Besluit om vergunningen voor Windplan Groen buiten coördinatie te brengen, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

13 juli 2021

Nr. DGETM-W&O/21185753

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie,

Overwegende,

Dat in het ‘deelgebied Oost’, zoals dat in het Regioplan windenergie Zuidelijk en Oostelijk Flevoland, van de provincie Flevoland is opgenomen, meerdere windparken (ook wel deelparken) worden gerealiseerd die samen ‘Windplan Groen’ vormen. De initiatiefnemers van de deelparken werken samen voor de realisatie van Windplan Groen en stemmen de voorbereidingen samen af.

Dat Windplan Groen wordt aangemerkt als een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, als bedoeld in artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998, zodat op de aanleg van dit project artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) van toepassing is;

Dat dit onder meer betekent dat de voorbereiding en bekendmaking van diverse voor het project benodigde besluiten worden gecoördineerd, overeenkomstig artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, waarbij de Minister van Economische Zaken en Klimaat met deze coördinatie is belast;

Dat voor dit project een Rijksinpassingsplan in werking is getreden dat op 9 oktober 2019 is vastgesteld door de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties;

Dat Windplan Groen voornemens is de volgende vergunningen aan te vragen,

  • 1. een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid onder a en artikel 2.1, eerste lid onder c juncto artikel 2.12, eerste lid onder a sub 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het realiseren van twee vleermuishotels;

  • 2. een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid onder a en b voor het wijzigen van de locatie van een kraanopstelplaats van Windpark Hanze;

  • 3. een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid onder a, c en e voor wijziging van de bouwhoogte en indeling van het transformatorstation;

  • 4. een waterwetvergunning op grond van artikel 6.5, onder b van de Waterwet en artikel 4.15 van de Keur Waterschap Zuiderzeeland voor het wijzigen van een grondwateronttrekkingsvergunning ten behoeve van de aanleg van de windturbines;

  • 5. een waterwetvergunning op grond van artikel 6.5, onder b van de Waterwet en artikel 4.15 van de Keur Waterschap Zuiderzeeland voor het wijzigen van een grondwateronttrekkingsvergunning ten behoeve van de aanleg van het transformatorstation voor Windplan Groen.

Dat, op grond van artikel 9d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit Rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten (hierna: het Uitvoeringsbesluit), zoals dat artikelonderdeel per 1 januari 2017 is komen te luiden en in samenhang met het besluit van de Minister van EZK van 13 juni 2018;

Dat een besluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a en c, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht besluiten zijn als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b van de Wro en zijn genoemd in het hiervoor aangehaalde besluit van de Minister van EZK en zodoende wordt meegenomen in de hiervoor bedoelde gecoördineerde voorbereiding;

Dat op grond van artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 de Minister van Economische Zaken en Klimaat kan bepalen dat de desbetreffende, hiervoor bedoelde besluiten, in afwijking van het voorgaande niet als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wro wordt aangemerkt, en daarmee niet in de gecoördineerde voorbereiding wordt betrokken, wanneer die besluiten de gecoördineerde voorbereiding van de benodigde besluiten zou belemmeren of ernstig zou bemoeilijken;

Dat het meecoördineren van bovengenoemde besluiten de procedure bedoeld in artikel 9b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 zou belemmeren of ernstig bemoeilijken en onnodig tot vertraging zou leiden omdat in dat geval de voor de genoemde besluiten geëigende reguliere (kortere) voorbereidingsprocedures niet zouden kunnen worden doorlopen.

Dat het, gelet op het voorgaande, wenselijk is de hiervoor bedoelde besluiten apart voor te bereiden van de overige benodigde besluiten;

Gelet op: artikel 9d, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel 1

Inzake het project Windplan Groen worden de volgende besluiten niet meer aangemerkt als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening.

  • a. Het besluit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a en artikel 2.1, eerste lid onder c juncto artikel 2.12, eerste lid onder a sub 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het plaatsen van vleermuishotels.

  • b. Het besluit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a en b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor een kraanopstelplaats bij windpark Hanze.

  • c. Het besluit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, c en e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het wijzigen van de bouwhoogte en indeling van het transformatorstation.

  • d. Het besluit als bedoeld in artikel 6.5, onder b van de Waterwet en in artikel 4.15 van de Keur Waterschap Zuiderzeeland voor het wijzigen van de grondwateronttrekkingsvergunning ten behoeve van de aanleg van het windpark.

  • e. Het besluit als bedoeld in artikel 6.5, onder b van de Waterwet en in artikel 4.15 van de Keur Waterschap Zuiderzeeland voor het wijzigen van de grondwateronttrekkingsvergunning ten behoeve van de aanleg van het transformatorstation.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking de dag na die waarop het bekend is gemaakt. Dit besluit wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 13 juli 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, namens deze: R. Cino MT-lid directie Warmte & Ondergrond

Tegen dit besluit staat geen bezwaar of beroep open (artikel 7.1 in samenhang met artikel 8.5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van bijlage 2 bij deze zelfde wet).

Naar boven