TOELICHTING
1 Aanleiding en noodzaak
Met deze wijzigingsregeling zijn beroepsvereisten vastgelegd voor schippers en werktuigkundigen
van Caribisch-Nederlandse schepen. Voorafgaand aan deze wijzigingsregeling bestonden
er geen beroepsvereisten op dit vlak. Ingevolge artikel 21a van de Wet zeevarenden
kan bij ministeriële regeling worden bepaald voor welke functies of werkzaamheden
aan boord van Caribisch-Nederlandse schepen het bezit van een certificaat of enig
ander document voorgeschreven is, alsmede welke beroepsvereisten daarvoor gelden.
Artikel 21a van de Wet zeevarenden is opgenomen op uitdrukkelijk verzoek van de bestuurscolleges
van de openbare lichamen van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Met deze wijzigingsregeling
is gebruikgemaakt van deze grondslag. Wat betreft de beroepsvereisten is onderscheid
gemaakt in vereisten voor schepen die lokaal varen en schepen die internationaal varen
binnen de Caribische handelszone. Met lokaal varende schepen worden schepen bedoeld
die geen buitenlandse havens aandoen en die hoofdzakelijk nabij de kust varen. Met
internationaal varende schepen worden schepen bedoeld die uitsluitend buitenlandse
havens aandoen binnen de Caribische handelszone.
De eisen voor lokaal varende schepen zijn opgesteld vanwege de vraag van touroperators
van cruiseschepen die hun toeristen lokaal vervoeren van en naar activiteiten. Dit
om een betere waarborg te kunnen bieden voor de veilige vaart van toeristen.
Voor wat betreft de BES-schepen die internationaal varen, binnen de Caribische handelszone,
geldt dat er thans geen vraag is naar beroepsvereisten voor bemanningsleden van deze
categorie van schepen. De bedrijven op de eilanden die voor hun activiteiten internationaal
varen zetten daarvoor tot nu toe buitenlandse schepen in, veelal met buitenlandse
bemanning. Inmiddels wordt voorzien dat er in de nabije toekomst wel vraag ontstaat
naar internationaal varende BES-schepen die buitenlandse havens aandoen in de Caribische
handelszone. Met deze wijziging is dit mogelijk gemaakt en wordt lokale reders een
kans gegeven hun diensten aan te bieden en zijn zij daarbij ook niet afhankelijk van
buitenlandse reders.
2 Hoofdlijnen van de wijzigingsregeling en verhouding tot bestaande regelgeving
Onder Caribisch-Nederlandse schepen worden schepen verstaan die geregistreerd zijn
in de lokale registers in Caribisch-Nederland op grond van de Vaartuigenwet 1930 BES.
Het gaat hier doorgaans om schepen in de kleine handels- en passagiersvaart die tussen
en rond de eilanden in de Caribische handelszone varen. Deze Caribisch-Nederlandse
schepen kunnen verdeeld worden in een categorie schepen die internationaal varen en
daarbij buitenlandse havens aandoen binnen de Caribische handelszone en een categorie
schepen die uitsluitend lokaal varen. Wat betreft de definitie van het lokaal gebied,
waarbinnen de lokale beroepsvereisten gelden, is aangesloten bij het gebied dat in
artikel 41b, tweede lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen is aangewezen. Daarmee
is er wat betreft de definitie van lokaal gebied eenheid voor zowel technische veiligheidseisen
van een schip als de beroepsvereisten voor de bemanning.
Deze wijzigingsregeling is gericht op de bedrijfsmatige vaart. Voor de BES-eilanden
gaat het hierbij naast vrachtschepen met name om passagiersschepen die naast het vervoer
van passagiers worden ingezet voor commerciële watersportactiviteiten zoals lijnvissen,
duikactiviteiten en vaartochten. Deze activiteiten vloeien voor een belangrijk deel
voort uit het bezoek van grote cruiseschepen. De toeristen aan boord van deze schepen
zijn voor lokale activiteiten afhankelijk van de inzet van lokale schepen en lokale
bemanning. Deze inzet vormt een belangrijke inkomstenbron voor de bevolking van de
eilanden. Er zijn momenteel circa 90 schepen betrokken bij deze activiteiten in Caribisch
Nederland. De beroepsvereisten zijn gebaseerd op de in het Caribisch gebied van toepassing
zijnde SCV-Code.1
SCV-Code
Onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (hierna: IMO) is in 2001
de SCV-Code tot stand gekomen. Deze code bevat specifieke veiligheidseisen voor kleine,
commercieel opererende zeeschepen in de Caribische handelszone. De SCV-Code is door
diverse landen in de Caribische handelszone als equivalente regeling, als bedoeld
in voorschrift I/5 van het SOLAS-verdrag2, bij de IMO en de partijen bij het SOLAS-verdrag aangemeld en wordt in de Caribische
handelszone breed toegepast. Ook het Koninkrijk heeft de SCV-Code bij circulaire 396
(SLS 14) als equivalente regeling aangemeld. Toepassing van de SCV-Code is wenselijk
uit oogpunt van uniformiteit van certificering en toepassing van veiligheidseisen
in de Caribische handelszone. De code is van toepassing op vracht- en passagiersschepen
tussen 5 en 24 meter, met uitzondering van tankers, die niet meer dan 150 passagiers
vervoeren of nachtaccommodatie aanbieden voor ten hoogste 50 passagiers.
De SCV-Code is wat betreft de (technische) veiligheidseisen geïmplementeerd in de
Regeling veiligheid zeeschepen. Voor schepen die dicht bij de kust blijven en weer
terugkeren naar de haven van vertrek wordt deze code echter te streng geacht. Die
schepen moeten in plaats van de code voldoen aan een aantal regels die zijn opgenomen
in bijlage 6 van de Regeling veiligheid zeeschepen.
Naast de specifieke veiligheidsaspecten kent de SCV-Code, in tegenstelling tot het
SOLAS-verdrag, ook eisen met betrekking tot de opleiding en diplomering van zeevarenden.
Deze eisen kunnen geduid worden als een lichte vorm van de eisen ten aanzien van opleiding
en diplomering van zeevarenden op grond van het STCW-Verdrag3 en zijn specifiek toegespitst op de Caribische handelszone. Deze eisen waren nog
niet geïmplementeerd voor de BES-eilanden omdat daar nog geen noodzaak toe was. Met
deze wijzigingsregeling is alsnog aangesloten bij eisen die voortkomen uit de SCV-Code.
Wat betreft internationaal varende schepen binnen de Caribische handelszone is de
SCV-Code het uitgangspunt. Voor de beroepsvereisten van lokaal varende schepen is
zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de eisen van deze code.
Trainingseisen
De Wet zeevarenden, die ten grondslag ligt aan deze regeling, maakt onderscheid tussen
onderwijs dat wordt gereguleerd op grond van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB)
of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en trainingen
die gereguleerd zijn op grond van de Wet zeevarenden. De term opleiding is gereserveerd
voor onderwijs dat gereguleerd is op grond van de WEB of de WHW. Dit onderwijs valt
onder de verantwoordelijkheid van met Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Voor lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen kan worden volstaan met een training
die recht geeft op een certificaat op basis van de SCV-Code. De SCV-Code kent drie
typen certificaten voor de schipper, elk met een eigen niveau van kennis en kunde,
die nodig zijn om het bevel over een bepaald schip te mogen voeren. Het betreft Boatmaster
Grade 1, Boatmaster Grade 2 en Boatmaster Grade 3. De eisen die aan de trainingen
worden gesteld zijn omschreven en uitgewerkt in annex 11 van de code. ‘Grade 3’ is
de lichtste variant. Binnen de gebiedsbegrenzingen van artikel 41b, tweede lid, van
de Regeling veiligheid zeeschepen, voor lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen
die niet internationaal varen, kan volstaan worden met een certificaat Boatmaster
Grade 3 of een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven door een andere verdragspartij.
Dit certificaat biedt enerzijds voldoende bescherming voor de opvarenden en anderzijds
wordt rekening gehouden met de bedrijfseconomische gevolgen voor de lokale scheepsbeheerders.
Gelet op deze omstandigheden kan volstaan worden met een beperkt pakket aan eisen
voor deze schepen en gezien de beperkte grootte van de schepen is het niet nodig om
naast de eisen die gesteld worden aan de schipper ook eisen op te leggen aan andere
bemanningsleden.
Zodra een schip zich buiten de gebiedsbegrenzingen van artikel 41b, tweede lid, van
de Regeling veiligheid zeeschepen begeeft maar binnen de Caribische handelszone blijft,
is veelal het bezit van het certificaat Boatmaster Grade 1, Boatmaster Grade 2 of
een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven door een andere verdragspartij
vereist voor de schipper of zijn eventuele plaatsvervanger. Het betreft een zwaarder
pakket aan eisen dat onder meer is toegesneden op het grotere vaargebied van deze
schepen. Het gaat hierbij om vracht- en passagiersschepen van maximaal 24 meter, die
niet meer dan 150 passagiers vervoeren. Welk certificaat vereist is, is afhankelijk
van het vaargebied, de kenmerken van het schip, en of er al dan niet met passagiers
wordt gevaren. De SCV-Code geeft aan welke minimumvereisten van toepassing zijn (Table
X/5.2 SCV-Code). Uitgangspunt is dat op het bemanningscertificaat het aantal bemanningsleden
met hun functies, inclusief toepasselijke kwalificaties, vermeld staat.
Het schip dient minimaal bemand te zijn conform het bemanningscertificaat om de veiligheid
van het schip en de veilige en milieuverantwoorde vaart te kunnen waarborgen. Het
format van een bemanningscertificaat is vormvrij. Omdat het SCV-veiligheidscertificaat
dat al verstrekt wordt op basis van de artikelen 5d en 5e van de Regeling veiligheid
zeeschepen een paragraaf bevat inzake bemanningseisen is ervoor gekozen om het bemanningscertificaat
op te nemen in het SCV-veiligheidscertificaat. In annex 1 van de SCV-Code (Regulation
I/16.1) is het format van het SCV-veiligheidscertificaat opgenomen.
Van belang is dat het schepen betreft die varen in het Caribisch gebied. Het SCV-veiligheidscertificaat
is voor het Caribisch gebied het gangbare certificaat. Naast uniformiteit is van belang
dat de integratie van het bemanningscertificaat in het SCV-veiligheidscertificaat
leidt tot een besparing. Er hoeven immers geen kosten te worden gemaakt voor de afgifte
van een separaat bemanningscertificaat. Naast een Boatmaster certificaat is ook het
certificaat basisveiligheid en een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor
de zeevaart vereist. Afhankelijk van de omstandigheden en voorzieningen aan boord
van het betreffende schip is voor de schipper nog een algemeen certificaat radiocommunicatie,
een beperkt certificaat radiocommunicatie of een basiscertificaat marifonie vereist.
Dit is dan op het SCV-veiligheidscertificaat vermeld.
Gelet het vaargebied en kenmerken van het schip kan een werktuigkundige aan boord
vereist zijn. Ook voor wat betreft deze functie is aangesloten bij de SCV-Code. De
SCV-Code kent twee typen van certificaten voor de werktuigkundigen. Het betreft het
certificaat Boat Engineer Grade 1 of Grade 2. Grade 1 is de zwaarste variant. De SCV-Code
geeft aan welke minimumvereisten van toepassing zijn (Table X/9.2 SCV-Code). Op het
SCV-veiligheidscertificaat wordt opgenomen of een werktuigkundige vereist is en aan
welke kwalificaties deze moet voldoen.
Voor de internationaal varende Caribisch-Nederlandse schepen is derhalve geheel aangesloten
bij de SCV-Code. Dit betekent dat de schepen zonder belemmeringen havens de binnen
de Caribische handelszone kunnen aandoen en er wat betreft de beroepsvereisten sprake
is van een ‘level playing field’.
Erkenning van trainingen en erkenning van buitenlandse certificaten
In verband met het beperkte aanbod aan trainingsmogelijkheden op de BES-eilanden worden
buitenlandse certificaten geaccepteerd die minimaal gelijkwaardig zijn. Hierbij kan
worden gedacht aan de Boatmaster- en Boat Engineer certificaten die zijn afgegeven
op basis van de SCV-Code door andere verdragspartijen in de Caribische handelszone.
Dat geldt ook voor certificaten die op basis van de SCV-Code worden afgegeven binnen
het Koninkrijk, bijvoorbeeld in de landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten.
Indien SCV-trainingen Boatmaster Grade 3 op de BES-eilanden plaatsvinden en het desbetreffende
certificaat door Onze Minister wordt afgegeven dient het trainingsinstituut dat de
training verzorgt door Onze Minister te worden erkend op grond van de Erkenningsregeling
Opleidingen Zeevaartbemanning.
Medische geschiktheid
Het is van belang dat de schipper of de werktuigkundige medisch geschikt is om zijn
taken naar behoren te kunnen uitvoeren. Wat betreft internationaal varende Caribisch-Nederlandse
schepen is aangesloten bij de keuringssystematiek gebaseerd op hoofdstuk 4, paragraaf
2, van de Wet zeevarenden en hoofdstuk 6 van het Besluit zeevarenden.
Dat betekent dat de periodieke algemene lichamelijke onderzoeken worden verricht door
geneeskundigen die daartoe door Onze Minister zijn aangewezen. Tijdens deze periodieke
algemene lichamelijke onderzoeken wordt tevens een maal per twee jaar een onderzoek
van het gezichts- en gehoororgaan verricht. Door dit herhaalde periodieke onderzoek
behouden de betreffende geneeskundige verklaringen hun geldigheid. Hiermee is afgeweken
van de SCV-Code omdat deze code een geldigheidsduur voorschrijft van drie jaar voor
de betreffende medische verklaringen. Uit oogpunt van uniformiteit en efficiency is
echter voor de bemanning van internationaal varende Caribisch-Nederlandse schepen
aangesloten bij de keuringssystematiek die wordt voorgeschreven op basis van de Wet
zeevarenden.
De huidige situatie is dat zowel op Bonaire als op Sint-Eustatius een arts is aangewezen
als keuringsarts voor de scheepvaart. Daarmee is bereikt dat betreffende bemanningsleden
lokaal gekeurd kunnen worden. Indien een medische keuring heeft plaatsgevonden door
een andere verdragspartij binnen de Caribische handelszone dan kan de Medisch Adviseur
Scheepvaart op basis van artikel 113 Besluit zeevarenden geneeskundige verklaringen,
afgegeven op grond van medische eisen die naar zijn oordeel ten minste gelijkwaardig
zijn, gelijkstellen met een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart.
Gezien het beperkte vaargebied en de directe nabijheid van havens is het niet nodig
om hetzelfde keuringsregime van toepassing te verklaren voor schippers van lokaal
varende Caribisch-Nederlandse schepen. Daarom is gekozen voor een lichtere variant
waarbij een arts een aantal vragen invult voor de betrokkene in de vorm van een verklaring
medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen. De betrokkene
kan zijn huisarts of bedrijfsarts daarvoor benaderen. Deze werkwijze borgt dat er
voldoende aandacht is voor de medische vereisten en brengt zeer beperkte administratieve
lasten met zich mee. Dit is in lijn met hoofdstuk 10, voorschrift 14, van de SCV-Code.
Bij deze variant is ook aangesloten bij de SCV-Code die een geldigheidsduur voorschrijft
van drie jaar voor de betreffende medische verklaringen.
Indien één van de vragen door de arts met ‘ja’ wordt beantwoord komt de betrokkene
in eerste aanleg niet in aanmerking voor een certificaat Boatmaster Grade 3 omdat
er een medische belemmering of risico aan de orde is. De betrokkene kan, indien hij
daarvoor kiest, zich wenden tot een aangewezen keuringsarts voor de scheepvaart. Deze
keuringsarts kan in tweede instantie beoordelen of de betrokkene alsnog voldoet aan
de betreffende keuringseisen. In het geval van lokale vaart zal de keuringsarts gebruikmaken
van de keuringseisen zoals opgenomen in het Keuringsreglement voor de Zeevaart artikel
3, eerste lid, waarbij sprake is van specifieke keuringseisen voor het varen in kustwateren.
Dat betekent dat de beoordeling plaatsvindt met inachtneming van de keuringsaanwijzingen
en overeenkomstig de medische maatstaven, opgenomen in appendix E van Guidelines on
the medical examinations of seafarers/ International Labour Office, Sectoral Activities
Programme, International Migration Organization 2013 (ILO/IMO/JMS/2011/12). Indien
de keuringsarts oordeelt dat de betrokkene voldoet aan deze vereisten dan wordt alsnog
een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart afgegeven. In dat geval
komt de betrokkene alsnog in aanmerking voor het certificaat Boatmaster Grade 3. Indien
de keuringsarts van oordeel is dat de aanvrager medisch ongeschikt is, doet deze hiervan
melding aan de medisch adviseur scheepvaart.
Geldigheid certificaten
De SCV-Code schrijft voor dat de Boatmaster- en Boat Engineer certificaten een maximale
geldigheidsduur hebben van drie jaar. De certificaten kunnen na drie jaar worden vernieuwd
op basis van opgedane ervaring. De code schrijft voor dat een vernieuwing mogelijk
is indien de certificaathouder tenminste 45 dagen in de voorafgaande periode van drie
jaar heeft dienstgedaan in een functie waarvoor het certificaat is vereist. Indien
het betreffende certificaat in het buitenland is behaald zal de vernieuwing van het
certificaat normaliter geschieden in of door het land waar de afgifte van het desbetreffende
certificaat heeft plaatsgehad. Indien niet wordt voldaan aan het vereiste van minimaal
45 vaardagen dient de initiële training opnieuw gevolgd te worden. De wijze waarop
het aantal vaardagen moet worden bijgehouden is in de SCV-Code vormvrij gelaten. Middels
een ondertekende verklaring van een scheepsbeheerder van schepen waarop een aanvrager
heeft dienstgedaan dienen vaardagen te worden aangetoond.
De SCV-Code schrijft voor dat de geldigheid van de medische verklaringen gekoppeld
is aan de geldigheid van de Boatmaster- en Boat Engineer certificaten. Dat betekent
dat ook een geldigheidsduur van drie jaar van toepassing is. De verklaring medische
geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen kent daarom een geldigheidsduur
van drie jaar. De verklaring dient na drie jaar weer opnieuw ingevuld te worden. Voor
wat betreft de medische keuring van de bemanning van internationaal varende Caribisch-Nederlandse
schepen wordt daarvan afgeweken omdat is aangesloten bij de keuringssystematiek gebaseerd
op de Wet zeevarenden, zodat iedere twee jaar een medische keuring dient plaats te
vinden.
De SCV-Code schrijft voor dat de bemanning van internationaal varende schepen, in
de Caribische handelszone dient te beschikken over een certificaat basisveiligheid.
De training basisveiligheid (Basic Safety Training) is een in de zeevaart gebruikelijke
training waarin de volgende elementen aan bod komen:
Persoonlijke veiligheid en sociale verantwoordelijkheden, overleven op zee, brandbestrijding
en ademlucht en eerste hulp. Hierbij wordt opgemerkt dat het gaat om een eenmalige
trainingsverplichting. De SCV-Code wijkt hierin af van het STCW-Verdrag omdat dat
laatste verdrag voor deze training, iedere 5 jaar, een herhaling verplicht stelt.
3 Uitvoering en handhaving
De afgifte van de bovengenoemde certificaten op basis van de SCV-Code en het toezicht
op Caribisch-Nederlandse schepen wordt door ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving
en Transport (hierna: ILT) verzorgd. Uit oogpunt van efficiency kunnen bepaalde taken
door de lokaal gestationeerde scheepvaartinspecteurs van de ILT of de Rijksdienst
Caribisch Nederland of aan de lokale autoriteiten op de eilanden van Caribisch Nederland
worden uitgevoerd. Zij zullen deze taak onder instructies, toezicht en verantwoordelijkheid
van de ILT uitvoeren. De ILT heeft de wijzigingsregeling getoetst op handhaafbaarheid,
uitvoerbaarheid en fraudegevoeligheid (HUF-toets) en geconcludeerd dat deze handhaafbaar
en uitvoerbaar is.
4 Financiële gevolgen voor burgers, bedrijven en andere overheden
Lokale vaart
De wijzigingsregeling heeft gevolgen voor de bemanning van vrachtschepen en passagiersschepen
die worden ingezet voor commerciële (watersport)activiteiten, rondom de BES-eilanden.
Gelet op de omstandigheden kan volstaan worden met een beperkt pakket aan eisen voor
deze schepen en gelet op de beperkte grootte van de schepen is het niet nodig om naast
de eisen die gesteld worden aan de schipper ook eisen op te leggen aan andere bemanningsleden.
Het betreft ongeveer een groep van 90 Caribisch-Nederlandse schepen. Naar schatting
gaat het om een groep van 100 tot 150 schippers die lokaal varen. Zij dienen, na een
overgangsperiode van 3 jaar na inwerkingtreding van de regeling, te beschikken over
een certificaat Boatmaster grade 3, dat iedere 3 jaar vernieuwd dient te worden. Het
vernieuwen van het certificaat kan gebeuren op basis van opgedane ervaring. Indien
wordt aangetoond dat er sprake is van minimaal 45 vaardagen in de voorafgaande periode
van 3 jaar, wordt het certificaat vernieuwd. De kosten inzake het vernieuwen van een
certificaat zijn gering. Het betreft een eenmalige training om in aanmerking te komen
voor het certificaat. De kosten van het behalen van het initiële certificaat bedragen
naar schatting ongeveer USD 650 tot USD 900 per persoon, prijspeil 2018. De exacte
kosten van de training zijn onder meer afhankelijk van het aantal deelnemers, de praktijkervaring
en de mate van zelfstudie
Dit certificaat biedt enerzijds voldoende bescherming voor de opvarenden en anderzijds
wordt rekening gehouden met de bedrijfseconomische gevolgen voor lokale scheepsbeheerders.
Uitgaande van bovenstaande aantallen is er sprake van een eenmalige toename van de
inhoudelijke nalevingslasten van in totaal USD 65.000 tot USD 97.500. De kosten met
betrekking tot de verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse
schepen zijn zeer gering omdat gekozen is voor een lichtere variant waarbij een arts
een aantal vragen invult voor de betrokkene. De betrokkene kan zijn huisarts daarvoor
benaderen. Deze werkwijze borgt dat er voldoende aandacht is voor de medische vereisten
en brengt zeer beperkte administratieve lasten met zich mee.
Internationale vaart
Met het stellen van beroepsvereisten voor bemanningsleden van internationaal varende
CN-schepen, waarbij buitenlandse havens worden aangedaan binnen de Caribische handelszone,
wordt bereikt dat ook lokale reders de kans krijgen hun diensten aan te bieden. Nu
is dat eerder voorbehouden aan buitenlandse reders. In die zin mag verwacht worden
dat de regeling een impuls kan geven voor de lokale maritieme sector. Naar inschatting
gaat het om enkele schepen die de komende jaren in de vaart worden genomen. Het betreft
ongeveer 10 bemanningsleden. Gelet het vaargebied en de specifieke omstandigheden
zal veelal een certificaat Boatmaster Grade 1 of 2 vereist zijn en een certificaat
basisveiligheid. De kosten voor het behalen van deze certificaten bedragen ongeveer
USD 1.500 per persoon. Het vernieuwen van het certificaat Boatmaster Grade 1 of 2
kan op basis van opgedane ervaring. Indien wordt aangetoond dat er sprake is van minimaal
45 vaardagen in de voorafgaande periode van 3 jaar, wordt het certificaat vernieuwd.
De kosten inzake het vernieuwen van een certificaat zijn zeer gering. Aangezien het
om een eenmalige trainingsverplichting gaat, betreft het een eenmalige toename van
de inhoudelijke nalevingslasten van totaal USD 15.000.
De kosten voor een medische keuring bedragen USD 158 (€ 145) per persoon, iedere 2
jaar. Uitgaande van 10 bemanningsleden gaat het om een totaal van USD 1.580 (€ 1.450)
aan inhoudelijke nalevingslasten, iedere 2 jaar.
Omdat er geen separaat bemanningscertificaat wordt afgegeven voor CN-schepen, zijn
daar geen kosten mee gemoeid. Het bemanningscertificaat wordt immers opgenomen in
het gangbare SCV-veiligheidscertificaat.
5 Advisering en consultatie
In de periode van 21 november 2019 tot 15 februari 2020 heeft een openbare internetconsultatie
plaatsgehad. Op alle onderdelen van de conceptregeling en de nota van toelichting
kon worden gereageerd via de 3-talige (Nederlands, Engels en Papiamento) link: https://www.internetconsultatie.nl/wijziging_regeling_zeevarenden_bes
De informatie hierover inclusief de openbare reactie blijven beschikbaar op deze site.
Op basis van deze consultatie zijn er in totaal drie reacties binnengekomen. Twee
hiervan zijn openbaar. Deze zijn opgenomen in het hoofdlijnenverslag op bovenvermelde
website.
Mede op basis van de reacties zijn een aantal aanpassingen gedaan. De eisen die worden
gesteld zijn zo laagdrempelig mogelijk gehouden om de kosten beperkt te houden. Voor
de lokaal varende schepen (bijlage 6) kan volstaan worden met een beperkt pakket aan
eisen. Zo is voor de medische keuring van de schipper gekozen voor een lichtere variant
waarbij een arts vragen invult in de vorm van een verklaring medische geschiktheid
lokaal varende CN-schepen. Hiervoor kan een huisarts of bedrijfsarts worden benaderd.
Dit brengt zeer beperkte lasten met zich mee. Tevens is een overgangsperiode van 3 jaar
van toepassing. Gedurende deze periode kan het certificaat Boatmaster Grade 3 op vrijwillige
basis worden verkregen, maar is deze nog niet verplicht. Dit geeft meer ruimte om
te kunnen voldoen aan de eisen.
6 Inwerkingtreding/overgangsrecht
Met artikel 11.3a is bewerkstelligd dat de eis voor schippers op lokaal varende Caribisch-Nederlandse
schepen om te beschikken over een certificaat Boatmaster Grade 3 en een verklaring
medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen een overgangstermijn
van 3 jaar kent. Gedurende deze overgangstermijn kan het certificaat wel op vrijwillige
basis worden verkregen maar is het nog niet verplicht. Dit biedt lokale touroperators
de mogelijkheid om het certificaat Boatmaster Grade 3 eerder te vereisen van door
hen ingezette schippers. Dit kan wenselijk zijn indien hun opdrachtgevers zoals cruisemaatschappijen
daar om vragen. Wat betreft Caribisch-Nederlandse schepen die verder dan de gebiedsbegrenzingen,
bedoeld in artikel 41b, tweede lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen, doch binnen
de Caribische handelszone, varen is geen overgangsregeling nodig.
Deze wijzigingsregeling treedt met ingang van 1 januari 2022 in werking. Deze datum
is een vast verandermoment en is daarmee in lijn met het systeem voor Vaste Verandermomenten
(Kamerstukken II 2008/09, 29 515, nr. 270 en 2009/10, 29 515, nr. 309).
Artikelsgewijs
Onderdeel A
Met dit onderdeel zijn begripsbepalingen toegevoegd voor de SCV-Code en de Caribische
handelszone.
Onderdeel B
Met artikel 10.8 zijn de artikelen 3 tot en met 6, 13, 56 en 57 van de wet van toepassing
verklaard op de categorie Caribisch-Nederlandse schepen die varen buiten de gebiedsbegrenzingen
van artikel 41b van de Regeling veiligheid zeeschepen doch binnen de Caribische handelszone.
Daarin is bepaald dat een schip moet zijn voorzien van een bemanningscertificaat.
Omdat het SCV-veiligheidscertificaat dat al verstrekt wordt, op basis van artikel
5d en 5e van de Regeling veiligheid zeeschepen, een paragraaf bevat inzake bemanningseisen
is ervoor gekozen om het bemanningscertificaat op te nemen in het SCV-veiligheidscertificaat.
In annex 1 van de SCV-Code (Regulation I/16.1) is het format van het SCV-veiligheidscertificaat
opgenomen. Bedoelde schepen dienen ten minste bemand te zijn overeenkomstig het SCV-veiligheidscertificaat.
In een dergelijk certificaat wordt niet alleen het minimumaantal bemanningsleden vastgelegd
dat aan boord behoort te zijn, maar ook de functie waarin zij dienst zullen doen.
Of personen in de bedoelde functie dienst mogen doen blijkt uit hun Boatmaster- of
Boat Engineer certificaat. De bemanningssamenstelling die in het SCV-veiligheidscertificaat
is opgenomen is in beginsel voldoende om het schip veilig en milieuverantwoord te
laten varen. Dit betekent ook dat een schip niet met minder personen dan in het SCV-veiligheidscertificaat
is aangegeven, noch met personen die niet over de voor de aangegeven functies vereiste
certificaten beschikken, op zee mag worden gebruikt of naar zee vertrekken.
Met artikel 10.8 is ook artikel 6 van de wet van toepassing verklaard. Dat heeft onder
meer betrekking op de geldigheidsduur van het bemanningscertificaat. In het geval
van CN-schepen gaat het dus om SCV-veiligheidscertificaten waarin het bemanningscertificaat
is geïntegreerd. Met een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren wordt aangesloten
bij de geldigheid van de andere certificaten die bij het schip horen. Hierdoor bestaat
tevens de mogelijkheid dat een certificaat voor kortere tijd wordt afgegeven, ingeval
de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) de exploitatie van het schip met een
bepaalde bemanning op korte termijn wil kunnen evalueren. De afgifte van het SCV-veiligheidscertificaat is een bevoegdheid van de ILT. Is de bemanning van het schip niet ten
minste samengesteld overeenkomstig het certificaat dan is de ILT bevoegd op basis
van artikel 13 van de wet om te handhaven. Tevens zijn de artikelen 56 en 57 van de
wet van toepassing verklaard. Deze hebben betrekking op verbodsbepalingen. Zo is het
verboden om zonder een geldig bemanningscertificaat met een schip naar zee te gaan.
Met artikel 10.9 is de reikwijdte vastgelegd voor de zwaarste categorie van beroepsvereisten
voor de Caribisch-Nederlandse schepen die verder varen dan de gebiedsbegrenzingen,
bedoeld in artikel 41b, tweede lid, van de Regeling veiligheid zeeschepen. De eis
is een certificaat Boatmaster Grade 1 of Grade 2 of een ten minste gelijkwaardig certificaat
afgegeven door een andere verdragspartij voor de schipper en een certificaat Boat
Engineer Grade 1 of Grade 2 of een ten minste gelijkwaardig certificaat afgegeven
door een andere verdragspartij voor de werktuigkundige. Tevens is een certificaat
basisveiligheid en een geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart
vereist. Afhankelijk van de omstandigheden is voor de schipper nog een algemeen certificaat
radiocommunicatie, een beperkt certificaat radiocommunicatie of een basiscertificaat
marifonie vereist. Dit wordt op het SCV-veiligheidscertificaat vermeld. Voor de overige
op het SCV-veiligheidscertificaat genoemde bemanningsleden is het bezit van een certificaat
basisveiligheid vereist.
Met artikel 10.10 is aangesloten bij de keuringssystematiek gebaseerd op hoofdstuk
4, paragraaf 2, van de Wet zeevarenden en zoals vastgelegd in hoofdstuk 6 van het
Besluit zeevarenden. Deze systematiek is van toepassing in relatie tot de verklaring
van medische geschiktheid.
Met artikel 10.11 is de reikwijdte vastgelegd voor de lichtste categorie van beroepsvereisten.
De eis is een certificaat Boatmaster Grade 3 of een ten minste gelijkwaardig certificaat
afgegeven door een andere verdragspartij. In het artikel zijn de feitelijke eisen
opgenomen. Naast de verplichte training Boatmaster Grade 3 van de SCV-Code, moet er
een verklaring medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen
worden ingevuld indien er geen geldige geneeskundige verklaring voor geschiktheid
voor de zeevaart aanwezig is. In artikel 10.12 is de procedure vastgelegd in geval
ten minste een van de vragen van de door een arts ingevulde verklaring medische geschiktheid
met ‘ja’ is beantwoord. De betrokkene kan, indien hij daarvoor kiest, zich wenden
tot een aangewezen keuringsarts voor de scheepvaart. Deze keuringsarts kan in tweede
instantie beoordelen of de betrokkene alsnog voldoet aan de betreffende keuringseisen.
Indien de keuringsarts oordeelt dat de betrokkene voldoet aan deze vereisten wordt
een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart verstrekt.
In artikel 10.13 is verwezen naar annex 10 van de SCV-Code voor de modellen van de
certificaten Boatmaster en Boat Engineer. Artikel 10.14 heeft betrekking op het model
van de verklaring medische geschiktheid. In artikel 10.15 is geregeld dat certificaten
die op grond van de SCV-Code zijn afgegeven door andere verdragsstaten worden gelijkgesteld
met de in de artikelen 10.9 en 10.11 vermelde certificaten. Voor de volledigheid wordt
opgemerkt de SCV-Code met betrekking tot buitenlandse certificaten geen erkenningsregeling
kent vergelijkbaar met voorschrift I/10 van het STCW-Verdrag.
Onderdeel C
Met dit onderdeel is artikel 11.3a toegevoegd waarmee wordt bewerkstelligd dat de
eis voor schippers op lokaal varende Caribisch-Nederlandse schepen om te beschikken
over een certificaat Boatmaster Grade 3 en een verklaring medische geschiktheid lokaal
varende Caribisch-Nederlandse schepen een overgangstermijn van 3 jaar kent.
Onderdeel D
Met dit onderdeel is een bijlage H toegevoegd waarin het model is opgenomen dat moet
worden ingevuld als de verklaring voor medische geschiktheid lokaal varende Caribisch-Nederlandse
schepen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga