Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 4 augustus 2021, nummer WBV 2021/16, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/30 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

30. Het asielbeleid ten aanzien van Turkije

30.1. Besluitmoratorium

Geen bijzonderheden.

30.2. Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Geen bijzonderheden.

30.3. Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
30.3.1. Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Geen bijzonderheden.

30.3.2. Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND merkt voor Turkije uitsluitend de volgende groepen vreemdelingen aan als risicogroep:

  • personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten; en

  • (toegedichte) Gülen-aanhangers.

Ten aanzien van (toegedichte) Gülen-aanhangers geldt aanvullend dat indien van geringe indicaties niet is gebleken, de IND de risico’s bij terugkeer beoordeelt in het licht van de diffuse en slechte situatie die gekenmerkt wordt door willekeur jegens (toegedichte) Gülen-aanhangers van de zijde van de Turkse autoriteiten.

30.3.3. Vervolging vanwege dienstweigering of desertie

Het algemene beleid in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc is van toepassing.

De IND neemt ten aanzien van dienstplichtige Koerden in beginsel niet aan dat zij een gegronde vrees hebben in een conflict te worden ingezet tegen eigen volk of familie.

30.4. Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw
30.4.1. Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

30.4.2. Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

30.4.3. Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

30.5. Bescherming
30.5.1. Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

Geen bijzonderheden.

30.5.2. Binnenlands beschermingsalternatief in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

Geen bijzonderheden.

30.6. Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Ten aanzien van adequate opvang in de zin van paragraaf B8/6 Vc geldt het volgende.

In Turkije zijn er opvangvoorzieningen waarvoor de autoriteiten zorg dragen. Dat deze opvang in het algemeen toereikend is, staat niet vast.

In een voorkomend geval kan – na onderzoek – worden vastgesteld dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.

30.7. Vertrekmoratorium

Geen bijzonderheden.

30.8. Bijzonderheden

Geen bijzonderheden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 augustus 2021

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.W.H.M. Beaujean directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 18 maart 2021 een algemeen ambtsbericht inzake Turkije uitgebracht. Het ambtsbericht bevat een actualisering van eerdere ambtsberichten over Turkije en beschrijft de situatie in Turkije in de periode oktober 2019 tot en met februari 2021.

Bij brief van 8 juli 2021 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer geïnformeerd over haar beslissing het landgebonden asielbeleid voor vreemdelingen afkomstig uit Turkije op basis van het ambtsbericht aan te passen.

In paragraaf 30.3.2 Vc is de formulering van de risicogroep ‘personen uit Turkije, die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten en om die reden in de negatieve aandacht van de autoriteiten staan’ verduidelijkt. De zinsnede ‘en om die reden in de negatieve aandacht van de autoriteiten staan’ is geschrapt.

Vreemdelingen die op basis van het behoren tot deze risicogroep voor een verblijfsvergunning in aanmerking willen komen, moeten dat met geringe indicaties aannemelijk maken. Deze indicaties kunnen afhankelijk van de omstandigheden bestaan uit al ondervonden negatieve aandacht. Negatieve aandacht moet dus niet worden gezien als een aanvullende voorwaarde om tot de risicogroep te behoren. De informatie over de situatie in Turkije rechtvaardigt niet het stellen van een aanvullende voorwaarde om tot de risicogroep te behoren.

Ten aanzien van (toegedichte) Gülen-aanhangers is in het beleid verduidelijkt dat indien van geringe indicaties niet is gebleken, de IND de risico’s bij terugkeer beoordeelt in het licht van de diffuse en slechte situatie die gekenmerkt wordt door willekeur jegens (toegedichte) Gülenisten van de zijde van de Turkse autoriteiten. Gelet op die situatie zal de IND al snel een risico op vervolging aannemen, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn waaruit anders blijkt.

Op grond van de informatie in het vorige ambtsbericht was dit al uitvoeringspraktijk bij de IND. Het opnemen hiervan in openbaar beleid is conform de aanbevelingen van het ACVZ-rapport ‘Weten en Wegen’.

Het ambtsbericht geeft geen nieuwe informatie over het onderwerp adequate opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Wel is paragraaf 30.6 Vc verduidelijkt. Het betreft geen beleidswijziging. Immers, DT&V onderzoekt altijd of, bij terugkeer naar het land van herkomst, de opvang voor een amv beschikbaar is en aanvaardbaar naar lokale omstandigheden. Dit kan bijvoorbeeld bij familie zijn of in een opvangtehuis.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.W.H.M. Beaujean directeur-generaal Migratie

Naar boven