Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 30 augustus 2021, nr. VO/29099210, houdende regels voor de aanvullende bekostiging voor nieuwe scholen en bij samenvoegingen in het voortgezet onderwijs (Regeling aanvullende bekostiging nieuwe scholen en samenvoeging vo)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 82, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4, derde lid, van het Besluit bekostiging WVO 2021;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;

leerling:

leerling als bedoeld in artikel 8 van het Besluit bekostiging WVO 2021;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

nieuwe school:

school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 64, eerste of tweede lid, van de wet, niet zijnde een school als bedoeld in artikel 65, tweede lid, van de wet;

samenvoeging:

samenvoeging als bedoeld in artikel 72, eerste lid, van de wet;

school:

school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de wet;

schooljaar waarin de school volgroeid is:
  • a. wat betreft een school voor vbo of mavo: het vierde schooljaar dat de school bekostigd wordt;

  • b. wat betreft een school voor havo: het vijfde schooljaar dat de school bekostigd wordt;

  • c. wat betreft een school voor vwo: het zesde schooljaar dat de school bekostigd wordt;

  • d. wat betreft een school voor praktijkonderwijs: het vijfde schooljaar dat de school bekostigd wordt.

kalenderjaar waarin de school volgroeid is:
  • a. wat betreft een school voor vbo of mavo: het vierde kalenderjaar na het jaar dat de school voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • b. wat betreft een school voor havo: het vijfde kalenderjaar na het jaar dat de school voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • c. wat betreft een school voor vwo: het zesde kalenderjaar na het jaar dat de school voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • d. wat betreft een school voor praktijkonderwijs: het vijfde kalenderjaar na het jaar dat de school voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

splitsing:

splitsing als bedoeld in artikel 64, derde lid, van de wet;

wet:

Wet op het voortgezet onderwijs.

§ 2. Startbekostiging en aanvullende bekostiging nieuwe scholen vo

Artikel 2. Startbekostiging nieuwe school

  • 1. Voorafgaand aan de feitelijke start van een nieuwe school per 1 augustus van het eerste schooljaar verstrekt de minister aan de nieuwe school eenmalig een startbekostiging ter hoogte van de helft van het vaste bedrag voor de hoofdvestiging van een school, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.

  • 2. De startbekostiging wordt verstrekt nadat het bevoegd gezag van de school de prognose van het aantal leerlingen op 1 oktober van het eerste schooljaar heeft ingediend bij de minister. In geval van een scholengemeenschap waarvan een school voor praktijkonderwijs deel uitmaakt, wordt bij de prognose onderscheid gemaakt tussen het aantal leerlingen in het praktijkonderwijs en het aantal leerlingen in de overige schoolsoort of schoolsoorten.

  • 3. De prognose wordt ingediend nadat de goedkeuring voor de start van de nieuwe school is verleend in het kader van de voorzieningenplanning. De minister verstrekt aan het bevoegd gezag van de school een beschikking waarin de startbekostiging is vermeld.

  • 4. De minister beschikt en betaalt de startbekostiging, bedoeld in het eerste lid, als bedrag ineens nadat de prognose door het bevoegd gezag is ingediend, doch niet eerder dan in de maand mei.

Artikel 3. Aanvullende bekostiging nieuwe school eerste schooljaar

  • 1. De minister verstrekt aan een nieuwe school ambtshalve aanvullende bekostiging over de eerste vijf maanden van het eerste schooljaar. De bekostiging wordt berekend op basis van de prognose van het aantal leerlingen per 1 oktober volgend op de feitelijke start per 1 augustus van het eerste schooljaar.

  • 2. De aanvullende bekostiging bestaat uit:

    • a. het bedrag voor de hoofdvestiging van een school, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo; en

    • b. per geprognosticeerde leerling 5/12de van het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo of, indien het een leerling betreft die praktijkonderwijs volgt, 5/12de van het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.

  • 3. De minister betaalt de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, in vijf gelijke maandelijkse termijnen vanaf de maand augustus.

  • 4. De aanvullende bekostiging wordt in december van het eerste schooljaar gewijzigd vastgesteld op basis van de voorlopige telling van het werkelijk aantal leerlingen op 1 oktober en uiterlijk in de maand december van het tweede schooljaar nader gewijzigd vastgesteld op basis van het door de accountant goedgekeurde aantal leerlingen dat op 1 oktober in het eerste schooljaar stond ingeschreven bij de school.

  • 5. Het eerste tot en met vierde lid, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel a, zijn van overeenkomstige toepassing op een school als bedoeld in artikel 65, tweede lid, van de wet.

Artikel 4. Aanvullende bekostiging nieuwe school vanaf het eerste kalenderjaar na start

  • 1. De minister verstrekt aan een nieuwe school in het eerste kalenderjaar waarin de school bekostiging als bedoeld in artikel 79, eerste lid, onderdeel b, van de wet ontvangt ambtshalve een aanvullende bekostiging ter hoogte van:

    • a. 2,5 keer het vaste bedrag voor de hoofdvestiging van een school, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo, als het aantal leerlingen op 1 oktober voorafgaand aan dat kalenderjaar minder is dan 130 of, indien sprake is van een school voor praktijkonderwijs, minder is dan 60; of

    • b. 1,5 keer het vaste bedrag voor de hoofdvestiging van een school, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo, als het aantal leerlingen op 1 oktober voorafgaand aan dat kalenderjaar 130 of meer is of, indien sprake is van een school voor praktijkonderwijs, 60 of meer is.

  • 2. De minister verstrekt aan een nieuwe school in het tweede kalenderjaar waarin de school bekostiging als bedoeld in artikel 79, eerste lid, onderdeel b, van de wet ontvangt ambtshalve een aanvullende bekostiging ter hoogte van:

    • a. twee keer het vaste bedrag voor de hoofdvestiging van een school, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo, als het aantal leerlingen op 1 oktober voorafgaand aan dat kalenderjaar minder is dan 130 of, indien sprake is van een school voor praktijkonderwijs, minder is dan 60; of

    • b. één keer het vaste bedrag voor de hoofdvestiging van een school, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo, als het aantal leerlingen op 1 oktober voorafgaand aan dat kalenderjaar 130 of meer is of, indien sprake is van een school voor praktijkonderwijs, 60 of meer is.

  • 3. De minister verstrekt aan een nieuwe school vanaf het derde kalenderjaar waarin de school bekostiging als bedoeld in artikel 79, eerste lid, onderdeel b, van de wet ontvangt tot het kalenderjaar waarin de school volgroeid is ambtshalve een aanvullende bekostiging ter hoogte van de helft van het vaste bedrag voor de hoofdvestiging van een school, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.

  • 4. De minister stelt de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, uiterlijk in de maand april van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft vast. De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. Bij de eerste betaling wordt rekening gehouden met het moment van vaststellen. In de maand waarop de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel voorafgaande maand of maanden betaald.

  • 5. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste, tweede, en derde lid, wordt indien van toepassing uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd vastgesteld op basis van het door de accountant gevalideerde aantal leerlingen dat op 1 oktober in het voorafgaande kalenderjaar stond ingeschreven bij de school of op grond van prijsbijstellingen.

Artikel 5. Aanvraag aanvullende bekostiging voor leerlingengroei nieuwe school tweede en volgende schooljaar

  • 1. Het bevoegd gezag van een nieuwe school, of van een school als bedoeld in artikel 65, tweede lid, van de wet, kan voorafgaand aan het tweede schooljaar tot en met het schooljaar waarin de school volgroeid is een aanvraag indienen voor aanvullende bekostiging vanwege leerlingengroei. De aanvraag moet in het kalenderjaar waarin de leerlingengroei zich voordoet door DUO zijn ontvangen, doch uiterlijk op 1 juli van dat kalenderjaar. Aanvragen na 1 juli ontvangen, worden in ieder geval afgewezen. De aanvraag gaat vergezeld van een prognose van het te verwachten aantal leerlingen op 1 oktober van het nieuwe schooljaar waarbij, indien van toepassing, onderscheid wordt gemaakt tussen het aantal leerlingen praktijkonderwijs en het overige aantal leerlingen voor voortgezet onderwijs.

  • 2. De leerlingengroei wordt vastgesteld door het verschil te berekenen tussen het aantal geprognosticeerde leerlingen op 1 oktober van het nieuwe schooljaar en het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.

  • 3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door de leerlingengroei te vermenigvuldigen met 5/12de van het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo of, indien het leerlingen betreft die praktijkonderwijs volgen, het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo. De minister beschikt en betaalt de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, als bedrag ineens nadat een aanvraag met prognose, bedoeld in het eerste lid door het bevoegd gezag is ingediend, doch niet eerder dan in de maand augustus.

  • 4. De aanvullende bekostiging wordt in december van het lopende schooljaar gewijzigd vastgesteld op basis van de voorlopige telling van het werkelijk aantal leerlingen op 1 oktober en uiterlijk in de maand december van het daaropvolgende schooljaar nader gewijzigd vastgesteld op basis van het door de accountant goedgekeurde aantal leerlingen dat op 1 oktober in het voorafgaande schooljaar staat ingeschreven bij de school.

§ 3. Aanvullende bekostiging bij samenvoeging van scholen

Artikel 6. Aanvullende bekostiging voor samenvoeging van scholen

  • 1. De minister verstrekt, in het eerste kalenderjaar na de samenvoeging, aanvullende bekostiging aan het bevoegd gezag van een school, die met ingang van 1 augustus 2022 of later is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen of scholengemeenschappen berekend op grond van het derde lid.

  • 2. De minister verstrekt aan het bevoegd gezag in het tweede, derde, vierde en vijfde kalenderjaar na de samenvoeging respectievelijk 80 procent, 60 procent, 40 procent en 20 procent van de aanvullende bekostiging, berekend op grond van het derde lid. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling in de bekostiging.

  • 3. De aanvullende bekostiging is voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan X-Y, waarin:

    X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 79, eerste lid, onderdeel a, van de wet in het kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Y = de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 79, eerste lid, onderdeel a, van de wet in het kalenderjaar na de samenvoeging.

  • 4. In afwijking van het eerste lid komt een bevoegd gezag niet in aanmerking voor aanvullende bekostiging als op 1 augustus gelijktijdig met de samenvoeging één of meer van de bij de samenvoeging betrokken scholengemeenschappen tevens is betrokken bij een splitsing en er daarbij geen volledige scholengemeenschap wordt opgeheven.

  • 5. Indien er wel een volledige scholengemeenschap wordt opgeheven is de aanvullende bekostiging voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan de bekostiging van de opgeheven scholengemeenschap, berekend op grond van artikel 79, eerste lid, onderdeel a, van de wet in het kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, wordt in dit geval in gelijke delen verdeeld over de uit de samenvoeging resulterende scholen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende bekostiging op grond van dit lid.

  • 6. De aanvullende bekostiging wegens samenvoeging vervalt volledig indien een school, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen vijf jaar een splitsing ondergaat. Dit geldt ook voor de eventuele aanvullende bekostiging in verband met een eerdere samenvoeging.

  • 7. De minister beschikt en betaalt de aanvullende bekostiging voor 1 april van het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft. De betaling vindt plaats in één termijn.

Artikel 7. Overgangsregeling voor samenvoeging van scholen vóór 1-10-2021

  • 1. Het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap, die met ingang van 1 augustus 2021 of eerder is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen of scholengemeenschappen, ontvangt in het eerste kalenderjaar na de samenvoeging aanvullende bekostiging voor personeelskosten en aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten.

  • 2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede, derde, vierde en vijfde kalenderjaar na de samenvoeging respectievelijk 80 procent, 60 procent, 40 procent en 20 procent van de aanvullende bekostiging, berekend op grond van het derde en vierde lid. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling in de bekostiging.

  • 3. De aanvullende bekostiging voor personeelskosten is voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan Xp-Yp, waarin:

    Xp = de som van de bekostiging voor personeelskosten van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 84, derde lid, jo. artikel 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 1 augustus 2021, in het kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Yp = de bekostiging voor personeelskosten van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 84, derde lid, jo. artikel 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 1 augustus 2021, in het kalenderjaar na de samenvoeging.

  • 4. De aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten is voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan Xm-Ym, waarin:

    Xm = de som van de bekostiging voor exploitatiekosten van alle bij de samenvoeging betrokken scholen in het kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, berekend op grond van artikel 86, derde lid, onderdeel a en b, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 1 augustus 2021; en

    Ym = de bekostiging voor exploitatiekosten van de gefuseerde school in het kalenderjaar na de samenvoeging, berekend op grond van artikel 86, derde lid, onderdelen a en b, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 1 augustus 2021.

  • 5. In afwijking van het eerste lid komt een bevoegd gezag niet in aanmerking voor aanvullende bekostiging als op 1 augustus gelijktijdig met de samenvoeging één of meer van de bij de samenvoeging betrokken scholengemeenschappen tevens is betrokken bij een splitsing en er daarbij geen volledige scholengemeenschap wordt opgeheven. Indien er wel een volledige scholengemeenschap wordt opgeheven is de aanvullende bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten voor het eerste kalenderjaar na samenvoeging gelijk aan Zp+Zm, waarin:

    Zp = de bekostiging voor personeelskosten van de opgeheven scholengemeenschap, berekend op grond van artikel 84, derde lid, jo. artikel 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 1 augustus 2021 in het kalenderjaar na opheffing, wanneer de opheffing niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Zm = de bekostiging voor exploitatiekosten van de opgeheven scholengemeenschap, berekend op grond van artikel 86, derde lid, onderdeel a en b, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidde op 1 augustus 2021 in het kalenderjaar na de opheffing, wanneer de opheffing niet zou hebben plaatsgevonden.

  • 6. De aanvullende bekostiging wordt in dit geval in gelijke delen verdeeld over de uit de samenvoeging resulterende scholen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende bekostiging op grond van dit lid.

  • 7. De aanvullende bekostiging wegens samenvoeging vervalt volledig indien een school, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen vijf jaar een splitsing ondergaat. Dit geldt ook voor de eventuele aanvullende bekostiging in verband met een eerdere samenvoeging.

  • 8. De minister beschikt de aanvullende bekostiging voor personeelskosten en exploitatiekosten voor 1 april van het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft. Zowel de betaling van de aanvullende bekostiging voor personeelskosten als de betaling van de aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten vindt plaats in één termijn per jaar die wordt uitbetaald voor 1 april van het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 8. Intrekking Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging, nieuwe scholen en samenvoeging vo

De Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging, nieuwe scholen en samenvoeging vo wordt ingetrokken.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende bekostiging nieuwe scholen en samenvoeging vo.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemene toelichting

Inleiding

Deze regeling stelt de startbekostiging en aanvullende bekostiging vast voor nieuwe scholen en scholengemeenschappen in het voortgezet onderwijs. Ook wordt met deze regeling de aanvullende bekostiging bij samenvoeging van scholen en scholengemeenschappen in het voorgezet onderwijs (hierna: fusiecompensatie) geregeld. De bepalingen rondom de aanvullende bekostiging voor nieuwe scholen en de fusiecompensatie worden als gevolg van de Wet vereenvoudiging bekostiging vo (Stb. 2020, 437) vereenvoudigd. Deze regeling vervangt de Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging, nieuwe scholen en samenvoeging vo.

Startbekostiging en aanvullende bekostiging nieuwe scholen vo

De startbekostiging en aanvullende bekostiging voor nieuwe scholen en scholengemeenschappen valt uiteen in vier componenten:

  • Voorafgaand aan de feitelijke start van de nieuwe school ontvangt de school een startbekostiging ter hoogte van de helft van het vaste bedrag voor de hoofdvestiging.

  • In de eerste vijf maanden van het eerste schooljaar ontvangt de school aanvullend het vaste bedrag voor de hoofdvestiging, ongeacht het aantal leerlingen op de school. Daarnaast ontvangt de school 5/12de van het bedrag per leerling in het algemeen vormend onderwijs (als het pro-leerlingen betreft 5/12de van het bedrag per leerling in het beroepsgericht onderwijs). De reden hiervoor is dat de aanvullende bekostiging betrekking heeft op de laatste vijf maanden van het kalenderjaar. Met ingang van 1 januari daaropvolgend ontvangt de school immers reguliere bekostiging op basis van de leerlingentelling van 1 oktober van het eerste schooljaar.

  • In de volgende kalenderjaren tot volgroeiing ontvangt de school ook aanvullende bekostiging ter hoogte van een deel of veelvoud van het vaste bedrag voor de hoofdvestiging. Daarbij geldt een gestaffeld systeem, waarbij de aanvullende bekostiging het hoogste is vlak na de start van de school, omdat er dan nog sprake is van beperkte omvang. Naarmate de school groeit, neemt de aanvullende bekostiging af.

  • Tot slot kan de school tot aan volgroeiing aanvullende bekostiging wegens leerlingengroei aanvragen. Daarvoor geldt dezelfde systematiek als de leerlingafhankelijke aanvullende bekostiging in het eerste schooljaar.

De leerlingafhankelijke aanvullende bekostiging wordt in eerste instantie berekend op basis van de prognose die het schoolbestuur opgeeft bij DUO. Vervolgens wordt op basis van de voorlopige leerlingentelling van 1 oktober bepaald of de opgegeven prognose overeenkomst met het werkelijk aantal schoolgaande leerlingen op de school. Er vindt bijstelling plaats indien de beide aantallen niet overeenkomen. Tot slot wordt aan de hand van de door de accountant gevalideerde leerlingentelling van 1 oktober bepaald wat de definitieve hoogte van de aanvullende bekostiging is.

Fusiecompensatie

De fusiecompensatie is inhoudelijk niet gewijzigd ten opzichte van de wijze waarop deze in de Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging, nieuwe scholen en samenvoeging vo is vastgelegd. De aanvullende bekostiging voor gefuseerde scholen wordt berekend als het verschil tussen de bekostiging voor deze school, als ware het nog twee gescheiden scholen, en de bekostiging van de fusieschool. Het verschil in bekostiging wordt in de jaren na de fusie afbouwend verstrekt in de vorm van een aanvullende bekostiging aan de fusieschool.

Caribisch Nederland

De vo-scholen in Caribisch Nederland komen niet in aanmerking voor deze regeling. De aanvullende bekostiging voor nieuwe vo-scholen in Caribisch Nederland zijn vastgelegd in de Regeling voorzieningenplanning vo CN 2020.

Verantwoording aanvullende bekostiging

De startbekostiging en aanvullende bekostiging voor nieuwe scholen en fusiecompensatie zijn vrij besteedbaar, rekening houdend met de bepalingen in artikel 99 van de Wet op het voortgezet onderwijs. Deze regeling vergt geen aanvullende verantwoordingseisen.

Uitvoering en handhaafbaarheid

De regeling is als uitvoerbaar en handhaafbaar beoordeeld.

Gevolgen voor de regeldruk

De aanvullende bekostiging, die op grond van deze regeling aan het bevoegd gezag wordt verstrekt, kan worden gebruikt voor de reguliere exploitatie van scholen. Deze regeling vergt geen aanvullende verantwoordingseisen en leidt niet tot een toename van de regeldruk voor scholen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen. De meeste begripsbepalingen verwijzen naar de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2

Dit artikel regelt de startbekostiging voorafgaand aan de feitelijke start van de nieuwe school. Deze startbekostiging is gelijk aan de helft van het vaste bedrag voor de hoofdvestiging. De hoogte van dit bedrag is vastgelegd in de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.

Artikel 3

In dit artikel wordt de aanvullende bekostiging voor de eerste vijf maanden van het eerste schooljaar vastgelegd. Tijdens deze periode ontvangt een nieuwe school aanvullend het vaste bedrag voor de hoofdvestiging, ongeacht het aantal leerlingen op de school. Daarnaast ontvangt de school 5/12de van het bedrag per leerling in het algemeen vormend onderwijs (als het pro-leerlingen betreft 5/12de van het bedrag per leerling in het beroepsgericht onderwijs). De reden hiervoor is dat de aanvullende bekostiging betrekking heeft op de laatste vijf maanden van het kalenderjaar. Met ingang van 1 januari daaropvolgend ontvangt de school immers reguliere bekostiging op basis van de leerlingentelling van 1 oktober. Het aanvullende bedrag per leerling kan ook van toepassing zijn op een school als bedoeld in artikel 65, tweede lid, van de wet. Het vaste bedrag voor de hoofdvestiging en het bedrag per leerling in het algemeen vormend onderwijs is vastlegd in de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.

Artikel 4

Dit artikel regelt de aanvullende bekostiging voor nieuwe scholen vanaf het eerste kalenderjaar dat een school reguliere bekostiging ontvangt. De aanvullende bekostiging is gelijk aan een deel of veelvoud van het vaste bedrag voor de hoofdvestiging. Daarbij geldt een gestaffeld systeem, zoals weergegeven in onderstaande tabel. Het vaste bedrag voor de hoofdvestiging is vastgelegd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.

Kalenderjaar vanaf het moment dat een school reguliere bekostiging ontvangt

De school heeft minder dan 1301 leerlingen

De school heeft 1301 of meer leerlingen

Eerste

2,5 keer het vaste bedrag voor de hoofdvestiging

1,5 keer het vaste bedrag voor de hoofdvestiging

Tweede

2 keer het vaste bedrag voor de hoofdvestiging

1 keer het vaste bedrag voor de hoofdvestiging

Derde tot volgroeiing

0,5 keer het vaste bedrag voor de hoofdvestiging

0,5 keer het vaste bedrag voor de hoofdvestiging

X Noot
1

In het geval van een PRO school geldt een grens van 60 leerlingen.

De aanvullende bekostiging in dit artikel geldt tot het kalenderjaar waarin de school volgroeid is (tot en met het examen vmbo, havo, vwo, afhankelijk van de toegestane schoolsoorten in het kader van de voorzieningenplanning). Als een nieuwe school volgroeid is, vervalt de aanspraak op aanvullende bekostiging voor nieuwe scholen.

Voorbeeld:

Een school voor mavo start op 1 augustus 2021. Het eerste schooljaar van deze school is het schooljaar 2021–2022. De bekostiging van het eerste kalenderjaar na de start is het jaar 2022 en wordt gebaseerd op de telling van 1-10-2021. Er is op dat moment 1 leerjaar gevuld. Het vierde kalenderjaar na de start van de school is het jaar 2025. De bekostiging van dit kalenderjaar wordt gebaseerd op de telling 1-10-2024. In deze telling zijn 4 leerjaren gevuld. Daarmee is de school volgroeid en heeft de school vanaf 2025 geen recht meer op de aanvullende bekostiging uit artikel 4.

Artikel 5

Het bevoegd gezag van een nieuwe school of van een school als bedoeld in artikel 65, tweede lid, van de wet, kan tot aan volgroeiing aanvullende bekostiging wegens leerlingengroei aanvragen. De leerlingengroei wordt vastgesteld door het verschil te berekenen tussen het aantal geprognosticeerde leerlingen op 1 oktober van het nieuwe schooljaar en het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar. De aanvullende bekostiging wordt berekend door het in het vierde lid berekende aantal leerlingen te vermenigvuldigen met het bedrag per leerling in het algemeen vormend onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo. Als het gaat om pro-leerlingen, wordt het berekende aantal leerlingen vermenigvuldigd met het bedrag per leerling in het beroepsgericht onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo. De uitkomst wordt vervolgens vermenigvuldigd met 5/12de omdat de bekostiging betrekking heeft op de laatste vijf maanden van het kalenderjaar.

De aanvullende bekostiging in dit artikel geldt tot en met het schooljaar dat de nieuwe school volgroeid is. Als een nieuwe school volgroeid is, vervalt de aanspraak op aanvullende bekostiging voor nieuwe scholen.

Artikel 6

De fusiecompensatie voor een fusieschool wordt bepaald door het verschil van de bekostiging voor deze school als ware het nog twee gescheiden scholen en de bekostiging van de fusieschool. Het verschil in bekostiging wordt in de jaren na de fusie afbouwend verstrekt in de vorm van een aanvullende bekostiging aan de fusieschool. Lid 4 van dit artikel betreft situaties waarbij geen volledige scholengemeenschap wordt opgeheven. Lid 5 betreft situaties waarbij wel een volledige scholengemeenschap wordt opgeheven.

Artikel 7

Dit artikel bevat een overgangsbepaling voor scholen die voor 1 augustus 2021 gefuseerd zijn. Deze overgangsbepaling regelt dat de fusiecompensatie van scholen die per 1 augustus 2021 fuseren, berekend wordt op basis van de wetgeving zoals deze op 1 augustus 2021 geldt.

Artikel 8 en 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Dat is het eerste kalenderjaar waarop de vereenvoudigde bekostiging in het voortgezet onderwijs van toepassing is. De Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging, nieuwe scholen en samenvoeging vo wordt ingetrokken.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven