Beleidsregels van de Minister voor Rechtsbescherming van 8 juli 2021, nr. 3386950, betreffende de afdracht voor de Nederlandse draf- en rensport uit de totalisator, bedoeld in artikel 23 van de Wet op de kansspelen (Beleidsregels totalisatorafdracht)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 21, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en artikel 25, tweede lid, van de Wet op de kansspelen;

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

koa-vergunninghouders:

vergunninghouders die weddenschappen op harddrijverijen en paardenrennen op afstand mogen organiseren als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit kansspelen op afstand;

raad van bestuur:

de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de wet;

totalisatorvergunning:

de vergunning, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet;

wet:

de Wet op de kansspelen.

Artikel 2

  • 1. Ter uitvoering van artikel 25, eerste lid, onder c, van de wet verbindt de raad van bestuur in ieder geval voorschriften aan de totalisatorvergunning met betrekking tot de inhouding van bedragen uit de inleg van weddenschappen op harddrijverijen en paardenrennen alsmede de bestemming daarvan die overeenkomen met hetgeen daarover in de Regeling kansspelen op afstand is geregeld ten aanzien van koa-vergunninghouders.

  • 2. De raad van bestuur bepaalt dat het besluit waarmee de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, aan de totalisatorvergunning worden verbonden, in werking treedt op 1 oktober 2021.

Artikel 3

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels totalisatorafdracht.

Artikel 4

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

TOELICHTING

Van oudsher geldt voor de vergunninghouder die de totalisator organiseert een verplichte afdracht ten behoeve van de draf- en rensport. Deze afdrachtsverplichting is op grond van artikel 25, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet op de kansspelen geregeld in een voorschrift dat verbonden is aan de totalisatorvergunning. Na de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand (Stb. 2019, 127) op 1 april 2021 mogen met de totalisator vergelijkbare weddenschappen op paardenraces ook als kansspelen op afstand (online) worden aangeboden, indien de kansspelautoriteit daarvoor een vergunning heeft verleend.

Op grond van artikel 31f van de Wet op de kansspelen is ten aanzien van de vergunninghouders die de weddenschappen op paardenraces op afstand mogen organiseren in artikel 2.2 van de Regeling kansspelen op afstand (hierna: Rkoa) eveneens een afdrachtsverplichting geregeld ten behoeve van de draf- en rensport. Laatstgenoemd artikel treedt naar verwacht op 1 oktober 2021 in werking afhankelijk van de uitkomsten van de notificatie aan de Europese Commissie van die afdrachtsverplichting als zijnde een gerechtvaardigde staatssteunmaatregel.

Gelet op het gelijkheidsbeginsel en het economische belang van een gelijk speelveld (level playing field), ligt het in de rede dat de afdrachtsverplichtingen voor offline en online weddenschappen op paardenraces gelijk worden getrokken. Er is geen aanleiding om de houder van de totalisatorvergunning voor wat betreft de afdrachtsregels anders te behandelen dan de vergunninghouders die de weddenschappen op paardenraces op afstand aanbieden, ondanks dat de wijze waarop zij de weddenschappen organiseren verschilt. Een uiteenlopende behandeling zou de online vergunninghouders zelfs (financieel) kunnen bevoordelen of benadelen ten opzichte van de offline vergunninghouder.

Met deze beleidsregels wordt op grond van artikel 21, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de raad van bestuur van de kansspelautoriteit de aanwijzing gegeven om voorschriften bij de totalisatorvergunning op te nemen die overeenkomen met de voorschriften in de Rkoa. Naast het in te houden afdrachtspercentage houdt dit tevens in dat het feitelijke afdrachtsbedrag maandelijks wordt overgemaakt aan de aangewezen ontvanger, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, Rkoa met als bestemming de aan de Nederlandse draf- en rensport gerelateerde doelen. Bestaande vergunningsvoorschriften dienen in lijn hiermee te worden aangepast. Tevens ontvangt de raad van bestuur van de kansspelautoriteit de aanwijzing om het besluit waarmee de hiervoor bedoelde voorschriften aan de totalisatorvergunning worden verbonden, op 1 oktober 2021 in werking te laten treden.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven