Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 19 juli 2021, nummer WBV 2021/15, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/24 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

24. Het asielbeleid ten aanzien van de Russische Federatie

24.1. Besluitmoratorium

Geen bijzonderheden.

24.2. Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Geen bijzonderheden.

24.3. Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag

24.3.1. Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND beschouwt de volgende groep als groep die systematisch wordt blootgesteld aan vervolging in de zin van artikel 1A Vluchtelingenverdrag:

  • LHBT’s die afkomstig zijn uit Tsjetsjenië.

24.3.2. Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND merkt voor de Russische Federatie de volgende groepen aan als risicogroep:

  • LHBT’s afkomstig uit alle delen van de Russische Federatie, met uitzondering van Tsjetsjenië;

  • politieke activisten, mensenrechtenactivisten en personen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij significant kritiek leveren op de autoriteiten;

  • Jehova’s getuigen.

24.4. Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw

24.4.1. Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

24.4.2. Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

24.4.3. Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

24.5. Bescherming

24.5.1. Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt in ieder geval voor de volgende categorieën aan dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten en/of internationale organisaties te verkrijgen:

  • LHBT’s; en

  • vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor huiselijk geweld.

24.5.2. Binnenlands beschermingsalternatief in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND werpt ten aanzien van LHBT’s terughoudend een binnenlands beschermingsalternatief tegen. De IND neemt aan dat er voor LHBT’s uitsluitend een binnenlands beschermingsalternatief is indien wordt voldaan aan alle voorwaarden zoals neergelegd in C2/3.4 Vc en uit de verklaringen van de vreemdeling blijkt dat hij langere tijd zonder problemen elders in de Russische Federatie heeft verbleven en daar ook thans een goed sociaal netwerk heeft. Aan LHBT’s die afkomstig zijn uit Tsjetsjenië, zal in beginsel geen binnenlands beschermingsalternatief worden tegengeworpen.

24.6. Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De IND beoordeelt aan de hand van paragraaf B8/6 Vc of adequate opvang voor amv’s aanwezig is.

Voor de Russische Federatie geldt in zijn algemeenheid dat:

  • algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

  • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

Ondanks voornoemd uitgangspunt kan in een voorkomend geval – na onderzoek – worden vastgesteld dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.

24.7. Vertrekmoratorium

Geen bijzonderheden.

24.8. Bijzonderheden

Geen bijzonderheden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 juli 2021

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.W.H.M. Beaujean directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 12 april 2021 een algemeen ambtsbericht inzake de Russische Federatie uitgebracht. Het ambtsbericht beschrijft de situatie in de Russische Federatie in de periode december 2018 tot en met maart 2021. Het ambtsbericht is een actualisering van het algemeen ambtsbericht over de Russische Federatie van december 2018.

Bij brief van 23 juni 2021 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer geïnformeerd over haar beslissing het landgebonden asielbeleid voor vreemdelingen afkomstig uit de Russische Federatie op basis van het ambtsbericht aan te passen.

In paragraaf 24.3.2 Vc is de risicogroep ‘politieke activisten en andere personen die significant kritiek leveren op het regeringsbeleid’ verduidelijkt en nu geformuleerd als ‘politieke activisten, mensenrechtenactivisten en personen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij significant kritiek leveren op de autoriteiten’.

Journalisten en mensenrechtenactivisten vielen in het beleid tot nu toe al onder de risicogroep van ‘politieke activisten en andere personen die significant kritiek leveren op het regeringsbeleid’. Er is nu voor gekozen beide groepen expliciet te concretiseren.

Omdat met deze wijzigingen de groep vreemdelingen die onder deze risicogroep kunnen vallen concreter wordt afgebakend, kan de vermelding van ‘andere personen’ komen te vervallen.

Daarnaast wordt in de omschrijving van deze risicogroep nu gesproken van kritiek leveren op ‘de autoriteiten’ in plaats van op ‘het regeringsbeleid’. Dit omdat ‘de autoriteiten’ een breder begrip is, dat de gehele gevestigde orde in de Russische Federatie omvat, waaronder bijvoorbeeld ook het gerechtelijk apparaat.

Verder zijn in paragraaf 24.5.1 Vc vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor huiselijk geweld, toegevoegd als categorie waarvoor het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen.

Tot slot is in paragraaf 24.6 Vc aan de beleidsregel dat algemene opvangvoorzieningen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen niet beschikbaar en/of toereikend zijn en de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang, toegevoegd dat ondanks dat uitgangspunt in een voorkomend geval – na onderzoek – kan worden vastgesteld dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.

Op 14 januari jl. heeft het Hof van Justitie van de EU namelijk uitspraak gedaan inzake het opleggen van terugkeerbesluiten aan alleenstaande minderjarige vreemdelingen.1 In deze uitspraak is bepaald dat alvorens een terugkeerbesluit uit te vaardigen, een lidstaat zich dient te overtuigen van de aanwezigheid van adequate opvang in het land van herkomst. De uitspraak van het Hof heeft de nodige gevolgen voor de uitvoeringspraktijk, nu dit noopt tot het anders beleggen van sommige taken.

In het ambtsbericht staat aangegeven dat de overheid opvang biedt in tehuizen aan kinderen. Er zijn zeven federale tehuizen die door de federale overheid worden bekostigd, daarnaast nog tehuizen bekostigd door plaatselijke overheden en door particuliere stichtingen. Er is weinig informatie beschikbaar over de omstandigheden in opvangtehuizen.

Het ambtsbericht maakt dus onvoldoende duidelijk of de opvangfaciliteiten voldoen aan de lokale standaarden. De hiervoor genoemde toevoeging in het beleid inhoudende dat de aanwezigheid van adequate opvang niet categorisch wordt uitgesloten, geeft de mogelijkheid om in individuele gevallen onderzoek naar adequate opvang te verrichten en voor zover van toepassing ook te realiseren.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.W.H.M. Beaujean directeur-generaal Migratie


X Noot
1

Hof van Justitie van de EU, C-441/19, 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:9.

Naar boven