijn om een aanvraag in te dienen. Door het nu mogelijk te maken voor zorginstellingen om gezamenlijk een aanvraag in te dienen, geven we meer instellingen toegang tot de Subsidieregeling. Bovendien bevorderen we op deze manier de samenwerking tussen verschillende aanbieders van wijkverpleging. Daarnaast zullen kosten van extern ingehuurde deelnemende verpleegkundigen worden meegenomen bij de activiteit die betrekking heeft op het verbeteren van de deskundigheid van het desbetreffende team wijkverpleging. Ook kunnen voor activiteit e, als bedoeld in artikel 3, onder e, tevens eenmalige implementatiekosten van hard – en software worden gesubsidieerd. Tot slot volgen nog enkele andere technische wijzigingen zoals het laten vervallen van het begrip verzorgende in de Subsidieregeling. Het begrip verzorgende is abusievelijk in de Subsidieregeling terecht gekomen. Activiteit a richt zich op intervisie of intercollegiale toetsing met als doel het verbeteren van de indicatiestelling. Het indiceren in de wijkverpleging is voorbehouden aan de bachelor of master opgeleide verpleegkundigen en daarom is deze activiteit uitsluitend bedoeld voor verpleegkundigen. Tot slot is de weigeringsgrond die uitsluit dat instellingen die voor meer dan 50% met ZZP’ers werken verduidelijkt. Het is onder voorwaarden mogelijk voor zorginstellingen die voor meer dan 50% met ZZP’ers werken om een subsidieaanvraag in te dienen, de voorwaarden blijven ongewijzigd. Echter riep de weigeringsgrond vragen op, daarom is deze in de wijzigingsregeling verduidelijkt.

De wijzigingen zijn afgestemd met de partijen uit het HLA wijkverpleging: Zorgverzekeraars Nederland (ZN), beroepsvereniging verpleegkundigen en verzorgenden Nederland (V&VN), branchevereniging ActiZ, branchevereniging Zorgthuisnl, Patiëntenfederatie Nederland (PFN) en Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).

2. Artikelsgewijs

ARTIKEL I

Onderdeel A

Onderdeel A voorziet in de toevoeging van drie nieuwe definities, het aanpassen van de definitie van penvoerder en het schrappen van het begrip verzorgende.

Ten eerste worden er drie nieuwe definities toegevoegd, namelijk: aanvraagtijdvak 1, aanvraagtijdvak 2 en het begrip samenwerkende zorginstellingen.

Met het toevoegen van de definities van aanvraagtijdvak 1 en aanvraagtijdvak 2 wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende aanvraagrondes. Aanvraagtijdvak 1 is inmiddels gesloten. Aanvragen tot verlening van de subsidie in aanvraagtijdvak 2 kunnen worden ontvangen in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021. Op grond van de Subsidieregeling is het niet mogelijk om met terugwerkende kracht te subsidiëren. Aanvragen tot subsidieverlening zien op toekomstige activiteiten die worden uitgevoerd.

Daarnaast is de definitie van samenwerkende zorginstellingen toegevoegd. Onder samenwerkende zorginstellingen wordt bedoeld twee of meer zorginstellingen die wijkverpleging leveren en gezamenlijk een aanvraag indienen. Het bleek noodzakelijk om deze definitie toe te voegen omdat in aanvraagtijdvak 1 een signaal naar voren kwam dat het behalen van de minimale grens van € 25.000 en de noodzakelijke eigen bijdrage voor met name kleine aanbieders te hoog is. We willen dit oplossen door het mogelijk te maken voor zorginstellingen om gezamenlijk een aanvraag in te dienen. Dit zorgt ervoor dat het minimale aan te vragen bedrag op 25.000 euro blijft, wat wenselijk wordt geacht voor de verantwoording. Tegelijkertijd wordt de Subsidieregeling door deze oplossing toegankelijk voor meer zorginstellingen en wordt de samenwerking tussen zorginstellingen in de wijkverpleging bevorderd. De mate waarin zorginstellingen bij de uitvoer van de activiteiten samenwerken, is aan de partijen. We stimuleren partijen om in de uitvoer van de activiteiten ook samen op te trekken, met name bij activiteit a van de Subsidieregeling.

Ten tweede wordt de definitie van penvoerder aangepast. Met de huidige wijziging kunnen naast penvoerders van een samenwerkingsverband tevens penvoerders van samenwerkende zorginstellingen een aanvraag tot subsidieverlening indienen. De subsidieaanvraag door de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen richt zich op activiteiten a en d tot en met g van de subsidiabele activiteiten in de Subsidieregeling. Het begrip samenwerkende zorginstellingen verschilt van het begrip samenwerkingsverband doordat er bij samenwerkende zorginstellingen géén ZZP’ers en ketenpartners worden toegelaten in de samenwerking en doordat de mate van samenwerking bij de uitvoer van de activiteiten voor samenwerkende instellingen vrij is.

Ten slotte vervalt het begrip verzorgende. Met deze wijziging komen verzorgenden niet meer voor subsidie in aanmerking voor activiteit a, als bedoeld in artikel 3 onder a, van de Subsidieregeling. Het is altijd de bedoeling geweest dat voor activiteit a, als bedoeld in artikel 3, onder a, alleen verpleegkundigen met minimaal een Hbo-opleiding voor subsidiëring in aanmerking komen, omdat de indicatiestelling in de wijkverpleging uitsluitend aan hen is voorbehouden. De term verzorgende is abusievelijk in de Subsidieregeling terecht gekomen. Met deze regeling wordt dit recht gezet.

Onderdeel B

Artikel 2 wordt zodanig aangepast dat het begrip penvoerder zowel de penvoerder van een samenwerkingsverband alsmede de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen omvat. Deze wijziging maakt het mogelijk voor penvoerders van samenwerkende zorginstellingen om een aanvraag tot subsidieverlening in te dienen voor activiteiten a en d tot en met g als bedoeld in artikel 3, onder a en d tot en met g, van de Subsidieregeling. De subsidiabele activiteiten zien op aanvraag tot subsidieverlening voor zowel aanvraagtijdvak 1 als aanvraagtijdvaktijdvak 2.

Onderdeel C

De wijziging van artikel 4 voorziet in een onderscheid tussen de activiteiten die centraal staan in de aanvraag tot subsidieverlening in aanvraagtijdvak 1 en de activiteiten die centraal staan in de aanvraag tot subsidieverlening in aanvraagtijdvak 2. De periode waarin een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 1 in kon worden gediend is reeds verlopen. Een aanvraag tot subsidieverlening in aanvraagtijdvak 2 wordt ontvangen in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021.

Voor beide aanvraagtijdvakken geldt dat de activiteiten, bedoeld in artikel 2 van de Subsidieregeling, worden uitgevoerd gedurende een periode van ten minste twaalf maanden. Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 1 heeft betrekking op activiteiten die 1) starten tussen 3 mei 2021 en 31 december 2021 en die 2) worden afgerond tussen 3 mei 2022 en 31 december 2022. Dit is niet gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke Subsidieregeling. Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 2 heeft betrekking op activiteiten die 1) starten tussen 1 oktober 2021 en 31 december 2021 en die 2) worden afgerond tussen 1 oktober 2022 en 31 december 2022.

Onderdeel D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

Met de wijziging in het eerste lid onder a worden tevens de overige kosten voor extern ingehuurde deelnemende verpleegkundigen subsidiabel. Hiermee worden alleen de kosten bedoeld voor de uren die de ingehuurde verpleegkundige besteed aan de uitvoer van activiteit a, als bedoeld in artikel 3, onder a, van de Subsidieregeling. Het gaat dus bijvoorbeeld niet om reiskostenvergoeding of vergoeding van onkosten die in verband staan met deze activiteit.

Naast de overige kosten van externe inhuur van deelnemende verpleegkundigen blijven de directe loonkosten van uitsluitend de deelnemende verpleegkundigen en de verpleegkundigen die als begeleider optreden subsidiabel. Onder directe loonkosten worden de volgende posten verstaan: brutoloon, vakantie-uitkering, werkgeverslasten en overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen. Op de website van de RVO is hierover meer uitleg te vinden: Wat zijn loonkosten? | RVO.nl | Rijksdienst.

De directe loonkosten en kosten externe inhuur zijn subsidiabel tot een maximum van 50% van de totale directe loonkosten en kosten externe inhuur die samenhangen met de uitvoering van activiteit a als bedoeld in artikel 3 onder a, van de Subsidieregeling. Het was tot nu toe niet mogelijk om de kosten voor extern ingehuurde verpleegkundigen mee te nemen als subsidiabele kosten bij activiteit a. Aanbieders van wijkverpleging – die verpleegkundigen als zodanig niet op de loonlijst hebben staan – hebben hier echter wel behoefte aan. Deze wijziging maakt het mogelijk voor alle verpleegkundigen die werkzaam zijn bij een aanbieder om te participeren in intervisie en intercollegiale toetsing of opleidingen rondom deskundigheidsbevordering.

Daarnaast worden de eenmalige implementatiekosten van hard- en software subsidiabel voor de activiteit ‘het terugdringen van administratieve lasten’ bedoeld in artikel 3, onder e, van de Subsidieregeling. Gedurende het eerste aanvraagtijdvak is gebleken dat zorginstellingen voor deze activiteit ook gebruik maken van verschillende ICT applicaties. In dit verband worden kosten gemaakt die betrekking hebben op de eenmalige implementatiekosten van hard- en software. Middels deze wijziging kunnen dergelijke kosten nu ook mee worden genomen in de aanvraag tot subsidieverlening bij activiteit e van de Subsidieregeling. Tot nu toe kon dit alleen voor de activiteiten f en g. De eenmalige implementatiekosten van hard- en software zijn subsidiabel tot een maximum van 30% van de totale implementatiekosten die samenhangen met de activiteit e tot en met g van de Subsidieregeling. Door de wijziging worden zowel de eenmalige implementatiekosten van hard en software voor activiteit e subsidiabel, alsmede de personele kosten, materiële kosten en overige kosten die reeds subsidiabel waren onder artikel 7, eerste lid onder b, van de Subsidieregeling. De personele kosten, materiële kosten en overige kosten zijn subsidiabel tot een maximum van 75% van die totale kosten van activiteit e van de Subsidieregeling.

Net als bij activiteiten f en g, als bedoeld in artikel 3 onder f en g van de Subsidieregeling, zijn doorlopende kosten van hard- en software voor activiteit e niet subsidiabel. Dit volgt uit artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling.

Onderdeel E

Onderdeel E voorziet in een verduidelijking van artikel 9 van de Subsidieregeling. In de Subsidieregeling is in artikel 9 onder c een weigeringsgrond opgenomen die ervoor moet zorgen dat bemiddelingsbureaus niet voor subsidie in aanmerking komen. In het eerste aanvraagtijdvak is echter een signaal binnen gekomen dat met deze weigeringsgrond onduidelijk is. Instellingen die voor meer dan 50% met ZZP’ers werken, komen uitsluitend voor subsidiëring van de activiteiten in aanmerking indien de zorginstelling – en niet de ZZP’er – een contractuele relatie heeft met de cliënt én een ZZP’er een overeenkomst heeft met een zorginstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg. Alleen wanneer aan beide voorwaarden voldaan wordt, komt de instelling in aanmerking voor subsidie.

Onderdeel F

Artikel 10 van de Subsidieregeling wordt gewijzigd om te voorzien in een tweede aanvraagtijdvak en om tevens te voorzien in de mogelijkheid voor penvoerders van samenwerkende zorginstellingen om een aanvraag tot subsidieverlening in te dienen.

De subsidie wordt aangevraagd door een zorginstelling, dan wel door de penvoerder van een samenwerkingsverband of van een penvoerder van samenwerkende zorginstellingen. De activiteiten als bedoeld in artikel 3, onder b en c van de Subsidieregeling, kunnen alleen worden aangevraagd door de penvoerder van een samenwerkingsverband. De penvoerder kan per samenwerkingsverband een subsidieaanvraag indienen.

De overige activiteiten (artikel 3, onder a en d tot en met g van de Subsidieregeling) kunnen worden aangevraagd door zowel een individuele zorginstelling als door de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen.

Verder wordt met de wijziging voorzien in een tweede aanvraagtijdvak zodat het resterende bedrag van het subsidieplafond beschikbaar komt voor nieuwe aanvragers. Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 2 wordt ontvangen in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021. Voor deze activiteiten geldt dat zij moeten zijn gestart tussen 1 oktober 2021 en 31 december 2021, worden uitgevoerd gedurende een periode van tenminste twaalf maanden en worden afgerond tussen 1 oktober 2022 en 31 december 2022. De periode waarin een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 1 in kon worden gediend is reeds verlopen.

In het nieuwe zevende lid is het begrip verzorgende komen te vervallen. In geval van activiteit a, als bedoeld in artikel 3, onder a van de Subsidieregeling, hoeft de penvoerder of zorginstelling geen overzicht van het aantal deelnemende verzorgende meer te verstrekken. Deze term is abusievelijk in de Subsidieregeling opgenomen.

Het nieuwe achtste lid geeft aan dat naast de penvoerder van het samenwerkingsverband ook de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen in aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling aanvullende informatie dient te verschaffen bij een subsidieaanvraag die betrekking heeft op activiteiten a en d tot en met g. Het achtste lid specificeert welke aanvullende gegevens moeten worden verstrekt bij de subsidieaanvraag door de penvoerder van een samenwerkingsverband of van een samenwerkende zorginstellingen. In het bijzonder wijs ik hier op de vereiste samenwerkingsverklaring. Deze verklaring dient zowel door een penvoerder van het samenwerkingsverband als door de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen te worden verstrekt. Het staat samenwerkingsverbanden of samenwerkende zorginstellingen die subsidie aanvragen uiteraard vrij om daarnaast een samenwerkingsovereenkomst te sluiten waarin de uitvoering van de door de partners te verrichten activiteiten nader wordt uitgewerkt. In alle gevallen draagt de penvoerder van de samenwerkende instellingen verantwoordelijkheid voor de financiële verantwoording over de subsidie. Het is daarom raadzaam zijn hierover ook afspraken op te nemen in een eventuele samenwerkingsovereenkomst.

Onderdeel G

Met dit onderdeel wordt een wijziging aangebracht in artikel 12 waardoor de verplichting van een tussentijdse voortgangsrapportage tevens wordt opgelegd aan de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen. Deze verplichting werd al reeds opgelegd aan zorginstellingen en aan de penvoerder van een samenwerkingsverband. Deze tussentijdse voortgangsrapportage ziet op een verslag dat eenmaal per twaalf maanden wordt uitgebracht. Het besluit tot subsidieverlening bepaalt op welk moment en op welke wijze tussentijds verslag moet worden uitgebracht. De subsidieontvanger gaat daarbij in op de voortgang en resultaten van haar activiteiten en haar inspanningen daarvoor.

Onderdeel H

Met onderdeel H wordt een wijziging aangebracht in artikel 13 waardoor de aanvullende verplichting van het aanleveren van een samenvatting door de subsidieontvanger aan de RVO van de activiteiten waarvoor zij subsidie heeft verkregen tevens wordt opgelegd aan de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen. Deze verplichting werd al reeds opgelegd aan zorginstellingen en aan de penvoerder van een samenwerkingsverband. De samenvatting wordt gepubliceerd door RVO aan het einde van de subsidieperiode, maar voor deze verstrijkt. De samenvatting wordt om niet en voor een ieder toegankelijk gemaakt op de website van RVO.

ARTIKEL II

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), treedt deze wijzigingsregeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiervoor is gekozen omdat bovengenoemde wijziging zo spoedig mogelijk beslag moet krijgen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven