Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 30 augustus 2021, nr. VO/29097410, houdende regels voor de aanvullende bekostiging voor vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden (Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 82, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 2.2.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 2, vierde lid, van het Besluit bekostiging WVO 2021;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;

cursus internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs:

International Baccalaureate Career-Related Programme, International Baccalaureate Diploma Programme, International Baccalaureate Middle Years Programme of een cursus die gericht is op het behalen van het International General Certificate of Secondary Education, als bedoeld in de Beleidsregel IGVO 2021, niet zijnde het International Baccalaureate Diploma Programme Dutch Residents en IB Career Related Programme Dutch Residents;

gemengde leerweg:

gemengde leerweg als bedoeld in artikel 10d van de wet;

havo:

hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, van de wet;

hoofdvestiging:

hoofdvestiging als bedoeld in artikel 73a van de wet;

leerling:

leerling als bedoeld in artikel 8 van het Besluit bekostiging WVO 2021 of artikel 2.1.2, onderdeel g, van het Uitvoeringsbesluit WEB;

mavo:

middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de wet;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

nevenvestiging:

nevenvestiging als bedoeld in artikel 73b van de wet;

school:

school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 1 van de wet;

teldatum:

1 oktober voorafgaand aan het jaar ten behoeve waarvan de aanvullende bekostiging wordt verstrekt;

vbo:

voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a van de wet;

vestiging met een breed onderwijsaanbod:

hoofdvestiging als bedoeld in artikel 73a van de wet of nevenvestiging als bedoeld in artikel 73b van de wet, waarop onderwijs in de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs en onderwijs in de laatste leerjaren van het vbo, mavo, havo en vwo, al dan niet in combinatie met praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de wet wordt aangeboden;

vwo:

voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 van de wet;

wet:

Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Aanvullende bekostiging uitzonderingsscholen

  • 1. De minister verstrekt aanvullende bekostiging aan het bevoegd gezag van een school die op grond van artikel 108, vierde lid, van de wet in stand wordt gehouden of wordt bekostigd.

  • 2. De aanvullende bekostiging wordt volgens onderstaande tabel bepaald op basis van het onderwijsaanbod op de school of scholengemeenschap en het aantal bekostigde leerlingen dat op de teldatum op de school of scholengemeenschap staat ingeschreven:

    Onderwijsaanbod

    Aantal leerlingen op de teldatum

    Hoogte aanvullende bekostiging

    vbo of mavo

    minder dan 130

    3 keer het bedrag voor de hoofdvestiging

    130 tot en met 200

    2 keer het bedrag voor de hoofdvestiging

    meer dan 200

    € 0

    mavo, havo en vwo

    minder dan 130

    5,5 keer het bedrag voor de hoofdvestiging

    130 tot en met 250

    4,5 keer het bedrag voor de hoofdvestiging

    meer dan 250

    € 0

    vbo, mavo, havo en vwo

    minder dan 130

    7 keer het bedrag voor de hoofdvestiging

    130 tot en met 300

    6 keer het bedrag voor de hoofdvestiging

    meer dan 300

    € 0

  • 3. Het bedrag voor de hoofdvestiging, genoemd in de tabel in het tweede lid, is het bedrag genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.

  • 4. Een bevoegd gezag komt ook voor de aanvullende bekostiging, bedoeld in het tweede lid, in aanmerking als het een school heeft met een nevenvestiging die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, van de Beleidsregel uitzonderingsscholen VO 2013. De aanvullende bekostiging heeft alleen betrekking op die nevenvestiging en wordt bepaald op basis van het onderwijsaanbod op de nevenvestiging en het aantal leerlingen dat op de teldatum op de nevenvestiging staat ingeschreven. Bij opheffing van de nevenvestiging vervalt het recht op de aanvullende bekostiging.

Artikel 3. Aanvullende bekostiging vestigingen met een breed onderwijsaanbod

  • 1. De minister verstrekt aanvullende bekostiging voor vestigingen met een breed onderwijsaanbod.

  • 2. Een scholengemeenschap heeft een vestiging met een breed onderwijsaanbod indien op de vestiging op de teldatum leerlingen staan ingeschreven in:

    • a. de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs;

    • b. het vierde leerjaar van het vbo;

    • c. het vierde leerjaar van het mavo;

    • d. het vijfde leerjaar van het havo; en

    • e. het zesde leerjaar van het vwo.

  • 3. De aanvullende bekostiging is gelijk aan het vaste bedrag voor de hoofdvestiging, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.

  • 4. De aanvullende bekostiging kan slechts worden verstrekt voor vestigingen die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit bekostiging WVO 2021.

Artikel 4. Aanvullende bekostiging maritiem vbo

  • 1. De minister verstrekt aanvullende bekostiging aan het bevoegd gezag van een school die het vbo-profiel maritiem en techniek, bedoeld in artikel 10b, derde lid, onderdeel e, van de wet, aanbiedt als het gebruik van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen, al dan niet in combinatie met een maritieme leeromgeving, een onlosmakelijk onderdeel vormt van het maritiem vbo op de school.

  • 2. De aanvullende bekostiging bestaat in 2022 uit:

    • a. een bedrag per school ter hoogte van € 2.307.656,87 voor de kosten van het gebruik van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen;

    • b. een bedrag per leerling ter hoogte van € 1.484,08 voor de kosten van het gebruik van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen; en

    • c. een bedrag per school ter hoogte van € 2.090.453,03 voor de kosten van de maritieme leeromgeving.

  • 3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt berekend op basis van het aantal leerlingen die op de teldatum staan ingeschreven op het vbo-profiel maritiem en techniek.

Artikel 5. Aanvullende bekostiging internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs

  • 1. De minister verstrekt aanvullende bekostiging aan het bevoegd gezag van een school die een cursus internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs aanbiedt.

  • 2. De hoogte van de aanvullende bekostiging in 2022 wordt vastgesteld op € 1.096,20 per bekostigde leerling die op de teldatum is toegelaten tot een cursus internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs.

Artikel 6. Aanvullende bekostiging leerlingen in gemengde leerweg

  • 1. De minister verstrekt aanvullende bekostiging aan het bevoegd gezag van een school die de gemengde leerweg aanbiedt.

  • 2. De hoogte van de aanvullende bekostiging in 2022 wordt vastgesteld op € 310,63 per leerling die op de teldatum staat ingeschreven in het derde of vierde leerjaar van de gemengde leerweg.

Artikel 7. Beschikking en betaling

  • 1. De minister stelt de aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 2, in december voorafgaande aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft vast. De minister stelt de aanvullende bekostiging, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6, uiterlijk in de maand maart van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft vast. De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.

  • 2. De aanvullende bekostiging wordt, uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft, herzien en wordt berekend op basis van:

    • a. het door de accountant goedgekeurde aantal leerlingen dat op de teldatum staat ingeschreven bij de school; en

    • b. de bijdrage voor loon- en prijsontwikkeling.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 november 2021.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Inleiding

Iedere vo-school krijgt op grond van de artikelen 79 en 79a van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: wet) bekostiging voor het verzorgen van onderwijs. Het gaat hier om de basisbekostiging, die voor iedere school hetzelfde uitgangspunt hanteert: hetzelfde type leerling krijgt een gelijke bekostiging en ook bij het vaste bedrag voor de hoofd- en nevenvestigingen is er geen onderscheid tussen scholen. Er zijn echter diverse scholen die te maken hebben met uitzonderlijke omstandigheden. Voor deze scholen geldt dat de basisbekostiging geen rekening houdt met hun specifieke situatie. Zij komen daarom in aanmerking voor aanvullende bekostiging.

Deze regeling kadert af op grond van welke uitzonderlijke omstandigheden scholen in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging en bepaalt hoe hoog de aanvullende bekostiging is. Het gaat specifiek om (1) de zes uitzonderingsscholen, (2) vestigingen met een breed onderwijsaanbod, (3) het maritiem vbo, (4) internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs en (5) leerlingen in de gemengde leerweg van het vmbo.

2. Uitzonderingsscholen

Er zijn momenteel zes kleine vo-scholen die op grond van de artikel 108, vierde lid, van de wet geopend mogen blijven, ondanks hun beperkte omvang. Normaliter moeten scholen sluiten als zij onder de opheffingsnorm, bedoeld in artikel 107 van de wet, komen. Hierop zijn twee uitzonderingen: de school mag open blijven als het een school betreft die (1) alleen via het water en op generlei wijze via een brug of tunnel een rechtstreekse verbinding heeft met het vasteland, waardoor een alternatieve onderwijsvoorziening voor leerlingen slecht fysiek bereikbaar is, of (2) een wezenlijk Nederlands economisch of cultuurhistorisch belang gediend wordt met het onderwijs dat de school verzorgt. Deze twee criteria zijn vastgelegd in de Beleidsregel uitzonderingsscholen vo 2013. Op grond van deze bepalingen mogen op dit moment zes vo-scholen open blijven: vier vo-scholen op de Wadden (Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog; BRIN-nummers 02XQ, 19EO, 19ET en 19HY) en twee joodse vo-scholen in Amsterdam (BRIN-nummers 16PN en 23GF).

Deze zes uitzonderingsscholen komen in aanmerking voor aanvullende bekostiging. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt bepaald door het onderwijsaanbod op de school en het aantal leerlingen op de school. Hoe minder leerlingen op de school, hoe hoger de aanvullende bekostiging. Hiermee wordt rekening gehouden met de kleinschaligheid van deze scholen.

Ook nevenvestigingen die voldoen aan de hierboven geschetste criteria uit de Beleidsregel uitzonderingsscholen vo 2013 komen in aanmerking voor de aanvullende bekostiging voor uitzonderingsscholen. Als bijvoorbeeld een school op de Wadden zou fuseren met een school op het vasteland, is er geen sprake meer van een aparte uitzonderingsschool, maar van een nevenvestiging van de fusieschool. Om recht te doen aan de extra kosten die de fusieschool in kwestie maakt voor de nevenvestiging, wordt de aanvullende bekostiging voor de uitzonderingsschool gecontinueerd en verstrekt aan de fusieschool. De aanvullende bekostiging heeft alleen betrekking op die nevenvestiging en wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen dat op de teldatum op die specifieke nevenvestiging is ingeschreven en het type onderwijs dat zij op die vestiging volgen. Bij opheffing van de nevenvestiging vervalt de aanvullende bekostiging die aan de nevenvestiging wordt toegekend.

3. Vestigingen met een breed onderwijsaanbod

Vestigingen waarop het hele onderwijsaanbod van vbo tot en met vwo wordt aangeboden, kunnen een bijdrage leveren aan het tegengaan van segregatie. Ook kunnen op deze vestigingen leerlingen soepeler op- en afstromen, zonder dat zij naar een ander schoolgebouw hoeven. Tegen die achtergrond ontvangen scholen voor deze vestigingen een aanvullend bedrag.

Het gaat hier specifiek om vestigingen waar leerlingen vanaf de brugklas tot en met het eindexamen onderwijs op alle niveaus (vbo, mavo, havo en vwo) onderwijs kunnen volgen. Dit is geoperationaliseerd door te kijken naar ingeschreven, voor bekostiging in aanmerking gebrachte leerlingen in de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs, het vierde leerjaar van het vbo, het vierde leerjaar van het mavo, het vijfde leerjaar van het havo en het zesde leerjaar van het vwo. Leerlingen in de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs zitten vaak in heterogene brugklassen en zijn daarom lastig te herleiden naar specifieke schoolsoorten. Daarom is voor de uitvoering van deze regeling niet van belang op welk niveau leerlingen in het eerste en het tweede leerjaar zijn ingeschreven.

4. Maritiem vbo

Er zijn twee scholen in Nederland die het vbo-profiel maritiem en techniek aanbieden, waarbij het gebruik van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen, al dan niet in combinatie met een maritieme leeromgeving, een onlosmakelijk onderdeel vormt van het maritiem vbo op de school. Deze twee scholen zijn de Noordzee Onderwijs Groep (BRIN-nummer 01KL) en het Scheepvaart en Transport College (BRIN-nummer 05EA). Leerlingen krijgen op deze scholen direct praktijkervaring op het water en worden met name voorbereid op een vervolgopleiding in de binnenvaart.

Aan het gebruik van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen, al dan niet in combinatie met een maritieme leeromgeving, zijn hoge kosten verbonden, die niet met de reguliere bekostiging kunnen worden gedekt. Daarom ontvangen deze twee scholen hiervoor aanvullende bekostiging. De aanvullende bekostiging bestaat uit drie componenten:

  • een bedrag per school voor de kosten van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen;

  • een bedrag per leerling voor de kosten van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen; en

  • een bedrag per school voor de kosten van de maritieme leeromgeving.

Zowel de Noordzee Onderwijs Groep als het Scheepvaart en Transport College komen in aanmerking voor het bedrag per school en het bedrag per leerling voor de kosten van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen. Voor het bedrag per leerling worden in aanmerking genomen alle leerlingen die op de teldatum staan ingeschreven op het vbo-profiel maritiem en techniek (alle leerjaren).

Alleen de Noordzee Onderwijs Groep komt in aanmerking voor het bedrag per school voor de kosten van de maritieme leeromgeving. Bij deze school past het in het onderwijsprogramma dat gericht is op het behalen van een internationaal erkend matrozendiploma en een BBL-traject op een binnenvaartschip. Leerlingen leren zo te leven in een kleine gemeenschap en te beseffen dat hun leven een ander ritme zal hebben dan leerlingen in het overige onderwijs. De maritieme leeromgeving is daarmee een wezenlijk onderdeel van het onderwijsprogramma en heeft in die zin toegevoegde waarde voor de ontwikkeling van deze leerlingen.

5. Internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs

Scholen die internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs aanbieden komen in aanmerking voor aanvullende bekostiging, vanwege de hogere kosten die verbonden zijn aan de cursussen International Baccalaureate Career Related Programme, International Baccalaureate Diploma Programme, International Baccalaureate Middle Years Programme, of een cursus die gericht is op het behalen van het International General Certificate of Secondary Education. De aanvullende bekostiging bestaat uit een bedrag per leerling die tot één van deze cursussen is toegelaten. Voor het International Baccalaureate Diploma Programme Dutch Residents en het IB Career Related Programme Dutch Residents wordt geen aanvullende bekostiging verstrekt.

6. Leerlingen in de gemengde leerweg

De basisbekostiging van het vo bestaat uit twee leerlingbedragen: één van voor het algemeen vormend onderwijs (de gehele onderbouw en de bovenbouw van het mavo, havo en vwo) en één voor het beroepsgericht onderwijs (het pro en de bovenbouw van het vbo). Het beroepsgericht onderwijs is naar zijn aard duurder dan het algemeen vormend onderwijs, onder meer vanwege de kleinere klassen en duurdere lesmaterialen en inventaris. De basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerwegen in het vmbo horen bij het vbo en de theoretische leerweg bij de mavo. De gemengde leerweg (hierna: gl) zit hier tussenin. De gemengde leerweg is vanwege de (beperkte) beroepsgerichte component duurder dan het algemeen vormend onderwijs, maar niet zo duur als het beroepsgericht onderwijs. Door een aanvullend bedrag aan gl-leerlingen toe te kennen, wordt rekening gehouden met de kosten die scholen voor dit type onderwijs maken.

7. Caribisch Nederland

De vo-scholen in Caribisch Nederland komen niet in aanmerking voor deze regeling. De uitzonderingsbepalingen voor de scholen in Caribisch Nederland zijn vastgelegd in de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.

8. Uitvoering en handhaafbaarheid

De regeling is als uitvoerbaar en handhaafbaar beoordeeld.

9. Gevolgen voor de regeldruk

De aanvullende bekostiging, die op grond van deze regeling aan het bevoegd gezag wordt verstrekt, kan worden gebruikt voor de reguliere exploitatie van scholen. Deze regeling vergt geen aanvullende verantwoordingseisen en leidt niet tot een toename van de regeldruk voor scholen.

10. Verantwoording

De aanvullende bekostiging, die op grond van deze regeling aan het bevoegd gezag wordt verstrekt, moet worden besteed overeenkomstig artikel 99 van de wet. Hiermee is er sprake van een subsidie als bedoeld in artikel 9.1, derde lid, onder c van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS en hoeft over de besteding hiervan geen aparte verantwoording plaats te vinden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen. De meeste begripsbepalingen verwijzen naar de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2

In dit artikel wordt de aanvullende bekostiging vastgesteld voor de uitzonderingsscholen. Bij de hoogte van de aanvullende bekostiging wordt aansluiting gezocht bij het vaste bedrag voor de hoofdvestiging, zoals vastgelegd in de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt bepaald door het onderwijsaanbod op de school. Het artikel maakt ook mogelijk dat nevenvestigingen in aanmerking komen voor deze aanvullende bekostiging, als de nevenvestiging in kwestie voldoet aan de eisen die zijn vastgelegd in artikel 4 van de Beleidsregel uitzonderingsscholen vo 2013.

Artikel 3

In dit artikel wordt het bedrag vastgesteld dat wordt toegekend aan vestigingen met een breed onderwijsaanbod. Om in aanmerking te komen voor aanvullende bekostiging, moeten op de teldatum op de vestiging bekostigde leerlingen als daadwerkelijk schoolgaand zijn ingeschreven in de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs, het vierde leerjaar van het vbo, het vierde leerjaar van het mavo, het vijfde leerjaar van het havo en het zesde leerjaar van het vwo.

Artikel 4

Dit artikel stelt de drie bedragen vast die zien op de aanvullende bekostiging voor het maritiem vbo. Deze aanvullende bekostiging wordt verstrekt voor de kosten van het gebruik van opleidingsschepen, simulatoren en gespecialiseerde praktijklokalen, al dan niet in combinatie met een maritieme leeromgeving.

Artikel 5

Scholen die internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs aanbieden komen in aanmerking voor aanvullende bekostiging, vanwege de hogere kosten die verbonden zijn aan de cursussen International Baccalaureate Career Related Programme, International Baccalaureate Diploma Programme, International Baccalaureate Middle Years Programme, of een cursus die gericht is op het behalen van het International General Certificate of Secondary Education. De aanvullende bekostiging bestaat uit een bedrag per leerling die tot één van deze cursussen is toegelaten. Voor het International Baccalaureate Diploma Programme Dutch Residents en het IB Career Related Programme Dutch Residents wordt geen aanvullende bekostiging verstrekt.

Artikel 6

Dit artikel stelt het aanvullende bedrag per leerling in de gemengde leerweg van het vmbo vast.

Artikel 7

Dit artikel bepaalt dat de aanvullende bekostiging in twaalf gelijke termijnen wordt betaald, op basis van de voorlopige leerlingentelling van 1 oktober het jaar daarvoor. De eerste termijn van de aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 2, wordt betaald in januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Bij de eerste betaling van de aanvullende bekostiging, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6, wordt rekening gehouden met het moment van vaststelling. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt, wordt ook de bekostiging van de eventueel voorafgaande maand of maanden betaald. In het najaar vindt herrekening van deze bekostiging plaats. Aanleiding hiervoor kan zijn dat het door de accountant goedgekeurde leerlingenaantal anders is dan de voorlopige telling. Ook kunnen de bedragen, die bepalend zijn voor de hoogte van de aanvullende bekostiging in deze regeling, zijn aangepast als gevolg van de kabinetsbijdrage voor loon- en prijsontwikkeling.

Artikel 8

Bij het moment van de inwerkingtreding wordt afgeweken van de vaste verandermomenten voor wet- en regelgeving vanwege de uitvoerbaarheid door DUO. Door de regeling per 15 november in werking te laten treden heeft DUO de gelegenheid om de beschikkingen voor het kalenderjaar 2022 op tijd gereed te hebben.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven