Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 augustus 2021, kenmerk 3242401-1014062-PZO, houdende nadere regels voor het aantrekken van financiële derivaten door zorgaanbieders (Regeling financiële derivaten WMG)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 40a, derde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Besluit:

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

financiële onderneming:

als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

financieringsbehoefte:

lening, groep leningen of nog aan te trekken lening respectievelijk groep leningen;

forward starting swap:

renteswap met een overeengekomen toekomstige begindatum;

interne toezichthouder:

interne toezichthouder als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders;

lidstaat:

staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

margin call:

het storten van een zekerheid om een uitstaande positie af te dekken;

payer swap:

renteswap van de partij die een vaste rente betaalt en een variabele rente ontvangt;

rating:

taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming;

ratingbureau:

bureau dat een rating verstrekt;

rentecap:

financieel derivaat tussen twee partijen bij of inzake een financiering, waarbij de koper tegen betaling van een geldsom gedurende een overeengekomen periode de garantie van een ten hoogste te betalen rentetarief verkrijgt;

renteswap:

financieel derivaat tussen twee partijen om gedurende een bij dat derivaat overeengekomen periode kasstromen in de vorm van rentebetalingen uit te wisselen;

swaption:

financieel derivaat dat de koper gedurende een bepaalde periode of op een bepaald moment het recht geeft om onder bepaalde voorwaarden een renteswap af te sluiten.

Artikel 2 Treasurystatuut

Een zorgaanbieder beschikt voordat hij een financieel derivaat aantrekt over een treasurystatuut dat in ieder geval een weergave bevat van:

  • a. de wijze waarop en de mate waarin het gebruik van financiële derivaten bijdraagt aan het beperken van renterisico’s bij het financiële beleid en beheer;

  • b. de interne organisatiestructuur inzake aanschaf en gebruik van financiële derivaten, waaronder de regeling inzake bevoegdheden, volmacht en machtiging, interne controle, interne verantwoording, en rol en betrokkenheid van de interne toezichthouder;

  • c. de interne professionaliteit en deskundigheid inzake aangetrokken financiële derivaten waaronder, indien de zorgaanbieder daarover beschikt, die van de interne toezichthouder;

  • d. de beheersingsstructuur rond de risico’s van aangetrokken financiële derivaten; en van

  • e. een keuze om door financiële ondernemingen als professionele belegger te worden aangemerkt die, indien de zorgaanbieder daarover beschikt, de interne toezichthouder heeft goedgekeurd.

Artikel 3 Tegenpartij bij een financieel derivaat

Een zorgaanbieder trekt een financieel derivaat slechts aan bij een financiële onderneming die op het tijdstip van aantrekken van dat derivaat:

  • a. gevestigd is in een lidstaat; en

  • b. ten minste een single A-rating of daarmee vergelijkbare rating heeft, afgegeven door ten minste twee van de volgende ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s, Fitch en DBRS.

Artikel 4 Professionele en niet-professionele belegger

  • 1. Een zorgaanbieder trekt slechts een financieel derivaat aan indien de betrokken financiële onderneming hem heeft aangemerkt als niet-professionele belegger.

  • 2. Een zorgaanbieder kan in afwijking van het eerste lid, een financieel derivaat aantrekken zonder dat de financiële onderneming hem aanmerkt als niet-professionele belegger, indien:

    • a. hij na goedkeuring door de interne toezichthouder, een keuze heeft gemaakt om als professionele belegger te worden aangemerkt en die keuze in zijn treasurystatuut heeft opgenomen; en

    • b. hij aan twee van de drie onderstaande eisen voldoet:

      • 1°. een balanstotaal op jaarbasis van ten minste € 20 miljoen;

      • 2°. een netto-omzet op jaarbasis van ten minste € 40 miljoen;

      • 3°. een eigen vermogen van ten minste € 2 miljoen.

Artikel 5 Doeleinden en voorwaarden aan aantrekken financieel derivaat

  • 1. Een zorgaanbieder trekt slechts financiële derivaten aan voor het beperken van:

    • a. opwaartse renterisico’s voor zover die volgen uit en overeenkomen met de financieringsovereenkomst; of

    • b. valutarisico’s voor zover deze volgen uit en overeenkomen met een overeenkomst in vreemde valuta.

  • 2. Een financieel derivaat voor het beperken van opwaartse renterisico’s kan indien uit de onderliggende financieringsovereenkomst tevens neerwaartse renterisico’s volgen, ook die risico’s beperken.

  • 3. Een zorgaanbieder trekt slechts financiële derivaten voor de beperking van renterisico’s, aan op basis van een onderliggende financieringsovereenkomst en een goed onderbouwd investeringsplan waaruit de onderliggende financieringsbehoefte blijkt.

  • 4. Een zorgaanbieder trekt financiële derivaten aan in overeenstemming met het treasurystatuut.

Artikel 6 Inhoud financiële derivaten en overeenkomsten

  • 1. Een zorgaanbieder trekt voor het beperken van renterisico’s uitsluitend financiële derivaten aan waarvan de nominale waarde in euro’s wordt uitgedrukt.

  • 2. Een zorgaanbieder trekt ter beperking van renterisico’s uitsluitend financiële derivaten aan in de vorm van rentecaps, payer swaps en voor zover die betrekking hebben op payer swaps, forward starting swaps of swaptions.

  • 3. De nominale waarde van een financieel derivaat is niet hoger dan het bedrag van de onderliggende financieringsbehoefte onderscheidenlijk van de onderliggende overeenkomst in vreemde valuta.

  • 4. De looptijd van het financieel derivaat ter beperking van renterisico’s is niet langer dan die van de financieringsbehoefte waaraan het financieel derivaat wordt toegerekend, met een maximum van 15 jaar en van het financieel derivaat ter beperking van valutarisico’s niet langer dan 12 maanden.

  • 5. Een aangetrokken financieel derivaat bevat geen:

    • a. bepalingen die op enigerlei het toezicht door de zorgautoriteit verhinderen;

    • b. mogelijkheden voor de financiële onderneming tot eenzijdige opzegging of eenzijdige wijziging ten nadele van de zorgaanbieder; en geen

    • c. margin calls voor de zorgaanbieder.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel II, onderdeel C, van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders in werking treedt.

Artikel 8 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling financiële derivaten WMG.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

I. Algemeen

Inleiding

Deze ministeriële regeling geeft uitvoering aan artikel 40a, derde lid, van de Wet markordening gezondheidszorg (hierna: Wmg). De Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (hierna: AWtza) regelt in artikel II, onderdeel C de invoeging van artikel 40a in de Wmg. Het derde lid van dat artikel bevat de opdracht bij ministeriële regeling te bepalen voor welke doeleinden en onder welke voorwaarden een zorgaanbieder financiële derivaten kan aantrekken. Financiële derivaten zijn op basis van artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Wmg, financiële contracten waarvan de waarde is afgeleid van een onderliggende waarde of een referentieprijs. Artikel 40a, derde lid, van de Wmg en daarmee ook deze regeling, hebben uitsluitend betrekking op financiële derivaten die de zorgaanbieder na de inwerkingtreding van dat artikellid, heeft aangetrokken1. Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel II, onderdeel C, van de AWtza in werking treedt. De financiële derivaten die een zorgaanbieder voor de inwerkingtreding van het bovenbedoelde artikellid heeft aangetrokken, vallen buiten de reikwijdte van deze ministeriële regeling.

Reden voor regulering aantrekken financiële derivaten

De zorgaanbieders worden grotendeels (mede) gefinancierd vanuit de Zorgverzekeringswet, dan wel de Wet langdurige zorg. Artikel 40a, derde lid, van de Wmg, heeft ten doel te voorkomen dat zorgaanbieders financiële derivaten aantrekken om mee te speculeren. De organisaties die (mede) met publiek geld zijn gefinancierd moeten niet speculeren met complexe financiële producten, zoals financiële derivaten2. Speculatief en risicovol gebruik van derivaten past niet bij de zorg en de publieke belangen van de zorg, omdat de zorg voor het overgrote deel met collectieve middelen wordt bekostigd.

De casus van de woningbouwcorporatie Vestia illustreert zeer treffend hoe speculatief en risicovol gebruik van financiële derivaten tot continuïteitsproblemen kan leiden. Het gebruik van financiële derivaten, die zijn afgesloten met een solide financiële onderneming voor het verzekeren tegen opwaartse renterisico’s, behoort niet tot het speculatief en risicovol gebruik. De Minister van Financiën heeft het Beleidskader derivaten voor het gebruik van derivaten door (semi-) publieke instellingen gepubliceerd.3 Dat kader voorziet in beperkingen van het gebruik van financiële derivaten ter verzekering van financiële continuïteit van (semi)publieke instellingen. De algemene uitgangspunten in dit beleidskader worden verder uitgewerkt in sectorale wetgeving. Deze regeling is daarvan het resultaat op het gebied van de zorg. Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de voorwaarden die de Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector hanteert voor het gebruik van financiële derivaten door haar deelnemers. Deze regeling beoogt het aantrekken van financiële derivaten door zorgaanbieders voor speculatief en risicovol gebruik tegen te gaan.

Voorwaarden aantrekken financiële derivaten

Deze regeling bevat een aantal voorwaarden teneinde speculatief en risicovol gebruik van financiële derivaten tegen te gaan. De zorgaanbieder mag op basis van artikel 3 van deze regeling slechts financiële derivaten aantrekken bij een financiële onderneming die ten minste over een single A-rating of een daarmee vergelijkbare rating beschikt. Het gaat daarbij op grond van artikel 3 van deze regeling om de rating op het tijdstip van het aantrekken van het financieel derivaat. De rating is de taxatie van de kredietwaardigheid van de financiële onderneming. De rating van de financiële onderneming moet zijn afgegeven door ten minste twee van de vier ratingsbureaus Moody’s, Standard and Poor’s, Fitch en DBRS. Een goede kredietwaardigheid van de financiële onderneming beperkt het risico voor de zorgaanbieder. De financiële onderneming moet bovendien zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Een zorgaanbieder mag ingevolge artikel 5, eerste lid van deze regeling, slechts financiële derivaten aantrekken voor het afdekken van het risico van een stijgende rente op zijn (toekomstige) leningen of van valutarisico’s bij aankopen in vreemde valuta.

Een zorgaanbieder trekt financiële derivaten voor het afdekken van opwaartse renterisico’s aan bij leningen met een variabele rente. Een variabele rente leidt tot renterisico’s. De noodzaak voor het aantrekken van die leningen moet blijken uit een goed onderbouwd investeringsplan (artikel 5, derde lid). De door een zorgaanbieder aan te trekken financiële derivaten voor het beperken van renterisico’s dienen primair de opwaartse renterisico’s als gevolg van de variabele rente over de lening(en) af te dekken. Indien er grond van de onderliggende financieringsovereenkomst een ondergrens geldt voor de te hanteren variabele rente kan het financieel derivaat ook dat renterisico afdekken (artikel 5, tweede lid).

Een zorgaanbieder moet het aantrekken van een financieel derivaat voor het beperken van renterisico’s ook baseren op onderliggende financieringsovereenkomst(en) (artikel 5, derde lid).

Deze regeling bevat daartoe een limitatieve opsomming (artikel 6, tweede lid) van toegestane financiële derivaten die een zorgaanbieder voor het beperken van renterisico’s kan aantrekken. Het betreft rentecaps, payer swaps en voor zover die betrekking hebben op payer swaps, forward starting swaps of swaptions. De limitatieve opsomming betreft in de eerste plaats rentecaps, die de zorgaanbieder gedurende een bepaalde periode de garantie bieden voor een maximaal te betalen rentetarief over de lening(en). De limitatieve opsomming betreft in de tweede plaats payer swaps. De zorgaanbieder en de financiële onderneming ruilen op grond van die financiële contracten rentebetalingen. De zorgaanbieder betaalt een vaste rente aan en ontvangt een variabele rente van de financiële onderneming. De zorgaanbieder ontvangt op grond van payer swap in het geval van een rentestijging, een hogere variabele rente die (gedeeltelijke) compensatie biedt voor de stijging van de variabele rente over de lening(en). De limitatieve opsomming betreft in de derde plaats payer swaps met een overeengekomen toekomstige begindatum (forward starting swaps) en het recht om gedurende een bepaalde periode een payer swap af te sluiten (swaptions). De beperking tot toekomstige payer swaps vloeit voort uit het voorschrift dat de aan te trekken ffinanciële derivaten mag aantrekken voor het afdekken van opwaartse renterisico’s op zijn (toekomstige) leningen.

Deze regeling (artikel 6, derde lid) bepaalt met het oog op het tegengaan van het speculatief en risicovol gebruik dat de nominale waarde van het derivaat niet hoger mag zijn dan de nominale waarde van de (toekomstige) lening(en) onderscheidenlijk het bedrag van de overeenkomst in vreemde valuta, waaraan het kan worden toegerekend. De nominale waarde van een financieel derivaat is het bedrag waarop dat derivaat betrekking heeft, dus in het geval van een renteswap het bedrag waarover de te ruilen rentebetalingen worden berekend. De financiële derivaten van bijvoorbeeld de woningbouwcorporatie Vestia voldeden niet aan de bovenbedoelde eisen. De nominale waarde van haar renteswaps bedroeg een veelvoud van die van de onderliggende leningen. Die zogenaamde ineffectieve positie leverde de woningbouwcorporatie Vestia een zeer omvangrijk financieel nadeel op, omdat de rente in tegenstelling tot haar verwachting niet steeg maar daalde. De dalende rente had tot gevolg dat de waarde van de renteswaps negatief werd. Een ineffectieve positie brengt dan ook risico’s met zich mee voor de continuïteit van de zorgaanbieder.

De doelstelling van het afdekken van het risico van de stijging van de rente op (toekomstige) leningen brengt met zich mee dat de looptijd van het financieel derivaat niet langer mag zijn dan die van de onderliggende lening(en). Deze regeling (artikel 6, vierde lid) regelt het bovenstaande, met dien verstande dat de looptijd van een aangetrokken financieel derivaat ten hoogste 15 jaar kan bedragen.

De doelstelling van het afdekken van valutarisico’s bij een overeenkomst in vreemde valuta leidt tot een beperking van de toegestane looptijd van valutaderivaten tot maximaal 12 maanden.

Deze regeling (artikel 6, eerste en vijfde lid) bevat een aantal aanvullende inhoudelijke voorschriften ter beperking van het risicovol gebruik.

Een zorgaanbieder kan alleen financiële derivaten in euro’s aantrekken aangezien ook zijn lening(en) in euro’s zijn uitgedrukt dan wel het valutarisico wil afdekken. De aangetrokken financiële derivaten mogen geen bepalingen bevatten die het toezicht door de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) op enigerlei wijze verhinderen. De contracten mogen geen mogelijkheden bevatten voor de betrokken financiële onderneming om die eenzijdig op te zeggen, dan wel ten nadele van de zorgaanbieder te kunnen wijzigen. De zorgaanbieder zou in het geval van een eenzijdige mogelijkheid tot opzegging door de financiële onderneming gedwongen worden om de derivatencontracten af te wikkelen. Hoge afwikkelingskosten zouden de continuïteit van de zorgaanbieder kunnen bedreigen. De financiële derivaten mogen geen bijstortverplichtingen voor de zorgaanbieder bevatten voor het stellen van aanvullende zekerheid in het geval zij een negatieve waarde hebben. De bovenbedoelde bijstortverplichtingen worden in het financieel jargon margin calls genoemd. Bijstortverplichtingen brengen ook risico’s met zich mee voor de continuïteit van de zorgaanbieders.

Deze regeling bevat een aantal aanvullende voorschriften van meer procedurele aard ter beperking van het risicovol gebruik van financiële derivaten.

De zorgaanbieder moet voor het aantrekken van financiële derivaten beschikken over een treasurystatuut. Dat statuut moet een weergave bevatten van afspraken over:

  • a. de rol van financiële derivaten bij het financiële beleid en beheer;

  • b. de interne organisatiestructuur inzake aanschaf en gebruik van die derivaten; en

  • c. en de interne deskundigheid en risicobeheersing van aangetrokken financiële derivaten (artikel 2).

Het aantrekken van financiële derivaten moet in overeenstemming met het treasurystatuut geschieden (artikel 5, vierde lid). De zorgaanbieder mag in beginsel slechts een financieel derivaat aantrekken indien de financiële onderneming hem als niet-professionele belegger heeft aangemerkt (artikel 4, eerste lid). Het aanmerken als niet-professionele belegger heeft op grond van de Wet op het financieel toezicht een grotere zorgplicht van de financiële onderneming tot gevolg. Een zorgaanbieder kan onder voorwaarden een financieel derivaat aantrekken, zonder dat de financiële onderneming hem als niet-professionele belegger heeft aangemerkt. De eerste voorwaarde bestaat eruit dat hij, in overeenstemming met het treasurystatuut, aangeeft als professionele belegger te willen worden aangemerkt. Een zorgaanbieder kan dat slechts aangeven indien hij ten minste twee van de drie financiële grenzen voor minimale omvang overschrijdt (artikel 4, tweede lid).

De zorgaanbieder moet een keuze om als professionele belegger te worden aangemerkt in het treasurystatuut hebben vastgelegd. De zorgaanbieder heeft indien hij over een interne toezichthouder beschikt, voorafgaande goedkeuring van die toezichthouder nodig voor een bovenbedoelde keuze (artikel 2).

De weergave van de interne professionaliteit en deskundigheid in het treasurystatuut geeft aan op welke wijze die ook in het geval van keuze voor kwalificatie als professioneel belegger, is geborgd.

Jaarverantwoording, toezicht en handhaving

De zorgaanbieders moeten op basis van artikel 3 van de Regeling jaarverantwoording WMG, in de toelichting op de financiële verantwoording informatie opnemen over de aangetrokken financiële derivaten. De zorgaanbieders die niet meer beschikken over aangetrokken financiële derivaten kunnen en behoeven geen informatie over die derivaten in de toelichting op de financiële jaarverantwoording te verstrekken. Die informatie maakt onderdeel uit van de toelichting op de financiële vaste activa of, in het geval van een negatieve waarde van de derivatenportefeuille, van de toelichting op de schulden. De bovenbedoelde informatieplicht geldt niet voor kleine zorgaanbieders in de zin van Regeling jaarverantwoording WMG en de zorgaanbieders die op grond van de artikelen 190 van de Provinciewet of artikel 186 van de Gemeentewet jaarstukken opstellen.

De te verstrekken informatie bestaat per aangetrokken financieel derivaat onder meer uit het type derivaat, begindatum, nominale waarde en het eventuele gegeven dat de nominale waarde of de looptijd hoger dan wel lager is dan die van de onderliggende lening(en) respectievelijk dat de nominale waarde hoger dan wel lager dan het bedrag van de onderliggende overeenkomst in vreemde valuta.

De zorgaanbieder moet ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Regeling jaarverantwoording WMG, de financiële verantwoording met de toelichting daarop openbaar maken. De openbaarmaking geschiedt door elektronische deponering bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg via het elektronische platform DigiMV.

De NZa houdt op grond van artikel 16, aanhef en onderdeel e, van de Wmg toezicht op de naleving van deze regeling. De via het elektronische platform DigiMV door de zorgaanbieder openbaar gemaakte informatie vormt voor de NZa de primaire bron van informatie over de door die aanbieder aangetrokken financiële derivaten. Zij baseert haar risicogestuurde toezicht op de via het elektronische platform DigiMV openbaar gemaakte informatie. De door de NZa daartoe aangewezen medewerkers zijn ingevolge de artikelen 16, aanhef en onderdeel e, en 72 van de Wmg, belast met het toezicht op de naleving van deze regeling. De NZa heeft voor de handhaving van deze regeling het instrument van de aanwijzing (artikel 76 van de Wmg), het opleggen van een last onder bestuursdwang dan wel last onder dwangsom (artikelen 81 en 82 van de Wmg) en bestuurlijke boete (artikel 85 van de Wmg) tot haar beschikking.

Gevolgen voor de regeldruk

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting. Voor de regeling is nagegaan of deze een wijziging in de administratieve lasten teweegbrengt. De administratieve lasten bij deze regeling worden voor zorgaanbieders die financiële derivaten willen aantrekken, veroorzaakt door het aanpassen van een treasurystatuut. De verwachte kosten voor die aanpassing worden ingeschat op ongeveer € 800,– per zorgaanbieder, gebaseerd op de omvang van de werkzaamheden en de kosten voor inhuur. Het aantal zorgaanbieders dat financiële derivaten aantrekt, is naar verwachting beperkt. Het gebruik van financiële derivaten ter beheersing van opwaartse renterisico’s is alleen voor grotere instellingen met substantiële investeringen (denk bijvoorbeeld aan nieuwbouw van een ziekenhuis) aantrekkelijk. De inschatting is dan ook dat in de komende jaren maximaal 50 zorgaanbieders nieuwe derivaten zullen afsluiten en daarom hun treasurystatuut moeten aanpassen. Daarmee komt de extra regeldruk van de regeling op maximaal € 40.000,– uit.

Consultaties en adviezen

Op basis van de uitvoeringstoets op de Regeling financiële derivaten WMG is de NZa tot de conclusie gekomen dat hieruit geen bezwaren volgen voor het toezicht en de handhaving van de NZa.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (Atr) kan zich vinden in de beschrijving van de gevolgen en deelt de inschatting ten aanzien van de omvang van de gevolgen voor de regeldruk.

Naar aanleiding van de reactie van de Nederlandse Vereniging van Banken (hierna: NVB) heeft nader overleg plaatsgevonden. De NVB heeft geadviseerd om deze regeling op twee punten aan te vullen. Zij heeft gewezen op het feit dat een onderliggende financieringsovereenkomst ook een ondergrens op de te hanteren variabele rente kan inhouden. De NVB heeft gesuggereerd in de mogelijkheid te voorzien dat een financieel derivaat ook de risico’s van een bovenbedoelde ondergrens kan beperken. De NVB heeft verder gesuggereerd te voorzien in de mogelijkheid van financiële derivaten voor het beperken van valutarisico’s die verband houden met een overeenkomst in vreemde valuta. De NVB vindt dat een financieel derivaat ter beperking van valutarisico’s een looptijd van ten hoogste 12 maanden zou moeten hebben. De beide suggesties van de NVB zijn overgenomen.

De NBA (Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants) en SRA stellen dat de openbaar accountant geen onderdeel kan worden van de interne beheersing en organisatiestructuur zoals weergegeven zou moeten worden in het treasurystatuut. De regeling is hierop aangepast, omdat dit punt reeds wordt gedekt door bestaande regelgeving omtrent jaarverantwoording. Ook is de verwijzing naar de voorwaarden van Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector geschrapt n.a.v. deze consultatiereactie.

In een anonieme reactie worden zorgen over het gebruik van financiële derivaten uitgesproken. Aangezien deze regeling voorziet in regels om speculatief gebruik van financiële derivaten tegen te gaan, heeft dit niet tot aanpassingen geleid.

Tot slot is in overleg met het Ministerie van Financiën besloten om de definitie van financiële instelling uit artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht aan te houden.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De toevoeging 'indien de zorgaanbieder daarover beschikt' bij de begripsomschrijving van interne toezichthouder hangt samen met het feit dat niet iedere zorgaanbieder ingevolge artikel 3 van de Wet toetreding zorgaanbieders over een interne toezichthouder hoeft te beschikken.

Artikel 3

De eisen aan de taxatie van de kredietwaardigheid van de financiële ondernemingen gelden ten tijde van het aantrekken van een financieel derivaat. De zorgaanbieder behoeft een financieel derivaat bij een latere lagere dan vereiste rating van de financiële onderneming, niet af te wikkelen. De voortijdige afwikkeling van een financieel derivaat gaat namelijk met hoge kosten gepaard.

Artikel 5

Een aan te trekken financieel derivaat voor het beperken van renterisico’s moet de risico’s van rentestijgingen bij leningen beperken. Een aan te trekken financieel derivaat kan op grond van artikel 5, tweede lid, in aanvulling op het beperken van opwaartse renterisico’s ook de gevolgen van een ondergrens aan het te hanteren percentage bij leningen beperken. Het betreft leningen met een variabel rentepercentage dat op grond van de onderliggende financieringsovereenkomst niet onder een ondergrens komt.

Artikel 6

Een zorgaanbieder kan op basis van het eerste lid voor het beperken van renterisico’s alleen financiële derivaten in euro’s aantrekken. Dat hangt samen met het feit dat de onderliggende lening dan wel leningen ook bedragen in euro’s betreffen. Het voorschrift heeft ook de beperking van het speculatieve en risicovolle gebruik van financiële derivaten tot doel.

Artikel 7

Deze regeling berust op artikel 40a, derde lid, van de Wmg, en treedt in werking op het tijdstip waarop dat artikel in de Wmg wordt ingevoegd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 34 768, nr.3, p. 5.

X Noot
2

Kamerstukken II 2016/17, 34 768, nr. 3, p.5

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstukken II 2013/14, 33 489, nr. 14.

Naar boven