Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 2 september 2021 nr. PO/29071689, tot wijziging van de Regeling leerresultaten PO 2020 in verband met een generieke uitzondering voor de beoordeling van de leerresultaten wegens COVID-19

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 34.4 van het Besluit bekostiging WPO;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING LEERRESULTATEN PO 2020

De Regeling leerresultaten PO 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2. Meting onmogelijk of gegevens incompleet

Bijlage B regelt de wijze waarop de inspectie het aanvullend onderzoek, bedoeld in artikel 34.6, eerste lid, Besluit bekostiging WPO, verricht.

B

Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:

1. In Deel 1. onder ‘Gebruikte gegevens’ wordt 'CBS berekent voor elke leerling, die op 1 oktober op e school zit,' vervangen door 'CBS berekent voor elke leerling op school'.

2. In Deel 1. onder ‘Indicatoren’ wordt in voetnoot 3 bij Tabel 1 '25 – -6' vervangen door '25–26'.

3. In Deel 1. komt de paragraaf ‘Schoolweging geen goede afspiegeling van leerlingenpopulatie’ als volgt te luiden:

Schoolweging geen goede afspiegeling van leerlingenpopulatie

Er kan sprake zijn van een onbetrouwbare schoolweging, bijvoorbeeld in de volgende gevallen:

  • Als er sprake is van een kleine school. Het CBS kan de schoolweging minder betrouwbaar bepalen bij minder dan 40 leerlingen op de hele school.

  • Als een school meerdere vestigingen heeft die door de inspectie als afzonderlijke objecten van toezicht worden gezien, maar er is in BRON niet duidelijk aangegeven op welke locatie de leerlingen zijn ingeschreven.

Dit betekent niet automatisch dat de schoolweging geen goede afspiegeling van de leerlingenpopulatie is. Vaak zal dat wel het geval zijn. Tijdens het onderzoek op de school kan de inspecteur tot de conclusie komen dat er sprake is van een onbetrouwbare schoolweging, die het onmogelijk maakt om een oordeel over de leerresultaten te geven.

4. Aan Deel 1. wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

Geen oordeel wegens COVID-19

In verband met de uitbraak van COVID-19 zijn er in het schooljaar 2021–2022 onvoldoende gegevens voor een betrouwbaar oordeel over de meting van de leerresultaten. Daarom worden de leerresultaten van scholen in het schooljaar 2021–2022 niet beoordeeld. Alle scholen krijgen in die periode ‘geen oordeel’. Er wordt geen aanvullend onderzoek als bedoeld in bijlage B verricht, overeenkomstig artikel 34.6, tweede lid, Besluit bekostiging WPO.

C

Bijlage B komt als volgt te luiden:

BIJLAGE B. METING ONMOGELIJK OF GEGEVENS INCOMPLEET

Aanvullend onderzoek

Indien er geen of onvoldoende gegevens zijn voor een betrouwbaar oordeel over de leerresultaten, zal de inspectie een aanvullend onderzoek naar de leerresultaten (laten) verrichten. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit:

  • het verkrijgen van nadere gegevens van de school over de leerresultaten voor zover ze wel beschikbaar zijn;

  • analyse van de beschikbare leerresultaten en beoordeling door de inspecteur ter plekke.

Als uit het onderzoek niet geconcludeerd kan worden dat de leerresultaten voldoende zijn, wordt geen oordeel gegeven.

In het schooljaar 2021–2022 blijft het aanvullend onderzoek achterwege, overeenkomstig artikel 34.6, tweede lid, Besluit bekostiging WPO.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 augustus 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

1. Aanleiding

In de Kamerbrief van 15 februari 2021 is aangekondigd dat de inspectie de leerresultaten in het schooljaar 2021–2022 niet zal beoordelen.1 De eindtoetsresultaten 2021 – die de basis vormen voor dit oordeel – zijn als gevolg van de COVID-19-pandemie geen betrouwbare indicator voor de beoordeling van de onderwijskwaliteit van een school. Om dit mogelijk te maken, is aan artikel 34.6 van het Besluit bekostiging WPO een tweede lid toegevoegd, waarin is geregeld dat het aanvullend onderzoek in het schooljaar 2021–2022 achterwege blijft, indien er geen of onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor een betrouwbaar oordeel over de leerresultaten.

Deze ministeriële regeling dient ertoe vast te leggen dat er in 2021–2022 geen oordeel over de leerresultaten wordt gegeven, en om de Regeling leerresultaten PO 2020 in overeenstemming te brengen met het genoemde artikel 34.6, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO.

2. Probleemschets

Jaarlijks bezoekt en beoordeelt de inspectie een deel van de scholen. De beoordeling van de leerresultaten van drie schooljaren is één aspect van het eindoordeel over de school. Artikel 10a van de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO) vormt de basis voor de beoordeling van de leerresultaten. Scholen die onvoldoende leerresultaten hebben en in verband daarmee een deugdelijkheidseis overtreden, krijgen het oordeel ‘zeer zwak’. Soms is het niet mogelijk om een (betrouwbaar) oordeel over de leerresultaten te geven. Het gaat bijvoorbeeld om nieuwe of zeer kleine scholen. Onder normale omstandigheden wordt een dergelijk ‘geen oordeel’ niet vaak gegeven. In de regel zijn er immers voldoende gegevens voor een betrouwbaar oordeel over de leerresultaten van de school. Vanwege de bijzondere omstandigheden die door de COVID-19-pandemie zijn ontstaan, ligt dat thans anders.

De eindtoetsresultaten van 2021 zijn door de coronapandemie geen betrouwbare indicator voor de beoordeling van de onderwijskwaliteit van de school. De eindtoetsresultaten zijn namelijk veel meer dan in ‘normale’ jaren beïnvloed door de omgeving rond de leerling en de mate waarin ouders en omgeving het afstandsonderwijs hebben weten te ondersteunen. De mate waarin die omgeving onder deze bijzondere omstandigheden het beeld vertekent, is onduidelijk. Er is sprake van een bijzondere omstandigheid die maakt dat er met de huidige signaleringswaarden geen betrouwbaar oordeel over de leerresultaten op schoolniveau kan worden gegeven.

Scholen hebben recht op een fair oordeel en duidelijkheid over de wijze waarop de inspectie oordeelt. Dat laatste is juist nu van groot belang, omdat er veel onzekerheid is in het veld over de mate waarin de inspectie rekening houdt met de gevolgen van COVID-19. Daarom heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, in samenspraak met de inspectie en na consultatie van de PO-Raad, besloten geen enkele school in het schooljaar 2021–2022 een oordeel te geven op de leerresultaten. Het onverkort blijven beoordelen van scholen aan de hand van de leerresultaten zou immers onterecht zijn, nu de gegevens over de leerresultaten in de huidige, door COVID-19 ontstane situatie, vooral iets zeggen over omstandigheden die zich buiten de invloedssfeer van de scholen bevinden. Het gaat om een generieke maatregel. Zo weten scholen waar zij aan toe zijn. Dit is gecommuniceerd aan de scholen en de Tweede Kamer in de eerder genoemde Kamerbrief.2

3. Hoofdlijnen van de wijziging van de Regeling leerresultaten PO 2020

3.1 Niet beoordelen leerresultaten

De wijze van beoordeling van de leerresultaten is geregeld in deel 1 van bijlage A van de Regeling leerresultaten PO 2020. Om tot uitdrukking te brengen dat er in het schooljaar 2021–2022 geen oordeel over de leerresultaten van scholen wordt gegeven, wordt aan deze bijlage een paragraaf toegevoegd, waarin dit wordt bepaald (zie artikel I, onderdeel B, subonderdeel 4, van onderhavige regeling).

Artikel 2 van de Regeling leerresultaten PO 2020 is ook aangepast. Voorheen was daarin (imperatief) neergelegd dat de inspectie een aanvullend onderzoek verricht, indien er geen of onvoldoende gegevens zijn voor een betrouwbaar oordeel over de leerresultaten als bedoeld in artikel 34.6 van het Besluit bekostiging WPO. Omdat genoemd artikel 34.6 inmiddels (in het tweede lid) voorschrijft dat het aanvullend onderzoek in 2021–2022 achterwege blijft, past het niet meer om in artikel 2 te blijven bepalen dat de inspectie verplicht is een aanvullend onderzoek te verrichten. De bepaling is dus aangepast, om deze in overeenstemming te brengen met het nieuwe artikel 34.6, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO.

3.2 Overige wijzigingen

Daarnaast is een aantal overige wijzigingen aangebracht in de bijlagen. Ten eerste is het CBS voornemens de jaarlijkse peildatum waarop het de verwachte onderwijsscores – die de basis vormen voor de schoolweging – berekent, te wijzigen. Dit heeft geen consequenties voor de wijze waarop de inspectie de leerresultaten beoordeelt. Vooruitlopend op deze aanpassing wordt de exacte peildatum uit bijlage A van de regeling geschrapt. Tevens wordt een aantal tekstuele aanpassingen doorgevoerd in de bijlagen om de leesbaarheid te verbeteren. Bij de totstandkoming van de regeling zijn de opsommingstekens in bijlage A en B weggevallen, dit wordt hersteld.

4. Gevolgen

De inspectie zal de andere standaarden in het onderzoekskader bij een schoolbezoek blijven onderzoeken en beoordelen. Aan de hand daarvan zal de inspectie nog steeds een oordeel geven over de onderwijskwaliteit van de school en daarover rapporteren. Daarbij kunnen nog steeds de oordelen zeer zwak (op grond van artikel 10a, vierde lid, WPO), onvoldoende en voldoende worden gegeven. De inspectie blijft ook monitoren of sprake is van risico’s op scholen en of er aanleiding is voor een schoolbezoek en -onderzoek. De basiskwaliteit van het onderwijs blijft aldus geborgd en scholen die in een hersteltraject zitten, kunnen weer voldoende worden. Ook dat is van belang. De inspectie neemt de leerresultaten mee in haar jaarlijkse risicodetectie. Waar de inspectie risico’s ziet, zal zij risicogericht kwaliteitsonderzoek verrichten.

Als gevolg van het niet beoordelen van de leerresultaten, zal artikel 164b, eerste lid, van de WPO niet kunnen worden toegepast door de minister. Dat betekent dat een zeer zwakke school die onvoldoende herstel laat zien niet door de minister zal kunnen worden opgeheven of, in het geval van bijzonder onderwijs, de bekostiging niet kan worden beëindigd. Hoewel deze ultieme sanctie zeer zelden voor toepassing in aanmerking komt, neemt dat niet weg dat het wel van belang is dat de minister binnen afzienbare tijd weer kan beschikken over deze sanctiemogelijkheid. Dat was immers de reden dat de wetgever het vorig jaar met de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 mogelijk heeft gemaakt dat de inspectie, ondanks het wegvallen van de eindtoets in 2020, vanaf mei 2021 de leerresultaten weer zou kunnen beoordelen. Op dat moment kon niet worden voorzien wat de situatie in mei 2021 zou zijn. Ondanks dat in mei 2021 de eindtoetsen dus wel zijn afgenomen, zal in het schooljaar 2021–2022 geen oordeel worden gegeven op de leerresultaten.

Vanaf het schooljaar 2022–2023, wil de inspectie de leerresultaten weer beoordelen. Dat zal zij dan doen op basis van de eindtoetsresultaten van 2019, 2021 en 2022.3 In het najaar van 2021 zal de inspectie onderzoeken welke correctie voor de eindtoetsresultaten van 2021 nodig is. Met deze correctie wordt het mogelijk om de leerresultaten weer op een eerlijke wijze te beoordelen.

5. Administratieve lasten

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de uitvoeringsorganisaties DUO en de Inspectie van het Onderwijs. Ook veranderen de administratieve lasten voor de scholen niet.

6. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Op basis van de uitvoeringstoets is de verwachting dat de impact van de deze regeling op de uitvoering bij DUO en de handhaafbaarheid bij Inspectie en ADR gering tot nul zal zijn.

7. Inwerkingtreding

De uitzondering op het beoordelen van de leerresultaten gaat in met ingang van het schooljaar 2021–2022. Het is daarom nodig om deze regeling met terugwerkende kracht tot en met 1 augustus in werking te laten treden. Dit is mogelijk, omdat de regeling geen nadelige effecten heeft voor scholen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 35 570-VIII, nr. 183.

X Noot
2

Kamerstukken II 2020/21, 35 570-VIII, nr. 183.

X Noot
3

Zie artikel 1.2, tweede lid, van de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19.

Naar boven