Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 september 2021 nr. 2021-0000451209 tot verlaging van de bedragen van de heffingsvermindering voor verduurzaming in de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 1.11, vierde lid, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II;

Besluit:

ARTIKEL I

De bedragen, genoemd in artikel 1.11, eerste lid, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II worden als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel k wordt ‘€ 10.000’ vervangen door ‘€ 0’.

2. In onderdeel l wordt ‘€ 7.000’ vervangen door ‘€ 0’.

3. In onderdeel m wordt ‘€ 5.000’ vervangen door ‘€ 0’.

4. In onderdeel n wordt ‘€ 3.000’ vervangen door ‘€ 0’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

In de memorie van toelichting bij de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II is aangegeven dat de uitputting van het voor de heffingsvermindering beschikbare budget aan de hand van voorlopige investeringsverklaringen van heffingsvermindering wordt bewaakt. Teneinde zo veel mogelijk evenwicht te bereiken tussen de toekenningen op basis van de voorlopige investeringsverklaringen en het hiervoor in de rijksbegroting opgenomen bedrag, kunnen op basis van artikel 1.11, vierde lid, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II, bij ministeriële regeling met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober van enig jaar de bedragen van de heffingsvermindering worden verhoogd of verlaagd, dan wel op nihil worden gesteld. Dit betekent dat, afhankelijk van de hoogte van de inmiddels verstrekte voorlopige investeringsverklaringen voor heffingsvermindering, de hoogte van de heffingsvermindering aangepast kan worden. Als het beschikbare budget voor de heffingsvermindering dreigt te worden overschreden kan bij ministeriële regeling bepaald worden dat voor volgende aanvragen voor voorlopige investeringsverklaringen de hoogte van de heffingsvermindering per woning beperkt wordt of op 0 gesteld. Het gaat hier om een mogelijkheid tot aanpassing van de heffingsvermindering per de eerste dag van elk kwartaal.

Dat de aanpassing van de bedragen slechts eens per kwartaal kan plaatsvinden, betekent dat deze aanpassing ofwel per aanstaande 1 oktober plaats moet vinden, ofwel pas per 1 januari 2022. Gegeven de ervaringen met de regeling in 2019 is het risico op overschrijding van het budget per 1 januari 2022 dermate groot dat dit noodzaakt tot het per 1 oktober a.s. aanpassen van de bedragen. In 2019 werd in de laatste maand voor sluiting circa € 190 miljoen aangevraagd. Dit leidt tot de verwachting dat het nu nog 4 maanden openhouden van de regeling tot een overschrijding zal leiden, ook al is op dit moment met een bedrag van € 19,5 miljoen aan ingediende- en conceptaanvragen het beschikbare budget nog niet bereikt.

Daarom worden de bedragen, genoemd in artikel 1.11, eerste lid, onderdelen k, l, m en n per 1 oktober 2021 op nihil gesteld. Gevolg hiervan is dat vanaf 1 oktober 2021 geen voorlopige investeringsverklaringen meer kunnen worden aangevraagd. Het op nihil stellen van de bedragen heeft geen gevolgen voor investeringsverklaringen die reeds vóór 1 oktober 2021 zijn ingediend. Reeds afgegeven voorlopige investeringsverklaringen kunnen na realisatie van de investering nog steeds worden omgezet in een definitieve investeringsverklaring en nadien in mindering worden gebracht op de te betalen verhuurderheffing. Aangemelde investeringen vóór 1 oktober 2021 worden beoordeeld en, indien ze voldoen aan de voorwaarden, wordt hiervoor een voorlopige investeringsverklaring verstrekt aan de belastingplichtige.

Indien op 1 januari 2022 blijkt dat nog niet alle beschikbare middelen voor 2021 zijn aangevraagd, zal de regeling opnieuw per 1 januari worden opengesteld. Vanaf 2023 is structureel € 104 miljoen per jaar beschikbaar voor de regeling. Er wordt onderzocht of voor die tijd verdere verbeteringen doorgevoerd kunnen worden in de budgettaire beheersing en de effectieve inzet van het budget. Specifiek wordt er, conform de analyse van de Studiegroep Begrotingsruimte naar gebudgetteerde fiscale regelingen, gekeken naar het omzetten van deze structurele reeks voor verduurzaming naar een tariefsverlaging in de verhuurderheffing of een subsidie.

Het voornemen om de regeling voor nieuwe aanvragen voor investeringsverklaringen per 1 oktober 2021 te sluiten is bij brief van 1 september 2021 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal meegedeeld. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid wordt deze regeling in lijn met de systematiek van de vaste verandermomenten ruim voor inwerkingtreding gepubliceerd in de Staatscourant.

Deze regeling brengt geen gevolgen voor de regeldruk met zich mee.

De inwerkingtreding is in lijn met de vaste verandermomenten. Van de minimuminvoeringstermijn wordt afgeweken. Eerdere publicatie in de Staatscourant is niet mogelijk gebleken. Het is echter van groot belang dat deze regeling inwerking treedt op het eerst beschikbare verandermoment, zijnde 1 oktober 2021, gelet op het risico op ontstaan van onvoldoende evenwicht tussen het aantal ingediende aanvragen en het beschikbare budget.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven