TOELICHTING
1. Algemeen
De Subsidieregeling ondersteuning wijkverpleging 2021–2022 (hierna: Subsidieregeling)
ondersteunt de lokale implementatie van landelijke afspraken zoals vastgelegd in het
Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2019–2022 (hierna: HLA wijkverpleging) en het toekomstperspectief
wijkverpleging zoals beschreven in de Kamerbrief van 14 mei 2019, Kamerstuk 23 235, nr. 181.
Zorgaanbieders en penvoerders van samenwerkingsverbanden konden tot en met 30 juni
2021 een subsidieaanvraag indienen. Voor subsidieverlening op grond van de Subsidieregeling
is een bedrag van € 114 miljoen beschikbaar voor activiteiten die worden gestart tussen
3 mei 2021 en 31 december 2021 en worden afgerond tussen 3 mei 2022 en 31 december
2022. De Subsidieregeling ondersteunt de opstartperiode en de eerste periode van implementatie
van de projecten. Het is de bedoeling dat dit de aanvragers op weg helpt, waarbij
zij de activiteiten na het vervallen van de Subsidieregeling zelf voortzetten, bijvoorbeeld
vanuit de reguliere bekostiging.
In deze regeling wordt een aantal wijzigingen doorgevoerd in de Subsidieregeling waarbij
de doelstellingen van de Subsidieregeling gelijk blijven. Er is € 114 miljoen generaal
beschikbaar gesteld voor de Subsidieregeling, waarvan er tot nu toe € 45,7 miljoen
is aangevraagd. Dit betekent dat het subsidieplafond niet is uitgeput. Het is wenselijk
om de resterende middelen alsnog in te zetten en zorgaanbieders opnieuw de gelegenheid
te geven om een aanvraag in te dienen. Met deze wijzigingsregeling stelt het Ministerie
van VWS het resterende budget beschikbaar voor zorgaanbieders en verpleegkundigen
om projecten uit te voeren die nodig zijn om de doelstellingen uit het HLA wijkverpleging
en het toekomstperspectief wijkverpleging te behalen. Hiervoor zal een nieuw aanvraagtijdvak
worden opengesteld dat loopt van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021. Daarnaast
wordt een nieuwe categorie van aanvragers toegevoegd, namelijk penvoerders van samenwerkende
zorginstellingen die subsidie kunnen aanvragen voor activiteiten a en d tot en met
g, als bedoeld in artikel 3 onder a en d tot en met g, van de Subsidieregeling. Deze
categorie van aanvragers is toegevoegd, omdat de ondergrens van € 25.000,– per activiteit
voor met name de kleinere zorginstellingen een drempel bleek te zijn om een aanvraag
in te dienen. Door het nu mogelijk te maken voor zorginstellingen om gezamenlijk een
aanvraag in te dienen, geven we meer instellingen toegang tot de Subsidieregeling.
Bovendien bevorderen we op deze manier de samenwerking tussen verschillende aanbieders
van wijkverpleging. Daarnaast zullen kosten van extern ingehuurde deelnemende verpleegkundigen
worden meegenomen bij de activiteit die betrekking heeft op het verbeteren van de
deskundigheid van het desbetreffende team wijkverpleging. Ook kunnen voor activiteit
e, als bedoeld in artikel 3, onder e, tevens eenmalige implementatiekosten van hard
– en software worden gesubsidieerd. Tot slot volgen nog enkele andere technische wijzigingen
zoals het laten vervallen van het begrip verzorgende in de Subsidieregeling. Het begrip verzorgende is abusievelijk in de Subsidieregeling
terecht gekomen. Activiteit a richt zich op intervisie of intercollegiale toetsing
met als doel het verbeteren van de indicatiestelling. Het indiceren in de wijkverpleging
is voorbehouden aan de bachelor of master opgeleide verpleegkundigen en daarom is
deze activiteit uitsluitend bedoeld voor verpleegkundigen. Tot slot is de weigeringsgrond
die uitsluit dat instellingen die voor meer dan 50% met ZZP’ers werken verduidelijkt.
Het is onder voorwaarden mogelijk voor zorginstellingen die voor meer dan 50% met
ZZP’ers werken om een subsidieaanvraag in te dienen, de voorwaarden blijven ongewijzigd.
Echter riep de weigeringsgrond vragen op, daarom is deze in de wijzigingsregeling
verduidelijkt.
De wijzigingen zijn afgestemd met de partijen uit het HLA wijkverpleging: Zorgverzekeraars
Nederland (ZN), beroepsvereniging verpleegkundigen en verzorgenden Nederland (V&VN),
branchevereniging ActiZ, branchevereniging Zorgthuisnl, Patiëntenfederatie Nederland
(PFN) en Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
2. Artikelsgewijs
ARTIKEL I
Onderdeel A
Onderdeel A voorziet in de toevoeging van drie nieuwe definities, het aanpassen van
de definitie van penvoerder en het schrappen van het begrip verzorgende.
Ten eerste worden er drie nieuwe definities toegevoegd, namelijk: aanvraagtijdvak
1, aanvraagtijdvak 2 en het begrip samenwerkende zorginstellingen.
Met het toevoegen van de definities van aanvraagtijdvak 1 en aanvraagtijdvak 2 wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende aanvraagrondes. Aanvraagtijdvak
1 is inmiddels gesloten. Aanvragen tot verlening van de subsidie in aanvraagtijdvak
2 kunnen worden ontvangen in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 november
2021. Op grond van de Subsidieregeling is het niet mogelijk om met terugwerkende kracht
te subsidiëren. Aanvragen tot subsidieverlening zien op toekomstige activiteiten die
worden uitgevoerd.
Daarnaast is de definitie van samenwerkende zorginstellingen toegevoegd. Onder samenwerkende zorginstellingen wordt bedoeld twee of meer zorginstellingen
die wijkverpleging leveren en gezamenlijk een aanvraag indienen. Het bleek noodzakelijk
om deze definitie toe te voegen omdat in aanvraagtijdvak 1 een signaal naar voren
kwam dat het behalen van de minimale grens van € 25.000 en de noodzakelijke eigen
bijdrage voor met name kleine aanbieders te hoog is. We willen dit oplossen door het
mogelijk te maken voor zorginstellingen om gezamenlijk een aanvraag in te dienen.
Dit zorgt ervoor dat het minimale aan te vragen bedrag op 25.000 euro blijft, wat
wenselijk wordt geacht voor de verantwoording. Tegelijkertijd wordt de Subsidieregeling
door deze oplossing toegankelijk voor meer zorginstellingen en wordt de samenwerking
tussen zorginstellingen in de wijkverpleging bevorderd. De mate waarin zorginstellingen
bij de uitvoer van de activiteiten samenwerken, is aan de partijen. We stimuleren
partijen om in de uitvoer van de activiteiten ook samen op te trekken, met name bij
activiteit a van de Subsidieregeling.
Ten tweede wordt de definitie van penvoerder aangepast. Met de huidige wijziging kunnen naast penvoerders van een samenwerkingsverband tevens penvoerders van samenwerkende zorginstellingen een aanvraag tot subsidieverlening indienen. De subsidieaanvraag door de penvoerder
van samenwerkende zorginstellingen richt zich op activiteiten a en d tot en met g
van de subsidiabele activiteiten in de Subsidieregeling. Het begrip samenwerkende
zorginstellingen verschilt van het begrip samenwerkingsverband doordat er bij samenwerkende
zorginstellingen géén ZZP’ers en ketenpartners worden toegelaten in de samenwerking
en doordat de mate van samenwerking bij de uitvoer van de activiteiten voor samenwerkende
instellingen vrij is.
Ten slotte vervalt het begrip verzorgende. Met deze wijziging komen verzorgenden niet meer voor subsidie in aanmerking voor
activiteit a, als bedoeld in artikel 3 onder a, van de Subsidieregeling. Het is altijd
de bedoeling geweest dat voor activiteit a, als bedoeld in artikel 3, onder a, alleen
verpleegkundigen met minimaal een Hbo-opleiding voor subsidiëring in aanmerking komen,
omdat de indicatiestelling in de wijkverpleging uitsluitend aan hen is voorbehouden.
De term verzorgende is abusievelijk in de Subsidieregeling terecht gekomen. Met deze
regeling wordt dit recht gezet.
Onderdeel B
Artikel 2 wordt zodanig aangepast dat het begrip penvoerder zowel de penvoerder van
een samenwerkingsverband alsmede de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen
omvat. Deze wijziging maakt het mogelijk voor penvoerders van samenwerkende zorginstellingen
om een aanvraag tot subsidieverlening in te dienen voor activiteiten a en d tot en
met g als bedoeld in artikel 3, onder a en d tot en met g, van de Subsidieregeling.
De subsidiabele activiteiten zien op aanvraag tot subsidieverlening voor zowel aanvraagtijdvak
1 als aanvraagtijdvaktijdvak 2.
Onderdeel C
De wijziging van artikel 4 voorziet in een onderscheid tussen de activiteiten die
centraal staan in de aanvraag tot subsidieverlening in aanvraagtijdvak 1 en de activiteiten
die centraal staan in de aanvraag tot subsidieverlening in aanvraagtijdvak 2. De periode
waarin een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 1 in kon worden
gediend is reeds verlopen. Een aanvraag tot subsidieverlening in aanvraagtijdvak 2
wordt ontvangen in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021.
Voor beide aanvraagtijdvakken geldt dat de activiteiten, bedoeld in artikel 2 van
de Subsidieregeling, worden uitgevoerd gedurende een periode van ten minste twaalf
maanden. Een aanvraag tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 1 heeft betrekking
op activiteiten die 1) starten tussen 3 mei 2021 en 31 december 2021 en die 2) worden
afgerond tussen 3 mei 2022 en 31 december 2022. Dit is niet gewijzigd ten opzichte
van de oorspronkelijke Subsidieregeling. Een aanvraag tot verlening van een subsidie
in aanvraagtijdvak 2 heeft betrekking op activiteiten die 1) starten tussen 1 oktober
2021 en 31 december 2021 en die 2) worden afgerond tussen 1 oktober 2022 en 31 december
2022.
Onderdeel D
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
Met de wijziging in het eerste lid onder a worden tevens de overige kosten voor extern
ingehuurde deelnemende verpleegkundigen subsidiabel. Hiermee worden alleen de kosten
bedoeld voor de uren die de ingehuurde verpleegkundige besteed aan de uitvoer van
activiteit a, als bedoeld in artikel 3, onder a, van de Subsidieregeling. Het gaat
dus bijvoorbeeld niet om reiskostenvergoeding of vergoeding van onkosten die in verband
staan met deze activiteit.
Naast de overige kosten van externe inhuur van deelnemende verpleegkundigen blijven
de directe loonkosten van uitsluitend de deelnemende verpleegkundigen en de verpleegkundigen
die als begeleider optreden subsidiabel. Onder directe loonkosten worden de volgende
posten verstaan: brutoloon, vakantie-uitkering, werkgeverslasten en overige werkgeverspremies
voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen. Op de website van de RVO is hierover
meer uitleg te vinden: Wat zijn loonkosten? | RVO.nl | Rijksdienst.
De directe loonkosten en kosten externe inhuur zijn subsidiabel tot een maximum van
50% van de totale directe loonkosten en kosten externe inhuur die samenhangen met
de uitvoering van activiteit a als bedoeld in artikel 3 onder a, van de Subsidieregeling.
Het was tot nu toe niet mogelijk om de kosten voor extern ingehuurde verpleegkundigen
mee te nemen als subsidiabele kosten bij activiteit a. Aanbieders van wijkverpleging
– die verpleegkundigen als zodanig niet op de loonlijst hebben staan – hebben hier
echter wel behoefte aan. Deze wijziging maakt het mogelijk voor alle verpleegkundigen
die werkzaam zijn bij een aanbieder om te participeren in intervisie en intercollegiale
toetsing of opleidingen rondom deskundigheidsbevordering.
Daarnaast worden de eenmalige implementatiekosten van hard- en software subsidiabel
voor de activiteit ‘het terugdringen van administratieve lasten’ bedoeld in artikel
3, onder e, van de Subsidieregeling. Gedurende het eerste aanvraagtijdvak is gebleken
dat zorginstellingen voor deze activiteit ook gebruik maken van verschillende ICT
applicaties. In dit verband worden kosten gemaakt die betrekking hebben op de eenmalige
implementatiekosten van hard- en software. Middels deze wijziging kunnen dergelijke
kosten nu ook mee worden genomen in de aanvraag tot subsidieverlening bij activiteit
e van de Subsidieregeling. Tot nu toe kon dit alleen voor de activiteiten f en g.
De eenmalige implementatiekosten van hard- en software zijn subsidiabel tot een maximum
van 30% van de totale implementatiekosten die samenhangen met de activiteit e tot
en met g van de Subsidieregeling. Door de wijziging worden zowel de eenmalige implementatiekosten
van hard en software voor activiteit e subsidiabel, alsmede de personele kosten, materiële
kosten en overige kosten die reeds subsidiabel waren onder artikel 7, eerste lid onder
b, van de Subsidieregeling. De personele kosten, materiële kosten en overige kosten
zijn subsidiabel tot een maximum van 75% van die totale kosten van activiteit e van
de Subsidieregeling.
Net als bij activiteiten f en g, als bedoeld in artikel 3 onder f en g van de Subsidieregeling,
zijn doorlopende kosten van hard- en software voor activiteit e niet subsidiabel.
Dit volgt uit artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling.
Onderdeel E
Onderdeel E voorziet in een verduidelijking van artikel 9 van de Subsidieregeling.
In de Subsidieregeling is in artikel 9 onder c een weigeringsgrond opgenomen die ervoor
moet zorgen dat bemiddelingsbureaus niet voor subsidie in aanmerking komen. In het
eerste aanvraagtijdvak is echter een signaal binnen gekomen dat met deze weigeringsgrond
onduidelijk is. Instellingen die voor meer dan 50% met ZZP’ers werken, komen uitsluitend
voor subsidiëring van de activiteiten in aanmerking indien de zorginstelling – en
niet de ZZP’er – een contractuele relatie heeft met de cliënt én een ZZP’er een overeenkomst
heeft met een zorginstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, van de
Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg. Alleen wanneer aan beide voorwaarden voldaan
wordt, komt de instelling in aanmerking voor subsidie.
Onderdeel F
Artikel 10 van de Subsidieregeling wordt gewijzigd om te voorzien in een tweede aanvraagtijdvak
en om tevens te voorzien in de mogelijkheid voor penvoerders van samenwerkende zorginstellingen
om een aanvraag tot subsidieverlening in te dienen.
De subsidie wordt aangevraagd door een zorginstelling, dan wel door de penvoerder
van een samenwerkingsverband of van een penvoerder van samenwerkende zorginstellingen.
De activiteiten als bedoeld in artikel 3, onder b en c van de Subsidieregeling, kunnen
alleen worden aangevraagd door de penvoerder van een samenwerkingsverband. De penvoerder
kan per samenwerkingsverband een subsidieaanvraag indienen.
De overige activiteiten (artikel 3, onder a en d tot en met g van de Subsidieregeling)
kunnen worden aangevraagd door zowel een individuele zorginstelling als door de penvoerder
van samenwerkende zorginstellingen.
Verder wordt met de wijziging voorzien in een tweede aanvraagtijdvak zodat het resterende
bedrag van het subsidieplafond beschikbaar komt voor nieuwe aanvragers. Een aanvraag
tot verlening van een subsidie in aanvraagtijdvak 2 wordt ontvangen in de periode
van 1 oktober 2021 tot en met 15 november 2021. Voor deze activiteiten geldt dat zij
moeten zijn gestart tussen 1 oktober 2021 en 31 december 2021, worden uitgevoerd gedurende
een periode van tenminste twaalf maanden en worden afgerond tussen 1 oktober 2022
en 31 december 2022. De periode waarin een aanvraag tot verlening van een subsidie
in aanvraagtijdvak 1 in kon worden gediend is reeds verlopen.
In het nieuwe zevende lid is het begrip verzorgende komen te vervallen. In geval van activiteit a, als bedoeld in artikel 3, onder a van
de Subsidieregeling, hoeft de penvoerder of zorginstelling geen overzicht van het
aantal deelnemende verzorgende meer te verstrekken. Deze term is abusievelijk in de
Subsidieregeling opgenomen.
Het nieuwe achtste lid geeft aan dat naast de penvoerder van het samenwerkingsverband
ook de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen in aanvulling op artikel 3.3
van de Kaderregeling aanvullende informatie dient te verschaffen bij een subsidieaanvraag
die betrekking heeft op activiteiten a en d tot en met g. Het achtste lid specificeert
welke aanvullende gegevens moeten worden verstrekt bij de subsidieaanvraag door de
penvoerder van een samenwerkingsverband of van een samenwerkende zorginstellingen.
In het bijzonder wijs ik hier op de vereiste samenwerkingsverklaring. Deze verklaring
dient zowel door een penvoerder van het samenwerkingsverband als door de penvoerder
van samenwerkende zorginstellingen te worden verstrekt. Het staat samenwerkingsverbanden
of samenwerkende zorginstellingen die subsidie aanvragen uiteraard vrij om daarnaast
een samenwerkingsovereenkomst te sluiten waarin de uitvoering van de door de partners
te verrichten activiteiten nader wordt uitgewerkt. In alle gevallen draagt de penvoerder
van de samenwerkende instellingen verantwoordelijkheid voor de financiële verantwoording
over de subsidie. Het is daarom raadzaam zijn hierover ook afspraken op te nemen in
een eventuele samenwerkingsovereenkomst.
Onderdeel G
Met dit onderdeel wordt een wijziging aangebracht in artikel 12 waardoor de verplichting
van een tussentijdse voortgangsrapportage tevens wordt opgelegd aan de penvoerder
van samenwerkende zorginstellingen. Deze verplichting werd al reeds opgelegd aan zorginstellingen
en aan de penvoerder van een samenwerkingsverband. Deze tussentijdse voortgangsrapportage
ziet op een verslag dat eenmaal per twaalf maanden wordt uitgebracht. Het besluit
tot subsidieverlening bepaalt op welk moment en op welke wijze tussentijds verslag
moet worden uitgebracht. De subsidieontvanger gaat daarbij in op de voortgang en resultaten
van haar activiteiten en haar inspanningen daarvoor.
Onderdeel H
Met onderdeel H wordt een wijziging aangebracht in artikel 13 waardoor de aanvullende
verplichting van het aanleveren van een samenvatting door de subsidieontvanger aan
de RVO van de activiteiten waarvoor zij subsidie heeft verkregen tevens wordt opgelegd
aan de penvoerder van samenwerkende zorginstellingen. Deze verplichting werd al reeds
opgelegd aan zorginstellingen en aan de penvoerder van een samenwerkingsverband. De
samenvatting wordt gepubliceerd door RVO aan het einde van de subsidieperiode, maar
voor deze verstrijkt. De samenvatting wordt om niet en voor een ieder toegankelijk
gemaakt op de website van RVO.
ARTIKEL II
In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (zoals
opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), treedt deze
wijzigingsregeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiervoor is gekozen omdat bovengenoemde
wijziging zo spoedig mogelijk beslag moet krijgen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge