TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Inleiding
Iedere vo-school krijgt op grond van de artikelen 79 en 79a van de Wet op het voortgezet
onderwijs (hierna: wet) bekostiging voor het verzorgen van onderwijs. Het gaat hier
om de basisbekostiging, die voor iedere school hetzelfde uitgangspunt hanteert: hetzelfde
type leerling krijgt een gelijke bekostiging en ook bij het vaste bedrag voor de hoofd-
en nevenvestigingen is er geen onderscheid tussen scholen. Er zijn echter diverse
scholen die te maken hebben met uitzonderlijke omstandigheden. Voor deze scholen geldt
dat de basisbekostiging geen rekening houdt met hun specifieke situatie. Zij komen
daarom in aanmerking voor aanvullende bekostiging.
Deze regeling kadert af op grond van welke uitzonderlijke omstandigheden scholen in
aanmerking komen voor aanvullende bekostiging en bepaalt hoe hoog de aanvullende bekostiging
is. Het gaat specifiek om (1) de zes uitzonderingsscholen, (2) vestigingen met een
breed onderwijsaanbod, (3) het maritiem vbo, (4) internationaal georiënteerd voortgezet
onderwijs en (5) leerlingen in de gemengde leerweg van het vmbo.
2. Uitzonderingsscholen
Er zijn momenteel zes kleine vo-scholen die op grond van de artikel 108, vierde lid,
van de wet geopend mogen blijven, ondanks hun beperkte omvang. Normaliter moeten scholen
sluiten als zij onder de opheffingsnorm, bedoeld in artikel 107 van de wet, komen.
Hierop zijn twee uitzonderingen: de school mag open blijven als het een school betreft
die (1) alleen via het water en op generlei wijze via een brug of tunnel een rechtstreekse
verbinding heeft met het vasteland, waardoor een alternatieve onderwijsvoorziening
voor leerlingen slecht fysiek bereikbaar is, of (2) een wezenlijk Nederlands economisch
of cultuurhistorisch belang gediend wordt met het onderwijs dat de school verzorgt.
Deze twee criteria zijn vastgelegd in de Beleidsregel uitzonderingsscholen vo 2013.
Op grond van deze bepalingen mogen op dit moment zes vo-scholen open blijven: vier
vo-scholen op de Wadden (Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog; BRIN-nummers
02XQ, 19EO, 19ET en 19HY) en twee joodse vo-scholen in Amsterdam (BRIN-nummers 16PN
en 23GF).
Deze zes uitzonderingsscholen komen in aanmerking voor aanvullende bekostiging. De
hoogte van de aanvullende bekostiging wordt bepaald door het onderwijsaanbod op de
school en het aantal leerlingen op de school. Hoe minder leerlingen op de school,
hoe hoger de aanvullende bekostiging. Hiermee wordt rekening gehouden met de kleinschaligheid
van deze scholen.
Ook nevenvestigingen die voldoen aan de hierboven geschetste criteria uit de Beleidsregel
uitzonderingsscholen vo 2013 komen in aanmerking voor de aanvullende bekostiging voor
uitzonderingsscholen. Als bijvoorbeeld een school op de Wadden zou fuseren met een
school op het vasteland, is er geen sprake meer van een aparte uitzonderingsschool,
maar van een nevenvestiging van de fusieschool. Om recht te doen aan de extra kosten
die de fusieschool in kwestie maakt voor de nevenvestiging, wordt de aanvullende bekostiging
voor de uitzonderingsschool gecontinueerd en verstrekt aan de fusieschool. De aanvullende
bekostiging heeft alleen betrekking op die nevenvestiging en wordt bepaald op basis
van het aantal leerlingen dat op de teldatum op die specifieke nevenvestiging is ingeschreven
en het type onderwijs dat zij op die vestiging volgen. Bij opheffing van de nevenvestiging
vervalt de aanvullende bekostiging die aan de nevenvestiging wordt toegekend.
3. Vestigingen met een breed onderwijsaanbod
Vestigingen waarop het hele onderwijsaanbod van vbo tot en met vwo wordt aangeboden,
kunnen een bijdrage leveren aan het tegengaan van segregatie. Ook kunnen op deze vestigingen
leerlingen soepeler op- en afstromen, zonder dat zij naar een ander schoolgebouw hoeven.
Tegen die achtergrond ontvangen scholen voor deze vestigingen een aanvullend bedrag.
Het gaat hier specifiek om vestigingen waar leerlingen vanaf de brugklas tot en met
het eindexamen onderwijs op alle niveaus (vbo, mavo, havo en vwo) onderwijs kunnen
volgen. Dit is geoperationaliseerd door te kijken naar ingeschreven, voor bekostiging
in aanmerking gebrachte leerlingen in de eerste twee leerjaren van het voortgezet
onderwijs, het vierde leerjaar van het vbo, het vierde leerjaar van het mavo, het
vijfde leerjaar van het havo en het zesde leerjaar van het vwo. Leerlingen in de eerste
twee leerjaren van het voortgezet onderwijs zitten vaak in heterogene brugklassen
en zijn daarom lastig te herleiden naar specifieke schoolsoorten. Daarom is voor de
uitvoering van deze regeling niet van belang op welk niveau leerlingen in het eerste
en het tweede leerjaar zijn ingeschreven.
4. Maritiem vbo
Er zijn twee scholen in Nederland die het vbo-profiel maritiem en techniek aanbieden,
waarbij het gebruik van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen,
al dan niet in combinatie met een maritieme leeromgeving, een onlosmakelijk onderdeel
vormt van het maritiem vbo op de school. Deze twee scholen zijn de Noordzee Onderwijs
Groep (BRIN-nummer 01KL) en het Scheepvaart en Transport College (BRIN-nummer 05EA).
Leerlingen krijgen op deze scholen direct praktijkervaring op het water en worden
met name voorbereid op een vervolgopleiding in de binnenvaart.
Aan het gebruik van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen,
al dan niet in combinatie met een maritieme leeromgeving, zijn hoge kosten verbonden,
die niet met de reguliere bekostiging kunnen worden gedekt. Daarom ontvangen deze
twee scholen hiervoor aanvullende bekostiging. De aanvullende bekostiging bestaat
uit drie componenten:
-
• een bedrag per school voor de kosten van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde
praktijklokalen;
-
• een bedrag per leerling voor de kosten van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde
praktijklokalen; en
-
• een bedrag per school voor de kosten van de maritieme leeromgeving.
Zowel de Noordzee Onderwijs Groep als het Scheepvaart en Transport College komen in
aanmerking voor het bedrag per school en het bedrag per leerling voor de kosten van
opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen. Voor het bedrag
per leerling worden in aanmerking genomen alle leerlingen die op de teldatum staan
ingeschreven op het vbo-profiel maritiem en techniek (alle leerjaren).
Alleen de Noordzee Onderwijs Groep komt in aanmerking voor het bedrag per school voor
de kosten van de maritieme leeromgeving. Bij deze school past het in het onderwijsprogramma
dat gericht is op het behalen van een internationaal erkend matrozendiploma en een
BBL-traject op een binnenvaartschip. Leerlingen leren zo te leven in een kleine gemeenschap
en te beseffen dat hun leven een ander ritme zal hebben dan leerlingen in het overige
onderwijs. De maritieme leeromgeving is daarmee een wezenlijk onderdeel van het onderwijsprogramma
en heeft in die zin toegevoegde waarde voor de ontwikkeling van deze leerlingen.
5. Internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs
Scholen die internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs aanbieden komen in aanmerking
voor aanvullende bekostiging, vanwege de hogere kosten die verbonden zijn aan de cursussen
International Baccalaureate Career Related Programme, International Baccalaureate
Diploma Programme, International Baccalaureate Middle Years Programme, of een cursus
die gericht is op het behalen van het International General Certificate of Secondary
Education. De aanvullende bekostiging bestaat uit een bedrag per leerling die tot
één van deze cursussen is toegelaten. Voor het International Baccalaureate Diploma
Programme Dutch Residents en het IB Career Related Programme Dutch Residents wordt
geen aanvullende bekostiging verstrekt.
6. Leerlingen in de gemengde leerweg
De basisbekostiging van het vo bestaat uit twee leerlingbedragen: één van voor het
algemeen vormend onderwijs (de gehele onderbouw en de bovenbouw van het mavo, havo
en vwo) en één voor het beroepsgericht onderwijs (het pro en de bovenbouw van het
vbo). Het beroepsgericht onderwijs is naar zijn aard duurder dan het algemeen vormend
onderwijs, onder meer vanwege de kleinere klassen en duurdere lesmaterialen en inventaris.
De basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerwegen in het vmbo horen bij het
vbo en de theoretische leerweg bij de mavo. De gemengde leerweg (hierna: gl) zit hier
tussenin. De gemengde leerweg is vanwege de (beperkte) beroepsgerichte component duurder
dan het algemeen vormend onderwijs, maar niet zo duur als het beroepsgericht onderwijs.
Door een aanvullend bedrag aan gl-leerlingen toe te kennen, wordt rekening gehouden
met de kosten die scholen voor dit type onderwijs maken.
7. Caribisch Nederland
De vo-scholen in Caribisch Nederland komen niet in aanmerking voor deze regeling.
De uitzonderingsbepalingen voor de scholen in Caribisch Nederland zijn vastgelegd
in de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.
8. Uitvoering en handhaafbaarheid
De regeling is als uitvoerbaar en handhaafbaar beoordeeld.
9. Gevolgen voor de regeldruk
De aanvullende bekostiging, die op grond van deze regeling aan het bevoegd gezag wordt
verstrekt, kan worden gebruikt voor de reguliere exploitatie van scholen. Deze regeling
vergt geen aanvullende verantwoordingseisen en leidt niet tot een toename van de regeldruk
voor scholen.
10. Verantwoording
De aanvullende bekostiging, die op grond van deze regeling aan het bevoegd gezag wordt
verstrekt, moet worden besteed overeenkomstig artikel 99 van de wet. Hiermee is er
sprake van een subsidie als bedoeld in artikel 9.1, derde lid, onder c van de Kaderregeling
subsidies OCW, SZW en VWS en hoeft over de besteding hiervan geen aparte verantwoording
plaats te vinden.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen. De meeste begripsbepalingen verwijzen
naar de Wet op het voortgezet onderwijs.
Artikel 2
In dit artikel wordt de aanvullende bekostiging vastgesteld voor de uitzonderingsscholen.
Bij de hoogte van de aanvullende bekostiging wordt aansluiting gezocht bij het vaste
bedrag voor de hoofdvestiging, zoals vastgelegd in de Regeling bekostiging vo-scholen
en samenwerkingsverbanden vo. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt bepaald
door het onderwijsaanbod op de school. Het artikel maakt ook mogelijk dat nevenvestigingen
in aanmerking komen voor deze aanvullende bekostiging, als de nevenvestiging in kwestie
voldoet aan de eisen die zijn vastgelegd in artikel 4 van de Beleidsregel uitzonderingsscholen
vo 2013.
Artikel 3
In dit artikel wordt het bedrag vastgesteld dat wordt toegekend aan vestigingen met
een breed onderwijsaanbod. Om in aanmerking te komen voor aanvullende bekostiging,
moeten op de teldatum op de vestiging bekostigde leerlingen als daadwerkelijk schoolgaand
zijn ingeschreven in de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs, het vierde
leerjaar van het vbo, het vierde leerjaar van het mavo, het vijfde leerjaar van het
havo en het zesde leerjaar van het vwo.
Artikel 4
Dit artikel stelt de drie bedragen vast die zien op de aanvullende bekostiging voor
het maritiem vbo. Deze aanvullende bekostiging wordt verstrekt voor de kosten van
het gebruik van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen,
al dan niet in combinatie met een maritieme leeromgeving.
Artikel 5
Scholen die internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs aanbieden komen in aanmerking
voor aanvullende bekostiging, vanwege de hogere kosten die verbonden zijn aan de cursussen
International Baccalaureate Career Related Programme, International Baccalaureate
Diploma Programme, International Baccalaureate Middle Years Programme, of een cursus
die gericht is op het behalen van het International General Certificate of Secondary
Education. De aanvullende bekostiging bestaat uit een bedrag per leerling die tot
één van deze cursussen is toegelaten. Voor het International Baccalaureate Diploma
Programme Dutch Residents en het IB Career Related Programme Dutch Residents wordt
geen aanvullende bekostiging verstrekt.
Artikel 6
Dit artikel stelt het aanvullende bedrag per leerling in de gemengde leerweg van het
vmbo vast.
Artikel 7
Dit artikel bepaalt dat de aanvullende bekostiging in twaalf gelijke termijnen wordt
betaald, op basis van de voorlopige leerlingentelling van 1 oktober het jaar daarvoor.
De eerste termijn van de aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 2, wordt betaald
in januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Bij de eerste betaling
van de aanvullende bekostiging, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6, wordt rekening
gehouden met het moment van vaststelling. In de maand waarin de vaststelling en de
eerste betaling plaatsvindt, wordt ook de bekostiging van de eventueel voorafgaande
maand of maanden betaald. In het najaar vindt herrekening van deze bekostiging plaats.
Aanleiding hiervoor kan zijn dat het door de accountant goedgekeurde leerlingenaantal
anders is dan de voorlopige telling. Ook kunnen de bedragen, die bepalend zijn voor
de hoogte van de aanvullende bekostiging in deze regeling, zijn aangepast als gevolg
van de kabinetsbijdrage voor loon- en prijsontwikkeling.
Artikel 8
Bij het moment van de inwerkingtreding wordt afgeweken van de vaste verandermomenten
voor wet- en regelgeving vanwege de uitvoerbaarheid door DUO. Door de regeling per
15 november in werking te laten treden heeft DUO de gelegenheid om de beschikkingen
voor het kalenderjaar 2022 op tijd gereed te hebben.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob