Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 30 september 2021, nr. IENW/BSK-2021/263201, tot wijziging van de Subsidieregeling Demonstratie Klimaattechnologieën en -innovaties in transport in verband met de verhoging van vier subsidieplafonds

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 4, tweede lid, van de Kaderwet subsidies I en M en artikel 8, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 12, vierde lid, van de Subsidieregeling Demonstratie Klimaattechnologieën en -innovaties in transport wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 7.000.000,–’ vervangen door ‘€ 9.300.000,–’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 2.000.000,–’ vervangen door ‘€ 4.500.000,–’.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 400.000,–’ vervangen door ‘€ 430.000,–’.

4. In onderdeel d wordt ‘€ 5.000.000,–’ vervangen door ‘€ 11.400.000,–’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 30 september 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

TOELICHTING

1. De wijziging

Deze regeling voorziet in een wijziging van de Subsidieregeling Demonstratie Klimaattechnologieën en -innovaties in transport (hierna: Subsidieregeling DKTI).

De Subsidieregeling DKTI geeft een kader voor het verstrekken van subsidies ter bevordering van de totstandkoming van klimaattechnologieën en -innovaties in de sector transport en mobiliteit. Met deze wijziging van de Subsidieregeling DKTI wordt voorzien in een verhoging van de subsidieplafonds voor 2021 voor de categorieën ‘vervoermiddelen met de voertuigkwalificaties N1, N2 of N3’, ‘vervoermiddelen met de voertuigkwalificaties M2 of M3’, ‘vervoermiddelen met de voertuigkwalificaties L1 of L2’ en ‘zero-emissie mobiele machines’ binnen de projectensoorten ‘proeftuin’ en ‘experimentele ontwikkeling’.

De in de Subsidieregeling DKTI opgenomen subsidieplafonds voor 2021 zijn onder meer voor genoemde projectsoorten en categorieën uitgeput. Omdat het wenselijk is meer van deze projecten mogelijk te maken om meer ervaring te kunnen opdoen met emissiearme technieken en vervoermiddelen is besloten tot deze ophoging van de subsidieplafonds. Daarmee wordt ook gehoor gegeven aan een brede roep vanuit de sector en de samenleving om de transitie naar duurzame transportmiddelen en de opbouw van kennis daaromtrent te vergroten.

Dit wordt bereikt door de subsidieplafonds voor de categorieën ‘vervoermiddelen met de voertuigkwalificaties N1, N2 of N3’, ‘vervoermiddelen met de voertuigkwalificaties M2 of M3’, ‘vervoermiddelen met de voertuigkwalificaties L1 of L2’ en ‘zero-emissie mobiele machines’ binnen de projectsoorten ‘proeftuin’ en ‘experimentele ontwikkeling’ te verhogen met respectievelijk € 2.300.000,–, € 2.500.000,–, € 30.000,– en € 6.400.000,–. Hiervoor zijn klimaatakkoord- en stikstofgelden beschikbaar gesteld.

Het beschikbare budget voor de Subsidieregeling DKTI bedroeg in 2021 € 36.620.000,–. Door de ophoging met in totaal € 11.230.000,– kan voor 13 aanvullende projecten subsidie worden verstrekt. Deze projecten komen bij de 40 projecten waarvoor in 2021 al subsidie is verleend. Hiermee kan een positieve bijdrage worden geleverd aan de klimaatdoelstelling voor de sector transport en mobiliteit.

2. Gevolgen

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor bedrijven en burgers en brengt ook geen hogere nalevingskosten met zich mee. Daarnaast zullen de bestuurlijke lasten gering zijn, omdat weliswaar voor meer projecten subsidie kan worden verleend, maar de aanvragen hiervoor reeds zijn beoordeeld. Onder deze omstandigheden is besloten de wijzigingsregeling niet voor te leggen aan het Adviescollege toetsing regeldruk.

Met de verhoging van de subsidieplafonds wordt nu feitelijk alleen subsidie verleend voor projecten waarvoor al een aanvraag is ingediend en die voor deze subsidie in aanmerking kwamen. Zij voldeden dus al aan de voorwaarden die daarvoor in de Subsidieregeling DKTI zijn gesteld, maar vielen eerder buiten het subsidieplafond. Deze regeling heeft alleen gevolgen voor de aanvragers van subsidie voor deze projecten. De regeling brengt verder geen ingrijpende veranderingen teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en heeft ook geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Daarom kon worden afgezien van internetconsultatie.

3. Inwerkingtreding

Deze wijziging van de subsidieregeling treedt, voor het vervallen van de regeling op 1 oktober 2021, in werking met ingang van 30 september 2021. Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, tweede lid) en de minimuminvoeringstermijn van twee maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vierde lid). De reden van deze afwijking is dat hiermee, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private nadelen worden voorkomen (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vijfde lid, onderdeel a). De verhoging van de plafonds leidt er immers toe dat projecten niet hoeven te worden afgewezen vanwege het bereiken van het subsidieplafond.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

Naar boven