ARTIKEL I
De Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2019 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘2020–2021’ vervangen door ‘2021–2022’ en wordt ‘€ 32.757.000’
vervangen door ‘€ 35.272.000’.
2. In het tweede lid wordt schooljaar ‘2021–2022’ vervangen door ‘2022–2023’.
3. In het derde lid wordt ‘2020–2021’ vervangen door ‘2021–2022’ en wordt ‘€ 6,5 miljoen’
vervangen door ‘€ 6 miljoen’.
B
In artikel 11, tweede lid, wordt ‘49%’ vervangen door ‘53,95%’ en wordt ‘51%’ vervangen
door ’46,05%’.
C
In artikel 15, eerste lid, wordt ‘1 september 2020’ vervangen door ‘1 oktober 2021’.
D
Artikel 16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘2020–2021’ vervangen door ‘2021–2022’.
2. In onderdeel a wordt ‘vijf’ vervangen door ‘vier’.
3. In onderdeel b wordt ‘zes’ vervangen door ‘vier’.
4. In onderdeel c wordt ‘twee’ vervangen door ‘vier’.
E
Na artikel 21a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 21b. Aanvullende subsidie schooljaar 2021–2022 (PM)
Elke opleidingsschool of aspirant-opleidingsschool in het derde en vierde leerjaar
die in schooljaar 2021–2022 in aanmerking komt voor subsidie als bedoeld in artikel
9, ontvangt in aanvulling op die subsidie een bedrag van € 30.000,-. Dit aanvullende
bedrag is bestemd voor het stimuleren van de groei van de studentaantallen binnen
de opleidingsschool, onderscheidenlijk de aspirant-opleidingsschool in het derde en
vierde schooljaar.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
Aanleiding
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister), de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, en de PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, de
Vereniging voor Hogescholen en de VSNU hebben de gezamenlijke ambitie om van ‘Samen
Opleiden en Professionaliseren’ de norm te maken voor het opleiden van toekomstige
leraren. In opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen werken lerarenopleidingen
en scholen in een praktijkomgeving samen bij het opleiden van toekomstige leraren
en de begeleiding van startende leraren.
Opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen ontvangen op basis van de Regeling
tegemoetkoming opleidingsscholen 2019 (hierna: de subsidieregeling) subsidie voor
de begeleiding van studenten en de inrichting en instandhouding van een opleidingsinfrastructuur.
Deze regeling wijzigt op drie onderdelen, die in de volgende paragraaf nader worden
uitgewerkt.
Inhoud regeling
De eerste wijziging in deze regeling betreft het opnemen van een nieuwe aanvraagronde
voor nieuw te starten aspiranten. Op basis van de huidige regeling ontvangen 115 opleidingsscholen
aanvullende bekostiging (dit betreft 29 aspirant opleidingsscholen en 86 opleidingsscholen).
Er is sprake van een gesloten stelsel: nieuwe aspirant-opleidingsscholen kunnen alleen
in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging wanneer hiervoor een nieuwe aanvraagronde
wordt opengesteld. De bestaande opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen groeien
weliswaar nog gestaag, maar de mogelijkheden tot groei zijn te beperkt om de bestuurlijke
afspraak (tussen OCW, de PO-raad, VO-raad, MBO Raad, VH en VSNU) om 100% van de studenten
via deze manier op te leiden vóór 2030, te realiseren. Daarom wordt met deze regeling
voorzien in een nieuwe aanvraagronde voor het toetreden van 12 nieuwe aspirant-opleidingsscholen.
Hierbij zijn voor PO 4, VO 4 en MBO 4 plaatsen beschikbaar. Er is in de basis een
gelijke verdeling gehanteerd over deze drie sectoren.
De tweede wijziging in de regeling betreft de aanpassing van de budgetplafonds: voor
de opleidingsscholen en voor aspirant- opleidingsscholen in het derde en vierde jaar,
alsook voor de aspirant- opleidingsscholen in het eerste en tweede jaar. Voor het
schooljaar 2021–2022 is in totaal een bedrag van maximaal € 35.322.000 beschikbaar
voor opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen in hun derde en vierde subsidiejaar.
Voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023 is jaarlijks een bedrag van € 3 miljoen
beschikbaar voor maximaal 12 nieuwe aspirant-opleidingsscholen.
De derde wijziging betreft de introductie van een eenmalig aanvullend subsidiebedrag
voor schooljaar 2021–2022, met als doel het stimuleren van groei van studentenaantallen
binnen (aspirant-) opleidingsscholen. De bestuurlijke afspraak is om 100% van de studenten
op te leiden via Samen Opleiden & Professionaliseren, vóór 2030. Om deze afspraak
te behalen worden jaarlijks aspirant-opleidingsscholen toegelaten. De verwachting
is echter dat vanaf schooljaar 2023–2024 studentengroei niet enkel meer via het toelaten
van aspirant-opleidingsscholen kan plaatsvinden om de 100%-ambitie te bereiken. Daarom
is het nodig om (aanvullend) alvast in te zetten op een vorm van groei, waarbij meer
opleidingsplaatsen binnen de eigen (aspirant-) opleidingsschool gecreëerd worden.
Hoe een (aspirant-) opleidingsschool meer opleidingsplaatsen kan creëren, is context-specifiek.
Denk aan het uitbreiden en ontwikkelen van opleidingsplaatsen voor niet-voltijdstudenten,
zoals zij-instromers; aan intensievere samenwerking met opleidingen of scholen buiten
de eigen (aspirant-) opleidingsschool; en aan intensievere samenwerking met (aspirant-)
opleidingsscholen uit een andere sector of met andere bestaande samenwerkingsverbanden
(zoals de academische werkplaatsen onderwijsonderzoek of de RAP/RAL samenwerkingen).
Het Platform Samen Opleiden & Professionaliseren voorziet in de ondersteuning van
planvorming en uitvoering. De kennis die voortkomt uit de (uitvoer) van de plannen
zal worden gebundeld en gemonitord.
Administratieve lasten
Voor (aspirant-) opleidingsscholen geeft de jaarlijkse wijziging van de subsidieplafonds
geen extra administratieve lasten. De aanvraagronde voor nieuwe aspirant-opleidingsscholen
betekent een tijdelijke toename van administratieve lasten voor de potentiele aspirant-opleidingsscholen.
Caribisch Nederland
De huidige bekostigingsregeling is niet van toepassing op Samen Opleiden in het Caribisch
deel van het Koninkrijk en deze wijzigingsregeling daarmee ook niet.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Artikel 5 bevat de subsidieplafonds voor het schooljaar 2021–2022. Het tweede lid
bepaalt dat het nieuwe subsidieplafond voor het schooljaar 2021–2022 voor opleidingsscholen
en aspirant-opleidingsscholen in hun derde of vierde subsidiejaar door wijziging van
de subsidieregeling bekend zal worden gemaakt. Tevens wordt geregeld dat wijziging
voor schooljaar 2022–2023 op dezelfde wijze bekend wordt gemaakt.
Artikel I, onderdeel B
Artikel 15 beschrijft de procedure en de vereisten voor het indienen van een subsidieaanvraag.
Er is een nieuwe datum vastgesteld waarop de aanvraag door een aspirant opleidingsschool
voor de eerste twee schooljaren uiterlijk ingediend dient te zijn.
Artikel I, onderdeel C
Artikel 16 actualiseert het aantal plaatsen dat in de aanvraagronde in 2021 beschikbaar
is voor de toetreding van aspirant- opleidingsscholen vanaf schooljaar 2021–2022.
Lid 2 beschrijft de verdeling van het aantal plaatsen (12) over de verschillende onderwijssectoren.
Deze verdeling is in samenspraak met de sectorraden en het Platform Samen Opleiden
& Professionaliseren tot stand gekomen. Hierbij zijn voor PO 4, VO 4 en MBO 4 plaatsen
beschikbaar. Er is in de basis een gelijke verdeling gehanteerd over deze drie sectoren.
Indien er minder dan het maximale aantal geschikte aanvragen van aspirant-opleidingsscholen
uit een bepaalde sector zijn, dan komen de overgebleven plekken ten gunste van geschikte
aanvragen uit de andere sectoren. De aanvragen van nieuwe aspirant-opleidingsscholen
kunnen tot uiterlijk 1 oktober worden ingediend bij DUS-I.
Artikel I, onderdeel D
In artikel 21b wordt een eenmalig bedrag te beschikking gesteld voor schooljaar 2021–2022
met als doel het stimuleren van groei van studentenaantallen binnen (aspirant-)opleidingsscholen.
Artikel II
Er wordt een nieuwe aanvraagronde voor partnerschappen opengesteld, om aspirant-opleidingsschool
te worden. Deze moeten de mogelijkheid geboden krijgen om zich op de aanvraag voor
te bereiden. Daarom is ervoor gekozen om de wijzigingen zo spoedig mogelijk in werking
te laten treden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob