Regeling van de Staatssecretaris van Financiën tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990

5 juli 2021

Nr. 2021-0000015110

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken

Directies Directe Belastingen en Algemene Fiscale Politiek

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 26 van de Invorderingswet 1990;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1b, tweede lid, wordt: ‘1C en 1D’ vervangen door: ‘1C, 1D en afdeling 8 van hoofdstuk 2’.

B

Aan hoofdstuk II wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

Afdeling 8. Kwijtschelding van rijksbelastingen voor gedupeerde ouders in de kinderopvangtoeslagaffaire

Artikel 28abis
  • 1. De ontvanger verleent kwijtschelding van het nog op 31 december 2020 openstaand bedrag van een belastingaanslag van de belastingschuldige, indien die belastingschuldige in aanmerking is gekomen voor een tegemoetkoming dan wel compensatie als bedoeld in artikel 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en naar aanleiding van die tegemoetkoming dan wel compensatie aan die belastingschuldige een forfaitair bedrag tot € 30.000 is uitbetaald, of hij hier recht op zou hebben indien:

    • a. dit forfaitaire bedrag niet zou zijn verminderd tot nihil wegens een eerder uitbetaald bedrag aan die belastingschuldige op grond van een tegemoetkoming dan wel compensatie als bedoeld in artikel 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid van die wet; of

    • b. er geen forfaitair bedrag is toegekend omdat het forfaitaire bedrag al is toegekend aan een persoon die de partner, bedoeld in artikel 3 van die wet, was van belastingschuldige in een periode en beiden recht hebben op toepassing van een herstelregeling dan wel compensatie als bedoeld in artikel 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, van die wet over een deel van die periode.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op:

    • a. belastingaanslagen die niet voor 1 januari 2021 bekend zijn gemaakt en betrekking hebben op een tijdvak dat is geëindigd, dan wel een tijdstip dat is gelegen, voor 1 januari 2021;

    • b. nog openstaande bedragen, niet zijnde rijksbelastingen, die door de ontvanger worden ingevorderd met toepassing dan wel van overeenkomstige toepassing van de wet.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing:

    • a. op degene die op de peildatum als de partner, bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, van de belastingschuldige wordt aangemerkt. De peildatum is de datum waarop het forfaitaire bedrag is uitbetaald aan degene, bedoeld in het eerste lid. Indien dit forfaitaire bedrag is verminderd tot nihil, dan is de peildatum de datum waarop aan degene, bedoeld in het eerste lid, voor het eerst een bedrag is uitbetaald op grond van een tegemoetkoming dan wel compensatie als bedoeld in artikel 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, van die wet. Indien aan degene, bedoeld in het eerste lid, geen forfaitair bedrag is uitgekeerd omdat het forfaitair bedrag is toegekend aan een persoon die de partner, bedoeld in artikel 3 van die wet, was van belastingschuldige in een periode en beide recht hebben op toepassing van een herstelregeling, dan is de peildatum de datum waarop het forfaitaire bedrag is uitbetaald aan de ander; en

    • b. op degene die op 31 december 2020 de partner, bedoeld in artikel 3 van die wet, was van degene, bedoeld in het eerste lid, mits degene, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk op 1 juni 2021 heeft verzocht om toepassing van een tegemoetkoming dan wel compensatie als bedoeld in artikel 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, van die wet.

  • 4. Indien een bedrag na 31 december 2020 geheel of gedeeltelijk is betaald of verrekend met een terug te geven bedrag maar op grond van dit artikel voor kwijtschelding in aanmerking zou komen, wordt het betaalde of verrekende bedrag terugbetaald.

  • 5. De ontvanger verleent de belastingschuldige, bedoeld in het eerste lid, die aansprakelijk is gesteld op grond van artikel 49 van de wet voor rijksbelastingen of andere bedragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ontslag van de verplichting tot betaling van die belastingen of bedragen. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op de partner, bedoeld in het derde lid.

  • 6. Geen kwijtschelding wordt verleend indien de ontvanger aannemelijk maakt dat het niet voldoen of ontstaan van de belastingaanslag of andere openstaande bedragen het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de belastingschuldige. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op de partner, bedoeld in het derde lid.

  • 7. In afwijking van het eerste en tweede lid verleent de ontvanger pas kwijtschelding van een voorlopige aanslag nadat de aanslag over hetzelfde tijdvak bekend is gemaakt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 2 juni 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

Algemeen

1. Inleiding

In deze regeling is een wijziging opgenomen van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (URIW 1990). Het betreft hier de maatregel om kwijtschelding te kunnen verlenen voor belastingschulden in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. Deze maatregel is vooruitlopend op deze wijziging van de URIW 1990 reeds in werking getreden via het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag.1 Het kabinet vindt het wenselijk om deze maatregelen zo snel mogelijk toe te passen. Hierdoor wordt aan de gedupeerde ouders eerder herstel geboden. Met de wijziging van de URIW 1990 verkrijgt voornoemde mogelijkheid om kwijtschelding te verlenen voor belastingschulden een nadere grondslag in wet- regelgeving.

2. Toelichting op de wijziging

Het compenseren van de getroffen ouders die gedupeerde zijn door de toeslagaffaire heeft de hoogste prioriteit van het kabinet.2 Een belangrijke stap in het herstel is de uitbetaling van het forfaitaire bedrag tot € 30.000.

Een deel van de ouders heeft of had grote schulden, die mede zijn veroorzaakt of verergerd door problemen met de kinderopvangtoeslag. Om ervoor te zorgen dat de ouders na de herstelbetaling(en) werkelijk een nieuwe start kunnen maken, heeft het kabinet onder andere besloten tot kwijtschelding van belastingschulden.3

Waar normaliter een schuldenaar zijn inkomen en vermogen moet aanwenden om schulden af te betalen is in deze uitzonderlijke situatie, waarin de ouders zijn geraakt door een collectief falen van alle staatsmachten, het kabinet van mening dat in overeenstemming met de motie van Kamerlid Omtzigt, ouders een schone lei verdienen.4 Zonder schulden en met het geld dat zij krijgen in het kader van de hersteloperatie toeslagen kunnen de ouders een nieuwe start maken.

Met ingang van 2 juni 2021 is vooruitlopend op wet- en regelgeving in het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag goedgekeurd dat de belastingschulden van ouders die in aanmerking komen voor een herstelregeling kinderopvangtoeslag worden kwijtgescholden.5 Ook de belastingschulden van degenen die op een bepaalde peildatum de toeslagpartners van deze ouders waren, worden kwijtgescholden. Dit draagt eraan bij dat een gezin die gewenste nieuwe start kan maken. Ook worden ouders ontslagen van hun betalingsverplichting met betrekking tot bepaalde fiscale aansprakelijkstellingen.

Kwijtschelding of ontslag van betalingsverplichting ingeval van een aansprakelijkstelling wordt in beginsel verleend voor alle openstaande schulden die voor 1 januari 2021 zijn geformaliseerd in een belastingaanslag, een boetebeschikking of een beschikking aansprakelijkstelling. Daarnaast wordt kwijtschelding in beginsel ook verleend voor alle na deze datum nog te formaliseren belastingschulden, voor zover deze materieel betrekking hebben op de periode tot 1 januari 2021. Kwijtschelding geldt ook voor de nog verschuldigde bedragen die verband houden met (de invordering van) belastingschulden, zoals belopen (invorderings-)renten of kosten van invordering.

Wanneer de belastingschulden en de daarmee verband houdende schulden het gevolg zijn van ernstig misbruik, blijft kwijtschelding of ontslag van betalingsverplichting op grond van dit onderdeel achterwege. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake van zijn als het ontstaan of onbetaald blijven van de openstaande belastingschuld aantoonbaar te wijten is aan het opzettelijk handelen of nalaten van de ouder of de toeslagpartner en in verband hiermee een vergrijpboete is opgelegd van 50% of meer van het wettelijke maximum. De openstaande boete alsmede de daarmee verband houdende belastingschuld komen dan niet voor kwijtschelding in aanmerking. Kwijtschelding van belastingschulden vindt evenmin plaats als naar aanleiding van het ontstaan of onbetaald blijven hiervan vervolging is ingesteld op grond van het fiscale strafrecht. De ontvanger dient het ernstig misbruik aannemelijk te maken indien hij op deze grond de kwijtschelding of ontslag van betalingsverplichting niet wil verlenen.

De kwijtschelding van belastingschulden of ontslag van betalingsverplichting wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld door de ontvanger. De ontvanger zal zoveel mogelijk ambtshalve kwijtschelding verlenen voor de genoemde schulden; ook als het gaat om schulden die na 1 januari 2021 worden geformaliseerd en betrekking hebben op de periode tot 1 januari 2021. Mocht kwijtschelding om wat voor reden dan ook niet ambtshalve zijn verleend, dan zal de persoonlijk zaakbehandelaar de ouder of partner van die ouder helpen om ervoor te zorgen dat er alsnog kwijtschelding wordt verleend. Indien sprake is van een openstaande schuld op grond van een voorlopige aanslag, wordt deze pas kwijtgescholden nadat de definitieve aanslag is opgelegd.

De gedupeerde ouders die zich niet kunnen verenigen met de beschikking van de ontvanger, kunnen in bezwaar gaan en daarna beroep instellen bij de fiscale bestuursrechter.

3. EU-aspecten

Aan de wijzigingen die zijn opgenomen in deze regeling zijn geen additionele EU-aspecten verbonden.

4. Budgettaire aspecten

Onderstaande tabel 1 toont de budgettaire effecten van dit voorstel. De uitgaven betreffen het kwijtschelden van belastingschulden. Deze raming is uitzonderlijk, omdat deze maatregel als gevolg van de publicatie in het beleidsbesluit al in uitvoering is. Bij de bedragen is uitgegaan van de meest recente informatie over het aantal gedupeerde ouders. Dit heeft tot gevolg dat de bedragen niet één-op-één te vergelijken zijn met bedragen die voor deze regeling mogelijk via andere wegen zijn gepubliceerd.

De Belastingdienst is er in het verleden steeds van uitgegaan dat 25.000 ouders gedupeerd zijn door de kinderopvangtoeslag. Omdat dit aantal reeds is overschreden, is voor deze raming uitgegaan van 30.000 gedupeerde ouders. Dit is een voorlopige schatting die vooruitloopt op een grondigere herijking van het aantal gedupeerde ouder door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen in de zomer van 2021.

Tabel 1: Budgettaire effecten van het wetsvoorstel

(Bedragen in mln euro)

2020

2021

Kwijtschelden van belastingschulden

0

-761

Totaal

0

-76

X Noot
1

Bij deze raming zijn géén apparaatskosten meegenomen.

5. Uitvoeringsgevolgen

De Belastingdienst heeft de wijziging in deze regeling niet beoordeeld met een uitvoeringstoets. Bij de beoogde wijziging van de Invorderingswet 1990, die nagenoeg hetzelfde zal regelen als deze wijziging van de URIW 1990, zal de Belastingdienst de regelgeving met een uitvoeringstoets beoordelen.

6. Doenvermogen

Gedupeerde ouders hoeven in beginsel geen actie te ondernemen als zij zich al hebben aangemeld bij de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst zal in beginsel kwijtschelding van belastingschulden verlenen zonder dat de gedupeerde ouders een nieuw verzoek hoeven in te dienen. Ten behoeve van een correcte kwijtschelding is goede communicatie tussen de Belastingdienst en de ouder van groot belang. Dit zal worden gerealiseerd via webinars en informatie op de website, alsmede via brieven of contact met de persoonlijk zaakbehandelaar. Daarnaast blijft ook een goede vastlegging van afspraken tussen de persoonlijk zaakbehandelaar en de gedupeerde ouder van belang.

7. Gevolgen voor burger en bedrijfsleven

Deze maatregel betreft slechts een codificatie van een eerder gepubliceerd beleidsbesluit. Er vinden geen wijzigingen plaats ten opzichte van het eerder gepubliceerde beleidsbesluit. De regeldrukeffecten zijn dus verwaarloosbaar of nihil.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Artikel I, onderdeel A (artikel 1b, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990)

De kwijtschelding geschiedt middels een voor bezwaar vatbare beschikking. Wanneer een ouder of partner zich niet kan verenigen met de beslissing dan kan er naar aanleiding van de beschikking bezwaar en vervolgens beroep bij de fiscale bestuursrechter. Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie is hoofdstuk V Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van overeenkomstige toepassing. Dit in overeenstemming met artikel 1a URIW 1990.

Artikel I, onderdeel B (Afdeling 8 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990)

Het verlenen van kwijtschelding aan een belastingschuldige vindt normaliter uitsluitend plaats wanneer de belastingschuldige niet in staat is, anders dan met buitengewoon bezwaar, de belastingaanslagen geheel of gedeeltelijk te betalen. Buitengewoon bezwaar zal in het algemeen aanwezig zijn wanneer de middelen om een belastingaanslag te voldoen ontbreken en ook niet binnen afzienbare tijd kunnen worden verwacht. Daarnaast kunnen er omstandigheden zijn die meebrengen dat betaling van een aanslag redelijkerwijs niet kan worden gevorderd.6

Het kabinet is van mening dat de groep, gedupeerde ouders en hun partner, bij de hersteloperatie toeslagen, een schone lei verdient, zonder schulden en met het geld van de compensatie. Het kabinet is dan ook van oordeel dat de kinderopvangtoeslagaffaire kan worden beschouwd als een omstandigheid waarbij betaling van de belastingaanslagen redelijkerwijs niet kan worden gevorderd. Deze doelgroep is geraakt door een collectief falen van alle staatsmachten, wat maakt dat invordering van bepaalde publieke schulden onbillijk en onredelijk is. Vooruitlopend op wet- en regelgeving is op 2 juni 2021 het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag is dat bekend gemaakt. Met het opnemen van deze nieuwe afdeling in de URIW 1990 kan vooruitlopend op wetgeving bij een voor bezwaar vatbare beschikking kwijtschelding of ontslag van betalingsverplichting worden verleend. Daarnaast wordt hiermee de doelgroep en de omvang van de kwijtschelding afgebakend en wordt tevens een objectief criterium gehanteerd om voor deze doelgroep kwijtschelding te verlenen.

Voor kwijtschelding van belastingschulden komen in aanmerking de ouders die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming dan wel compensatie als bedoeld in artikel 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en naar aanleiding van die herstelregeling een forfaitair bedrag tot € 30.000 is toegekend. Dit heeft ook te gelden voor de ouders die hier recht op zouden hebben als dit forfaitaire bedrag niet zou zijn verminderd tot nihil vanwege een eerder ontvangen bedrag op grond van een herstelregeling als bedoeld in de hiervoor genoemde artikelen uit de Awir.

Wanneer twee personen elkaars partners waren in een periode, beide partners recht hebben op een tegemoetkoming dan wel compensatie en ten minste een van die personen recht heeft op toepassing van herstelregeling over een deel van die periode, dan wordt het forfaitaire bedrag slechts eenmaal toegekend. Het bedrag zal worden uitgekeerd aan de persoon (persoon 1) die het eerst om toepassing van een herstelregeling heeft verzocht. Dit is ongeacht het aantal jaren waarvoor recht op compensatie of tegemoetkoming bestaat en ongeacht of het partnerschap de gehele periode waarover het herstel worden geboden heeft geduurd. De ander (persoon 2) komt, op grond van het voorgestelde eerste lid, wél in aanmerking voor kwijtschelding van belastingschulden ondanks dat deze persoon géén forfaitair bedrag zal ontvangen. Hiermee wordt ondervangen dat aan ex-partners geen kwijtschelding wordt verleend terwijl zij wel als een gedupeerde ouder kunnen worden aangemerkt.

Kwijtschelding zal worden verleend voor alle openstaande belastingaanslagen op 31 december 2020 en voor belastingschulden die op dat moment nog niet bekend zijn gemaakt met een aanslagbiljet, maar wel betrekking hebben op een tijdvak dat eindigt of op een tijdstip gelegen voor 1 januari 2021.

In artikel 28abis tweede lid, onderdeel b, URIW 1990 wordt ook in een kwijtschelding voorzien van de nog openstaande bedragen die met toepassing of overeenkomstige toepassing van de Invorderingswet 1990 (IW 1990) door de ontvanger van de rijkbelastingdienst worden ingevorderd. Het betreft hier bijvoorbeeld de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de eigenwoningbijdrage als bedoeld in artikel 50, derde en vierde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit en verschuldigde bestuurlijke boetes, verhogingen, kosten en interest. Op grond van het reguliere kwijtscheldingsbeleid worden niet alle belastingen kwijtgescholden. De belastingen die niet worden kwijtgescholden staan genoemd in artikel 8, tweede lid, URIW 1990. Deze voorgestelde kwijtscheldingsbepaling is dus ruimer.

Op grond van artikel 28abis, derde lid, URIW 1990 wordt er ook kwijtschelding verleend voor de openstaande schulden van de partner van belastingschuldige als bedoeld in het eerste lid van dat artikel. Het gaat hierbij om een partner die niet zelfstandig in aanmerking komt voor een tegemoetkoming dan wel compensatie als bedoeld in artikel 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, van de Awir en naar aanleiding van die herstelregeling een forfaitair bedrag tot € 30.000 is toegekend.

Voor het begrip partner wordt aangesloten bij artikel 3 Awir. Het gaat hierbij om de partner op de betreffende peildatum. Deze peildatum is in beginsel de datum waarop het forfaitaire bedrag tot € 30.000 is uitbetaald aan degene als bedoeld in artikel 28abis, eerste lid, URIW 1990. Hierdoor wordt gerealiseerd dat de gedupeerde ouder en degene die op het moment van de uitbetaling van het forfaitaire bedrag de partner is een nieuwe start kunnen maken.

In de situatie dat het forfaitaire bedrag niet is toegekend omdat het forfaitaire bedrag is verminderd tot nihil, dan is de peildatum de datum waarop aan degene als bedoeld in het eerste lid van het voorgestelde artikel, voor het eerst een bedrag is uitbetaald op grond van een tegemoetkoming dan wel compensatie als bedoeld in artikel 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, Awir. Als aan degene als bedoeld in het eerste lid enkel geen forfaitair bedrag is uitgekeerd omdat het forfaitaire bedrag is toegekend aan een persoon die de partner was van belastingschuldige in een periode en beide recht hebben op een tegemoetkoming dan wel compensatie dan is de peildatum de datum waarop het forfaitaire bedrag is uitbetaald aan degene aan wie het forfaitaire bedrag is uitbetaald. Met het woord ‘enkel’ in de vorige zin wordt voorkomen dat er twee peildata ontstaan in het geval dat zich meerdere situatie tegelijk voordoen.

Op grond van artikel 28abis, derde lid, onderdeel b, URIW 1990 komt ook degene die op 31 december 2020 de partner was van degene als bedoeld in het eerste lid van dat artikel in aanmerking voor kwijtschelding, mits degene als bedoeld in het eerste, uiterlijk op 1 juni 2021 heeft verzocht om een tegemoetkoming dan wel compensatie als bedoeld in artikel 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, Awir. Tot en met 1 juni 2021 konden belanghebbenden die zich voor herstel melden er op basis van uitlatingen van het kabinet en van de Belastingdienst/Toeslagen van uitgaan dat degene die op 31 december 2020 hun partner was, voor kwijtschelding in aanmerking zou komen. Om eventueel opgewekt vertrouwen niet de schaden, heeft het kabinet ervoor gekozen om in de beschreven gevallen ook 31 december 2020 als peildatum te hanteren en deze peildatum ook kenbaar te maken. Mocht een belanghebbende, die uiterlijk op 1 juni 2021 om herstel verzocht heeft, op de peildatum die uit artikel 28abis, derde lid, onderdeel a, URIW 1990 volgt een andere partner hebben dan op de peildatum die uit derde lid, onderdeel b, van dat artikel volgt, dan komen beide partners in aanmerking voor kwijtschelding.

Belastingaanslagen die al (deels) voldaan zijn, worden in beginsel niet kwijtgescholden. Wanneer deze belastingaanslagen zijn voldaan na 31 december 2020 terwijl de betreffende belastingaanslagen op grond van deze voorgestelde bepaling in aanmerking zouden zijn gekomen voor kwijtschelding, zal het bedrag dat is voldaan worden terugbetaald aan belastingschuldige. De terugbetaling zal ambtshalve plaatsvinden. Wanneer er per abuis geen terugbetaling heeft plaatsgevonden zal de persoonlijk zaakbehandelaar de ouder of partner van die ouder helpen om ervoor te zorgen dat er alsnog een terugbetaling zal plaatsvinden. Dit hangt samen met het feit dat het kabinet reeds in januari 2021 heeft aangekondigd om de belastingschulden van de gedupeerde ouders kwijt te schelden.7

In het geval het gaat om een fiscale aansprakelijkstelling volgt er géén kwijtschelding. De ouders en hun partner die aansprakelijk zijn gesteld worden ontslagen van hun betalingsverplichting voor de schuld die voortvloeit uit die aansprakelijkstelling. Door het ontslag van de betalingsverplichting gaat de belastingschuld zelf niet teniet.

Onder bepaalde omstandigheden wordt het niet wenselijk geacht om kwijtschelding te verlenen. Het gaat hierbij om schulden die het gevolg zijn van ernstig misbruik. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer het ontstaan of onbetaald blijven van de openstaande belastingschuld aantoonbaar te wijten is aan het opzettelijk handelen of nalaten van de ouder of de partner en in verband hiermee een vergrijpboete is opgelegd van 50% of meer van het wettelijk maximum, of had kunnen worden opgelegd, maar de financiële omstandigheden van de belastingplichtige tot een matiging van de vergrijpboete noopten. Een ander voorbeeld waarin kwijtschelding van belastingschuld (voorlopig) evenmin plaats zal vinden is wanneer naar aanleiding van het ontstaan of onbetaald blijven hiervan vervolging is ingesteld op grond van het fiscale strafrecht en dit heeft geresulteerd in een onherroepelijke veroordeling. Er zijn nog meer voorbeelden denkbaar. De genoemde voorbeelden geven een sterke aanwijzing om geen kwijtschelding te verlenen maar zijn geen vereiste. Hierdoor wordt er ruimte gelaten om in het beleid ook andere gevallen op te nemen waarbij schulden, die het gevolg zijn van ernstig misbruik, niet kwijt te schelden. In ieder geval is het de ontvanger die het ernstig misbruik aannemelijk dient te maken.

Het is overeenkomstig vast beleid dat voorlopige aanslagen die nog niet zijn gevolgd door een definitieve aanslag niet worden kwijtgescholden. Kwijtschelding van voorlopige aanslagen bij de gedupeerde ouders en hun partner zal daarom pas plaatsvinden na oplegging van de samenhangende definitieve aanslag. In overeenstemming met artikel 15 AWR zal, in beginsel, eerst de voorlopige aanslag met de definitieve aanslag worden verrekend. Nadat de definitieve aanslag is opgelegd zal de ontvanger, als er nog een te betalen bedrag resteert, de definitieve aanslag en ook de daarmee verband houdende openstaande voorlopige aanslag kwijtschelden.

De hiervoor beschreven wijze zorgt ervoor dat het verlenen van kwijtschelding voor voorlopige aanslagen nog enige tijd kan duren. De gedupeerde ouders zullen hier geen hinder van ondervinden aangezien de invordering bij hen is stilgelegd.

Artikel II

Deze regeling treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst in werking, met die verstande dat de wijzigingen van artikel 1b, tweede lid, URIW 1990 en 28abis URIW 1990 terugwerken tot en met 2 juni 2021. Op 2 juni 2021 is het beleidsbesluit Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag gepubliceerd. Deze regeling treedt in werking op een ander moment dan een van de vaste verandermomenten omdat dit, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt. Deze regeling is een noodzakelijke nadere codificatie van de kwijtscheldingsmogelijkheid van belastingschulden van gedupeerde ouders die onderdeel zijn van de hersteloperatie toeslagen.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Toeslagen. Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stcrt. 2021, 28304).

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 31 066, nr. 613.

X Noot
3

Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 januari 2021, Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 773.

X Noot
4

Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 729.

X Noot
5

Toeslagen. Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stcrt. 2021, 28304).

X Noot
6

Kamerstukken II, 1987–88, 20 588, nr. 3, p. 76

X Noot
7

Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 januari 2021, Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 773.

Naar boven