BIJLAGE 2, BEHOREND BIJ ARTIKEL 8, ACHTSTE LID
– Model aanvraagformulier –
Onderdeel A. Bestuurdersverklaring
Ondergetekende(n), (gezamenlijk) bevoegd op grond van het bij deze aanvraag overgelegde
uittreksel uit het handelsregister, de overgelegde statuten en/of de overgelegde volmacht,
verklaart/verklaren dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig
is.
A.1. Bestuurder
Naam ondergetekende:.....
Plaats:.....
Datum:.....
Handtekening:.....
A.2. (voor zover van toepassing, gezamenlijk bevoegde) bestuurder
Naam ondergetekende:.....
Plaats:.....
Datum:.....
Handtekening:.....
A.3. (voor zover van toepassing, gezamenlijk bevoegde) bestuurder
Naam ondergetekende:.....
Plaats:.....
Datum:.....
Handtekening:.....
Onderdeel B. De aanvrager
B.1. Algemeen
Bij de aanvraag wordt gevoegd:
-
f) Recente uittreksels, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening
van de aanvraag, gevoegd uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register,
van:
-
i. de aanvrager;
-
ii. eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek;
-
iii. als de aanvrager deel uitmaakt van een groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek, van de andere ondernemingen waarmee de aanvrager als een rechtspersoon
wordt aangemerkt op grond van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële
radioomroep wordt aangemerkt.
-
g) Meest recente statuten van:
-
i. de aanvrager;
-
ii. eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek;
-
iii. als de aanvrager deel uitmaakt van een groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek, van de andere ondernemingen waarmee de aanvrager als een rechtspersoon
wordt aangemerkt op grond van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële
radioomroep.
-
h) De ingevolge deze Regeling vereiste ondertekende verklaringen, overeenkomstig bijlage
I, III en IV deze Regeling (zie de artikelen 7, 9 en 10 van de Regeling).
-
i) Een kopie van de ondertekenende toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld
in artikel 3.1 van de Mediawet 2008 (zie artikel 6 van de Regeling).
B.2. Vertegenwoordigingsbevoegdheid
Opgave en overlegging van een kopie van het hieronder ingevulde geldige identiteitsbewijs
van degene(n) die bevoegd is (zijn) om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen
in verband met deze aanvraag en alle handelingen gedurende de veilingprocedure, met
opgave van eventuele beperkingen met betrekking tot die vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet blijkt uit het handelsregister of een
daarmee vergelijkbaar register, maar uit een volmacht, moet een kopie van de volmacht
worden bijgevoegd.
Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt uit de statuten, wordt het betrokken
artikelnummer van de statuten vermeld.
B.2.1. Functionaris 1
Naam:.....
Volledige voornamen:.....
Functie bij aanvrager:.....
Soort identiteitsbewijs:.....
Nummer identiteitsbewijs:.....
Vertegenwoordigingsbevoegdheid (bijv. zelfstandig/ gezamenlijk met):.....
Opgave van beperkingen van bevoegdheid:.....
Bevoegdheid blijkt uit:.....
Beperking(en) van de bevoegdheid blijken uit:.....
Handtekening:.....
B.2.2. Functionaris 2
Naam:.....
Volledige voornamen:.....
Functie bij aanvrager:.....
Soort identiteitsbewijs:.....
Nummer identiteitsbewijs:.....
Vertegenwoordigingsbevoegdheid(bijv. zelfstandig/ gezamenlijk met):.....
Opgave van beperkingen van bevoegdheid:.....
Bevoegdheid blijkt uit:....
Beperking(en) van de bevoegdheid blijken uit:.....
Handtekening.....
B.2.3. Functionaris 3
Naam:.....
Volledige voornamen:.....
Functie bij aanvrager:.....
Soort identiteitsbewijs:.....
Nummer identiteitsbewijs:.....
Vertegenwoordigingsbevoegdheid (bijv. zelfstandig/ gezamenlijk met):.....
Opgave van beperkingen van bevoegdheid:.....
Bevoegdheid blijkt uit:.....
Beperking(en) van de bevoegdheid blijken uit:.....
Handtekening.....
B.2.4. Functionaris 4
Naam:.....
Volledige voornamen:.....
Functie bij aanvrager:.....
Soort identiteitsbewijs:.....
Nummer identiteitsbewijs:.....
Vertegenwoordigingsbevoegdheid (bijv. zelfstandig/ gezamenlijk met):.....
Opgave van beperkingen van bevoegdheid:.....
Bevoegdheid blijkt uit:.....
Beperking(en) van de bevoegdheid blijken uit:.....
Handtekening.....
B.3. Statutaire en financiële positie
Voor onderstaande onderdelen geldt als peildatum de eerste dag waarop een aanvraag
kan worden ingediend zoals genoemd in het bekendmakingsbesluit:
-
B.3.1 De aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van
een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij
zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn
statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische
Ruimte. Ten tijde van de aanvraag is:
-
B.3.2 De aanvrager is wel/niet1 ontbonden.
-
B.3.3 De aanvrager is wel/niet1 failliet verklaard.
-
B.3.4 De aanvrager heeft wel/niet1 eigen aangifte tot faillissement gedaan.
-
B.3.5 Een verzoek tot faillissement van de aanvrager is wel/niet1 ingediend.
-
B.3.6 Aan de aanvrager is wel/geen1 surseance van betaling verleend.
-
B.3.7 De aanvrager heeft wel/geen1 aanvraag tot surseance van betaling gedaan.
B.4. Informatie aangaande verbonden instellingen
B.4.1. Beschrijving eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen
Bij de aanvraag wordt gevoegd een beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen
die de rechtspersoon raken. De beschrijving moet inzicht geven in alle banden met
andere partijen, zodat kan worden nagegaan of er een zodanige verbondenheid is met
andere aanvragers van vergunningen of met bestaande houders van een FM-vergunning
er sprake is van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling
gebruiksbeperking commerciële radioomroep.
De beschrijving bevat in elk geval gegevens, inclusief de bijbehorende documenten,
genoemd in onderdeel a tot en met g. In het geval het subonderdeel niet van toepassing
is, dient dit als zodanig bij het betreffende subonderdeel te worden aangeven:
-
a. de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen, zoals gewone,
preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen, en de verdeling over de aandeelhouders.
Dit alles ten aanzien van de aanvrager;
-
b. het vreemde vermogen van de aanvrager, zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen,
en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt, wie de financiële middelen
ter beschikking hebben gesteld en aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend;
-
c. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen en de vergadering
van aandeelhouders onder meer bij benoeming, schorsing of ontslag van leden van het
bestuur of de raad van commissarissen;
-
d. aan wie en onder welke condities en beperkingen doorlopende volmachten zijn gegeven
om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie), in welk geval een kopie of kopieën
van verleende geldige volmachten bij de aanvraag worden gevoegd;
-
e. het doel en de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor
zover deze aandeelhouders rechtspersonen zijn;
-
f. bestaande en voorgenomen overeenkomsten tussen enerzijds de aanvrager of een rechtspersoon
die behoort tot de groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
van de aanvrager en anderzijds rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen,
die zelf of via een dochter- of moedervennootschap radioprogramma’s via de ether verzorgen
of van plan zijn dat te doen,(in welk geval een kopie van bestaande en voorgenomen
overeenkomsten bij de aanvraag worden gevoegd, of, indien deze informatie niet is
vastgelegd, een volledige beschrijving wordt opgenomen in de aanvraag), en
-
g. andere dan de onder a tot en met e bedoelde banden die de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen
van de rechtspersoon raken en die van belang (kunnen) zijn voor de beoordeling of
er sprake is van een instelling in die zin van artikel 3 en 5 van de Tijdelijke regeling
gebruiksbeperking commerciële radioomroep.
B.4.2. Extra bij te voegen documenten
De aanvrager voegt in verband met de in onderdeel B.4.1 bedoelde toetsing op verbondenheid
bovendien de volgende documenten bij de aanvraag (voor zover van toepassing):
-
a. een kopie van het aandeelhoudersregister van de aanvrager; waaruit blijkt wie de aandeelhouders
zijn ten tijde van de aanvraag;
-
b. een kopie van verleende geldige volmachten;
-
c. kopieën van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene
vergadering van aandeelhouders van de aanvrager en in de algemene vergadering van
aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager;
-
d. kopieën van documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en de moedermaatschappij
van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing
van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk
persoon.
B.5. Beschikbare demografische ruimte
B.5.1. Informatie vergunningen commerciële radioomroep in de FM-band, waarvan aanvrager
of verbonden instelling reeds houder is
De aanvrager vermeldt, in overeenstemming met artikel 8, derde lid, van de Regeling, in onderstaande tabel van welke vergunningen voor niet-landelijke
commerciële radio in de FM-band hij en een aan hem verbonden rechtspersoon reeds houder
is. Daartoe wordt informatie verschaft over de betrokken kavel en de houder van een
vergunning (de aanvrager zelf of een aan hem verbonden rechtspersoon, waarbij de naam
van die rechtspersoon wordt vermeld). Voor het bepalen van de beschikbare demografische
ruimte (zie ook onderdeel B.5.2) wordt per kavel het demografisch bereik van de kavel
vermeld, uitgaande van de publicatie van het demografisch bereik van elke vergunningen
voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band door de Minister ten tijde van
het bekendmakingsbesluit. Het totaal van deze percentages wordt tevens ingevuld.
|
Kavel
|
Naam houder van vergunning
|
Demografisch bereik van de vergunning als vermeld in de publicatie op de dag na inwerkingtreding
van het bekendmakingsbesluit
|
| |
|
|
| |
|
|
| |
|
|
| |
|
|
| |
|
|
| |
|
|
| |
|
|
| |
|
|
| |
|
|
| |
|
|
| |
|
|
| |
|
|
B.5.2. Beschikbare demografische ruimte
De aanvrager vermeldt de omvang van zijn beschikbare demografische ruimte, gelet op
hetgeen in onderdeel B.5.1 is ingevuld:
Beschikbare demografische ruimte: 30% -.............. <<invullen in onderdeel B.5.1 genoemde totaal %>> =.................. %
B.6. Verklaring notaris
Ondergetekende, notaris te............................ (plaatsnaam)
Verklaart, zonder voorbehoud, dat op het moment dat hij/zij deze verklaring ondertekent:
-
(i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder B.1, onderdelen a, b, c, g,
onder i en ii, B.3.1, B.3.2, B.3.3 en B.3.6 door hem/haar is geverifieerd en juist
en volledig is bevonden;
-
(ii) dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder B.1, onderdelen g, onder
iii, h, B.3.4, B.3.5, B.3.7 en B.4 door hem/haar naar beste kunnen is geverifieerd
en naar zijn/haar oordeel juist en volledig is;
-
(iii) de personen genoemd bij B.2 door hem/haar zijn geïdentificeerd in persoon, volgens
de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, ten
behoeve van de Minister, ten bewijze waarvan een kopie van het identiteitsbewijs aan
de hand waarvan verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden hierbij wordt gevoegd,
en dat die personen in zijn/haar bijzijn zijn/haar handtekening heeft geplaatst bij
B.2.
Naam:.....
Plaats.....
Datum:....
Handtekening
.....
De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage worden verstrekt.
Onderdeel C. Specificatie aanvraag
C.1. Aanvraag in geval meerdere FM-vergunningen worden verdeeld
Dit onderdeel dient u in te vullen in geval meerdere FM-vergunningen blijkens het
bekendmakingsbesluit worden verdeeld. Dit onderdeel vult u in met inachtneming van
het bepaalde in artikel 3 van de Regeling. In dat kader houdt u bij het invullen van het aantal FM-vergunningen waarvoor u in
aanmerking wenst te komen, rekening met uw beschikbare demografische ruimte als ingevuld
in onderdeel B.5.1. Dit betekent dat het gezamenlijk demografisch bereik kleiner of
gelijk is dan uw beschikbare demografische ruimte.
-
□ Mijn aanvraag heeft betrekking op.......................... <<invullen aantal FM vergunningen, zowel in getal als uitgeschreven, waarvoor u in
aanmerking wenst te komen>> van de FM-vergunningen die blijkens het bekendmakingsbesluit worden verdeeld. Het
aantal activiteitspunten waar mijn aanvraag betrekking op heeft, is gelijk aan het
aantal aangevraagde vergunningen.
Het door mij aangevraagde aantal FM-vergunningen is onder de voorwaarde dat ik enkel
een combinatie of combinaties van dat aantal FM-vergunningen binnen mijn beschikbare
demografische ruimte mogelijk is en verlening daarvan niet in strijd komt met het
bepaalde in artikel 3 van de Regeling. Ik vraag derhalve enkel de combinaties aan
die mogelijk zijn binnen mijn beschikbare demografische ruimte.
NB: het aantal FM-vergunningen waar u over wenst te beschikken is van belang voor:
-
a. het aantal activiteitspunten waarover u aan het begin van de veiling kan beschikken;
-
b. de omvang van de zekerheidsstelling, bedoeld in artikel 10, van de Regeling
C.2. Voorkeuren ten behoeve van het bepalen van de noodzaak van veilen
Dit onderdeel dient u uitsluitend in te vullen in geval meerdere FM-vergunningen blijkens
het bekendmakingsbesluit wordt verdeeld. In onderstaande tabel vermeldt u uw voorkeuren
overeenkomstig het aantal FM-vergunningen waar uw aanvraag ingevolge onderdeel C.2
betrekking op heeft.
Mijn voorkeur gaat uit naar de volgende beschikbare FM-vergunningen.
|
FM-vergunning(en) als vermeld in het bekendmakingsbesluit:
|
| |
| |
| |
| |
| |
Het demografisch bereik van de FM-vergunningen waarvoor een voorkeur wordt aangegeven
is opgeteld gelijk aan dan wel lager dan uw beschikbare demografische ruimte.
NB: de door u vermelde voorkeuren zijn uitsluitend van belang voor het bepalen van
de noodzaak van veilen van de beschikbare FM-vergunningen op grond van artikel 14
van de Regeling.
TOELICHTING
1. Inleiding
Op 13 november 2018 heeft de Tweede Kamer de gewijzigde motie van de leden Weverling
(VVD) en Sjoerdsma (D66)1, waarin de regering wordt opgeroepen om tot een dialoog te komen tussen de relevante
marktpartijen in de radiosector en Agentschap Telecom, aangenomen. In deze motie is
tevens gevraagd om voorstellen te doen voor concrete verbeteringen ten aanzien van
ongewenste en onnodige beperkingen. Onder voorzitterschap van mevrouw Van der Laan
heeft er een aantal gesprekken (de zogenoemde Dialoogsessies) plaatsgevonden met vertegenwoordigers
van de radiosector. Zo is er gesproken met de landelijke omroepsector, de niet-landelijke
omroepsector, Broadcast Partners en met partijen die graag een FM-vergunning zouden
willen verwerven. Ook vertegenwoordigers vanuit de publieke omroepen hebben aan deze
gesprekken deelgenomen.
Op 18 februari 2020 is het eindverslag aan de Staatsecretaris van Economische Zaken
en Klimaat aangeboden. Uit dit eindverslag komt naar voren dat de sector een aantal
dossiers heeft benoemd die om een oplossing vragen, liefst op zo’n kort mogelijke
termijn. In de brief van 1 april 2020 aan de Tweede Kamer2 is toegezegd dat daar waar mogelijk aan die wens van partijen tegemoet wordt gekomen.
Een van deze dossiers betreft het verdelen van een aantal analoge FM-frequenties met
een beperkt bereik, op verzoek van een aantal kleinere commerciële partijen die nog
niet beschikken over een FM-vergunning. De onderstaande regeling strekt ertoe om op
tijdelijke basis een beperkt aantal analoge FM-frequenties met beperkt lokaal bereik
uit te geven. Hieronder zal uiteengezet worden wat die tijdelijke uitgifte inhoudt
en waarom daarvoor gekozen is.
Als vertrekpunt voor de huidige regeling is de Regeling aanvraag- en veilingprocedure
teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 gekozen. Dit heeft te
maken met het feit dat de Mediawet 2008 en de Telecommunicatiewet geen aparte categorie
kennen voor commerciële lokale FM-frequenties. Dat maakt dat ook analoge FM-vergunningen
met een beperkt bereik vallen onder de categorie niet-landelijke commerciële vergunningen.
Het lokale beperkte bereik maakt dat niet anders. Het ligt daarom in de rede om voor
de wijze van verdelen (veilen) aansluiting te zoeken bij de bestaande regeling voor
de verdeling van de niet-landelijke FM-vergunningen.
Daar waar nodig is afgeweken van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen
niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017. Op de wijzigingen zal hieronder
expliciet worden ingegaan. De toelichting op de onderhavige regeling dient derhalve
in samenhang met de toelichting op de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen
niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 te worden gelezen.
2. Tijdelijke uitgifte
De kleinere partijen die nu nog niet beschikken over een FM-vergunning hebben tijdens
de Dialoogsessies aangegeven hoe belangrijk het is dat ook zij kunnen toetreden tot
de markt. Er zijn nu in hun ogen onnodige belemmeringen voor nieuwe partijen om toe
te treden tot de radiomarkt. Partijen hebben aangegeven geholpen te zijn met een vergunning
gericht op het lokale gebied waarin zij woonachtig zijn. Aan de hand van gesprekken
zijn partijen in de gelegenheid gesteld om frequenties in te dienen die naar hun mening
ongebruikt op de plank liggen.
Op 26 maart 2020 is het onafhankelijk Adviescollege ‘Toekomstbeleid Commerciële Radio’
ingesteld dat de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat moest adviseren
over het beleid voor commerciële radio voor de periode na 2022. Op 5 oktober 20203 heeft het Adviescollege zijn advies uitgebracht. De verschillende vraagstukken in
het radiodossier, waaronder het toepasselijk verdeelinstrument, zijn in samenhang
met elkaar door dit college onderzocht. Ook lag bij dit college de vraag voor of,
en zo ja op welke wijze er duurzaam en toekomstbestendig beleid geformuleerd moet
worden voor kleinere commerciële partijen.
Het onafhankelijk Adviescollege heeft in zijn advies aangegeven dat zij geen zinvolle
invulling ziet voor een extra domein in het niet-landelijke FM-spectrum voor lokale
commerciële radio. De economische levensvatbaarheid van kleine FM-kavels is volgens
het college twijfelachtig en de beschikbare frequentieruimte biedt maar beperkte mogelijkheden.
Van de bestaande 38 niet-landelijke kavels zijn er al achttien met een demografisch
bereik kleiner dan 1,5% van de bevolking. Daarvan zijn er momenteel slechts twee die
als zelfstandig kavel worden geëxploiteerd, zonder productie- of distributieovereenkomst.
Partijen die lokale commerciële radio willen aanbieden kunnen hun weg vinden in het
digitale domein. DAB+-laag 6, waar ruimte is gecreëerd voor lokale commerciële radio
(naast andere aanbieders), het internet en wellicht ook distributie via omroeppakketaanbieders
(zoals KPN, Ziggo of kleinere telecompartijen) bieden daarvoor voldoende ruimte.
Bovendien geeft het college aan dat zij het behoud van de simulcastverplichting noodzakelijk
acht om de digitale transitie voort te zetten. Het FM-spectrum uitgeven aan nieuwe
partijen (die hierbij vervolgens geen simulcastverplichting hebben) kan de digitale
transitie ondermijnen.
Het college geeft in haar advies aan dat het ook nuttig is om te bezien of een simulcastverplichting
voor kleinere partijen zou passen in DAB laag 6. In deze laag zou dan ook ruimte kunnen
worden gecreëerd voor partijen die lokaal willen uitzenden.
De definitieve uitgifte van DAB laag 6 was voorzien rond 2022 hetgeen in overeenstemming
is met het advies van de Taskforce Radio. De huidige vergunningen in deze digitale
laag zijn daarom tijdelijk uitgegeven tot 1 september 2022. Gelet op het bovenstaande
advies ligt het in de rede om het aantal gecoördineerde kleinere analoge FM-frequenties
uit te geven voor een beperkte periode en te koppelen aan het moment dat kan worden
overgegaan tot definitieve uitgifte van laag 6. Op deze wijze kan worden nagegaan
of laag 6 ingezet kan worden voor de simulcastverplichting van kleinere partijen.
In april 2021 is duidelijk geworden dat de internationale coördinatie van laag 6 vertraging
heeft opgelopen als gevolg van de coronacrises. Dit zal effecten hebben op het tijdstip
van uitgifte van deze laag en daarmee de vergunningsduur voor de kleinere FM-frequenties.
In een koppeling met een DAB-vergunning is bij de uitgifte van deze kleine FM frequenties
nog niet voorzien in het Nationaal Frequentieplan. De bestemming in het NFP waarin
is bepaald dat de NLCO-kavels zijn gekoppeld aan DAB+-laag 4 geldt niet voor deze
vergunningen, omdat deze niet in de tabel in voetnoot HOL004 van het NFP zijn opgenomen.
Alleen voor de kavels B01 tot en met B38 geldt de koppeling met de in de tabel aangegeven
allotments in laag 4 aangezien een koppeling met laag 44 dus niet zonder meer gerealiseerd kan worden en de lokale digitale laag 6 internationaal
nog niet definitief is uit gecoördineerd. Bovendien zou dit geen recht doen aan het
advies van het college op dit punt. Er wordt bij deze uitgifte daarom afgezien van
een verplichte koppeling met een vergunning voor digitale radioomroep. Ook dit is
een reden om deze vergunningen voor een beperkte periode uit te geven en te koppelen
aan de definitieve uitgifte van laag 6.
Door de looptijd van deze vergunningen gelijk te laten lopen met de tijdelijke vergunningen
voor DAB laag 6 blijft de mogelijkheid open om deze extra gecoördineerde frequenties
ook gekoppeld uit te geven.
3. Regeling
Aanvraag
Elke aanvrager dient een aanvraag in. In de aanvraag wordt aangegeven op welke FM-vergunning
of -vergunningen de aanvraag betrekking heeft. Indien de aanvrager niet heeft voldaan
aan één van de gestelde eisen, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het verzuim
te herstellen. Artikel 12, vierde lid, bepaalt dat indien de aanvrager het verzuim
niet op de voorgeschreven wijze herstelt, de Minister kan besluiten de aanvraag overeenkomstig
artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.
Zekerheidsstelling
Als zekerheid voor de betaling van zijn bod dient de aanvrager een zekerheid te stellen
door het storten van een waarborgsom of door het afgeven van een bankgarantie ter
grootte van € 5.000,– per vergunning. Dit bedrag is voor deze regeling ten opzichte
van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële
FM-vergunningen 2017 verlaagd, aangezien het hier frequenties betreft met een zeer
gering bereik. Ook bij deze veiling is het echter van belang dat alleen serieuze partijen,
die daadwerkelijk in staat zijn om hetgeen geboden is te voldoen, meedoen aan een
veiling. De zekerheidsstelling is daartoe een goed middel.
Aangezien deze regeling ziet op de verdeling van niet-landelijke FM-frequenties (met
weliswaar een beperkt lokaal bereik) betekent dit dat ook de bestaande regelingen
die gelden voor de niet-landelijke partijen van toepassing zijn. Zo dient de vergunninghouder
zich te houden aan de eis van 10% regiogerichtheid die uit de Regeling aanwijzing
en gebruik frequentieruimte commerciële radioomroep 2003 volgt.
Vordering tot informatie
Naar aanleiding van de door de aanvrager aangeleverde gegevens en bescheiden kan het
zijn dat de Minister nadere informatie en/of documenten nodig heeft, om de aanvraag
te beoordelen. In dat geval kan, gelet op het belang van de voortgang van de veiling,
de Minister inlichtingen vorderen bij de betreffende aanvrager. De aanvrager is op
grond van artikel 18.7 van de Telecommunicatiewet verplicht om zijn medewerking te
verlenen aan de vordering, voor zover dit redelijkerwijs van de aanvrager kan worden
verlangd. Artikel 13, derde lid, onder b, bepaalt dat indien de aanvrager niet binnen
de gestelde termijn alle gevorderde inlichtingen aanlevert, de Minister de aanvraag
kan afwijzen.
Ten behoeve van de aanvraag kan de Minister ook bij andere partijen dan de aanvrager
informatie vorderen met betrekking tot de aanvrager, op grond van artikel 18.7 van
de Telecommunicatiewet. Indien deze derde partij niet voldoet aan de vordering, kan
dit de aanvrager niet worden tegengeworpen. Tegen de derde partij staan de reguliere
handhavingsmiddelen ter beschikking.
Vaststellen noodzaak tot veilen
Met toepassing van artikelen 14 en 15 wordt nagegaan of de te verlenen vergunningen
kunnen worden verleend zonder toepassing van een veiling.
Aangezien er meerdere FM-vergunningen worden verdeeld, zijn de bij de aanvragen aangegeven
voorkeuren van belang. In geval er slechts één aanvrager is, met een aanvraag die
aan de gestelde eisen voldoet, die een voorkeur voor een FM-vergunning heeft uitgesproken,
dan wordt die betrokken FM-vergunning aan die aanvrager om niet verleend. Ten aanzien
van alle te verdelen FM-vergunningen wordt dit vastgesteld. Zodra twee of meer aanvragers
een voorkeur hebben gemeld voor dezelfde FM-vergunning is er sprake van schaarste
met betrekking tot die FM-vergunning en is veiling aan de orde.
Veilingprocedure
Voor de veiling is aangesloten bij de huidige Regeling aanvraag- en veilingprocedure
teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017. Dit betekent dat ook
in deze regeling gekozen is voor een zogenaamde simultane meerrondenveiling (hierna:
SMRA). Een SMRA bestaat uit meerdere opeenvolgende biedronden waarin de beschikbare
vergunningen tegelijkertijd en als concrete eenheden (vergunning 1, vergunning 2,
etc.) worden geveild.
Verboden gedragingen
Met het oog op het bepalen van de maximum hoeveelheid frequentieruimte waarover een
deelnemer in de veiling mag beschikken, geeft een aanvrager informatie in de aanvraag
over met welke andere rechtspersonen hij op grond van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking
commerciële FM-radio-omroep (hierna: Tijdelijke regeling) als één rechtspersoon moet
worden aangemerkt. Dit wordt vervolgens tijdens de aanvraagperiode ook getoetst. Voor
een vlot verloop van de aanvraagperiode en een eerlijk verloop van de veiling is bepaald
dat de aanvrager geen verbondenheid, als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling,
mag aangaan vanaf het moment van het doen van de aanvraag tot het moment dat de vergunningen
door de Minister zijn verleend. Artikel 10, tweede lid, onderdeel d, van het Frequentiebesluit
2013 biedt daarvoor een grondslag.
Dit betekent dat in de situatie ten aanzien van de onderlinge samenwerkingsverbanden
tussen rechtspersonen gedurende gehele aanvraag- en veilingperiode geen enkele wijziging
mag aanbrengen die leidt tot ‘extra’ verbondenheid met rechtspersonen waarmee voor
het indienen van de aanvraag geen sprake was van verbondenheid.
4. Regeldruk
De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens
dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde
eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt administratieve lasten voor de aanvrager
met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de daaruit
voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten
worden gehouden. Tegen deze achtergrond is de in deze regeling vastgelegde verdeelprocedure
zodanig vormgegeven dat deze voor de aanvragers een minimum aan administratieve lasten
oplevert, onder andere door in de bijlagen van deze regeling een modelvergunningaanvraag,
een modelbankgarantie en modelverklaringen ten behoeve van de aanvrager, bank en notaris
op te nemen.
Over de zekerheidsstelling wordt verder opgemerkt dat de aanvrager deze kan voldoen
in de vorm van een waarborgsom of een bankgarantie. Ingeval de aanvrager voor de waarborgsom
kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. De kosten
van een bankgarantie gelden daarentegen als administratieve last. Voor zover een aanvrager
dus kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie, leidt
dit tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager.
Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de administratieve lasten die hij maakt.
Daarnaast kan, vooral door de keuze voor een veiling, de opstelling van een bedrijfsplan
achterwege blijven. Alleen indien daartoe een concrete aanleiding is, zal de aanvrager
worden verzocht aanvullende gegevens of bescheiden te overleggen.
Het is slechts mogelijk een zeer globale kwantificering van de administratieve lasten
te geven, aangezien dit afhankelijk is van het aantal aanvragen en van de wijze en
omvang van de zekerheidstelling. Voor de kwantificering is ervan uitgegaan dat maximaal
twintig belangstellenden een aanvraag zullen indienen voor het verkrijgen van een
van de zestien te veilen vergunningen. Conform toezeggingen vanuit de sector is bij
de vaststelling van het aantal belangstellenden uitgegaan van het gegeven dat alleen
de partijen die nog niet beschikken over een analoge FM-vergunning een aanvraag zullen
indienen. Uitgangspunt daarbij is tevens de gedachte dat partijen alleen uit willen
zenden in het gebied waar zij lokaal gevestigd zijn, hetgeen betekent dat zij belangstelling
zullen hebben voor slechts één vergunning per partij.
De totale administratieve lasten voor de veiling van de vergunningen zijn naar verwachting
maximaal circa € 36.351,–. Dit betekent dat bij twintig belangstellenden wordt uitgegaan
van een bedrag van € 1.817,5 per aanvrager voor het indienen van de aanvraag en het
deelnemen aan de veiling. Het gaat hier om eenmalige administratieve lasten. Het bedrag
per aanvrager is opgebouwd uit de volgende activiteiten:
-
1. Lezen regeling en invullen aanvraag
-
2. Aanleveren gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets
-
3. Regelen van en waarborgsom/bankgarantie
-
4. Verzending aanvraag per post
Het lezen en het indienen van de aanvraag door een leidinggevende met een uurtarief
van € 77,– zal maximaal acht uur in beslag nemen. Voor het verzamelen, kopiëren en
aanleveren van gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets wordt negen uur gerekend.
Daarbij wordt uitgegaan van besteding van acht uur door een leidinggevende met bovengenoemd
uurtarief en besteding van een uur door een administratief medewerker met een uurtarief
van € 39,– Indien wordt gekozen voor een het afgeven van een bankgarantie dan is de
verwachting dat hieraan ongeveer één uur door een leidinggevende wordt besteed.
Voor het afgeven van een notarisverklaring wordt uitgegaan van een gemiddeld uurtarief
van € 105,– van een notaris. Ook moet rekening worden gehouden met kopieerkosten van
circa € 30,–. Voor het aantekenen en verzenden van de aanvraag wordt rekening gehouden
met een kostenpost van circa € 19,50,–.
In totaal levert dit per aanvrager van een kleine FM frequentie het volgende beeld
op:
|
Activiteit
|
Wie
|
Tijd of aantal
|
Totaal
|
|
Lezen regeling en invullen aanvraag
|
Leidinggevende
|
8 uur
|
8 X € 77,– = € 616,–
|
|
Aanleveren gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets
|
Leidinggevende
|
8 uur
|
8 X € 77,– = € 616,–
|
|
Verzamelde stukken kopiëren
|
Administratief medewerker
|
1 uur
|
1 x € 39,– = € 39,–
|
|
Kosten kopieën
(10 cent per kopie)
|
|
300 kopieën
|
0,10X 300 = € 30,–
|
|
Notarisverklaring
|
Notaris
|
4 uur
|
4 x € 105,– = € 420,–
|
|
Regelen bankgarantie
|
Leidinggevende
|
1 uur
|
1 X € 77,– = € 77,–
|
|
Aantekenen en verzenden aanvraag
|
Administratief medewerker
|
Half uur
|
½ X € 39,– = € 19,50,–
|
|
Totale kosten
|
|
|
= € 1.817,5
|
5. Toetsen
Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid (UHT)
Deze regeling en de toelichting zijn voorgelegd aan Agentschap Telecom. Agentschap
Telecom acht de Regeling veiling niet-landelijke FM-vergunningen uitvoerbaar, handhaafbaar
en fraudebestendig.
Adviescollege toetsing regeldruk
Deze regeling en de toelichting zijn voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk.
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft besloten om af te zien van formele advisering
wegens de geringe regeldruk die de regeling met zich meebrengt.
6. Consultatie
Een ontwerp van deze regeling is van 13 oktober 2020 tot en met 11 november 2020 geconsulteerd.
Hieronder wordt op de ingekomen reacties ingegaan, voor zover zij betrekking hebben
op deze regeling.
Een aantal respondenten geeft aan dat een veiling niet de meest aangewezen vorm lijkt
voor het verdelen van deze frequenties. Deze frequenties zijn immers bedoeld voor
kleine, lokale of klein regionale, commerciële omroepen. Verdeling met een vergelijkende
toets, waarbij het accent op dat lokale of klein-regionale karakter ligt, zou meer
aansluiten bij het gestelde doel, aldus deze respondenten.
De te verdelen frequentieruimte bestaat uit schaarse niet-landelijke frequenties in
de FM band. Uitgangspunt van het frequentiebeleid, zoals opgenomen in de Nota Frequentiebeleid
2016 en het wettelijk kader, is dat schaarse vergunningen eindig zijn en worden verdeeld
met toepassing van één van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen
b tot en met f, van de Telecommunicatiewet. Wat de keuze tussen deze procedures betreft,
is in de Nota frequentiebeleid gesteld dat veilen de hoofdregel is. In de memorie
van toelichting bij artikel 3.10 van de Telecommunicatiewet is aangegeven dat primair
gekozen zal worden voor een veiling als verdeelinstrument. Dit, omdat de veiling economisch
gezien de meest efficiënte verdeling oplevert. Het geldende wettelijke kader bepaalt
dat bij het verdelen van schaarse frequentieruimte veilen de hoofdregel is. De onderhavige
regeling volgt dit uitgangspunt. Er zijn geen redenen om hiervan af te wijken. Zie
ook de toelichting hierna.
Een aantal respondenten geeft aan dat een verdeling zonder extra voorwaarden
partijen op lokale of klein-regionale schaal bij voorbaat kansloos maakt ten opzichte
van anderen. Een aantal respondenten is daarom van mening dat de extra FM frequenties
enkel beschikbaar mogen worden gesteld aan lokale of klein-regionale partijen die
momenteel nog niet over frequenties beschikken. Respondenten stellen aanvullend voor
om dit frequentiespectrum te oormerken
en op deze wijze bestaande direct of indirect uit te sluiten. De regeling aanwijzing
en gebruik frequentieruimte commerciële radioomroep 2003 zou hiervoor kunnen worden
aangepast, aldus de respondenten.
Een van de respondenten stelt voor dat de eis gesteld kan worden dat alleen partijen
mee mogen doen die nog niet over de volledige 30% demografische ruimte beschikken.
Zoals hierboven is aangegeven gaat het bij de beschikbare frequentieruimte om spectrum
dat schaars is. Het uitgangspunt bij schaarse vergunningen is dat deze worden verdeeld
middels een veiling, aangezien dit economisch gezien de meest efficiënte verdeling
oplevert. Van belang bij dit uitgangspunt is dat een ieder die geïnteresseerd is de
kans krijgt om over de vergunning te beschikken. De door de respondenten uitgesproken
wens dat beschikbare vergunningen in eerste instantie gereserveerd moeten worden voor
kleine partijen die nog niet beschikken over frequentieruimte, is niet in overeenstemming
met dit uitgangspunt.
Ook overigens passen de in dit kader door een aantal respondenten aangevoerde wensen,
zoals de gewenste eis dat de aanvrager actief is dan wel gevestigd moet zijn in het
lokale gebied waar de FM-vergunning op is gericht, niet bij dit uitgangspunt. Bovendien
is in het Frequentiebesluit 2013 geregeld welke eisen in het kader van een veiling
aan een aanvrager kunnen worden gesteld. Eisen aan de vestigingsplaats van een aanvrager
passen niet bij dit in het Frequentiebesluit vastgestelde kader.
Voorts is nagegaan of er bij deze verdeling op grond artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet
kan worden overgegaan om frequentieruimte te reserveren voor een bepaald aanvragers.
Artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet bepaalt dat bij ministeriële regeling in het
belang van een optimale verdeling dan wel een doelmatig gebruik van de frequentieruimte,
de maximale hoeveelheid frequentieruimte kan worden vastgesteld die een natuurlijk
persoon of een rechtspersoon ten hoogste mag gebruiken of in een verdeling als bedoeld
in artikel 3.10, eerste lid, kan verwerven. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt
tussen verschillende categorieën van frequentieruimte en kan worden bepaald voor welke
periode de maximale hoeveelheid frequentieruimte van toepassing is.
Op grond van een eerder uitgevoerd onderzoek van de ACM5 naar de afbakening van de radiomarkt is er geen reden om aan te nemen dat er sprake
is van een niet effectief concurrerende markt. Evenmin zijn er op grond van de concurrentieverhoudingen
redenen om op grond van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet een reservering voor
bepaalde nieuwe toetreders te creëren. Temeer niet nu het te verdelen spectrum bestaat
uit niet-landelijke vergunningen die qua technische eigenschappen overeenkomen met
eerder uitgegeven niet-landelijke frequenties voor commerciële radioomroep. Het feit
dat een aantal respondenten vreest dat zij zonder extra (beschermende) voorwaarden
bij voorbaat kansloos zijn ten opzichte van anderen maakt dit niet anders.
Naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen, is echter besloten om daar waar mogelijk
waarborgen te treffen voor een pluriform aanbod. Om dit te bereiken wordt er in de
vergunning een beperking opgenomen met als strekking dat de nieuw uit te geven FM-vergunningen
niet mogen worden gebruikt om een bestaand programmakanaal uit te zenden dat reeds
via een vergunningen voor niet-landelijke commerciële beluisteren valt. Op deze wijze
wordt verzekerd dat de uit te geven nieuwe frequenties worden gebruikt om een nieuw
programma te starten, hetgeen de diversiteit in het radiolandschap te goede komt en
recht doet aan de wens van kleinere partijen om tot de markt toe te kunnen treden.
Het gaat hier om een tijdelijke oplossing via de vergunningverlening. In samenspraak
met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt onderzocht of er een
structurele waarborg moet worden vastgelegd in wet- en regelgeving.
Een aantal respondenten geeft aan dat zij een aantal voorwaarden overbodig vinden
en dat het aanbeveling verdient om de gestelde voorwaarden tot het minimum te beperken,
om het voor zo veel mogelijk kleine partijen mogelijk te maken aan de veiling deel
te nemen. Een respondent is van mening dat verklaringen over b.v. aandelenkapitaal
en aard van de aandeelhouders e.d. voor het merendeel van de beoogde kleine, lokale
‘commerciële’ stations totaal niet van toepassing zijn. Ook het inschakelen van een
notaris lijkt deze een aantal respondent overbodig.
Ook wordt aangegeven dat de eis van om ten minste 50% van de presentatie tussen 7
en 19 uur in de Nederlandse of Friese taal te doen plaatsvinden een ernstige beperking
is.
Hierover wordt het volgende opgemerkt. Ook hier geldt het uitgangspunt dat de te verdelen
frequenties niet anders zijn dan eerder uitgegeven FM-frequenties met een klein bereik6. Op grond van de artikelen 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013 kunnen aan de aanvragers
een aantal formele en materiële eisen worden gesteld die worden vastgelegd in een
ministeriële regeling zoals onderhavige. Deze eisen dragen bij aan het voorafgaand
aan de daadwerkelijk veiling selecteren van een bestendige vergunninghouder. Ook indien
kleine partijen deelnemen aan een veiling is het derhalve van belang om te toetsen
of een partij in staat zal zijn de te verdelen vergunning(en) op een verantwoorde
wijze te exploiteren. Er zijn dan ook geen redenen aanwezig om hier vanaf te wijken
en de voorwaarden tot het minimum te beperken.
Een aantal respondenten geeft aan de waarborgsom van € 5.000,– te hoog te vinden voor
een vergunning met lokaal bereik. Een aantal respondenten geeft daarbij aan dat dit
zeker geldt ten tijde van de huidige Covid-19 crisis nu radiopartijen moeite hebben
om het hoofd boven water te houden.
Bij de vaststelling van de hoogte van een waarborgsom dan wel bankgarantie is het
van belang om enerzijds voorafgaand aan de veiling zekerheid te verkrijgen dat alleen
serieuze deelnemers een aanvraag indienen en anderzijds dat het bedrag niet onnodig
hoog is. Om de hoogte van de waarborgsom te bepalen kunnen met een aantal elementen
rekening worden gehouden. Zo kan de grootte van de verdelen kavels een rol spelen,
eerdere opbrengsten van veilingen van gelijksoortige niet-landelijk FM vergunningen,
maar ook de kosten die samenhangen met het exploiteren van een dergelijke vergunning
kunnen een rol spelen. Gelet op deze ervaringsregels lijkt een bedrag van € 5.000,–
allerzins redelijk om tegemoet te komen aan alle betrokken belangen. Temeer daar nu
ook, gelet op het bereik van de vergunningen, het bedrag van de waarborgsom naar beneden
is bijgesteld.
Over het gebruik van een bankgarantie of waarborgsom ten tijde van de coronacrisis
wordt opgemerkt dat dit bij veilingen een geëigend middel is om voorafgaande aan een
veiling zekerheid te verkrijgen voor de betaling van het bod. Met dit middel wordt
geborgd dat de FM-vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder.
Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat alleen serieuze partijen die ook daadwerkelijk
in staat zijn een vergunning te exploiteren, deelnemen aan een veiling. De coronacrisis
doet daar geen afbreuk aan, in tegendeel. Eerder kan gesteld worden dat juist onder
de huidige omstandigheden het belang van het vragen van voorafgaande zekerheid is
toegenomen.
Een respondent geeft aan het gelet op de huidige coronacrises onverantwoord te vinden
om aanvragen te doen via aangetekende post of persoonlijke overhandiging ten kantore
van Agentschap Telecom.
Bij de opstelling van de regeling is zorgvuldig afgewogen of persoonlijke overhandiging
van de aanvraag – gelet op de bijzondere omstandigheden – tot de mogelijkheden behoorden.
Er kunnen afdoende maatregelen worden getroffen om de overhandiging op een verantwoorde
manier te waarborgen.
Een aantal respondenten geeft aan dat zij van mening zijn dat de regeling aangevuld
zou moeten worden met een bepaling dat partijen slechts één FM- vergunning mogen verwerven.
Op deze wijze wordt ketenvorming voorkomen. Daarnaast zou geregeld moeten worden dat
deze lokale frequenties alleen voor lokaal gebruik bedoeld zijn, door bijvoorbeeld
de verplichting op te nemen dat per frequentie een afzonderlijk, lokaal programma
wordt uitgezonden.
Het onafhankelijk Adviescollege heeft in zijn bovengenoemd advies aangegeven dat de
regels ten behoeve van de domeinafscheiding op termijn aanscherping behoeven. Tot
die regels kunnen ook bepalingen om ketenvorming te voorkomen worden gerekend. In
samenspraak met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt onderzocht
of, en zo ja, op welke wijze deze aanbevelingen voor de langere termijn vastgelegd
kunnen worden in wet- en regelgeving.
Een aantal respondenten is van mening dat ook een natuurlijk persoon een FM vergunning
zou moeten kunnen verwerven aangezien het gaat om partijen op lokaal commercieel niveau.
Hierover wordt het volgende opgemerkt. Sinds 2013 wordt de regel dat de aanvrager
een rechtspersoon dient te zijn in beginsel in alle veilingregelingen opgenomen. Op
grond van artikel 9, tweede lid, onder a, van het Frequentiebesluit 2013 kan die eis
ook gesteld worden. Deze eis draagt bij aan het selecteren van een bestendige vergunninghouder.
Er is daarbij sinds 2013 gekozen voor het criterium dat een aanvrager een rechtspersoon
dient te zijn aangezien het zijn van een rechtspersoon met meer waarborgen is omkleed.
Dit betekent dat mede door het stellen van deze eis er zorg voor wordt gedragen dat
alleen die aanvragers een vergunning kunnen verkrijgen die ook daadwerkelijk in staat
zullen zijn een vergunning in gebruik te nemen en te houden. Het feit dat het bij
de uit te geven frequenties gaat om FM vergunningen met een klein bereik en korte
doorlooptijd maakt dit niet anders.
Een respondent geeft aan van mening te zijn de vergunningsperiode uiterst beperkt
te vinden. Dit punt is tevens ingebracht als reactie op de consultatie van het bekendmakingsbesluit.
In de toelichting bij dit besluit wordt nader op dit punt ingegaan.
Een respondent geeft aan dat de toets op verbondenheid op dit moment onvoldoende resultaat
oplevert en nodig bijgesteld of vervangen dient te worden. Deze respondent is van
mening dat zolang dat niet is gebeurd alle voorgenomen veilingen opgeschort moet worden.
De toets op verbondenheid is op dit moment vastgelegd in de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking
commerciële FM-radio-omroep. Met de Tijdelijke regeling zijn de voorschriften die
krachtens de Mediawet 2008 golden voor de maximale hoeveelheid frequentieruimte die
een commerciële media-instelling kan gebruiken in de FM-band, overgenomen in een ministeriële
regeling op grond van de Telecommunicatiewet. Dit betekent derhalve dat ten aanzien
van de toets die sinds 2003 wordt uitgevoerd geen inhoudelijke wijzigingen zijn doorgevoerd
aangezien dit niet nodig is gebleken en het nu geldende kader toereikend is. Wel is
het zo dat er op korte termijn een andere regeling wordt ingevoerd die gebaseerd zal
worden op artikel 3.11. van de Telecommunicatiewet en daarmee gerelateerde wet- en
regelgeving. Dit feit brengt echter niet met zich mee dat tot het tijdstip van invoering
van deze nieuwe regeling geen veilingen meer mogen worden uitgevoerd.
7. Vaste verandermomenten en inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin de regeling wordt gepubliceerd. Dat wijkt af van het vaste kabinetsbeleid
inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). De reden hiervoor is dat het van belang is dat de vergunningen zo snel mogelijk
worden geveild om zo de periode waarin de vergunningen rendabel kunnen worden geëxploiteerd
zo lang mogelijk te laten zijn. Op deze wijze wordt voor deze partijen een onwenselijk
nadeel voorkomen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer