Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 2 juli 2021, nr. VO/1160765, houdende wijziging van de Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl in verband met het uitbreiden van de regeling zodat ook vavo-instellingen subsidie kunnen aanvragen

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 1 wordt de titel ‘Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen’ geplaatst.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling ‘bevoegd gezag’ komt te luiden:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet, artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs BES of artikel 1.1.1, onderdeel w, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;.

2. In de alfabetische volgorde worden twee begripsbepalingen ingevoegd, die luiden:

vavo-instelling:

instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover die uit ’s Rijks kas bekostigde opleidingen voortgezet algemeen volwassenonderwijs verzorgt;

vavo-student:

student als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel n4, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;.

C

Voor artikel 3 wordt de titel ‘Hoofdstuk 2. Subsidieverstrekking scholen’ geplaatst.

D

In artikel 4 wordt na ‘op grond van deze regeling’ ingevoegd ‘aan scholen’, en wordt ‘€ 22.000.000’ vervangen door ‘€ 21.520.000’.

E

Voor artikel 13 wordt de titel ‘Hoofdstuk 3. Subsidieverstrekking vavo-instellingen’ geplaatst.

F

Onder vernummering van de artikelen 13 en 14 tot 21 en 22, worden acht artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 13. Te subsidiëren activiteiten en kosten

  • 1. De minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag van een vavo-instelling subsidie verstrekken om deel te nemen aan de pilot voor het praktijkgericht programma ter voorbereiding van de samenvoeging voor de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo. De pilot vindt plaats vanaf schooljaar 2021/2022 tot en met schooljaar 2023/2024.

  • 2. De minister kan in de jaren 2021 tot en met 2024 op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

    • a. het starten met het praktijkgericht programma als onderdeel van het curriculum voor vavo-studenten van de gemengde leerweg en de theoretische leerweg;

    • b. het voorbereiden van de implementatie van het praktijkgericht programma;

    • c. het doorontwikkelen van een praktijkgericht programma en het leveren van input voor vraagstukken rondom de nieuwe leerweg door het onderwijspersoneel;

    • d. het opbouwen en onderhouden van een netwerk met het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen in de regio; en

    • e. het opzetten of intensiveren van een samenwerking met het mbo ten behoeve van het opbouwen en onderwijzen van het praktijkgericht programma.

  • 3. De minister kan in 2021 op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor de volgende kosten:

    • a. de kosten voor het aanschaffen van inventaris om het praktijkgericht programma aan te kunnen bieden of in samenwerking op te zetten met een ander vmbo, mbo of bedrijfsleven;

    • b. de kosten voor het aanschaffen van nieuw lesmateriaal voor de leerlingen om opdrachten uit te voeren;

    • c. de kosten voor de inzet van een onderwijsondersteuner voor het praktijkgericht programma, onder meer bij het ondersteunen van docenten in de klas, het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van opdrachten en het opbouwen en onderhouden van contacten met vervolgonderwijs en bedrijfsleven; en

    • d. de vervangingskosten voor het vrijroosteren van onderwijspersoneel gedurende de pilots, opdat zij scholing kunnen volgen, ontwikkelactiviteiten en implementatieactiviteiten kunnen uitvoeren in het kader van het praktijkgericht programma.

  • 4. Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a. de kosten voor huisvesting, bedoeld in artikel 76c van de wet;

    • b. activiteiten die reeds worden bekostigd uit de rijksbijdrage; of

    • c. activiteiten waarvoor de minister reeds op grond van een andere regeling subsidie heeft verstrekt.

Artikel 14. Subsidiebedrag en subsidieplafond

  • 1. Het maximale subsidiebedrag per aanvraag door een vavo-instelling is € 120.000.

  • 2. Voor subsidieverstrekking aan vavo-instellingen is een subsidieplafond van € 480.000,– beschikbaar.

Artikel 15. Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan worden ingediend van 19 juli 2021 tot en met 15 september 2021.

  • 2. Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het digitale aanvraagformulier dat is te vinden op de website www.dus-i.nl.

  • 3. De artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS zijn van overeenkomstige toepassing. Het activiteitenplan bevat bovendien ten minste:

    • a. de opzet van de activiteiten, waarbij aannemelijk gemaakt wordt dat schooljaar 2021/2022 gebruikt wordt als voorbereiding om in schooljaar 2022/2023 te starten met vavo-studenten in het praktijkgericht programma. Voor de daaropvolgende jaren wordt een globale planning afgegeven met als doel het praktijkgericht programma in te bedden in het huidige curriculum;

    • b. een uitwerking van de activiteiten, in een planning, en sluitende begroting voor schooljaar 2021/2022, aansluitend bij de te subsidiëren activiteiten en kosten, bedoeld in artikel 13, tweede en derde lid, eventueel aangevuld met cofinanciering vanuit het bedrijfsleven;

    • c. een uitwerking van welke relevante regionale netwerken zoals vmbo’s, vervolgonderwijs, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen er zijn en hoe de school voornemens is de samenwerking op of uit te bouwen met deze reeds bestaande netwerken;

    • d. op welke wijze het mbo en havo structureel betrokken worden bij de vormgeving van het onderwijs ten behoeve van het praktijkgericht programma; en

    • e. de contactgegevens, het emailadres en telefoonnummer van een contactpersoon die gedurende de periode van de pilot het aanspreekpunt is voor SLO, voor de onderzoekers die de pilots evalueren en voor de minister.

Artikel 16. Wijze van verdeling subsidie

  • 1. In 2021 kunnen maximaal vier vavo-instellingen deelnemen aan de pilot praktijkgericht programma, waarbij er twee plekken beschikbaar zijn voor het praktijkgericht programma Zorg en Welzijn, en twee plekken voor het praktijkgericht programma Economie en ondernemen.

  • 2. Een vavo-instelling kan voor maximaal één praktijkgericht programma subsidie aanvragen.

  • 3. Indien het subsidieplafond, bedoeld in artikel 14, tweede lid, ontoereikend is om alle aanvragen die voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 13 en 15, toe te wijzen, worden de binnengekomen aanvragen door middel van loting, per praktijkgericht programma, gerangschikt.

  • 4. Indien voor één van de categorieën minder dan twee aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen zijn ingediend, worden de resterende plaatsen in afwijking van het eerste lid beschikbaar gesteld voor de andere categorie.

Artikel 17. Subsidieverplichtingen

Het bevoegd gezag dat de subsidie, bedoeld in artikel 13, ontvangt:

  • a. start met de ontwikkeling van het praktijkgericht programma binnen de vavo-instelling in schooljaar 2021/2022 en biedt dit praktijkgericht programma aan vanaf schooljaar 2022/2023;

  • b. roostert docenten vrij voor deelname aan de activiteiten en draagt zorg voor vervanging van die docenten;

  • c. deelt actief opgedane kennis, ervaring en materiaal met het onderwijsveld en SLO en OCW;

  • d. roostert personeel vrij en zorgt voor vervanging om deel te nemen aan de landelijke activiteiten die gepaard gaan met de invoering van de nieuwe leerweg;

  • e. draagt zorg voor aansluiting bij bestaande netwerken dan wel vormen van een netwerk, genoemd in artikel 14, derde lid, onderdeel c, voor het doorontwikkelen van het examenprogramma praktijkgerichte programma en de invoering van dit programma in de vestiging;

  • f. zendt op uiterlijk 1 december 2022 een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 20 aan de minister, en zendt op uiterlijk 1 december 2024 een eindrapportage aan de minister;

  • g. ondertekent op uiterlijk 15 januari 2022 de akte van overdracht van het intellectueel eigendom van het materiaal dat ontwikkeld wordt ten behoeve van het praktijkgericht programma;

  • h. draagt zorg voor een afvaardiging van het personeel bij de landelijke activiteiten ten behoeve van de ontwikkeling van de nieuwe leerweg; en

  • i. werkt desgevraagd mee aan een namens de minister ingesteld monitor- en effectonderzoek.

  • j. voert de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt uit tot en met uiterlijk het schooljaar 2023/2024.

Artikel 18. Besteding en betaling subsidie

  • 1. De minister betaalt het subsidiebedrag ineens.

  • 2. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 3. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na sluiting van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 14, eerste lid.

Artikel 19. Verantwoording

  • 1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 2. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 20. Voortgangsrapportage en implementatiefase

  • 1. De voortgang van het opzetten van het praktijkgericht programma waarvoor subsidie is verleend wordt gemeten op 1 december 2022. Het format voor de voortgangsrapportage en de uitwerking van de implementatiefase worden beschikbaar gesteld door DUS-I. De minister kan aan de hand van de voortgangsrapportage besluiten de subsidie lager vast te stellen.

  • 2. De voortgangsrapportage en de uitwerking voor de implementatiefase bevat ten minste:

    • a. een activiteitenplan dat voldoet aan artikel 15, derde lid, onderdeel a, met een planning en begroting voor de resterende subsidieperiode vanaf de start van het schooljaar 2022/2023 tot het einde van het schooljaar 2023/2024;

    • b. een toelichting over de inrichting en implementatie van het praktijkgericht programma dat wordt aangeboden vanaf schooljaar 2022/2023 tot en met 2023/2024;

    • c. een overzicht van de samenwerkingspartners, waaronder één aangesloten mbo en een bedrijf of maatschappelijke instelling en de wijze waarop er wordt samengewerkt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling wijzigt de Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl. Met deze wijzigingsregeling wordt het mogelijk gemaakt om vier vavo-instellingen toe te voegen aan de pilot; twee plekken voor het praktijkgerichte programma’s Zorg & Welzijn en twee plekken voor het praktijkgerichte programma Economie & Ondernemen.

Zodra de nieuwe leerweg per schooljaar 2024/2025 ingaat, en de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo verdwijnen, is een praktijkgericht programma nodig om te slagen voor het vmbo-diploma nieuwe leerweg. Dit zorgt ervoor dat leerlingen die gezakt zijn, en terechtkomen bij het vavo, hun gezakte praktijkgerichte vak moeten halen. Ook voor volwassenen die hun vmbo-diploma nieuwe leerweg willen halen op het vavo moet het mogelijk zijn om een praktijkgericht programma te volgen en af te sluiten. Daarom is het van belang is om de vavo-instellingen mee te nemen in de pilot, zodat zij ervaring op kunnen doen met het aanbieden van het praktijkgerichte programma.

Regeldruk

Bij het opstellen van de wijzigingsregeling is in het oog gehouden dat de regeling geen onnodige regeldruk veroorzaakt. Dit betekent dat is nagedacht over de regeldrukkosten, werkbaarheid en gepercipieerd nut van de regeling.

Dat geldt onder andere voor het aanvraagproces. Vanuit DUS-I wordt een formulier beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend. Aanvragers wordt gevraagd om een activiteitenplan met begroting in te dienen.

De lasten voor de maatschappij bij het aanvragen van de regeling zijn als volgt ingeschat. De regeling maakt mogelijk dat vier aanvragen van vavo-instellingen worden toegekend. Er worden mogelijk meer aanvragen worden ingediend (naar schatting 15). Voor deze aanvragen worden de kosten voor de maatschappij geschat op gemiddeld 30 uur per aanvraag, inclusief de kennisnamekosten van de regeling en de interne en mogelijk externe afstemming over de plannen. Daarbij is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag moet aanvullen, hetgeen gemiddeld 8 uur kost. De subsidie wordt direct vastgesteld en opname in de jaarrekening is onderdeel van de reguliere verantwoording van de instellingen, dus hiervoor worden geen uren gerekend.

De lasten voor de maatschappij die met de aanvragen zijn gemoeid, bedragen dan in totaal (15*30)+(0,2*15*8)= 474 uur. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– is dat € 23.700. Dit is 4,9% van het totaal beschikbare bedrag.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 13 (nieuw)

In artikel 13 wordt bepaald welke activiteiten subsidiabel zijn. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die op de uitvoering van de geselecteerde praktijkgerichte programma’s zijn gericht. OCW stimuleert de pilotscholen om samenwerking in de regio aan te gaan en gebruik te maken van bestaande netwerken; met onder andere vo-scholen, het mbo en het bedrijfsleven. Er bestaan al regionale netwerken en het advies is om op basis van de reeds bestaande samenwerkingsconstructen verder te werken.

Daarnaast kunnen alle activiteiten ook gesubsidieerd worden in combinatie met een cofinanciering van het bedrijfsleven. Te denken valt aan het samen met het bedrijfsleven aanschaffen van materiaal of het organiseren van stages.

In artikel 13, vierde lid is bepaald dat de minister activiteiten niet dubbel subsidieert. Vanuit de Regeling Sterk Techniekonderwijs worden scholen momenteel ook aangemoedigd samenwerking te zoeken met het bedrijfsleven en het onderwijs meer praktijkgericht vorm te geven. Deze regelingen kunnen elkaar versterken, maar activiteiten en kosten mogen niet op twee regelingen worden opgevoerd.

Artikel 16 (nieuw)

In artikel 16, eerste lid, is bepaald dat aanvragen zullen worden verdeeld over twee praktijkgerichte programma’s: Economie & Ondernemen en Zorg & Welzijn. Het derde lid bepaald dat er wordt geloot wanneer er meer aanvragen zijn die voldoen aan de eisen dan er gehonoreerd kunnen worden. Het vierde lid bepaald, in afwijking van het eerste lid, dat er indien er minder dan twee aanvragen zijn voor een van de twee praktijkgerichte programma’s de resterende plek, of plekken, beschikbaar wordt gesteld voor een instelling met een aanvraag voor het andere praktijkgerichte programma die in de loting het eerste volgende nummer heeft toegewezen gekregen.

Artikel 17 (nieuw)

Artikel 17 bevat de subsidieverplichtingen. Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat het bevoegd gezag, in aanvulling op de verplichtingen van artikel 17, ook moet voldoen aan de verplichting van artikel 5.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS om mee te werken aan het evaluatieonderzoek van de pilots, zowel wat betreft enquêtes als interviews en eventuele andere onderzoeksmethoden.

Indien nodig kunnen voor het onderzoek persoonsgegevens verwerkt worden. In dat geval moet het bevoegd gezag ouders of wettelijk vertegenwoordigers van leerlingen hierover informeren.

Artikel 20 (nieuw)

Artikel 20, eerste lid, bepaald dat de voortgangsrapportage wordt opgeleverd na het eerste jaar. In de voortgangsrapportage rapporteert de instelling over de voortgang in het eerste jaar (schooljaar 2021/2022) in relatie tot de ingeleverde subsidieaanvraag. In de voortgangsrapportage wordt ook de implementatiefase beschreven, tweede lid. De implementatiefase is de schooljaren 2022/2023 en 2023/2024. In het activiteitenplan uit de subsidieaanvraag beschrijft de instelling op hoofdlijnen op welke wijze het praktijkgerichte programma wordt ingericht en geïmplementeerd. Het onderdeel implementatiefase uit de voortgangsrapportage is een gedetailleerde uitwerking van het activiteitenplan uit de oorspronkelijke subsidieaanvraag en biedt de instelling de mogelijkheid de activiteiten en begroting indien nodig te wijzigen naar aanleiding van de opgedane ervaring in het voorbereidingsjaar (schooljaar 2021/2022).

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De reden daarvoor is dat scholen zo snel mogelijk duidelijkheid moeten hebben over het moment waarop zij moeten starten met het praktijkgericht programma, omdat dit grote invloed heeft op hun formatie en lessen. Daarom is afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimale invoeringstermijn van twee maanden.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven