TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
De COVID-19 crisis heeft de nodige impact gehad op de Nederlandse scholen. Deze situatie
leidt er toe dat gegevens, die normaliter goed vergelijkbaar zijn met gegevens uit
voorgaande jaren, anders gewogen moeten worden. Dat werkt door in de werkwijze van
de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) rond de beoordeling van de leerresultaten.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (hierna: de minister), heeft
bij brief van 15 februari 20211 aangekondigd dat de inspectie de onderwijsresultaten wel blijft volgen, maar het
komende schooljaar 2021/2022 bij de onderzoeken die de inspectie doet, geen oordelen
geeft over de leerresultaten: standaard OR1 uit het onderzoekskader van de inspectie.2
Hoofdlijnen van de regeling
Besturen en scholen hebben recht op een fair oordeel over de leerresultaten. De maatregelen
als gevolg van de COVID-19 crisis beïnvloeden sinds maart 2020 het onderwijs. Scholen
gaan verschillend om met de uitdagingen van COVID-19. Sommige scholen wijken af van
hun reguliere bevorderingsbeleid (dat heeft invloed op de indicatoren R1, R2 en R3).
Een school die het bevorderingsbeleid vanwege de omstandigheden heeft versoepeld,
heeft minder leerlingen die doubleren. De leerlingen die normaliter een jaar hadden
moeten overdoen, zijn nu met een achterstand doorgestroomd. Andere scholen blijven
het reguliere bevorderingsbeleid hanteren. Een school die voor deze optie heeft gekozen
heeft juist te maken met meer leerlingen die doubleren.
Het toepassen van de normen uit de Regeling leerresultaten VO 2016 doet geen recht
aan de huidige situatie. Iedere school heeft te kampen gehad met eigen uitdagingen,
en heeft hier in een keuze gemaakt in de wijze waarop ze deze uitdagingen het hoofd
wilden bieden. De absolute normen die onder normale omstandigheden gelden, zullen
nu vaak geen fair oordeel opleveren, omdat er nu niet zonder meer een goede aansluiting
is bij de absolute normen uit de Regeling leerresultaten VO 2016.
Op basis van de in bijlage A bij deze regeling beschreven indicatoren worden onder
normale omstandigheden de gemiddelde leerresultaten van drie jaar bekeken. Op zich
zouden de leerresultaten wel kunnen worden vastgesteld, maar de vergelijking hoe de
leerresultaten zich verhouden tot de leerresultaten in de afgelopen jaren levert geen
betrouwbaar beeld op. Dit omdat niet alleen generiek de omstandigheden (wel of geen
COVID-19) verschillen, maar ook omdat de scholen daar ieder op hun eigen manier, binnen
de gegeven wet- en regelgeving, keuzes in hebben gemaakt. De wijze waarop de scholen
met de uitdagingen van COVID-19 zijn omgegaan maakt dat de aard van de gegevens (artikel
37 a, onder a van het Inrichtingsbesluit) in het geding is.
De minister heeft, in samenspraak met de inspectie, besloten om in het schooljaar
2021/2022 alle scholen en leerwegen ‘geen oordeel’ te geven op de leerresultaten.
Het is een generieke maatregel. Zo weten alle scholen waar zij aan toe zijn.
De wijziging in bijlage B heeft vooralsnog alleen betrekking op het oordeel dat wordt
gegeven in het schooljaar 2021/2022. De inspectie streeft ernaar de normen uit de
regeling leerresultaten zo snel mogelijk weer toe te passen bij de beoordeling van
de leerresultaten.
Gevolgen
Zoals genoemd in de brief van 15 februari 2021 blijft de inspectie de onderwijsresultaten
het komend schooljaar wel nauwgezet volgen. Het gaat immers om een cruciale deugdelijkheidseis.
De inspectie neemt de onderwijsresultaten mee in de risicodetectie. Waar de inspectie
risico’s ziet, doet zij ook in schooljaar 2021–2022 risicogericht kwaliteitsonderzoek.
Dit kan op school- of afdelingsniveau nog steeds leiden tot het oordeel onvoldoende
of zeer zwak. Met dien verstande dat de onderwijsresultaten daar dan in het schooljaar
2021–2022 niet in meewegen. Scholen die het oordeel zeer zwak of onvoldoende nu hebben,
kunnen zich in het schooljaar 2021–2022 rehabiliteren, ook al geeft de inspectie geen
oordeel over de onderwijsresultaten. Voorwaarde zal zijn dat de inspectie in een integrale
weging op basis van haar onderzoekskader geen risico’s ziet.
Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
De wijzigingen zijn op voorstel van de Inspecteur Generaal van het Onderwijs opgesteld
en in goed overleg op ambtelijk niveau met de Inspectie opgesteld. De regeling is
in concept aan DUO en de Inspectie voorgelegd voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets.
De regeling is in lijn met het voorstel van de Inspectie. DUO ziet geen uitvoeringsconsequenties
voor deze regeling.
Administratieve lasten
De wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van de scholen in
het voortgezet onderwijs.
Inwerkingtreding
De wijzigingsregeling gaat in met ingang van het schooljaar 2021–2022. Er wordt aangesloten
bij een vast verander moment voor het voortgezet onderwijs, daarom treedt de regeling
op 1 augustus 2021 in werking.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob