Mededeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 6 september 2021, nr. IENW/BSK-2021/229069, inzake de implementatie van Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2021/1206

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

deelt, overeenkomstig aanwijzing 9.13 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, mede dat Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2021/1206 van de Commissie van 30 april 2021 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake uitrusting van zeeschepen wat betreft de toepasselijke norm voor laboratoria die worden gebruikt door conformiteitsbeoordelingsinstanties voor uitrusting van zeeschepen (PbEU 2021, L 261) is geïmplementeerd door middel van bestaande wetgeving.

Deze wijziging gaat gelden met ingang van 31 januari 2022.

Deze mededeling zal aan de Europese Commissie worden gestuurd, waarmee uitvoering wordt gegeven aan artikel 2, tweede lid, van de hiervoor genoemde gedelegeerde richtlijn.

Onderstaande transponeringstabel geeft aan op welke wijze de betreffende gedelegeerde richtlijn is geïmplementeerd:

Bepaling EU-richtlijn

Bepaling in nationale regeling

Toelichting

Artikel 1

Artikel 27, eerste lid, van de Wet scheepsuitrusting 2016

Artikelen 12, eerste lid, en 13, tweede lid, onder a, van de Regeling scheepsuitrusting 2016

In deze artikelen van de Regeling scheepsuitrusting 2016 wordt dynamisch verwezen naar bijlage III bij Richtlijn 2014/90/EU.

Artikel 2

Artikel 27, eerste lid, van de Wet scheepsuitrusting 2016

Artikelen 12, eerste lid, en 13, tweede lid, onder a, van de Regeling scheepsuitrusting 2016

Richt zich tot de lidstaten. Door middel van de dynamische verwijzing in de nationale regelgeving gaat Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2021/1206 gelden met ingang van 31 januari 2022.

Deze mededeling zal naar de Commissie worden gestuurd.

Artikel 3

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Betreft de datum van inwerkingtreding van de gedelegeerde richtlijn.

Artikel 4

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

De gedelegeerde richtlijn is tot de lidstaten gericht.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, namens deze, DE HOOFDDIRECTEUR BESTUURLIJKE EN JURIDISCHE ZAKEN, G. ter Huurne

Naar boven