De Minister voor Rechtsbescherming
Gelet op artikel 46a van de Wet op de rechterlijke organisatie;
Gehoord de Raad voor de rechtspraak;
BESLUIT
Artikel 1
Voor de behandeling van dividendbelastingzaken die aanhangig zijn gemaakt bij de rechtbank
Zeeland-West-Brabant en waarvan de indiener van het beroepschrift geen woonplaats
in Nederland heeft, worden de rechtbanken Den Haag, Noord-Holland, Gelderland en Noord-Nederland
aangewezen als rechtbanken waarvan de zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen
tijdelijk mede worden aangemerkt als zittingsplaatsen onderscheidenlijk overige zittingsplaatsen
van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, van
de Wet op de rechterlijke organisatie.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 september 2021 en vervalt met ingang
van 15 september 2024.
Artikel 3
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke aanwijzing rechtbanken Den Haag, Noord-Holland,
Gelderland en Noord-Nederland voor dividendbelastingzaken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
TOELICHTING
Met deze regeling wordt toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 46a van de
Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO). Op grond van die bepaling kan de Minister
voor Rechtsbescherming een of meerdere rechtbanken aanwijzen waarvan de (overige)
zittingsplaatsen voor de behandeling van een bepaalde categorie van zaken tijdelijk
mede worden aangemerkt als (overige) zittingsplaatsen van een andere rechtbank. Een
dergelijke aanwijzing kan alleen worden gegeven in uitzonderlijke gevallen, namelijk
wanneer het door een rechtbank kunnen behandelen van zaken buiten het eigen arrondissement
noodzakelijk is als gevolg van tijdelijk onvoldoende zittingscapaciteit binnen het
eigen arrondissement.
Deze aanwijzing wordt gedaan op verzoek van de Raad voor de rechtspraak namens de
betrokken gerechtsbesturen, vanwege een tijdelijk gebrek aan zittingscapaciteit op
het terrein van dividendbelastingzaken bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Dit
heeft te maken met een omvangrijke hoeveelheid zaken ten aanzien van buitenlandse
(rechts)personen die niet met de beschikbare capaciteit kan worden behandeld.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant is als enige rechtbank bevoegd ten aanzien van dividendbelastingzaken
van buitenlandse (rechts)personen.1 De afgelopen jaren is een groot aantal zaken aanhangig gemaakt door in het buitenland
gevestigde beleggingsmaatschappijen met Nederlandse aandelen. In het buitenland gevestigde
beleggingsmaatschappijen met Nederlandse aandelen willen voor wat betreft de dividendbelasting
op dezelfde wijze behandeld worden als in Nederland gevestigde beleggingsmaatschappijen.
Tot op heden zijn nog niet veel zaken afgedaan, onder andere vanwege gevraagd uitstel
en gestelde prejudiciële vragen. Inmiddels kan worden gestart met de behandeling van
de zaken. Gezien het grote aantal zaken en gelet op het bewerkelijke en arbeidsintensieve
karakter van de afhandeling, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant daarvoor onvoldoende
zittingscapaciteit.
Via de tijdelijke verlening van onderlinge bijstand door de rechtbanken Den Haag,
Noord-Holland, Gelderland en Noord-Nederland kan de grote werkvoorraad dividendbelastingzaken
van buitenlandse beleggingsmaatschappijen waarover de rechtbank Zeeland-West-Brabant
beschikt, sneller worden behandeld. In de periode dat de aanwijzing geldt worden,
uitsluitend voor de behandeling van deze dividendbelastingzaken, de zittingsplaatsen
en overige zittingsplaatsen van de rechtbanken Den Haag, Noord-Holland, Gelderland
en Noord-Nederland aangewezen als zittingsplaatsen en overige zittingsplaatsen van
de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Zo kan de rechtbank Zeeland-West-Brabant de betreffende
dividendbelastingzaken behandelen op een zittingsplaats buiten het eigen arrondissement.
De zaken blijven formeel aanhangig bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, maar kunnen
worden behandeld door rechters van de rechtbanken Den Haag, Noord-Holland, Gelderland
en Noord-Nederland, in de hoedanigheid van rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank
Zeeland-West-Brabant.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant zal te zijner tijd in het zaaksverdelingsreglement
aangeven welke categorieën van de te behandelen zaken op welke locatie zullen worden
behandeld, om de verdeling zo kenbaar en transparant te maken voor de samenleving
en justitiabelen.
Uit artikel 46a, tweede lid, Wet RO volgt dat de geldigheidsduur voor een aanwijzing
als bedoeld in dit artikel maximaal drie jaar is. De geldigheidsduur kan daarna eenmalig
met een jaar verlengd worden. Voor de onderhavige aanwijzing wordt de geldigheidsduur
op drie jaar bepaald.
’s-Gravenhage, 3 september 2021
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker