Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 augustus 2021, nr. 28889701, houdende vaststelling van de tarieven lesgeld en cursusgeld voor het cursusjaar 2022–2023 (Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2022–2023)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet en artikel 15, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000;

Besluit:

Artikel 1. Consumentenprijsindex

Onder consumentenprijsindex als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet en artikel 15, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000, wordt verstaan: de consumentenprijsindex ‘reeks alle huishoudens’ zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 2. Indexering cursusgeldtarieven

De indexering van de cursusgeldtarieven wordt bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de consumentenprijs over de maand april, voorafgaand aan de aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand april van het daaraan voorafgaande jaar.

Artikel 3. Hoogte lesgeld 2022–2023

Het lesgeld, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet, wordt voor het cursusjaar 2022–2023 na indexering vastgesteld op € 1.239.

Artikel 4. Hoogte cursusgeldtarieven 2021–2022

De cursusgeldtarieven, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000, worden voor het cursusjaar 2022–2023 na indexering als volgt vastgesteld:

  • a. voor opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de assistent-opleiding, de entreeopleiding en de basisberoepsopleiding: € 258.

  • b. voor opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding: € 624.

  • c. voor opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, gericht op het behalen van een diploma als bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs, of onderdelen van dat diploma: € 0,82 voor elke 45 minuten onderwijs, berekend op basis van het normatieve aantal minuten onderwijs per jaar van de opleiding waarvoor inschrijving heeft plaatsgevonden.

Artikel 5. Intrekking Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2020–2021

De Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2021–2022 wordt met ingang van 1 augustus 2022 ingetrokken.

Artikel 6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangeduid als: Regeling tarieven lesgeld en cursusgeld 2022–2023.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemeen

1. Juridisch kader

De hoogte van het lesgeld is geregeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet. Het lesgeldbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex en wordt vastgesteld bij ministeriële regeling. De hoogte van het cursusgeld wordt op grond van artikel 6, vierde lid, van de Les- en cursusgeldwet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald. In artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 is de hoogte van het cursusgeld nader geregeld. Op grond van het tweede lid van dat artikel worden de cursusgeldtarieven jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld aan de hand van de consumentenprijsindex.

In artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet en in artikel 15, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 is geregeld dat bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder de consumentenprijsindex wordt verstaan.

2. Inhoud van deze regeling

In de onderhavige regeling worden drie onderwerpen geregeld:

  • de betekenis van het wettelijke begrip consumentenprijsindex;

  • de indexeringswijze van de cursusgeldtarieven; en

  • de hoogte van de lesgeld- en cursusgeldtarieven voor het jaar 2022–2023 na indexering.

3. Financiële consequenties

Het lesgeld is verschuldigd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het cursusgeld is verschuldigd aan de instelling. Onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting, nu de aanpassing van de tarieven reeds is verwerkt op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

4. Regeldruk

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 1 regelt wat onder de consumentenprijsindex moet worden verstaan.

Artikel 2

In onderhavig artikel 2 is geregeld dat de indexering van de cursusgeldtarieven wordt bepaald door de procentuele wijziging die consumentenprijsindex over de maand april, voorafgaand aan de aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand april van het daaraan voorafgaande jaar. Voor het lesgeld is dit in artikel 5, derde lid, van de Les- en cursusgeldwet, op identieke wijze geregeld.

Artikel 3

Het lesgeldbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex. Het bedrag wordt afgerond op het naastbij gelegen gehele getal. De indexering wordt op grond van artikel 5, derde lid, van de Les- en cursusgeldwet bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de consumentenprijs over de maand april, voorafgaand aan de onderhavige aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand april van het daaraan voorafgaande jaar. Over de maand april 2020 bedroeg dit indexcijfer 107,34 en over de maand april 2021 bedroeg dit indexcijfer 109,36. De procentuele wijziging is daarmee 1,88 procent.1

Het lesgeld voor het cursusjaar 2022–2023 bedraagt € 1.239 aan de hand van de volgende berekening: € 1.216 (lesgeld 2021–2022) + 1,88 procent van 1.216 = € 1.238,88, afgerond op het naastbij gelegen gehele getal is dit € 1.239.

Artikel 4

In artikel 2 is bepaald dat de indexering van de cursusgeldtarieven wordt bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de consumentenprijs over de maand april, voorafgaand aan de aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand april van het daaraan voorafgaande jaar. De cursusgeldtarieven, met uitzondering van het tarief onder sub c, worden afgerond op het naastbij gelegen gehele getal. Het tarief onder sub c wordt afgerond op twee cijfers achter de komma. De tarieven zijn als volgt berekend:

Ad a. € 253 + 1,88% van € 253 is € 257,76, afgerond op het naastbij gelegen gehele getal is € 258;

Ad b. € 612 + 1,88% van € 612 is € 623,52, afgerond op het naastbij gelegen gehele getal is € 624;

Ad c. € 0,80 + 1,88% van € 0,80 is € 0,8151, afgerond op twee cijfers achter de komma is € 0,82.

Artikel 5

Deze regeling geldt voor het cursusjaar 2022–2023. Elk jaar wordt voor 1 oktober voorafgaand aan het cursusjaar waar de herziening betrekking op heeft, een nieuwe regeling vastgesteld, waarbij de regeling van het jaar daarvoor wordt ingetrokken. De Regeling vaststelling tarieven lesgeld en cursusgeld 2021–2022 wordt daarom ingetrokken.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Dit betreft het afgeronde percentage. In de berekeningen met dit percentage wordt uitgegaan van het onafgeronde percentage.

Naar boven