TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
De aanleiding voor deze subsidieregeling is tweeledig. Enerzijds hebben de afspraken
van het Klimaatakkoord gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf (hierna: mkb) waarbij
de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK) wil ondersteunen.
Anderzijds is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK)
reeds een traject gestart voor verduurzaming van de bestaande utiliteitsbouw en ter
uitvoering van het Urgenda-vonnis.
Het Klimaatakkoord heeft directe gevolgen voor mkb’ers, zoals aangescherpte duurzaamheidseisen
in de vorm van een CO2-arme utiliteitsbouw en emissieloze zones in stadskernen, of hogere energiebelastingen.
Uit een onderzoek van KPMG, de MKB-impacttoets Klimaatakkoord die op 29 juni 2020
is aangeboden aan de Tweede Kamer bij de brief van de Minister van EZK1, blijkt dat de kennis onder mkb’ers van de inhoud van het Klimaatakkoord en wat dit
voor hun onderneming betekent, beperkt is. Er bestaat nog veel onduidelijkheid over
de naar aanleiding van het Klimaatakkoord mogelijk te treffen maatregelen en de investeringen
die hiermee gemoeid zijn. Ook het moment in de tijd waarop de maatregelen getroffen
dienen te worden, lijkt vaak nog een onzekerheid bij ondernemers. Een veelgehoorde
zorg van ondernemers is kortom dat zij het moeilijk vinden om in te schatten wat het
Klimaatakkoord van hen vraagt, en wanneer.
Ook blijkt uit de MKB-impacttoets en de Levensgebeurtenis ‘Duurzaam Ondernemen’ dat
mkb’ers vaak niet goed bekend zijn met subsidieregelingen op klimaat- en energiegebied
en dat ze de informatievoorziening van de overheid hierover onduidelijk vinden.2 Volgens de analyse in de Levensgebeurtenis ‘Duurzaam Ondernemen’ is het zo dat ondernemers
zich ‘nauwelijks oriënteren op wet- en regelgeving en subsidies’ en de ondernemers
bij voorkeur een deskundige inschakelen om het uit te zoeken en te regelen, het liefst
via een ‘warm netwerk’.3 Verder ervaren ondernemers dat overheidsinformatie hen onvoldoende bereikt en informatie
via algemene campagnes ineffectief is. In de branchespecifieke hoofdstukken van de
MKB-impacttoets wordt daarnaast opgemerkt dat het treffen van energiebesparingsmaatregelen
regeldruk met zich meebrengt, die met name door kleine ondernemers als last kan worden
ervaren, en dat het voor kleine ondernemers moeilijk is om in te spelen op nieuwe
regelgeving.4 In gesprekken met MKB-Nederland (hierna: MKB-NL) en de Kamer van Koophandel worden
deze beelden bevestigd. Met name kleine mkb’ers hebben vaak weinig tijd of expertise
om zich te verdiepen in maatregelen om te verduurzamen. Bij kleine mkb’ers kan minder
arbeidsdeling plaatsvinden terwijl grotere bedrijven voor dit soort vraagstukken doorgaans
gebruik kunnen maken van specialisten. Dit leidt er in de praktijk toe dat er bij
met name het kleine mkb onvoldoende handelingsperspectief is om maatregelen te nemen
naar aanleiding van het Klimaatakkoord en om de CO2-uitstoot van hun onderneming te verminderen.
In de MKB-impacttoets doet KPMG de aanbeveling dat de overheid en/of brancheverenigingen
klimaatadviseurs in dienst kunnen nemen om de impact van het Klimaatakkoord op de
bedrijfsvoering van bedrijven te bepalen.5 De Levensgebeurtenis ‘Duurzaam Ondernemen’ doet aanbevelingen om de ondernemers te
belonen die een investering doen om advies op maat te krijgen om hun bedrijfsvoering
bedrijfseconomisch te verduurzamen en ook om een maatwerktraject met een (digitale)
adviseur die meekijkt over de gehele breedte van de organisatie.
Op basis van de bevindingen en aanbevelingen van KPMG is in de hiervoor genoemde brief
aan de Tweede Kamer van 29 juni 2020 van de Minister van EZK aangegeven dat het kabinet
aanknopingspunten ziet om het mkb verder en beter te ondersteunen bij het realiseren
van de klimaatopgave, en wordt een subsidieregeling voor het mkb aangekondigd waarmee
extern advies kan worden ingekocht over CO2-reductiemaatregelen. Met een subsidieregeling waarmee advies ingekocht kan worden
in de markt kunnen meer mkb’ers gelijktijdig worden ondersteund dan het geval zou
zijn bij het in dienst nemen van klimaatadviseurs. In deze Kamerbrief wordt ook een
maatregel op het gebied van informatievoorziening over de gevolgen van het Klimaatakkoord
voor mkb’ers aangekondigd, namelijk een digitale tool om de mkb’er een startpunt te
geven bij het in kaart brengen van relevante wet- en regelgeving en subsidies voor
het bedrijf op het gebied van energiebesparing en vermindering van CO2-uitstoot. Deze tool is sinds het najaar 2020 gelanceerd als deel van een website
en communicatiecampagne met de naam MKB Klimaatwerk. Daarnaast heeft MKB-NL met subsidie
van het Rijk de website Duurzaam Energie Besparen (www.deb.nl) gelanceerd waarmee ondernemers maatwerkadvies krijgen over pakketten van maatregelen
die ze kunnen nemen om energie te besparen. Deze voorlichtingsinstrumenten zijn echter
niet toereikend voor het bereiken en activeren van mkb’ers (zie ook bovenstaande aanbevelingen).
In de brief aan de Tweede Kamer van 23 juni 2020 ‘Ontwikkelingen verduurzaming bestaande
utiliteitsbouw’6 is aangekondigd dat de Minister van BZK voor het mkb aanvullende middelen beschikbaar
stelt om partijen te stimuleren om met de verduurzaming van hun gebouwen aan de slag
te gaan. De middelen hiervoor komen uit de investeringsimpuls voor maatschappelijk
vastgoed, in het kader van doorbouwen tijdens de Coronacrisis, en uit het pakket voor
maatregelen in de gebouwde omgeving in het kader van de uitvoering van het Urgenda-vonnis.
Deze subsidieregeling is op initiatief van de Staatssecretaris van EZK en de Minister
van BZK gezamenlijk tot stand gekomen en vormt een verdere uitwerking van de voornemens
uit beide Kamerbrieven. Beide voornemens hebben immers betrekking op het stimuleren
van energiebesparing en het verminderen van de CO2-uitstoot van mkb’ers. De bewindspersonen denken hier met een gezamenlijke subsidieregeling
voor het inkopen van advies en ondersteuning om te verduurzamen het beste invulling
aan te kunnen geven. Zoals hiervoor opgemerkt doen de overheid en MKB-NL al het nodige
aan communicatie-uitingen en informatievoorziening over de mogelijkheden om te verduurzamen.
Hiermee kan de mkb’er een start maken met het in kaart brengen van de mogelijkheden
om te verduurzamen. Maar bij de besluitvorming over welke maatregelen het beste zijn,
in financieel opzicht en gelet op wet- en regelgeving op het gebied van energiebesparing
en het Klimaatakkoord, en bij het uitvoeren van de maatregelen is voor met name het
kleine mkb meer ondersteuning nodig. Een subsidieregeling voor het inkopen van professioneel
advies en ondersteuning geeft de mogelijkheid om maatwerkadvies specifiek toegespitst
op wat het beste is voor het bedrijf in te winnen en om ontlast te worden bijvoorbeeld
bij het aanvragen van subsidies, het opstellen van een business case en het regelen
van financiering om maatregelen uit te kunnen voeren. Hiervoor is tijd en expertise
nodig die bij het kleine mkb vaak ontbreekt.
2. Afbakening doelgroep en doel van de regeling
De regeling is gericht op het mkb met een laag energieverbruik. Uit de probleemanalyse
komt naar voren dat met name kleine mkb’ers behoefte hebben aan aanvullende ondersteuning.
Kleine mkb’ers met een hoog energieverbruik vallen echter al onder de Energiebesparingsplicht
en zijn wettelijk verplicht om alle energiebesparingsmaatregelen met terugverdientijden
van 5 jaar of minder voor hun bedrijf te nemen op basis van de Erkende Maatregelenlijsten
(hierna: EML). De bedrijven die onder deze plicht vallen, moeten rapporteren bij de
gemeente of Omgevingsdienst welke maatregelen ze genomen hebben. Voor deze bedrijven
is dus al een beleidsinstrumentarium aanwezig. Voor mkb’ers met een laag energieverbruik
is dit niet het geval.
Tot de doelgroep van deze regeling wordt daarom het mkb met een energieverbruik lager
dan de drempels van de Energiebesparingsplicht gerekend: vanaf minimaal 50.000 kWh
en 25.000 m³ aardgasequivalenten per jaar. Ondernemingen met een energieverbruik onder
die drempels vallen niet onder de Energiebesparingsplicht op grond van artikel 2.15,
zevende lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor deze groep is de behoefte
aan aanvullende ondersteuning het grootst. Ook voor grotere mkb’ers met een laag energieverbruik
wordt immers geen specifiek beleid gevoerd en zij hebben doorgaans ook geen specialisten
in dienst op het gebied van energiebesparing.
Tot de doelgroep behoren voor het overgrote deel relatief kleine locaties met een
eenvoudige opzet van het pand, de installaties en het bedrijfsproces, maar wel met
een redelijk bespaarpotentieel. In het vervolg van de tekst wordt met mkb of mkb’er
bedoeld ondernemingen die aan onderstaande kenmerken voldoen.
De doelgroep in een overzicht:
-
• Een bedrijf met een bedrijfspand met een gasverbruik van minder dan 25.000 Nm3 per jaar én elektriciteitsverbruik minder dan 50.000 kWh per jaar. Dit bedrijf valt
hiermee in de categorie kleingebruikers conform het Activiteitenbesluit milieubeheer.
-
• Een Nederlandse mkb-onderneming met maximaal 250 fte in dienst en een jaaromzet van
maximaal € 50.000.000. Hiermee wordt aangesloten bij de definitie van kleine, middelgrote
en micro-ondernemingen uit de Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende
de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, welke staat in artikel
2, eerste lid van de Bijlage.
-
• Het bedrijf is een rechtspersoon, zoals ondernemingen, verenigingen en stichtingen,
of een natuurlijke persoon die bijvoorbeeld een onderneming in stand houdt, zoals
een eenmanszaak.
-
• Eigenaar-gebruikers of huurders van een pand dat zij bedrijfsmatig gebruiken. Met
pand wordt hier ook een deel van een pand bedoeld, indien een onderneming slechts
een deel in eigendom heeft of huurt.
Er is gekozen voor een stimulans in de vorm van een subsidie voor het inkopen van
professioneel, op maat gemaakt advies gericht op energiebesparing of reductie van
CO2-uitstoot van het bedrijf. Dit advies wordt opgesteld door een energie-adviseur. Onder
energieadviseur wordt hier verstaan een expert op het gebied van energiebesparing
en CO2-reductie, vanuit het oogpunt van verduurzaming van de gebouwde omgeving en vanuit
het oogpunt van de verduurzaming van bedrijfsprocessen. Deze adviseur wordt geacht
verstand te hebben van type maatregelen in gebouwen en in bedrijfsprocessen en hoeveel
energiebesparing c.q. CO2-reductie met deze maatregelen bereikt kan worden. Vervolgens kan de adviseur hierin
een prioritering aanbrengen, eventueel gecombineerd met een stappenplan, gericht op
een deskundig advies aan de ondernemer.
Daarnaast kan de ondernemer een subsidie aanvragen voor ondersteuning bij het nemen
van concrete maatregelen op basis van dit advies. Deze ondersteuning hoeft niet per
se te worden uitgevoerd door de energieadviseur die het advies opstelt. De ondersteuning
mag ook worden uitgevoerd door iemand anders, in deze regeling aangeduid als energieregisseur.
Daaronder wordt verstaan iemand die bedrijfsmatig ondersteunt bij de door een mkb-onderneming
te nemen verduurzamingsmaatregelen. Dit kan bijvoorbeeld een accountant zijn, of een
projectleider, die verstand heeft van financiële arrangementen (subsidies, leningen
of anderszins) of verstand heeft van de uitvoeringsaspecten van energiebesparende
maatregelen.
Het doel van de regeling is het zoveel mogelijk ondersteunen van de ondernemer door
enerzijds laagdrempelig en integraal inzicht te bieden in het potentieel van maatregelen
gericht op energiebesparing of CO2-reductie van de onderneming (advies), en anderzijds de ondernemer te helpen om concrete
maatregelen, gericht op het uitvoeren van het advies, uit te voeren. Het advies moet
gericht zijn op de maatregelen die zoveel mogelijk energiebesparing of CO2-reductie opleveren, en financieel haalbaar zijn (rekening houdend met beschikbare
(energie)subsidies, bijvoorbeeld de ISDE).
Het advies- en ondersteuningstraject begint dus met het opstellen van een advies waarin
wordt aangegeven wat de mogelijke, meest kosteneffectieve, materiële maatregelen zijn
die de meeste energiebesparing of CO2-reductie opleveren aan het bedrijfspand of in de bedrijfsvoering. Met materiële maatregel
wordt hier bedoeld dat er sprake moet zijn van een verandering in tastbare zin. Het
mag dus niet slechts gaan om een gedragswijziging, zoals het sluiten van deuren om
warmte te besparen, het vaker uitschakelen van lichtbronnen of het minder rijden met
de bedrijfswagen.
Ook moet in het advies worden opgenomen wat het jaarlijks energieverbruik van het
bedrijfspand en van de bedrijfsvoering van de mkb-onderneming is. Voor de bedrijfsvoering
is dit uitgesplitst naar onderdeel van de bedrijfsvoering, wat betekent dat per onderdeel
van de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld machines of bedrijfswagens) aangegeven dient
te worden hoe hoog het energieverbruik daarvan is. Vervolgens kan de ondernemer op
basis van het advies besluiten gebruik te maken van een ondersteuningstraject. Dit
ondersteuningstraject moet bestaan uit concrete ondersteuning bij het nemen van minimaal
één van de maatregelen genoemd in het advies. Het gaat hierbij dus om het organiseren
en plannen van één of meer verduurzamingsmaatregelen die volgen uit het verduurzamingsadvies,
zoals bijvoorbeeld ondersteuning bij het opstellen van een financieringsplan, ondersteuning
bij een subsidieaanvraag of ondersteuning bij het opvragen van offertes ten behoeve
van het nemen van maatregelen. Ook kan ondersteuning bestaan uit het namens de ondernemer
aanvragen van de subsidie op grond van deze regeling. Om deze reden is het aan te
bevelen dat in het advies ook inzichtelijk wordt gemaakt welke (energie)subsidies
beschikbaar zijn voor de maatregelen die worden geadviseerd. De ondernemer kan er
ook voor kiezen om geen gebruik te maken van de subsidie voor een ondersteuningstraject,
maar slechts van de subsidie voor het advies.
Zowel het advies als een eventueel ondersteuningstraject mogen betrekking hebben op
energiebesparing of CO2-reductie voor alle onderdelen van het bedrijfspand of de bedrijfsvoering. Hierbij
zijn verschillende categorieën te onderscheiden. Ten eerste het nemen van verduurzamingsmaatregelen
aan het bedrijfspand. Dit kan variëren van grote aanpassingen, zoals het isoleren
van muren, vloeren en daken, het aanbrengen van HR++ beglazing, PV-zonnepanelen, zonneboilers,
warmtepompen of andere energiezuinige installaties, tot kleine aanpassingen, zoals
het aanbrengen van LED verlichting. Ten tweede het nemen van verduurzamingsmaatregelen
in de bedrijfsprocessen, zoals koeling, keukenapparatuur en ICT-apparatuur, maar ook
overige onderdelen van de bedrijfsvoering zoals het gebruik van elektrische bestelwagens.
Bij het in kaart brengen van maatregelen die zoveel mogelijk energiebesparing of CO2-reductie opleveren en daarnaast financieel haalbaar zijn, kan naar de Erkende Maatregelenlijsten
(EML) van de Energiebesparingsplicht gekeken worden. Deze lijsten zijn vastgesteld
in de Activiteitenregeling milieubeheer voor 19 verschillende branches met maatregelen
met een terugverdientijd van 5 jaar of minder. Ook voor mkb’ers die onder de drempelwaardes
van de Energiebesparingsplicht vallen, kunnen dit financieel haalbare maatregelen
zijn die veel energiebesparing of CO2-reductie opleveren.
Zie hiervoor de tabel in bijlage 1 van de toelichting met categorieën van maatregelen.
De subsidiëring voor het totaal aan advies en ondersteuning per MKB-onderneming per
bedrijfspand en bijbehorende bedrijfsvoering bedraagt 80% van de gemaakte kosten,
met een maximum subsidiebedrag van € 2.500. Voor het onderdeel advies geldt een minimum
subsidiebedrag van € 400 en een maximum subsidie van € 750.
Als resultaatsverplichting geldt hierbij dat de ondernemer minstens één van de maatregelen
uit het advies moet (laten) uitvoeren. Zoals eerder genoemd, moet dit een materiële
maatregel zijn dus geen gedragsveranderende maatregel. De ondernemer kan dit bewijzen
door een getekende offerte, opdracht of betaalbewijs voor een uit te voeren of uitgevoerde
maatregel uit het verduurzamingsadvies te overleggen. Verder worden er concrete eisen
gesteld aan de inhoud van het advies, waarmee er geborgd wordt dat het verduurzamingsadvies
een zekere kwaliteit kent, hetgeen bijdraagt aan een positieve impact van deze regeling.
Voor deze regeling is € 28,2 miljoen beschikbaar.
3. Gevolgen
Mkb’ers krijgen met de regeling de mogelijkheid deskundig advies in te winnen over
de gevolgen en kansen van het Klimaatakkoord voor hun bedrijf, en ondersteund te worden
bij het aanvragen van subsidies, het maken van een financieel plan of het offertetraject
voor de uitvoering van maatregelen. Dit met als doel een vermindering van de CO2-uitstoot van deze bedrijven.
Verdere te verwachten effecten van de regeling zijn:
-
– In zijn algemeenheid meer uitvoering van verduurzamingsmaatregelen door het mkb;
-
– Het mkb heeft beter inzicht in zijn verduurzamingspotentieel;
-
– Meer subsidie aanvragen vanuit mkb-ers voor subsidies zoals de (I)SDE en de fiscale
regeling EIA;
-
– Meer aanvragen voor financiële arrangementen zoals groene leningen bij banken voor
verduurzamingsmaatregelen.
Door deze effecten heeft deze regeling een belangrijke functie als ‘startmotor’ en
opstap naar het nemen van maatregelen, en kan daarmee bijdragen aan een reductie van
de CO2-uitstoot door het mkb. Op basis van het totaal te besteden budget van € 28,2 miljoen
kunnen rond de 20.000 aanvragen worden toegekend, afhankelijk van de hoogte van de
toegekende bedragen. Op basis van de adviezen die ter subsidiëring worden ingediend,
zal worden bijgehouden hoeveel CO2-reductie hiermee potentieel behaald kan worden. Vanuit de Urgenda-uitspraak is een
doel gesteld voor het mkb van 0,1 tot 0,2 Mton CO2-reductie.
4. Relatie met andere wet- en regelgeving
Er is geen overlap met de Regeling specifieke uitkering ondersteuningsprogramma maatschappelijk
vastgoed. De doelgroep is namelijk wezenlijk anders: maatschappelijk vastgoed enerzijds
(dus scholen, ziekenhuizen, zorginstellingen etc.) versus commercieel vastgoed dat
wordt gebruikt door het mkb anderzijds (in deze regeling).
Er bestaat geen andere regeling gericht op de ondersteuning van mkb’ers, zoals in
de onderhavige regeling bedoeld, bij de verduurzaming van hun vastgoed en bedrijfsvoering.
Om die reden is er geen overlap met andere subsidieregelingen.
4.1 Kaderwet en Kaderbesluit EZK-subsidies
Deze regeling is gebaseerd op het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna:
Kaderbesluit) en de daaraan ten grondslag liggende Kaderwet EZK- en LNV-subsidies.
Het Kaderbesluit bevat bepalingen die zich richten tot degene die subsidie aanvraagt
of ontvangt. In voorkomend geval zullen subsidieaanvragers of -ontvangers daarom met
regels uit het Kaderbesluit te maken krijgen, ook wanneer die regels niet expliciet
zijn genoemd in deze subsidieregeling.
5. Uitvoering, toezicht en handhaving
Er is gekozen voor een uitvoeringsvariant waarbij de subsidie pas kan worden aangevraagd
ná de prestatie en direct wordt vastgesteld. Deze variant is eenvoudig uitvoerbaar,
want kent slechts één contactmoment met de mkb’er. Er is een lager risico op oneigenlijk
gebruik dan wanneer de prestatie na verlening van de subsidie nog uitgevoerd moet
worden.
Namens de Minister van EZK zal de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna:
RVO) in mandaat de subsidieaanvragen beoordelen en al dan niet subsidie verlenen.
De aanvragen tot subsidieverlening en vaststelling zullen zoveel mogelijk geautomatiseerd
beoordeeld worden op basis van bekende en gevraagde gegevens. Voor de staatssteuntoets
kan gebruik worden gemaakt van een op de RVO-site beschikbaar gestelde de-minimisverklaring.
RVO houdt toezicht op de ingediende aanvragen en zal ook steekproefsgewijs handhavingscontroles
doen. De handhavingscontroles kunnen deskcontroles en controles op locatie zijn.
6. Regeldruk
Een subsidieaanvraag op grond van deze regeling zal leiden tot administratieve lasten
bij de aanvrager. De hoogte hiervan wordt vooral bepaald door de hoeveelheid tijd
die moet worden besteed aan de aanvraag van de subsidie. Door de gekozen uitvoeringsvariant
gaat de aanvraag tegelijkertijd gepaard met gereedmelding van de activiteiten die
voor de subsidie in aanmerking komen. Dit bespaart tijd en lasten. Het betreft hier
alleen lasten die gepaard gaan met het aanvragen van de subsidie door de ondernemer
(aanvraagfase).
Verwacht wordt dat een aanvraag gemiddeld 1 uur aan tijdsbeslag zal kennen. Het gaat
dan om handelingen als het verzamelen, invullen en controleren van de benodigde gegevens
en het beschrijven van de subsidiabele activiteiten. Bij het inschatten van de tijdsbesteding
is gebruik gemaakt van het Handboek Meting Regeldrukkosten7 en heeft afstemming met de RVO plaatsgevonden.
Het minimale subsidiebedrag voor alleen een advies is € 400 en het maximale subsidiebedrag
voor advies én ondersteuning is € 2.500. Het gemiddelde subsidiebedrag is daardoor
te schatten op € 1.450 euro en het gemiddelde aantal toe te kennen aanvragen op ongeveer
20.000.
Uitgaande van een standaarduurtarief van € 54 conform het Handboek Meting Regeldrukkosten8, bedragen de administratieve lasten bij uitputting van het hele subsidiebudget van
€ 28,2 miljoen gemiddeld ongeveer € 1,1 miljoen. Dit is gemiddeld ongeveer 3,75% van
het beschikbare subsidiebudget.
Het uitgangspunt van de regeling is om de mkb’er zoveel mogelijk te ondersteunen.
Dit houdt ook in dat de administratieve lasten van de ondernemer zo beperkt mogelijk
dienen te blijven. Daarom zal nadrukkelijk in de communicatie rondom de regeling worden
benadrukt dat de mkb’er bij het aanvragen van deze subsidie voor deze taak een volmacht
kan geven aan dezelfde energieadviseur die het advies opstelt en het ondersteuningstraject
regelt. Deze taak behoort namelijk ook tot de subsidiabele activiteiten.
MKB toets
Bij het opstellen van deze regeling is afgezien van een MKB toets. Een MKB-toets dient
te worden uitgevoerd indien vooraf de inschatting is dat er grote gevolgen zullen
zijn voor het MKB. De administratieve lasten die voortkomen uit deze regeling zijn
niet bijzonder hoog in vergelijking met andere subsidieregelingen van dezelfde omvang.
Bij lage subsidiebedragen kunnen de regeldrukkosten wel iets hoger uitkomen. Echter
een mkb-ondernemer kan de adviseur volmachtigen om de aanvraag te doen en bovendien
behoort dit tot de subsidiabele kosten. Hierom is afgezien van het organiseren van
een MKB-toets.
Om er toch zorg voor te dragen dat deze regeling voor mkb-bedrijven in de praktijk
werkbaar is, is vanaf het begin van het traject van het opstellen van de regeling
intensief contact geweest met MKB-Nederland over de uitgangspunten van de regeling,
waaronder de werkwijze en de doelgroep. Zo is bijvoorbeeld voor de resultaatsverplichting
(ondernemer moet minimaal één maatregel uit het advies daadwerkelijk uitvoeren om
in aanmerking te komen voor de subsidie) gekozen in overleg met MKB-NL. Hoewel dit
meer administratieve lasten oplevert, is de afweging gemaakt dat er ook wat mag worden
teruggevraagd van de ondernemer voor het ontvangen van deze subsidie.
MKB-NL heeft de concept regeling ook uitgebreid afgestemd met haar achterban. Zo heeft
MKB-NL de regeling gedeeld met de werkgroep ‘e-transitie’ waarin verschillende experts
zijn vertegenwoordigd, waaronder Techniek Nederland. Daarnaast zijn via MKB-NL verschillende
brancheverenigingen die tot de doelgroep van de regeling behoren actief op de hoogte
gebracht van het feit dat zij via de internetconsultatie hun inbreng op de regeling
kunnen geven. Ook zijn signalen doorgegeven via MKB-NL.MKB NL verzorgt tenslotte een
belangrijk deel van de communicatie rondom deze regeling, via hun website en via de
brancheverenigingen. Hierin zal worden benadrukt dat de energieadviseur deze subsidie
voor de mkb’er kan aanvragen en dat dit tot de subsidiabele kosten behoort.
Advies Adviescollege toetsing regeldruk
De ATR heeft op 12 juli 2021 geadviseerd. De ATR adviseert de regeling niet vast te
stellen, tenzij met de adviespunten rekening is gehouden. De ATR adviseert om in de
toelichting de probleemanalyse die ten grondslag ligt aan de vormgeving van deze regeling
aan te vullen en om in de toelichting duidelijk te maken waarom niet voor eventueel
minder belastende alternatieven is gekozen zoals algemene voorlichting of het advies
dat ondernemers kunnen krijgen van uitvoerders van energiebesparingsmaatregelen. De
overheid is sinds het najaar 2020 al gestart met kosteloze voorlichting met de website
MKB Klimaatwerk met advies over klimaatmaatregelen. Daarnaast worden op initiatief
van MKB-NL een aantal websites ondersteund, wattjemoetweten.nl over de Energiebesparingsplicht
en Duurzaam Energie Besparen met maatwerkadviezen over energiebesparingsmaatregelen.
Uit onderzoeken blijkt echter dat er meer nodig is om ondernemers te mobiliseren om
te verduurzamen. Zij schakelen hier doorgaans het liefst een specialist voor in om
het uit te zoeken en te regelen. Met name kleine mkb’ers hebben hier beperkte capaciteit
en expertise voor. Met deze regeling worden zij in staat gesteld een maatwerkadvies
te krijgen dat specifiek toegespitst is op wat het beste is voor het bedrijf, zowel
in financieel opzicht als op het gebied van wet- en regelgeving over energiebesparing
en volgend uit het Klimaatakkoord, en kunnen zij ondersteund worden bij het regelen
van de financiering en de implementatie van maatregelen. De inleiding van de toelichting
is op deze punten aangevuld.
De ATR adviseert verder om de resultaatverplichting te schrappen voor de gevallen
waarin het advies geen kosteneffectieve besparingsmaatregelen bevat. Het belang van
de resultaatverplichting, de eis dat minimaal één maatregel uit het advies daadwerkelijk
moet worden uitgevoerd, is het zorgen voor een stimulans voor ondernemers om daadwerkelijk
aan de slag te gaan met verduurzaming. Dit is ook in de geest van het Urgenda-vonnis,
naar aanleiding waarvan een substantieel deel van middelen ter beschikking gesteld
is voor uitvoering van deze regeling. Het advies moet de mogelijke verduurzamingsmaatregelen
van het bedrijfspand en van de bedrijfsvoering in kaart brengen die tot de meeste
energiebesparing en vermindering van CO2-uitstoot leiden en hierbij moet rekening worden gehouden met de financiële haalbaarheid.
Daardoor is het onwaarschijnlijk dat adviezen worden opgeleverd die in het geheel
geen kosteneffectieve verduurzamingsmaatregelen bevatten. Naar aanleiding van dit
adviespunt van de ATR zal in de communicatie worden benadrukt dat een advies laten
opstellen dat in aanmerking komt voor deze subsidie niet vrijblijvend is en dat minimaal
één maatregel uit het advies moet worden genomen. Een ondernemer die denkt al het
laaghangend fruit al geplukt te hebben kan zich zo bezinnen, hoewel ook iets verdergaande
maatregelen vanwege de ruime tegemoetkoming in de advies- en ondersteuningskosten
bij gebruik van deze regeling financieel haalbaar kunnen zijn, zeker als met behulp
van de ondersteuning een subsidie of lening geregeld kan worden.
Ook geeft de ATR aan dat de regeldrukgevolgen van deze regeling mogelijk disproportioneel
zijn en adviseert de ATR de berekening van de regeldruklasten aan te passen conform
de Rijksbrede methodiek. Daar is gevolg aan gegeven in deze paragraaf over de regeldruk.
De regeldruk komt uit op gemiddeld 3,75% van het toegekende subsidiebedrag. Hoe lager
het aangevraagde bedrag, hoe hoger de relatieve regeldrukkosten. Bij lage subsidiebedragen
kan de regeldruk relatief hoog uitvallen. Maar het aanvragen van de subsidie kan worden
uitbesteed aan de energieadviseur of energieregisseur en dit behoort tot de subsidiabele
kosten. Tot slot is conform het advies van de ATR een motivatie opgenomen in deze
paragraaf waarom is afgezien van een MKB-toets.
7. Staatssteun
In deze subsidieregeling zijn regels opgenomen die voortkomen uit het staatssteunrecht.
Als de overheid subsidie verleent aan een onderneming kan dit te kwalificeren zijn
als staatssteun. De activiteit die aanvragers onder deze subsidieregeling verrichten,
namelijk het inhuren van advies en ondersteuning over verduurzaming, kan doorgaans
gezien worden als economische activiteit. Hierdoor is er sprake van staatssteun. Staatssteun
is gereguleerd op Europees niveau en zal op basis van Europees recht gerechtvaardigd
moeten worden. In deze subsidieregeling wordt gebruik gemaakt van de de-minimisverordening.
De de-minimisverordening gaat uit van de gedachte dat de staatssteun is gerechtvaardigd
door de beperkte hoogte ervan. Dit kader geeft daarom een maximum voor het bedrag
dat de subsidieontvanger mag ontvangen aan de-minimissteun (€ 200.000 per drie belastingjaren).
Hierbij is van belang dat alle ontvangen de-minimissteun meetelt, dus ook de-minimissteun
die is verstrekt op grond van andere subsidies van het Rijk of de decentrale overheid.
De de-minimissteun mag ook worden verleend op het moment dat de activiteiten lopende
zijn of al zijn afgerond. In het artikelsgewijze deel van de toelichting is (waar
relevant) aandacht voor de specifieke regels uit deze Europese verordening.
8. Advies en consultatie
Er is een internetconsultatie gehouden van 8 juni tot en met 30 juni 2021. Deze termijn
van ruim drie weken is korter dan de gebruikelijke termijn van vier weken. Tijdens
de voorbereiding van de regeling heeft MKB Nederland reeds meerdere malen mogelijkheid
tot inspraak gehad. Daarom is een consultatietermijn van drie weken voldoende voor
nadere consultatie.
Er zijn in totaal negen reacties binnengekomen. Hieronder zullen de belangrijkste
vragen en opmerkingen uit deze reacties worden behandeld op basis van een indeling
in een aantal categorieën. Hierbij wordt ook beschreven of de inbreng heeft geleidt
tot wijzigingen in de regeling of wordt als dit niet mogelijk was de reden hiervoor
toegelicht.
Doelgroep
De eerste categorie betreft vragen of verzoeken met betrekking tot de afbakening van
de doelgroep. De eerste vraag in deze categorie is waarom bedrijven met een energieverbruik
hoger dan de grenzen van de Energiebesparingsplicht (>50.000 kWh elektriciteitsverbruik
of 25.000 m3 gasverbruik per jaar) niet in aanmerking komen voor de subsidie. De reden hiervoor
is dat bedrijven die onder de Energiebesparingsplicht vallen verplicht zijn om alle
maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder in kaart te brengen en te
nemen. Een bedrijf subsidiëren om vergelijkbare maatregelen te kunnen treffen, zou
in een ongelijke behandeling resulteren ten opzichte van bedrijven die de verplichte
maatregelen al hebben uitgevoerd, en is om deze reden niet wenselijk.
Er zijn een aantal vragen gesteld over waarom de regeling zich wel richt op de eigenaar/gebruiker
van bedrijfspanden en op huurders, maar niet op verhuurders van panden. De reden hiervoor
is dat de regeling is bedoeld om mkb’ers met weinig tijd en expertise om maatregelen
te nemen, hierbij te ondersteunen. Voor vastgoedeigenaren kan dit niet in zijn algemeenheid
worden aangenomen en daarom horen zij niet bij de doelgroep. In de gevallen dat huurders
maatregelen willen nemen maar de eigenaar daarin niet meekrijgen, zijn mogelijk nog
wel andere maatregelen te nemen, bijvoorbeeld maatregelen die uitsluitend zien op
de bedrijfsprocessen en vervoer.
Ten slotte zijn er vragen binnengekomen of meerdere ondernemers de subsidie kunnen
aanvragen voor verschillende delen van hetzelfde bedrijfsverzamelgebouw. Met het woord
pand wordt ook een deel van een pand bedoeld, indien een ondernemer slechts een deel
in eigendom heeft of huurt. De ondernemer moet zijn KvK-nummer en adres van de onderneming
opgeven. Er is geen eis dat het hele pand op dat adres van de ondernemer moet zijn
of door hem gehuurd wordt.
Subsidiabele kosten
Er zijn een aantal vragen en verzoeken binnengekomen over de (administratieve) eisen
waar gemaakte kosten aan moeten voldoen om subsidiabel te zijn. Zo is gevraagd te
verduidelijken of de subsidie kan worden toegekend op basis van een advies opgesteld
door een buiten Nederland gevestigde onderneming. De onderneming op wie het advies
en de eventuele ondersteuning bij het nemen van maatregelen betrekking heeft, moet
in Nederland gevestigd zijn. De energieadviseur of -regisseur kan in het buitenland
gevestigd zijn, maar hier geldt wel als voorwaarde dat deze een Nederlands KvK-nummer
moet hebben.
Er zijn een aantal verzoeken binnengekomen over de resultaatsverplichting. Er is tegemoetgekomen
aan een verzoek om de termijn van één jaar voor uitvoering van minimaal één maatregel
om te zetten in een termijn van twee jaar om mkb’ers meer gelegenheid te geven hieraan
te voldoen. De reden hiervoor is dat in de nasleep van de Coronacrisis aannemelijk
is dat één jaar voor oplevering van een advies, opdrachtverstrekking en uitvoering
van een maatregel aan de krappe kant kan zijn. Aan een verzoek om bijvoorbeeld een
minimum investeringsbedrag te koppelen aan de resultaatverplichting om te voorkomen
dat kan worden volstaan met een onbeduidende maatregel is niet voldaan, omdat al is
bepaald dat het advies kosteneffectieve maatregelen in kaart moet brengen die tot
de meeste energiebesparing en vermindering van CO2-uitstoot leiden.
Met betrekking tot de eis dat in het kader van de subsidieaanvraag de administratie
tien belastingjaren bewaart dient te worden, wordt verzocht deze termijn te verkorten
naar de termijn van zeven jaar op grond van artikel 52, vierde lid, van de Algemene
wet inzake Rijksbelastingen. De termijn van tien jaar volgt echter uit de algemene
de-minimisverordening, op grond waarvan deze subsidieregeling is vrijgesteld van de
staatsteunregels van de EU. Hiervan is onder andere gebruik gemaakt, omdat het onder
deze verordening mogelijk is om subsidiepercentages hoger dan 60% te verstrekken.
In het geval van deze regeling gaat het om een subsidiepercentage van 80%.
Ook is een voorstel gedaan om minimale criteria toe te voegen waar een energieadviseur
aan moet voldoen, bijvoorbeeld dat aantoonbare, relevante ervaring nodig is. In de
praktijk zou het moeilijk zijn hierop te controleren, omdat energieadviseur geen beschermde
titel is. Daarom is gekozen om in plaats hiervan specifieke eisen te stellen aan de
adviezen zelf. Hiermee wordt geborgd dat de adviezen voldoende kwaliteit hebben.
Een andere vraag is in hoeverre het verkrijgen van een Energielabel (bijvoorbeeld
minimaal label C voor kantoren) en een maatwerk EPA-U advies tot de subsidiabele kosten
behoren. De voorwaarden waar het advies bij deze regeling aan moet voldoen om subsidiabel
te zijn, zijn anders dan de eisen die gelden voor een EPA-U advies. Daardoor behoort
een EPA-U advies niet tot de subsidiabele kosten. Het is wel mogelijk om in overleg
met de adviseur maatregelen te inventariseren om tot een bepaald energielabel te komen
en gebruik te maken van ondersteuning bij het nemen van deze maatregelen.
Er is een verzoek gedaan om ondernemers de keuze te geven om een aanvraag van het
advies en het aanvragen van ondersteuning los van elkaar te doen. Hier is rekening
mee gehouden in deze regeling. De mkb’er laat eerst een advies opstellen en kan op
basis hiervan de beslissing nemen om ook ondersteuningsdiensten te laten uitvoeren.
De subsidie kan vervolgens worden aangevraagd voor alleen een advies of advies en
ondersteuning. De resultaatverplichting dat minimaal één maatregel uit het advies
moet worden uitgevoerd geldt altijd, ook als alleen subsidie wordt aangevraagd voor
een advies.
Ook is gevraagd of een stapeling van deze subsidie en lokale subsidies is toegestaan.
Dit is toegestaan maar het totaal aan ontvangen subsidies in de afgelopen drie belastingjaren
mag niet hoger zijn dan € 200.000, omdat deze subsidieregeling gebruikt maakt van
de vrijstelling van de staatssteunregels van de EU voor de-minimissteun, waarvoor
deze grens geldt.
Er is een verzoek binnengekomen om te verduidelijken of de minimale en maximale subsidiebedragen
die in de regeling worden genoemd inclusief of exclusief BTW zijn. De kosten worden
in aanmerking genomen met inbegrip van btw, als de subsidieontvanger die de kosten
heeft gemaakt, btw niet in aftrek kan brengen. Dit is bepaald in artikel 10, vierde
lid, van het Kaderbesluit.
Tot slot zijn twee reacties binnengekomen waarin wordt verzocht om de afwijzingsgrond
nader toe te lichten dat een aanvraag kan worden afgewezen als aannemelijk is dat
de energieadviseur of – regisseur niet tegen marktwaarde heeft gewerkt. Deze afwijzingsgrond
is naar aanleiding van deze reacties geschrapt. Het brengt te veel controlelasten
met zich mee om op deze afwijzingsgrond te oordelen zonder gedetailleerd te bepalen
wat in verschillende gevallen wel of niet conform marktwaarde is, en dit laatste als
onwenselijk wordt gezien. De mkb’er heeft ook een eigen verantwoordelijkheid om te
zorgen dat het maximale subsidiebedrag van € 2.500 niet wordt ingevuld met betrekkelijk
weinig diensten tegen buitenproportionele tarieven, en heeft reden om hierop te letten
omdat 20% van de kosten altijd door de mkb’er zelf moet worden betaald.
Looptijd
Er is een verzoek binnengekomen om de periode dat deze subsidieregeling wordt opengesteld
te verlengen van één naar twee jaar. De periode van één jaar berust op het feit dat
het te besteden budget grotendeels bestaat uit aanvullende middelen op de Rijksbegroting
in verband met het Urgenda-vonnis. Deze middelen zijn alleen in 2021 en 2022 beschikbaar.
Indien de regeling succesvol blijkt, zal de Staatssecretaris van EZK in overleg met
de Minister van BZK bezien of de regeling verlengd kan worden.
Communicatie
Er zijn verschillende verzoeken binnen gekomen die betrekking hebben op nadere communicatie
rondom de regeling om onduidelijkheden weg te nemen, bekendheid rondom de regeling
te creëren en de regeling onder de aandacht te brengen bij specifieke doelgroepen.
Deze verzoeken zullen worden meegenomen in een intensief communicatietraject dat voor
deze regeling wordt opgezet en in gezamenlijkheid uitgevoerd door RVO en MKB-NL. Doel
van deze communicatiecampagne is om te zorgen dat de kansen die deze subsidieregeling
biedt bij zoveel mogelijk mkb’ers binnen de doelgroep onder de aandacht worden gebracht.
Eén van deze verzoeken is om toe te lichten waarom bij het aanvragen van de subsidie
verklaard moet worden dat de afgelopen jaren niet meer steun is ontvangen dan toegestaan.
Ook is het verzoek gedaan om in heldere ondernemerstaal te communiceren over de subsidieregeling.
Deze suggesties zullen worden meegenomen in de communicatiecampagne en partijen die
zich hebben aangeboden om mee te denken zullen hierbij worden betrokken.
Tot slot is het verzoek gedaan om informatiesessies te organiseren over de gevolgen
van het Klimaatakkoord voor ondernemers. In zijn algemeenheid zijn voor dergelijke
informatievoorziening de digitale tools van MKB Klimaatwerk en Duurzaam Energie Besparen
(www.deb.nl) beschikbaar. Daarnaast kunnen met deze subsidieregeling mkb’ers binnen de doelgroep
in het hele land gelijktijdig professioneel advies en ondersteuning inkopen op maat
gemaakt voor het bedrijf. Hierbij wordt de regelgeving en subsidiemodules betrokken
die volgt uit het Klimaatakkoord en de overige regelgeving op het gebied van energiebesparing
en vermindering van CO2-uitstoot. Algemene informatiesessies kunnen niet in de behoefte voorzien om in dergelijk
maatwerk te voorzien. Daarnaast is het vanuit het oogpunt van kostenefficiëntie niet
opportuun, indien men een gelijk aantal ondernemers zou willen bereiken verspreid
over het land.
9. Inwerkingtreding
De inwerkingtreding vindt plaats op 1 oktober 2021. Hiermee is voldaan aan de vaste
verandermomenten en is er sprake van een invoeringstermijn van twee maanden.
II. Artikelsgewijze toelichting
De artikelen in deze regeling worden hieronder waar nodig toegelicht.
Artikel I, onderdeel A
Met dit onderdeel wordt de subsidiemodule Advies en ondersteuning verduurzamingsmaatregelen
MKB geïntroduceerd.
Artikel 4.7.1 Begripsbepalingen
Dit artikel bevat de begripsbepalingen voor deze titel van bedrijfspand, bedrijfsvoering,
energieadviseur, energieregisseur, mkb-onderneming en verduurzamingsmaatregel.
Artikel 4.7.2 Subsidieverstrekking
Een mkb-onderneming kan per bedrijfspand eenmalig subsidies aanvragen voor twee trajecten.
Ten eerste kan de onderneming subsidie aanvragen voor de gemaakte kosten van een advies
van een energieadviseur over verduurzamingsmaatregelen. Uit dit artikel volgt dat
dat advies moet zijn opgesteld na 2 augustus 2021 en vóór het in opdracht geven van
de verduurzamingsmaatregelen. Dat laatste waarborgt dat de maatregelen daadwerkelijk
uit het advies volgen. In artikel 4.7.4 staan de verdere eisen waar dit advies aan
moet voldoen. Ten tweede kan de onderneming subsidie aanvragen voor de gemaakte kosten
voor de ondersteuningen door een energieadviseur of energieregisseur voor het uitvoeren
van de maatregelen uit een advies dat voldoet aan de eisen in artikel 4.7.2 en 4.7.4.
De verduurzamingsmaatregelen hebben betrekking op het bedrijfspand of op de bedrijfsvoering.
Hiermee heeft de mkb-onderneming drie mogelijkheden. De mkb-onderneming vraagt alleen
subsidie voor het advies. De onderneming vraagt subsidie aan voor het advies én voor
de ondersteuning bij het nemen van de maatregelen die volgen uit dat advies. Of de
onderneming vraagt alleen subsidie aan voor de ondersteuning bij het nemen van de
verduurzamingsmaatregelen. In dat geval moeten die maatregelen dus volgen uit een
advies dat aan dezelfde eisen voldoet als het advies waar subsidie voor aangevraagd
kan worden.
Artikel 4.7.3 Hoogte van de subsidie en verdeling van het subsidieplafond
Het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen,
als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder a, van het Kaderbesluit. Zoals blijkt
uit artikel 27, derde lid, van het Kaderbesluit, betekent dit dat indien op de dag
dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag binnenkomt, de onderlinge
rangschikking van die aanvragen door middel van loting wordt vastgesteld.
De subsidie voor het advies bedraagt 80% van de gemaakte kosten, met een minimumbedrag
van € 400 en een maximumbedrag van € 750. Dit betekent dat adviezen vanaf een bedrag
van € 500 gesubsidieerd worden (80% van € 500 is € 400). Adviezen die minder kosten
dan € 500 euro, worden niet gesubsidieerd. Voor adviezen van € 937,50 (80% van € 937,50
is € 750) en meer wordt het maximumbedrag van € 750 vergoed.
De subsidie voor de ondersteuning bedraagt 80% van de gemaakte kosten. Hiervoor is
geen minimumbedrag vastgesteld, maar deze mag wel maximaal zo veel bedragen dat het
totaal aan subsidie voor het advies en voor de ondersteuning niet meer bedraagt dan
€ 2.500.
Artikel 4.7.4. Subsidiabele kosten
Dit artikel bevat de nadere eisen voor het advies en beschrijft welke ondersteuningsactiviteiten
subsidiabel zijn.
Het advies moet voldoen aan de eisen die in het tweede lid worden vermeld. Indien
aan één van deze eisen niet is voldaan, wordt een subsidieaanvraag hiervoor afgewezen.
Het overzicht van het jaarlijks energieverbruik van de onderneming per locatie aan
aardgasequivalenten en kWh is nodig zodat RVO kan bepalen of de mkb-onderneming voor
subsidiëring in aanmerking komt. De omrekening van het (mogelijk te besparen) energieverbruik
naar CO2-uitstoot volgens de omrekeningswaarden in de tabel in bijlage 1 is nodig zodat EZK
kan monitoren hoe groot de behaalde CO2-reductie als gevolg van deze regeling is. Bij de beschrijving van de mogelijke verduurzamingsmaatregelen
van het bedrijfspand en van de bedrijfsvoering van de betreffende mkb-onderneming
moet rekening worden gehouden met de financiële haalbaarheid van de maatregelen. Op
deze manier krijgt de onderneming geen maatregelen geadviseerd die zij financieel
gezien niet kan uitvoeren.
Subsidie voor de ondersteuning is alleen beschikbaar indien éérst een advies is aangevraagd
dat voldoet aan de eisen en indien de ondersteuning ziet op de uitvoering van minstens
één van de maatregelen uit dat advies (of op het aanvragen van deze subsidie). Alleen
de handelingen die zijn genoemd in artikel 4.7.4 komen voor subsidiëring in aanmerking.
De mkb-onderneming kan ook besluiten alléén subsidie aan te vragen voor een advies,
en niet voor ondersteuning.
Artikel 4.7.5. Afwijzingsgronden
De Minister wijst de subsidie op grond van artikel 22, eerste lid, onder a, van het
Kaderbesluit af indien de aanvraag niet voldoet aan de in het Kaderbesluit of in de
regeling gestelde regels. Dat betekent dus ook dat de Minister de aanvraag afwijst
indien een advies niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in artikel
4.7.4, tweede lid, of indien subsidie wordt aangevraagd voor ondersteuningshandelingen
die niet staan opgesomd in artikel 4.7.4, derde lid.
Daarnaast wijst de Minister de subsidie af in de gevallen bedoeld in de artikelen
22 en 23 van het Kaderbesluit.
Ten slotte wijst de Minister de subsidie af in de gevallen bedoeld in dit artikel.
Dit is wanneer het bedrijfspand van de mkb-onderneming niet in Nederland gelegen is,
wanneer het bedrijfspand volgens het Kadaster enkel een woonbestemming heeft, wanneer
het advies voor een groot deel ziet op andere zaken dan bedoeld in artikel 4.7.2,
eerste lid, onder a, en aannemelijk is dat de kosten hierdoor hoger zijn, er voor
hetzelfde pand reeds subsidie voor het advies of de ondersteuning is ontvangen, of
wanneer de mkb-onderneming een verzoek om verklaring dat sprake is van een energie-investering
heeft ingediend waarbij het advies voor verduurzamingsmaatregelen is aangemerkt als
aanschaffings- of voortbrengingskosten.
Artikel 4.7.6. Subsidieverplichtingen
De subsidieontvanger moet zich houden aan de algemene verplichtingen op grond van
de artikelen in paragraaf 11.1 van het Kaderbesluit.
Daarnaast moet de subsidieontvanger voldoen aan de twee in dit lid gestelde eisen.
Die eisen zijn ten eerste dat de mkb-onderneming minstens één van de maatregelen uit
het advies uitvoert of laat uitvoeren binnen twee jaar na het opstellen van het advies,
en ten tweede dat de mkb-onderneming de in het kader van de subsidieverlening gevoerde
administratie tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling
bewaart. Dit laatste is noodzakelijk vanwege het feit dat de steun op basis van deze
regeling verleend wordt op grond van de de-minimisverordening.
Artikel 4.7.7. Informatieverplichtingen
Bij de aanvraag van de subsidie dient de mkb-onderneming een aantal zaken te overleggen.
RVO heeft het KvK-nummer van de energieadviseur en de energieregisseur, indien van
toepassing, nodig om haar toezichtstaak uit te voeren.
De mkb-onderneming dient het advies en de factuur van de energieadviseur voor het
advies en, indien van toepassing, de factuur voor de ondersteuning van de energieadviseur
of de energieregisseur mee te sturen, zodat RVO kan controleren of er recht op subsidiëring
bestaat en hoe hoog deze moet uitvallen. Ook kan EZK hierdoor monitoren hoe groot
de behaalde energiebesparing of CO2-reductie is.
Aanvullend dient de mkb-onderneming een getekende offerte, opdracht of betaalbewijs
mee te sturen om aan te tonen dat deze aan de resultaatverplichting (zie artikel 4.7.8)
voldoet.
Ten slotte dient de mkb-onderneming te verklaren dat hij voor activiteiten waarvoor
subsidie is aangevraagd niet meer steun ontvangt dan is toegestaan op basis van de
de-minimisverordening.
Artikel 4.7.8. Verlening en vaststelling van de subsidie
Bij verlening van de subsidie wordt direct een beschikking tot subsidievaststelling
afgegeven.
Artikel 4.7.10. Inwerkingtreding en vervaldatum
De inwerkingtredingsdatum van de regeling is 1 oktober 2021. Dat is ook de datum waarop
de eerste aanvragen voor de regeling kunnen worden gedaan. Aanvragen kunnen worden
gedaan tot en met 30 september 2022. De regeling vervalt per 1 januari 2023. Zo heeft
RVO van 1 oktober 2021 tot en met 31 december 2022 tijd om alle aanvragen af te handelen.
De bepalingen in de regeling blijven uiteraard na haar vervallen van toepassing op
subsidies die op grond van de regeling zijn uitgekeerd, en op aanvragen die voor die
tijd zijn ingediend.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie,
D. Yeşilgöz-Zegerius