Belastingen op milieugrondslag. Overgangsregeling Postcoderoosregeling. Berekeningsmethode oninbare vorderingen

Besluit van 16 juli 2021, nr. 2021/121750

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft het volgende besloten

In dit besluit is een goedkeuring opgenomen om, vooruitlopend op wetgeving, met terugwerkende kracht tot en met 1 april 2021 het overgangsrecht voor de Regeling verlaagd tarief in de energiebelasting, bekend als de Postcoderoosregeling, uit te breiden door mogelijk te maken dat een opvolger van een persoon in de plaats treedt voor wat betreft de rechten die in de eerste volzin van artikel 59c Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) zijn omschreven. Daarnaast is er een goedkeuring opgenomen in het kader van de vermindering voor oninbare vorderingen waardoor de toepassing van de nieuw voorgeschreven berekeningsmethode per 1 juli 2021, achterwege blijft.

1. Inleiding

Met ingang van 1 april 2021 is de Postcoderoosregeling komen te vervallen en is de overgangsregeling van artikel 59c Wbm in werking getreden zodat bestaande deelnemers nog gedurende 15 jaren na het tijdstip waarop de coöperatie is aangewezen, kunnen profiteren van het belastingvoordeel van de Postcoderoosregeling, zolang zij binnen het postcodegebied wonen.

Dat nieuwe leden niet dezelfde voordelen krijgen als bestaande leden blijkt in de praktijk tot problemen te leiden voor de coöperaties en de achtergebleven leden. Vooruitlopend op wetgeving wordt in dit besluit geregeld dat in het geval van het vertrekken van een lid (bijvoorbeeld door verhuizen of overlijden) de opvolger van dat lid recht krijgt op de voordelen van de Postcoderoosregeling.

Verder wordt in dit besluit geregeld dat in het kader van de vermindering voor oninbare vorderingen, de toepassing van de nieuw voorgeschreven berekeningsmethode per 1 juli 2021, achterwege blijft. De nieuw voorgeschreven berekeningsmethode is niet uitvoerbaar gebleken zonder dat dit resulteert in een onevenredige last voor de energieleveranciers.

2. Overgangsregeling Postcoderoosregeling

Op grond van artikel 59c Wbm kan een persoon ten aanzien van wie op de dag voorafgaand aan de dag van afschaffing de Postcoderoosregeling van toepassing was (bestaande deelnemers), gedurende 15 jaren na het tijdstip waarop de coöperatie is aangewezen, nog profiteren van het belastingvoordeel van de Postcoderoosregeling, zolang hij binnen het postcodegebied woont.

Doordat nieuwe leden geen recht hebben op de voordelen van de Postcoderoosregeling is het lidmaatschap voor een nieuw lid minder waard dan voor het vertrekkende lid. Door de inrichting van de coöperaties in de praktijk, blijkt dat dit waardeverlies voor rekening komt van de coöperatie of de achterblijvende leden. Dat door vertrek van bestaande leden de investeringen van achtergebleven leden geraakt worden, past niet bij het doel van de overgangsregeling om investeringszekerheid te bieden voor bestaande leden.

Goedkeuring

Ik keur vooruitlopend op een wijziging van artikel 59c Wbm goed dat voor de toepassing van artikel 59c Wbm een eventuele opvolger van een bestaande deelnemer wiens lidmaatschap eindigt in de plaats treedt van dat lid. Ditzelfde geldt voor een eventuele opvolger van een opvolger. Eén lid kan meerdere opvolgers hebben.

Deze goedkeuring geldt ook voor de leden van verenigingen van eigenaars als bedoeld in artikel 59b Wbm.

3. Oninbare vorderingen

De vermindering voor oninbare vorderingen is per 1 juli 2021 aangevuld met een daarbij toe te passen berekeningsmethode voor de energiebelasting en de belasting op leidingwater. Dit is geregeld in het Eindejaarsbesluit 2020, via toevoeging van een derde lid aan artikel 29a, Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag (UBbm). In plaats van een berekening op basis van de niet betaalde voorschotten of (eind)facturen, zoals ook toegepast bij de btw (factuurmethode), zou de berekening moeten gaan plaatsvinden op basis van de hoeveelheid elektriciteit en aardgas (dan wel leidingwater) die in de totale verbruiksperiode is geleverd (periodemethode). Het hanteren van twee berekeningsmethoden voor dezelfde oninbare vordering blijkt echter nauwelijks uitvoerbaar. Voor de btw moet namelijk de factuurmethode in stand blijven, omdat de vergoeding daar de belastinggrondslag vormt. Voor de energiebelasting, waar de geleverde hoeveelheden aardgas en elektriciteit de belastinggrondslag vormen, zou een tweede, parallel systeem moeten worden gebouwd. Daarbij zou iedere oninbare vordering twee identiteiten krijgen, met verschillende gevolgen bij deelbetalingen, afbetalingsregelingen en overdracht aan een factoorbedrijf. Dit aspect is eerder onderbelicht gebleven waardoor met deze wijziging onbedoeld een onevenredige last wordt opgelegd aan energieleveranciers. Dat vind ik onwenselijk.

Goedkeuring

Daarom keur ik vooruitlopend op een wijziging van het UBbm goed dat de toepassing van artikel 29a, derde lid, van dat besluit achterwege blijft.

4. Inwerkingtreding en vervaldatum

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat onderdeel 2 (Overgangsregeling Postcoderoosregeling) terugwerkt tot en met 1 april 2021 en onderdeel 3 (Oninbare vorderingen) terugwerkt tot en met 1 juli 2021.

Onderdeel 2 vervalt op het moment dat de aanpassing van artikel 59c Wbm in werking treedt.

Onderdeel 3 vervalt op 1 januari 2022.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 16 juli 2021

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, namens deze, H.G. Roodbeen, Hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

Naar boven