Beleidsregels van de raad van bestuur van de kansspelautoriteit als bedoeld in artikel 33da, vierde lid, van de Wet op de kansspelen (Beleidsregels onvrijwillige inschrijving register)

De raad van bestuur van de kansspelautoriteit,

gelet op artikel 33da, vierde lid, van de Wet op de kansspelen en op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

Paragraaf 1 Definities en toepassing

Artikel 1.1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

1. speler:

persoon van wie de inschrijving wordt aangevraagd of op wie een kennisgeving betrekking heeft;

2. vergunninghouder:

de houder van een vergunning tot het organiseren van speelcasino’s als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van speelautomaten in inrichtingen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet;

3. derde:

de persoon die de inschrijving van een speler aanvraagt;

4. kennisgeving:

de procedure bedoeld in artikel 27ja, vierde lid, artikel 30v, vierde lid, en artikel 31m, vierde lid, van de wet;

5. deskundige:

een door de raad van bestuur ingeschakelde expert op het gebied van kansspelverslaving;

6. inschrijving:

de inschrijving bedoeld in artikel 33da, eerste lid, van de wet;

7. raad van bestuur:

de raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a van de wet;

8. register:

het register, bedoeld in artikel 33h van de wet;

9. wet:

Wet op de kansspelen.

Artikel 1.2

Deze beleidsregels hebben betrekking op de behandeling van een aanvraag van een derde tot inschrijving van een speler in het register en de behandeling van een kennisgeving.

Paragraaf 2 Het onderzoek

Artikel 2.1 Aanvang onderzoek

De raad van bestuur start een onderzoek naar de aard en effecten van het speelgedrag van een speler en de daaraan gerelateerde toepassing van interventiemaatregelen na ontvangst van een aanvraag van een derde of na ontvangst van een kennisgeving.

Artikel 2.2 Advies deskundige

De raad van bestuur kan zich bij het onderzoek als hiervoor bedoeld ter advisering laten bijstaan door een deskundige.

Artikel 2.3 De aanvraag van een derde

De aanvraag van een derde kan elektronisch dan wel per post worden ingediend met behulp van een door de raad van bestuur vastgesteld formulier waarmee wordt gevraagd om de volgende gegevens of informatie:

  • a. informatie ter vaststelling van de identiteit van de aanvrager;

    • 1°. naam en voornaam;

    • 2°. contactgegevens;

  • b. informatie ter vaststelling van de identiteit van de speler;

    • 1°. naam en voornaam;

    • 2°. adresgegevens;

    • 3°. geboortedatum;

    • 4°. geboorteplaats;

  • c. een toelichting van de relatie met de speler;

  • d. een toelichting van de motieven om uitsluiting aan te vragen; en

  • e. een omschrijving van het speelgedrag van de speler waarmee wordt toegelicht dat de speler hiermee schade aan zichzelf of zijn naasten berokkent.

Paragraaf 3 Inhoudelijke beoordeling

Artikel 3.1 Schade

Onder schade als bedoeld in artikel 33da, eerste lid, van de wet, verstaat de raad van bestuur in ieder geval:

  • a. financiële schade, namelijk indien een speler niet langer in staat is de financiële gevolgen van zijn speelgedrag te dragen;

  • b. persoonlijke schade, namelijk indien sprake is van verwaarlozing van de gezondheid, verlies van werk of afbreken van studie;

  • c. familie- en gezinsschade, namelijk indien sprake is van verwaarlozing of benadeling van het gezin, het samenlevingsverband en/of de familie van de speler;

  • d. sociale schade, namelijk indien sprake is van verwaarlozing of verlies van sociale contacten en/of zelfisolatie.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden met de toelichting gepubliceerd in de Staatscourant en treden in werking op 1 oktober 2021.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels onvrijwillige inschrijving register.

Den Haag, 13 juli 2021

De raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, R.J.P. Jansen Voorzitter

TOELICHTING

Algemeen

Met deze beleidsregels geeft de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit invulling aan artikel 33da, eerste en tweede lid, van de Wet op de kansspelen (hierna: de wet). Deze artikelleden bieden de beoordelingsruimte waarbinnen de uitsluiting door registratie in het Centraal register uitsluiting kansspelen (hierna: het register) zal worden toegepast.

Onvrijwillige uitsluiting van deelname aan kansspelen door de raad van bestuur vormt het sluitstuk van een getrapt interventiemodel. Er zijn allerlei minder ingrijpende interventiemaatregelen die gehanteerd kunnen worden vóór een speler onvrijwillig wordt ingeschreven in het register. Deze minder ingrijpende interventiemaatregelen zijn uitgewerkt in de Wet op de kansspelen, het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (Bwrvk) en de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (Rwrvk). Zie hiervoor de artikelen 27ja, tweede en derde lid, 30v, tweede en derde lid, en 31m tweede en derde lid, van de Wet (het persoonlijk onderhoud en het advies van een vergunninghouder aan een speler om over te gaan tot vrijwillige inschrijving). De inhoudelijke eisen aan het persoonlijk onderhoud worden nader uitgewerkt in artikel 18 Bwrvk. Andere minder ingrijpendere interventiemaatregelen worden beschreven in de artikelen 18 en 19 (toepassing) van de Rwrvk.

Zie in dit kader ook de artikelen 3.1.13 en 3.1.14 van de Beleidsregels verantwoord spelen (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-13410.html), waarin de raad van bestuur uitwerkt wat hij verstaat onder respectievelijk de interventies in het speelgedrag en het persoonlijk onderhoud met de speler. De in de Beleidsregels verantwoord spelen beschreven interventies in het speelgedrag van de speler beogen te voorkomen dat recreatieve spelers zich ontwikkelen tot risico- of probleemspelers en hebben daarnaast tot doel dat reeds bestaand risicovol speelgedrag wordt gematigd. Het aanwenden van deze interventiemaatregelen vereist maatwerk; de vergunninghouder moet beginnen met de maatregel die qua zwaarte en intensiteit past bij het spelgedrag van de speler. De vergunninghouder mag niet beginnen met de meest intensieve maatregel als een lichtere maatregel beter past bij het speelgedrag. Indien geen van de door de vergunninghouder getroffen maatregelen effect hebben gesorteerd en de speler het advies van de vergunninghouder om zich vrijwillig in te laten schrijven naast zich neer heeft gelegd, dan zal de vergunninghouder uiteindelijk de raad van bestuur hiervan in kennis stellen.

De gegevens en bescheiden die de vergunninghouder bij deze kennisgeving dient te verstrekken zijn reeds voorgeschreven in artikel 19, eerste lid, van het Bwrvk. Op dat onderdeel wordt daarom in deze beleidsregels niet in gegaan. Het proces tot onvrijwillige inschrijving kan echter ook opgestart worden na een aanvraag door een derde. Deze beleidsregels gaan wel in op de vraag welke gegevens en informatie de raad van bestuur nodig acht voor de beoordeling naar aanleiding van een “derde-aanvraag”.

Bij het proces “onvrijwillige inschrijving in het register” worden procedurevoorschriften uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd. Dat betekent (onder andere) dat zowel de aanvrager als de betrokken speler in staat kunnen worden gesteld om een zienswijze in te dienen (zie afdeling 4.1.2 van de Awb). Concreet betekent dit dat als de raad van bestuur van de Ksa, na het inwinnen van een advies van een externe deskundige, besluit over te gaan tot onvrijwillige inschrijving, de speler hier zijn zienswijze op kan geven. Dit kan zowel schriftelijk als mondeling en de speler kan daarbij ook reageren op het advies van de externe deskundige.

Toelichting paragraaf 2

De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op het onderzoek naar de aard en effecten van het speelgedrag van een speler en de daaraan gerelateerde toepassing van interventiemaatregelen.

Er zijn twee manieren waarop het onderzoek kan aanvangen; door een aanvraag van een derde of na een kennisgeving van een vergunninghouder.

Artikel 2.2 biedt de raad van bestuur de mogelijkheid om zich bij het onderzoek naar de aard en effecten van het speelgedrag te laten bijstaan door een externe, onafhankelijke deskundige op het gebied van verslavingszorg. Dat kan een arts of een psycholoog zijn met een opleiding in de verslavingszorg. Deze deskundigen maken deel uit van een pool van vooraf geselecteerde experts.

Artikel 2.3 schrijft de gegevens en informatie voor die de raad van bestuur nodig acht voor het onderzoek naar aanleiding van een aanvraag ingediend door een derde. Bij de aanvraag door een derde is het van belang of deze persoon als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangemerkt kan worden. Dit kan bijvoorbeeld een direct familielid, een partner, een echtgenoot of een werkgever zijn. Het zal per geval verschillen of de derde daadwerkelijk als belanghebbende wordt aangemerkt. De verzochte persoonsgegevens van de speler zijn minimaal nodig om de speler te kunnen identificeren en te kunnen contacteren.

Toelichting paragraaf 3

In de wet is bepaald dat een onvrijwillige inschrijving in het register noodzakelijk moet zijn ter voorkoming van schade en dat er niet kan worden volstaan met minder ingrijpende maatregelen.

In artikel 3.1 wordt beschreven wat de raad van bestuur in ieder geval verstaat onder schade. De definities beschrijven indicaties en signalen van mogelijk op te treden schade en zijn niet alomvattend.

Bij onmatige deelname aan kansspelen of bij kansspelverslaving wordt vaak geld ingezet dat eigenlijk niet kan worden gemist: geld dat bedoeld is voor het betalen van rekeningen, de studie van de kinderen of voor het pensioen. Soms wordt gespeeld met geleend geld. Een speler kan de financiële gevolgen van zijn speelgedrag niet langer dragen als hij in financiële nood verkeert. Dit kan blijken uit (mededelingen over of een patroon van) betalingsachterstanden, incassotrajecten, dwanginvorderingen of signalen waaruit kan worden afgeleid dat een speler in aanmerking komt voor een schuldsaneringstraject. Onderpresteren op het werk, de studie, het verwaarlozen van de eigen hygiëne of een verslechterende (psychische) gezondheid vormen indicaties van speelgedrag leidend tot persoonlijke schade. Aanwijzingen van schade aan het familie- of gezinsleven zijn verwaarlozing van opvoedkundige taken, het wegspelen van huishoudgeld, het bagatelliseren van het speelgedrag of het liegen daarover. Verwaarloost of negeert een speler zijn vrienden en kennissen door zich af te zonderen dan kan hij in een sociaal isolement terecht komen.

Naar boven