Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 20 augustus 2021, nr. IENW/BSK-2021/216552, tot wijziging van de Regeling zeevarenden vanwege de vaststelling van beroepsvereisten voor de bemanning van Caribisch-Nederlandse schepen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, en 21a van de Wet zeevarenden;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling zeevarenden wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.1 worden onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma twee begripsbepalingen toegevoegd luidende:

SCV-Code:

de in februari 2001 onder auspiciën van de IMO opgestelde en bij circulaire SLS.14/Circ.396, als voor het Koninkrijk der Nederlanden geldende equivalente regeling, aangemelde Code voor de veiligheid van kleine commerciële schepen waarmee reizen worden ondernomen in het Caribisch gebied (Code of Safety for Small Commercial Vessels operating in the Caribbean);

Caribische handelszone:

de Caribische handelszone (Caribbean Trading Area) als omschreven in hoofdstuk 1, artikel 2, onderdeel 6, van de SCV-Code.

B

Na artikel 10.7 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 10a. Beroepsvereisten Caribisch-Nederlandse schepen

Artikel 10.8 Bemanningscertificaat internationaal varend Caribisch-Nederlands schip
  • 1. De artikelen 3 tot en met 6, 13, 56 en 57 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op een Caribisch-Nederlands schip dat verder dan de gebiedsbegrenzingen, bedoeld in artikel 41b, tweede lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen, doch binnen de Caribische handelszone, vaart.

  • 2. Het bemanningscertificaat als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, wordt opgenomen in het SCV-veiligheidscertificaat, behorend bij de SCV-Code bedoeld in de artikelen 5d of 5e van de Regeling veiligheid zeeschepen.

Artikel 10.9 Bemanning internationaal varend Caribisch-Nederlands schip
  • 1. De schipper, zijn plaatsvervanger of werktuigkundige van een Caribisch-Nederlands schip zijn, voor zover dat vereist is op grond van het bemanningscertificaat bedoeld in artikel 10.8, in het bezit van:

    • a. een geldig certificaat voor de op het bemanningscertificaat genoemde functie, afgegeven volgens hoofdstuk 10, deel A, onderdelen 1 en 2, van de SCV-Code;

    • b. een certificaat basisveiligheid;

    • c. een geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart of een gelijkwaardige verklaring afgegeven door een andere verdragspartij in de Caribische handelszone; en

    • d. een basiscertificaat marifonie, een beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie of een algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie als bedoeld in artikel 12 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008.

  • 2. Overige op het bemanningscertificaat genoemde bemanningsleden hebben de leeftijd van 16 jaar bereikt en zijn in het bezit van het certificaat basisveiligheid en een geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart of een gelijkwaardige verklaring afgegeven door een andere verdragspartij.

  • 3. Een geldig certificaat, afgegeven door een andere verdragspartij in de Caribische handelszone volgens hoofdstuk 10, deel A, artikelen 1 en 2, van de SCV-Code, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt door Onze Minister vernieuwd indien de aanvrager:

    • a. met een door de scheepsbeheerder ondertekende verklaring, als bedoeld in hoofdstuk 10, deel A, artikel 13.1, van de SCV-Code, heeft aangetoond gedurende 3 jaren voorafgaand aan de vernieuwing ten minste 45 dagen te hebben dienstgedaan in een functie waarvoor het te vernieuwen certificaat is vereist, of met goed gevolg een door Onze Minister erkende training heeft afgerond voor de op het bemanningscertificaat genoemde functie die ten minste voldoet aan Annex 11, paragraaf 1 of paragraaf 2, van de SCV-Code, en

    • b. in het bezit is van een geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart of een gelijkwaardige verklaring afgegeven door een andere verdragspartij.

  • 4. Een door Onze Minister afgegeven certificaat dat verloren is gegaan kan worden vervangen door een duplicaat certificaat, waarvan de einddatum overeenkomt met de einddatum op het originele document.

  • 5. Een certificaat of verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt door de houder op verzoek getoond aan een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving of Transport alsmede aan de personen aangewezen in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES.

Artikel 10.10 Regels aangaande de medische geschiktheid

De artikelen 40a en 42 tot en met 47 van de wet en hoofdstuk 6 van het Besluit zeevarenden zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de verkrijging van een geldige verklaring van medische geschiktheid als bedoeld in artikel 10.9.

Artikel 10.11 Schipper lokaal varend Caribisch-Nederlands schip
  • 1. De schipper, van een Caribisch-Nederlands schip dat:

    • a. tegen vergoeding vracht of personen, niet zijnde zeevarenden, vervoert of tegen vergoeding gelegenheid biedt tot uitoefening van sport of vrijetijdsbesteding; en

    • b. op een afstand niet verder dan de gebiedsbegrenzingen, bedoeld in artikel 41b, tweede lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen vaart,

    is in het bezit van een geldig certificaat Boatmaster Grade 3 op grond van hoofdstuk 10, deel A, onderdeel 1, van de SCV-Code, of een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven door een andere verdragspartij.

  • 2. Een certificaat Boatmaster Grade 3, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt door Onze Minister afgegeven indien de aanvrager:

    • a. achttien jaar of ouder is;

    • b. met goed gevolg een door Onze Minister erkende training heeft afgerond die ten minste voldoet aan Annex 11, paragraaf 1, Grade 3, van de SCV-Code; en

    • c. in het bezit is van geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart of een geldige door een arts ingevulde verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen waaruit blijkt dat hij medisch geschikt is voor de functie schipper lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen, als bedoeld in het eerste lid;

    • d. een basiscertificaat marifonie, een beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie of een algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie als bedoeld in artikel 12 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008.

  • 3. Een certificaat Boatmaster Grade 3, als bedoeld in het eerste lid, heeft een geldigheid van ten hoogste 3 jaar.

  • 4. Een certificaat Boatmaster Grade 3, als bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister vernieuwd indien de aanvrager:

    • a. met een door de scheepsbeheerder ondertekenende verklaring, als bedoeld in hoofdstuk 10, deel A, artikel 13.1, van de SCV-Code heeft aangetoond gedurende 3 jaren voorafgaand aan de vernieuwing ten minste 45 dagen te hebben dienstgedaan in een functie waarvoor het certificaat Boatmaster Grade 3 is vereist, of met goed gevolg een door Onze Minister erkende training heeft afgerond die ten minste voldoet aan Annex 11, paragraaf 1, Grade 3, van de SCV-Code; en

    • b. in het bezit is van een geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart of een geldige door een arts ingevulde verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen waaruit blijkt dat hij medisch geschikt is voor de functie schipper lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen als bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Een certificaat dat verloren is gegaan kan door Onze Minister worden vervangen door een duplicaat certificaat, waarvan de einddatum overeenkomt met de einddatum op het originele document.

  • 6. Een certificaat of verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt door de houder op verzoek getoond aan een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving of Transport alsmede aan de personen aangewezen in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES.

Artikel 10.12 Beoordeling door keuringsarts
  • 1. Indien ten minste een van de vragen van de verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen, als bedoeld in artikel 10.11, tweede lid, onderdeel c, met ‘ja’ is beantwoord, is de aanvrager in eerste aanleg niet medisch geschikt.

  • 2. Een aanvrager die in eerste aanleg niet medisch geschikt is kan verzoeken om een herbeoordeling bij een keuringsarts waarna de aanvrager bij een positieve beoordeling een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart verstrekt krijgt.

  • 3. Een geldige door een arts ingevulde verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen, zoals bedoeld in artikel 10.11, tweede lid, onderdeel c, heeft een geldigheid van ten hoogste 3 jaar.

Artikel 10.13 Model SCV-certificaten

Het model van de certificaten bedoeld in de artikelen 10.9 en 10.11 is opgenomen in annex 10 van de SCV-Code.

Artikel 10.14 Model Verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen

Het model van de verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen als bedoeld in artikel 10.11, tweede lid, onderdeel c, is opgenomen in bijlage H.

Artikel 10.15 Buitenlandse certificaten

Een geldig certificaat dat op grond van hoofdstuk 10 van de SCV-Code is afgegeven door een andere verdragspartij in de Caribische handelszone dat ten minste gelijkwaardig is met een certificaat als bedoeld in de artikelen 10.9 en 10.11 wordt daaraan gelijkgesteld.

C

Na artikel 11.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11.3a

Het bezit van het certificaat Boatmaster Grade 3 en een verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen, als bedoeld in artikel 10.11 is tot en met 31 december 2024 niet vereist.

D

Na bijlage G wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

Bijlage H

Model Verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen

Naam keurling:

Geboortedatum:

Adres:

Woonplaats:

Door de keurling samen met een BIG-geregistreerde arts naar keuze (bijvoorbeeld een huisarts of bedrijfsarts) in te vullen vragenlijst
  • 1. Hebt u een verminderd gezichtsvermogen, met of zonder optische hulpmiddelen, die het veilig varen kan beïnvloeden? Met één oog zien is toegestaan.*

  • 2. Is uw kleurenzien voor de kleuren rood en groen gestoord?

  • 3. Hebt u aan één of beide oren een zodanig verminderd gehoor dat u conversatiespraak, al dan niet met een hoortoestel, op 2 meter met elk oor afzonderlijk niet kunt verstaan?

  • 4. Is uw uithoudingsvermogen als gevolg van een chronische ziekte, zoals hartfalen of een ziekte van de luchtwegen, sterk verminderd?

  • 5. Is uw concentratievermogen of het vermogen om de aandacht vast te houden als gevolg van een chronische ziekte, zoals hersenletsel of terugkerende depressies, sterk beperkt?

  • 6. Lijdt u aan een chronische ziekte waardoor de kans op acute uitval vergroot is, zoals een hartritmestoornis, niet goed te reguleren suikerziekte of epilepsie?

  • 7. Hebt u een lichamelijke beperking waardoor het normaal gebruik van een arm, hand, been of voet beperkt of afwezig is?

  • 8. Gebruikt u alcohol, drugs of andere verslavende middelen in die mate dat het leidt tot onveilig gedrag?

  • 9. Gebruikt u regelmatig medicijnen die volgens de bijsluiter de rijvaardigheid kunnen aantasten, zoals antidepressiva, pijnstillers, slaaptabletten en dergelijke?

  • 10. Hebt u een andere aandoening of lichamelijke beperking die het veilig varen kan beïnvloeden?

* Toelichting voor de arts: de toegestane ondergrens van de gezichtsscherpte is, met of zonder optische hulpmiddelen, met beide ogen gezamenlijk 0,8.

Als al de vragen met NEE zijn beantwoord kan dit formulier door de arts ondertekend worden.

Als één of meerdere vragen met JA beantwoord zijn moet u dit voorleggen aan een daartoe aangewezen keuringsarts voor de scheepvaart om te beoordelen of u alsnog voldoet en in aanmerking komt voor een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart.

Verklaring arts

Ondergetekende verklaart dat bovengenoemde vragenlijst naar waarheid is ingevuld en dat de betrokkene medisch geschikt is voor de functie als schipper op lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen.

Naam arts:

BIG-nummer:

Adres:

Datum:

Handtekening arts:

Voor vragen en overleg kunt u zich wenden tot de medisch adviseur scheepvaart van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) mas@ilent.nl

E

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

1 Aanleiding en noodzaak

Met deze wijzigingsregeling zijn beroepsvereisten vastgelegd voor schippers en werktuigkundigen van Caribisch-Nederlandse schepen. Voorafgaand aan deze wijzigingsregeling bestonden er geen beroepsvereisten op dit vlak. Ingevolge artikel 21a van de Wet zeevarenden kan bij ministeriële regeling worden bepaald voor welke functies of werkzaamheden aan boord van Caribisch-Nederlandse schepen het bezit van een certificaat of enig ander document voorgeschreven is, alsmede welke beroepsvereisten daarvoor gelden. Artikel 21a van de Wet zeevarenden is opgenomen op uitdrukkelijk verzoek van de bestuurscolleges van de openbare lichamen van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Met deze wijzigingsregeling is gebruikgemaakt van deze grondslag. Wat betreft de beroepsvereisten is onderscheid gemaakt in vereisten voor schepen die lokaal varen en schepen die internationaal varen binnen de Caribische handelszone. Met lokaal varende schepen worden schepen bedoeld die geen buitenlandse havens aandoen en die hoofdzakelijk nabij de kust varen. Met internationaal varende schepen worden schepen bedoeld die uitsluitend buitenlandse havens aandoen binnen de Caribische handelszone.

De eisen voor lokaal varende schepen zijn opgesteld vanwege de vraag van touroperators van cruiseschepen die hun toeristen lokaal vervoeren van en naar activiteiten. Dit om een betere waarborg te kunnen bieden voor de veilige vaart van toeristen.

Voor wat betreft de BES-schepen die internationaal varen, binnen de Caribische handelszone, geldt dat er thans geen vraag is naar beroepsvereisten voor bemanningsleden van deze categorie van schepen. De bedrijven op de eilanden die voor hun activiteiten internationaal varen zetten daarvoor tot nu toe buitenlandse schepen in, veelal met buitenlandse bemanning. Inmiddels wordt voorzien dat er in de nabije toekomst wel vraag ontstaat naar internationaal varende BES-schepen die buitenlandse havens aandoen in de Caribische handelszone. Met deze wijziging is dit mogelijk gemaakt en wordt lokale reders een kans gegeven hun diensten aan te bieden en zijn zij daarbij ook niet afhankelijk van buitenlandse reders.

2 Hoofdlijnen van de wijzigingsregeling en verhouding tot bestaande regelgeving

Onder Caribisch-Nederlandse schepen worden schepen verstaan die geregistreerd zijn in de lokale registers in Caribisch-Nederland op grond van de Vaartuigenwet 1930 BES. Het gaat hier doorgaans om schepen in de kleine handels- en passagiersvaart die tussen en rond de eilanden in de Caribische handelszone varen. Deze Caribisch-Nederlandse schepen kunnen verdeeld worden in een categorie schepen die internationaal varen en daarbij buitenlandse havens aandoen binnen de Caribische handelszone en een categorie schepen die uitsluitend lokaal varen. Wat betreft de definitie van het lokaal gebied, waarbinnen de lokale beroepsvereisten gelden, is aangesloten bij het gebied dat in artikel 41b, tweede lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen is aangewezen. Daarmee is er wat betreft de definitie van lokaal gebied eenheid voor zowel technische veiligheidseisen van een schip als de beroepsvereisten voor de bemanning.

Deze wijzigingsregeling is gericht op de bedrijfsmatige vaart. Voor de BES-eilanden gaat het hierbij naast vrachtschepen met name om passagiersschepen die naast het vervoer van passagiers worden ingezet voor commerciële watersportactiviteiten zoals lijnvissen, duikactiviteiten en vaartochten. Deze activiteiten vloeien voor een belangrijk deel voort uit het bezoek van grote cruiseschepen. De toeristen aan boord van deze schepen zijn voor lokale activiteiten afhankelijk van de inzet van lokale schepen en lokale bemanning. Deze inzet vormt een belangrijke inkomstenbron voor de bevolking van de eilanden. Er zijn momenteel circa 90 schepen betrokken bij deze activiteiten in Caribisch Nederland. De beroepsvereisten zijn gebaseerd op de in het Caribisch gebied van toepassing zijnde SCV-Code.1

SCV-Code

Onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (hierna: IMO) is in 2001 de SCV-Code tot stand gekomen. Deze code bevat specifieke veiligheidseisen voor kleine, commercieel opererende zeeschepen in de Caribische handelszone. De SCV-Code is door diverse landen in de Caribische handelszone als equivalente regeling, als bedoeld in voorschrift I/5 van het SOLAS-verdrag2, bij de IMO en de partijen bij het SOLAS-verdrag aangemeld en wordt in de Caribische handelszone breed toegepast. Ook het Koninkrijk heeft de SCV-Code bij circulaire 396 (SLS 14) als equivalente regeling aangemeld. Toepassing van de SCV-Code is wenselijk uit oogpunt van uniformiteit van certificering en toepassing van veiligheidseisen in de Caribische handelszone. De code is van toepassing op vracht- en passagiersschepen tussen 5 en 24 meter, met uitzondering van tankers, die niet meer dan 150 passagiers vervoeren of nachtaccommodatie aanbieden voor ten hoogste 50 passagiers.

De SCV-Code is wat betreft de (technische) veiligheidseisen geïmplementeerd in de Regeling veiligheid zeeschepen. Voor schepen die dicht bij de kust blijven en weer terugkeren naar de haven van vertrek wordt deze code echter te streng geacht. Die schepen moeten in plaats van de code voldoen aan een aantal regels die zijn opgenomen in bijlage 6 van de Regeling veiligheid zeeschepen.

Naast de specifieke veiligheidsaspecten kent de SCV-Code, in tegenstelling tot het SOLAS-verdrag, ook eisen met betrekking tot de opleiding en diplomering van zeevarenden. Deze eisen kunnen geduid worden als een lichte vorm van de eisen ten aanzien van opleiding en diplomering van zeevarenden op grond van het STCW-Verdrag3 en zijn specifiek toegespitst op de Caribische handelszone. Deze eisen waren nog niet geïmplementeerd voor de BES-eilanden omdat daar nog geen noodzaak toe was. Met deze wijzigingsregeling is alsnog aangesloten bij eisen die voortkomen uit de SCV-Code. Wat betreft internationaal varende schepen binnen de Caribische handelszone is de SCV-Code het uitgangspunt. Voor de beroepsvereisten van lokaal varende schepen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de eisen van deze code.

Trainingseisen

De Wet zeevarenden, die ten grondslag ligt aan deze regeling, maakt onderscheid tussen onderwijs dat wordt gereguleerd op grond van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en trainingen die gereguleerd zijn op grond van de Wet zeevarenden. De term opleiding is gereserveerd voor onderwijs dat gereguleerd is op grond van de WEB of de WHW. Dit onderwijs valt onder de verantwoordelijkheid van met Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Voor lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen kan worden volstaan met een training die recht geeft op een certificaat op basis van de SCV-Code. De SCV-Code kent drie typen certificaten voor de schipper, elk met een eigen niveau van kennis en kunde, die nodig zijn om het bevel over een bepaald schip te mogen voeren. Het betreft Boatmaster Grade 1, Boatmaster Grade 2 en Boatmaster Grade 3. De eisen die aan de trainingen worden gesteld zijn omschreven en uitgewerkt in annex 11 van de code. ‘Grade 3’ is de lichtste variant. Binnen de gebiedsbegrenzingen van artikel 41b, tweede lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen, voor lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen die niet internationaal varen, kan volstaan worden met een certificaat Boatmaster Grade 3 of een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven door een andere verdragspartij. Dit certificaat biedt enerzijds voldoende bescherming voor de opvarenden en anderzijds wordt rekening gehouden met de bedrijfseconomische gevolgen voor de lokale scheepsbeheerders. Gelet op deze omstandigheden kan volstaan worden met een beperkt pakket aan eisen voor deze schepen en gezien de beperkte grootte van de schepen is het niet nodig om naast de eisen die gesteld worden aan de schipper ook eisen op te leggen aan andere bemanningsleden.

Zodra een schip zich buiten de gebiedsbegrenzingen van artikel 41b, tweede lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen begeeft maar binnen de Caribische handelszone blijft, is veelal het bezit van het certificaat Boatmaster Grade 1, Boatmaster Grade 2 of een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven door een andere verdragspartij vereist voor de schipper of zijn eventuele plaatsvervanger. Het betreft een zwaarder pakket aan eisen dat onder meer is toegesneden op het grotere vaargebied van deze schepen. Het gaat hierbij om vracht- en passagiersschepen van maximaal 24 meter, die niet meer dan 150 passagiers vervoeren. Welk certificaat vereist is, is afhankelijk van het vaargebied, de kenmerken van het schip, en of er al dan niet met passagiers wordt gevaren. De SCV-Code geeft aan welke minimumvereisten van toepassing zijn (Table X/5.2 SCV-Code). Uitgangspunt is dat op het bemanningscertificaat het aantal bemanningsleden met hun functies, inclusief toepasselijke kwalificaties, vermeld staat.

Het schip dient minimaal bemand te zijn conform het bemanningscertificaat om de veiligheid van het schip en de veilige en milieuverantwoorde vaart te kunnen waarborgen. Het format van een bemanningscertificaat is vormvrij. Omdat het SCV-veiligheidscertificaat dat al verstrekt wordt op basis van de artikelen 5d en 5e van de Regeling veiligheid zeeschepen een paragraaf bevat inzake bemanningseisen is ervoor gekozen om het bemanningscertificaat op te nemen in het SCV-veiligheidscertificaat. In annex 1 van de SCV-Code (Regulation I/16.1) is het format van het SCV-veiligheidscertificaat opgenomen.

Van belang is dat het schepen betreft die varen in het Caribisch gebied. Het SCV-veiligheidscertificaat is voor het Caribisch gebied het gangbare certificaat. Naast uniformiteit is van belang dat de integratie van het bemanningscertificaat in het SCV-veiligheidscertificaat leidt tot een besparing. Er hoeven immers geen kosten te worden gemaakt voor de afgifte van een separaat bemanningscertificaat. Naast een Boatmaster certificaat is ook het certificaat basisveiligheid en een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart vereist. Afhankelijk van de omstandigheden en voorzieningen aan boord van het betreffende schip is voor de schipper nog een algemeen certificaat radiocommunicatie, een beperkt certificaat radiocommunicatie of een basiscertificaat marifonie vereist. Dit is dan op het SCV-veiligheidscertificaat vermeld.

Gelet het vaargebied en kenmerken van het schip kan een werktuigkundige aan boord vereist zijn. Ook voor wat betreft deze functie is aangesloten bij de SCV-Code. De SCV-Code kent twee typen van certificaten voor de werktuigkundigen. Het betreft het certificaat Boat Engineer Grade 1 of Grade 2. Grade 1 is de zwaarste variant. De SCV-Code geeft aan welke minimumvereisten van toepassing zijn (Table X/9.2 SCV-Code). Op het SCV-veiligheidscertificaat wordt opgenomen of een werktuigkundige vereist is en aan welke kwalificaties deze moet voldoen.

Voor de internationaal varende Caribisch-Nederlandse schepen is derhalve geheel aangesloten bij de SCV-Code. Dit betekent dat de schepen zonder belemmeringen havens de binnen de Caribische handelszone kunnen aandoen en er wat betreft de beroepsvereisten sprake is van een ‘level playing field’.

Erkenning van trainingen en erkenning van buitenlandse certificaten

In verband met het beperkte aanbod aan trainingsmogelijkheden op de BES-eilanden worden buitenlandse certificaten geaccepteerd die minimaal gelijkwaardig zijn. Hierbij kan worden gedacht aan de Boatmaster- en Boat Engineer certificaten die zijn afgegeven op basis van de SCV-Code door andere verdragspartijen in de Caribische handelszone. Dat geldt ook voor certificaten die op basis van de SCV-Code worden afgegeven binnen het Koninkrijk, bijvoorbeeld in de landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten.

Indien SCV-trainingen Boatmaster Grade 3 op de BES-eilanden plaatsvinden en het desbetreffende certificaat door Onze Minister wordt afgegeven dient het trainingsinstituut dat de training verzorgt door Onze Minister te worden erkend op grond van de Erkenningsregeling Opleidingen Zeevaartbemanning.

Medische geschiktheid

Het is van belang dat de schipper of de werktuigkundige medisch geschikt is om zijn taken naar behoren te kunnen uitvoeren. Wat betreft internationaal varende Caribisch-Nederlandse schepen is aangesloten bij de keuringssystematiek gebaseerd op hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Wet zeevarenden en hoofdstuk 6 van het Besluit zeevarenden.

Dat betekent dat de periodieke algemene lichamelijke onderzoeken worden verricht door geneeskundigen die daartoe door Onze Minister zijn aangewezen. Tijdens deze periodieke algemene lichamelijke onderzoeken wordt tevens een maal per twee jaar een onderzoek van het gezichts- en gehoororgaan verricht. Door dit herhaalde periodieke onderzoek behouden de betreffende geneeskundige verklaringen hun geldigheid. Hiermee is afgeweken van de SCV-Code omdat deze code een geldigheidsduur voorschrijft van drie jaar voor de betreffende medische verklaringen. Uit oogpunt van uniformiteit en efficiency is echter voor de bemanning van internationaal varende Caribisch-Nederlandse schepen aangesloten bij de keuringssystematiek die wordt voorgeschreven op basis van de Wet zeevarenden.

De huidige situatie is dat zowel op Bonaire als op Sint-Eustatius een arts is aangewezen als keuringsarts voor de scheepvaart. Daarmee is bereikt dat betreffende bemanningsleden lokaal gekeurd kunnen worden. Indien een medische keuring heeft plaatsgevonden door een andere verdragspartij binnen de Caribische handelszone dan kan de Medisch Adviseur Scheepvaart op basis van artikel 113 Besluit zeevarenden geneeskundige verklaringen, afgegeven op grond van medische eisen die naar zijn oordeel ten minste gelijkwaardig zijn, gelijkstellen met een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart.

Gezien het beperkte vaargebied en de directe nabijheid van havens is het niet nodig om hetzelfde keuringsregime van toepassing te verklaren voor schippers van lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen. Daarom is gekozen voor een lichtere variant waarbij een arts een aantal vragen invult voor de betrokkene in de vorm van een verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen. De betrokkene kan zijn huisarts of bedrijfsarts daarvoor benaderen. Deze werkwijze borgt dat er voldoende aandacht is voor de medische vereisten en brengt zeer beperkte administratieve lasten met zich mee. Dit is in lijn met hoofdstuk 10, voorschrift 14, van de SCV-Code. Bij deze variant is ook aangesloten bij de SCV-Code die een geldigheidsduur voorschrijft van drie jaar voor de betreffende medische verklaringen.

Indien één van de vragen door de arts met ‘ja’ wordt beantwoord komt de betrokkene in eerste aanleg niet in aanmerking voor een certificaat Boatmaster Grade 3 omdat er een medische belemmering of risico aan de orde is. De betrokkene kan, indien hij daarvoor kiest, zich wenden tot een aangewezen keuringsarts voor de scheepvaart. Deze keuringsarts kan in tweede instantie beoordelen of de betrokkene alsnog voldoet aan de betreffende keuringseisen. In het geval van lokale vaart zal de keuringsarts gebruikmaken van de keuringseisen zoals opgenomen in het Keuringsreglement voor de Zeevaart artikel 3, eerste lid, waarbij sprake is van specifieke keuringseisen voor het varen in kustwateren. Dat betekent dat de beoordeling plaatsvindt met inachtneming van de keuringsaanwijzingen en overeenkomstig de medische maatstaven, opgenomen in appendix E van Guidelines on the medical examinations of seafarers/ International Labour Office, Sectoral Activities Programme, International Migration Organization 2013 (ILO/IMO/JMS/2011/12). Indien de keuringsarts oordeelt dat de betrokkene voldoet aan deze vereisten dan wordt alsnog een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart afgegeven. In dat geval komt de betrokkene alsnog in aanmerking voor het certificaat Boatmaster Grade 3. Indien de keuringsarts van oordeel is dat de aanvrager medisch ongeschikt is, doet deze hiervan melding aan de medisch adviseur scheepvaart.

Geldigheid certificaten

De SCV-Code schrijft voor dat de Boatmaster- en Boat Engineer certificaten een maximale geldigheidsduur hebben van drie jaar. De certificaten kunnen na drie jaar worden vernieuwd op basis van opgedane ervaring. De code schrijft voor dat een vernieuwing mogelijk is indien de certificaathouder tenminste 45 dagen in de voorafgaande periode van drie jaar heeft dienstgedaan in een functie waarvoor het certificaat is vereist. Indien het betreffende certificaat in het buitenland is behaald zal de vernieuwing van het certificaat normaliter geschieden in of door het land waar de afgifte van het desbetreffende certificaat heeft plaatsgehad. Indien niet wordt voldaan aan het vereiste van minimaal 45 vaardagen dient de initiële training opnieuw gevolgd te worden. De wijze waarop het aantal vaardagen moet worden bijgehouden is in de SCV-Code vormvrij gelaten. Middels een ondertekende verklaring van een scheepsbeheerder van schepen waarop een aanvrager heeft dienstgedaan dienen vaardagen te worden aangetoond.

De SCV-Code schrijft voor dat de geldigheid van de medische verklaringen gekoppeld is aan de geldigheid van de Boatmaster- en Boat Engineer certificaten. Dat betekent dat ook een geldigheidsduur van drie jaar van toepassing is. De verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen kent daarom een geldigheidsduur van drie jaar. De verklaring dient na drie jaar weer opnieuw ingevuld te worden. Voor wat betreft de medische keuring van de bemanning van internationaal varende Caribisch-Nederlandse schepen wordt daarvan afgeweken omdat is aangesloten bij de keuringssystematiek gebaseerd op de Wet zeevarenden, zodat iedere twee jaar een medische keuring dient plaats te vinden.

De SCV-Code schrijft voor dat de bemanning van internationaal varende schepen, in de Caribische handelszone dient te beschikken over een certificaat basisveiligheid. De training basisveiligheid (Basic Safety Training) is een in de zeevaart gebruikelijke training waarin de volgende elementen aan bod komen:

Persoonlijke veiligheid en sociale verantwoordelijkheden, overleven op zee, brandbestrijding en ademlucht en eerste hulp. Hierbij wordt opgemerkt dat het gaat om een eenmalige trainingsverplichting. De SCV-Code wijkt hierin af van het STCW-Verdrag omdat dat laatste verdrag voor deze training, iedere 5 jaar, een herhaling verplicht stelt.

3 Uitvoering en handhaving

De afgifte van de bovengenoemde certificaten op basis van de SCV-Code en het toezicht op Caribisch-Nederlandse schepen wordt door ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) verzorgd. Uit oogpunt van efficiency kunnen bepaalde taken door de lokaal gestationeerde scheepvaartinspecteurs van de ILT of de Rijksdienst Caribisch Nederland of aan de lokale autoriteiten op de eilanden van Caribisch Nederland worden uitgevoerd. Zij zullen deze taak onder instructies, toezicht en verantwoordelijkheid van de ILT uitvoeren. De ILT heeft de wijzigingsregeling getoetst op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudegevoeligheid (HUF-toets) en geconcludeerd dat deze handhaafbaar en uitvoerbaar is.

4 Financiële gevolgen voor burgers, bedrijven en andere overheden

Lokale vaart

De wijzigingsregeling heeft gevolgen voor de bemanning van vrachtschepen en passagiersschepen die worden ingezet voor commerciële (watersport)activiteiten, rondom de BES-eilanden. Gelet op de omstandigheden kan volstaan worden met een beperkt pakket aan eisen voor deze schepen en gelet op de beperkte grootte van de schepen is het niet nodig om naast de eisen die gesteld worden aan de schipper ook eisen op te leggen aan andere bemanningsleden.

Het betreft ongeveer een groep van 90 Caribisch-Nederlandse schepen. Naar schatting gaat het om een groep van 100 tot 150 schippers die lokaal varen. Zij dienen, na een overgangsperiode van 3 jaar na inwerkingtreding van de regeling, te beschikken over een certificaat Boatmaster grade 3, dat iedere 3 jaar vernieuwd dient te worden. Het vernieuwen van het certificaat kan gebeuren op basis van opgedane ervaring. Indien wordt aangetoond dat er sprake is van minimaal 45 vaardagen in de voorafgaande periode van 3 jaar, wordt het certificaat vernieuwd. De kosten inzake het vernieuwen van een certificaat zijn gering. Het betreft een eenmalige training om in aanmerking te komen voor het certificaat. De kosten van het behalen van het initiële certificaat bedragen naar schatting ongeveer USD 650 tot USD 900 per persoon, prijspeil 2018. De exacte kosten van de training zijn onder meer afhankelijk van het aantal deelnemers, de praktijkervaring en de mate van zelfstudie

Dit certificaat biedt enerzijds voldoende bescherming voor de opvarenden en anderzijds wordt rekening gehouden met de bedrijfseconomische gevolgen voor lokale scheepsbeheerders. Uitgaande van bovenstaande aantallen is er sprake van een eenmalige toename van de inhoudelijke nalevingslasten van in totaal USD 65.000 tot USD 97.500. De kosten met betrekking tot de verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen zijn zeer gering omdat gekozen is voor een lichtere variant waarbij een arts een aantal vragen invult voor de betrokkene. De betrokkene kan zijn huisarts daarvoor benaderen. Deze werkwijze borgt dat er voldoende aandacht is voor de medische vereisten en brengt zeer beperkte administratieve lasten met zich mee.

Internationale vaart

Met het stellen van beroepsvereisten voor bemanningsleden van internationaal varende CN-schepen, waarbij buitenlandse havens worden aangedaan binnen de Caribische handelszone, wordt bereikt dat ook lokale reders de kans krijgen hun diensten aan te bieden. Nu is dat eerder voorbehouden aan buitenlandse reders. In die zin mag verwacht worden dat de regeling een impuls kan geven voor de lokale maritieme sector. Naar inschatting gaat het om enkele schepen die de komende jaren in de vaart worden genomen. Het betreft ongeveer 10 bemanningsleden. Gelet het vaargebied en de specifieke omstandigheden zal veelal een certificaat Boatmaster Grade 1 of 2 vereist zijn en een certificaat basisveiligheid. De kosten voor het behalen van deze certificaten bedragen ongeveer USD 1.500 per persoon. Het vernieuwen van het certificaat Boatmaster Grade 1 of 2 kan op basis van opgedane ervaring. Indien wordt aangetoond dat er sprake is van minimaal 45 vaardagen in de voorafgaande periode van 3 jaar, wordt het certificaat vernieuwd. De kosten inzake het vernieuwen van een certificaat zijn zeer gering. Aangezien het om een eenmalige trainingsverplichting gaat, betreft het een eenmalige toename van de inhoudelijke nalevingslasten van totaal USD 15.000.

De kosten voor een medische keuring bedragen USD 158 (€ 145) per persoon, iedere 2 jaar. Uitgaande van 10 bemanningsleden gaat het om een totaal van USD 1.580 (€ 1.450) aan inhoudelijke nalevingslasten, iedere 2 jaar.

Omdat er geen separaat bemanningscertificaat wordt afgegeven voor CN-schepen, zijn daar geen kosten mee gemoeid. Het bemanningscertificaat wordt immers opgenomen in het gangbare SCV-veiligheidscertificaat.

5 Advisering en consultatie

In de periode van 21 november 2019 tot 15 februari 2020 heeft een openbare internetconsultatie plaatsgehad. Op alle onderdelen van de conceptregeling en de nota van toelichting kon worden gereageerd via de 3-talige (Nederlands, Engels en Papiamento) link: https://www.internetconsultatie.nl/wijziging_regeling_zeevarenden_bes

De informatie hierover inclusief de openbare reactie blijven beschikbaar op deze site. Op basis van deze consultatie zijn er in totaal drie reacties binnengekomen. Twee hiervan zijn openbaar. Deze zijn opgenomen in het hoofdlijnenverslag op bovenvermelde website.

Mede op basis van de reacties zijn een aantal aanpassingen gedaan. De eisen die worden gesteld zijn zo laagdrempelig mogelijk gehouden om de kosten beperkt te houden. Voor de lokaal varende schepen (bijlage 6) kan volstaan worden met een beperkt pakket aan eisen. Zo is voor de medische keuring van de schipper gekozen voor een lichtere variant waarbij een arts vragen invult in de vorm van een verklaring medische geschiktheid lokaal varende CN-schepen. Hiervoor kan een huisarts of bedrijfsarts worden benaderd. Dit brengt zeer beperkte lasten met zich mee. Tevens is een overgangsperiode van 3 jaar van toepassing. Gedurende deze periode kan het certificaat Boatmaster Grade 3 op vrijwillige basis worden verkregen, maar is deze nog niet verplicht. Dit geeft meer ruimte om te kunnen voldoen aan de eisen.

6 Inwerkingtreding/overgangsrecht

Met artikel 11.3a is bewerkstelligd dat de eis voor schippers op lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen om te beschikken over een certificaat Boatmaster Grade 3 en een verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen een overgangstermijn van 3 jaar kent. Gedurende deze overgangstermijn kan het certificaat wel op vrijwillige basis worden verkregen maar is het nog niet verplicht. Dit biedt lokale touroperators de mogelijkheid om het certificaat Boatmaster Grade 3 eerder te vereisen van door hen ingezette schippers. Dit kan wenselijk zijn indien hun opdrachtgevers zoals cruisemaatschappijen daar om vragen. Wat betreft Caribisch-Nederlandse schepen die verder dan de gebiedsbegrenzingen, bedoeld in artikel 41b, tweede lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen, doch binnen de Caribische handelszone, varen is geen overgangsregeling nodig.

Deze wijzigingsregeling treedt met ingang van 1 januari 2022 in werking. Deze datum is een vast verandermoment en is daarmee in lijn met het systeem voor Vaste Verandermomenten (Kamerstukken II 2008/09, 29 515, nr. 270 en 2009/10, 29 515, nr. 309).

Artikelsgewijs

Onderdeel A

Met dit onderdeel zijn begripsbepalingen toegevoegd voor de SCV-Code en de Caribische handelszone.

Onderdeel B

Met artikel 10.8 zijn de artikelen 3 tot en met 6, 13, 56 en 57 van de wet van toepassing verklaard op de categorie Caribisch-Nederlandse schepen die varen buiten de gebiedsbegrenzingen van artikel 41b van de Regeling veiligheid zeeschepen doch binnen de Caribische handelszone. Daarin is bepaald dat een schip moet zijn voorzien van een bemanningscertificaat. Omdat het SCV-veiligheidscertificaat dat al verstrekt wordt, op basis van artikel 5d en 5e van de Regeling veiligheid zeeschepen, een paragraaf bevat inzake bemanningseisen is ervoor gekozen om het bemanningscertificaat op te nemen in het SCV-veiligheidscertificaat. In annex 1 van de SCV-Code (Regulation I/16.1) is het format van het SCV-veiligheidscertificaat opgenomen. Bedoelde schepen dienen ten minste bemand te zijn overeenkomstig het SCV-veiligheidscertificaat. In een dergelijk certificaat wordt niet alleen het minimumaantal bemanningsleden vastgelegd dat aan boord behoort te zijn, maar ook de functie waarin zij dienst zullen doen. Of personen in de bedoelde functie dienst mogen doen blijkt uit hun Boatmaster- of Boat Engineer certificaat. De bemanningssamenstelling die in het SCV-veiligheidscertificaat is opgenomen is in beginsel voldoende om het schip veilig en milieuverantwoord te laten varen. Dit betekent ook dat een schip niet met minder personen dan in het SCV-veiligheidscertificaat is aangegeven, noch met personen die niet over de voor de aangegeven functies vereiste certificaten beschikken, op zee mag worden gebruikt of naar zee vertrekken.

Met artikel 10.8 is ook artikel 6 van de wet van toepassing verklaard. Dat heeft onder meer betrekking op de geldigheidsduur van het bemanningscertificaat. In het geval van CN-schepen gaat het dus om SCV-veiligheidscertificaten waarin het bemanningscertificaat is geïntegreerd. Met een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren wordt aangesloten bij de geldigheid van de andere certificaten die bij het schip horen. Hierdoor bestaat tevens de mogelijkheid dat een certificaat voor kortere tijd wordt afgegeven, ingeval de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) de exploitatie van het schip met een bepaalde bemanning op korte termijn wil kunnen evalueren. De afgifte van het SCV-veiligheidscertificaat is een bevoegdheid van de ILT. Is de bemanning van het schip niet ten minste samengesteld overeenkomstig het certificaat dan is de ILT bevoegd op basis van artikel 13 van de wet om te handhaven. Tevens zijn de artikelen 56 en 57 van de wet van toepassing verklaard. Deze hebben betrekking op verbodsbepalingen. Zo is het verboden om zonder een geldig bemanningscertificaat met een schip naar zee te gaan.

Met artikel 10.9 is de reikwijdte vastgelegd voor de zwaarste categorie van beroepsvereisten voor de Caribisch-Nederlandse schepen die verder varen dan de gebiedsbegrenzingen, bedoeld in artikel 41b, tweede lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen. De eis is een certificaat Boatmaster Grade 1 of Grade 2 of een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven door een andere verdragspartij voor de schipper en een certificaat Boat Engineer Grade 1 of Grade 2 of een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven door een andere verdragspartij voor de werktuigkundige. Tevens is een certificaat basisveiligheid en een geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart vereist. Afhankelijk van de omstandigheden is voor de schipper nog een algemeen certificaat radiocommunicatie, een beperkt certificaat radiocommunicatie of een basiscertificaat marifonie vereist. Dit wordt op het SCV-veiligheidscertificaat vermeld. Voor de overige op het SCV-veiligheidscertificaat genoemde bemanningsleden is het bezit van een certificaat basisveiligheid vereist.

Met artikel 10.10 is aangesloten bij de keuringssystematiek gebaseerd op hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Wet zeevarenden en zoals vastgelegd in hoofdstuk 6 van het Besluit zeevarenden. Deze systematiek is van toepassing in relatie tot de verklaring van medische geschiktheid.

Met artikel 10.11 is de reikwijdte vastgelegd voor de lichtste categorie van beroepsvereisten. De eis is een certificaat Boatmaster Grade 3 of een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven door een andere verdragspartij. In het artikel zijn de feitelijke eisen opgenomen. Naast de verplichte training Boatmaster Grade 3 van de SCV-Code, moet er een verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen worden ingevuld indien er geen geldige geneeskundige verklaring voor geschiktheid voor de zeevaart aanwezig is. In artikel 10.12 is de procedure vastgelegd in geval ten minste een van de vragen van de door een arts ingevulde verklaring medische geschiktheid met ‘ja’ is beantwoord. De betrokkene kan, indien hij daarvoor kiest, zich wenden tot een aangewezen keuringsarts voor de scheepvaart. Deze keuringsarts kan in tweede instantie beoordelen of de betrokkene alsnog voldoet aan de betreffende keuringseisen. Indien de keuringsarts oordeelt dat de betrokkene voldoet aan deze vereisten wordt een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart verstrekt.

In artikel 10.13 is verwezen naar annex 10 van de SCV-Code voor de modellen van de certificaten Boatmaster en Boat Engineer. Artikel 10.14 heeft betrekking op het model van de verklaring medische geschiktheid. In artikel 10.15 is geregeld dat certificaten die op grond van de SCV-Code zijn afgegeven door andere verdragsstaten worden gelijkgesteld met de in de artikelen 10.9 en 10.11 vermelde certificaten. Voor de volledigheid wordt opgemerkt de SCV-Code met betrekking tot buitenlandse certificaten geen erkenningsregeling kent vergelijkbaar met voorschrift I/10 van het STCW-Verdrag.

Onderdeel C

Met dit onderdeel is artikel 11.3a toegevoegd waarmee wordt bewerkstelligd dat de eis voor schippers op lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen om te beschikken over een certificaat Boatmaster Grade 3 en een verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen een overgangstermijn van 3 jaar kent.

Onderdeel D

Met dit onderdeel is een bijlage H toegevoegd waarin het model is opgenomen dat moet worden ingevuld als de verklaring voor medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

De in februari 2001 onder auspiciën van de IMO opgestelde en bij circulaire SLS.14/Circ.396, als voor het Koninkrijk der Nederlanden geldende equivalente regeling, aangemelde Code voor de veiligheid van kleine commerciële schepen waarmee reizen worden ondernomen in het Caribisch gebied (Code of Safety for Small Commercial Vessels operating in the Caribean).

X Noot
2

Het op 1 november 1974 te Londen totstandgekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen.

X Noot
3

Het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144) en de bij dat verdrag behorende bindende bijlagen.

Naar boven