TOELICHTING
Algemeen
Aanleiding en doel van de regeling
In onderhavige Subsidieregeling opleidingsactiviteiten AIGT 2021–2026 (hierna: de
Subsidieregeling) wordt uitvoering gegeven aan de wens van de Tweede Kamer1 om de artsen in opleiding tot Arts Internationale Gezondheid en Tropengeneeskunde
(hierna: AIGT) te voorzien in een compensatie van de kosten die de aanvrager maakt
voor het volgen van de opleiding AIGT. Met deze regeling komen alle artsen in opleiding
AIGT voor subsidie in aanmerking die sinds 1 januari 2020 aantoonbaar het opleidingsonderdeel
‘Buitenland’ volgen of hebben gevolgd conform de eisen die het Opleidingsinstituut
Internationale Gezondheidszorg en Tropengeneeskunde (hierna: het opleidingsinstituut)
daaraan stelt.
De opleiding AIGT is sinds 1 januari 2014 erkend door de Commissie Geneeskundig Specialismen.
Het opleidingsinstituut ontvangt beperkte financiering van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (hierna: Ministerie van VWS) voor het verzorgen van de opleiding
AIGT. De Tweede Kamer is van mening dat de opleiding AIGT behouden moet blijven in
Nederland en dat het belangrijk is dat basisartsen de mogelijkheid blijven krijgen
om voor deze specialisatie te kunnen kiezen. Bovendien acht de Tweede Kamer de gestructureerde
overdracht van in het buitenland opgedane kennis relevant voor de Nederlandse gezondheidszorg.
Deze overdracht vindt nu onvoldoende plaats. De Tweede Kamer heeft bij de behandeling
van de VWS-begroting voor 2020 bij motie2 van 31 oktober 2019 de regering verzocht het opleidingsinstituut een additionele
subsidie toe te kennen op drie vlakken: (1) als bijdrage in de kosten van het opleidingsinstituut,
(2) als bijdrage in de kosten van de arts in opleiding tot specialist voor het volgen
van de opleiding AIGT zelf en (3) voor het stimuleren van een gestructureerde overdracht
van de in het buitenland opgedane kennis ten behoeve van de Nederlandse gezondheidszorg.
Met de Subsidieregeling wordt uitvoering gegeven aan het tweede onderdeel van de motie:
een bijdrage in de kosten in de vorm van een subsidie voor het volgen van het onderdeel
‘Buitenland’ van de opleiding AIGT.
Gedurende de laatste zes maanden van de opleiding AIGT doet de arts in opleiding tot
specialist praktijkervaring op door in een laag-inkomen land, laag- middeninkomen
of in een land in transitie te werken. Om het onderdeel ‘Buitenland’ te kunnen uitvoeren
komt de arts in opleiding in aanraking met (hoge) kosten zoals bijvoorbeeld reis-
en verblijfskosten, terwijl betrokkene geen inkomsten uit arbeid ontvangt. In deze
kosten voorziet de Subsidieregeling.
Kern voorstel
Met de Subsidieregeling wordt een vast subsidiebedrag beschikbaar gesteld van € 17.000
per aanvrager. Met andere woorden, een arts in opleiding tot AIGT komt in aanmerking
voor een subsidie van € 17.000 voor opleidingsactiviteiten in verband met de opleiding
AIGT. Deze opleidingsactiviteiten bestaat uit het volgen van het onderdeel ‘Buitenland’.
Deze kosten zijn verbonden aan de opleidingsperiode waarin de arts in opleiding AIGT
de opleidingskosten maakt. Met deze Subsidieregeling is het ook mogelijk om subsidie
te ontvangen indien de opleidingsactiviteiten hebben plaatsgevonden in studiejaar
2020/2021.
Staatssteun
Er is sprake van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag
betreffende werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) als aan de volgende vijf cumulatieve
criteria is voldaan:
-
1. De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;
-
2. De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;
-
3. De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële
weg zou zijn verkregen;
-
4. De maatregel is selectief;
-
5. De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige
beïnvloeding van het handelsverkeer in de Europese Unie.
De begunstigden van de steunmaatregel zijn de artsen in opleiding tot AIGT. Het gaat
hierbij om natuurlijke personen. Indien de begunstigde van de maatregel kwalificeert
als een natuurlijk persoon wordt er niet voldaan aan het eerste criteria zoals hierboven
besproken.
2. Artikelsgewijs
Artikel 1. Begripsbepalingen
In het eerste artikel worden de begrippen gedefinieerd. De begrippen die nadere uitleg
behoeven, bijvoorbeeld omdat ze niet zijn toegelicht in het algemene deel van deze
toelichting, worden hieronder toegelicht.
Aanvrager
Enkel artsen die in opleiding zijn tot AIGT en zijn ingeschreven in het betreffende
profielregister komen op grond van de Subsidieregeling in aanmerking voor een subsidie.
Opleiding AIGT
Met de opleiding AIGT wordt bedoeld de opleiding tot Arts Internationale Gezondheid
en Tropengeneeskunde. Deze opleiding wordt door het College Geneeskundig Specialismen
erkend als profiel in het Besluit van 25 juni 2020 houdende de aanvullende opleidings-,
erkenningseisen voor het profiel internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde.
Andere (medische vervolg)opleidingen komen, ongeacht of ze wel of niet soortgelijke
subsidiabele activiteiten hebben, niet in aanmerking voor subsidie op grond van de
Subsidieregeling.
Opleidingsactiviteiten
Indien er in de Subsidieregeling wordt gesproken over opleidingsactiviteiten wordt
daarmee het volgen van het onderdeel ‘Buitenland’ van de opleiding AIGT bedoeld. Alleen
deze opleidingsactiviteiten van de opleiding AIGT komen voor subsidiëring in aanmerking.
Opleidingsinstituut
Indien er in de Subsidieregeling wordt gesproken over het opleidingsinstituut wordt
hiermee bedoeld het Opleidingsinstituut Internationale Gezondheidzorg en Tropengeneeskunde.
Studiejaar
In de Subsidieregeling komt het begrip studiejaar naar voren. Met studiejaar wordt
bedoeld het jaar waarin het onderdeel ‘Buitenland’ van de opleiding AIGT wordt gevolgd.
In de praktijk start het onderdeel ‘Buitenland’ in januari of in juli van enig jaar.
Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling
Op deze regeling is de Kaderregeling OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) van toepassing,
met uitzondering van de artikelen 3.2, 7.4 en 10.1. De subsidies die op grond van
de Subsidieregeling worden verstrekt, zijn subsidies als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel
a, sub 1° en 2°, van de Kaderregeling: subsidies van minder dan € 25.000 die 1) zonder
voorafgaande verlening direct wordt vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door
de minister bij de vaststelling wordt genoemd, en die 2) ambtshalve worden vastgesteld
op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd. Subsidies
die betrekking hebben op opleidingsactiviteiten in studiejaar 2021 tot en met 2026
zullen ambtshalve worden vastgesteld. Subsidies die betrekking hebben op opleidingsactiviteiten
in studiejaar 2020 zullen direct worden vastgesteld, zonder voorafgaande verlening.
De Subsidieregeling maakt het mogelijk om opleidingskosten uit 2020 te subsidiëren.
Dit is in afwijking van artikel 3.2 van de Kaderregeling. Dit artikel geeft aan dat
het niet mogelijk is om een aanvraag tot subsidieverlening te honoreren nadat de periode
is aangevangen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Deze subsidies worden direct vastgesteld
conform artikel 1.5, onderdeel a, sub 1° van de Kaderregeling.
Ten tweede verschilt de wijze van ambtshalve vaststelling, in afwijking van artikel
7.4 van de Kaderregeling. Normaliter toont de ontvanger van een subsidie op verzoek
van de minister op de in de beschikking aangewezen wijze aan dat de activiteiten waarvoor
subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie
verbonden verplichtingen. Bij de vaststelling voor de opleidingsactiviteiten in het
kader van het volgen van de opleiding AIGT in studiejaar 2021–2026 zal er geen gebruik
worden gemaakt van een steekproef. Bij vaststelling van deze subsidies zal de minister
bij de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten controleren of de subsidiabele
activiteiten ook daadwerkelijk zijn verricht. Het gaat daarbij specifiek om het onderdeel
‘Buitenland’ van de opleiding AIGT. Met deze controle wordt afgeweken van de Kaderregeling
waarbij slechts enkele subsidievaststellingen middels een steekproef worden gecontroleerd.
Voor deze werkwijze is gekozen om te garanderen dat de opleidingsactiviteiten daadwerkelijk
zijn afgerond voordat subsidievaststelling kan plaatsvinden.
Alle overige bepalingen van de Kaderregeling zijn van overeenkomstige toepassing op
de Subsidieregeling. Dit geldt ook de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling).
Ingevolge de meldingsplicht is de subsidieontvanger verplicht te melden als er zich
omstandigheden voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging,
intrekking of vaststelling van de subsidie. Het is van belang dat de subsidieontvanger
zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ melding doet. Dit betekent dat de melding
onmiddellijk moet worden gedaan, of in ieder geval tijdens de subsidieperiode. De
subsidieontvanger mag dus niet wachten tot hij dit nodig acht. Als niet wordt voldaan
aan de meldplicht bestaat de mogelijkheid dat de subsidieontvanger wordt gekort op
de verstrekte subsidie. Concreet betekent dit dat er een bepaald percentage in mindering
moet worden gebracht op het bedrag van de verstrekte subsidie. Deze percentages en
de voorwaarden waaronder de korting kan worden toegepast zijn te vinden in artikel
3a van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS.
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten
In artikel drie wordt beschreven welke opleidingsactiviteiten van de opleiding AIGT
in aanmerking komen voor subsidie, namelijk: het volgen van het onderdeel ‘Buitenland’
van de opleiding AIGT.
De opleidingsactiviteiten die starten in januari van enig jaar zijn subsidiabel voor
zover zij worden verricht in het studiejaar waarvoor de subsidie wordt verleend. Indien
de opleidingsactiviteiten starten in juli van enig jaar zijn zij subsidiabel voor
zover zij worden verricht in het studiejaar en het daaropvolgende jaar. Dit betekent
concreet dat indien een arts in opleiding tot AIGT start in juli 2023, zijn opleidingskosten
voor het onderdeel ‘Buitenland’ tevens subsidiabel zijn in het jaar 2024. In afwijking
hiervan zijn de opleidingsactiviteiten tevens subsidiabel voor zover zij hebben plaatsgevonden
in studiejaar 2020. Hiertoe kan de aanvrager een aanvraag tot subsidievaststelling
indienen in 2021. Zie voor verdere uitleg de toelichting bij artikel 8.
Artikel 4. Hoogte van de subsidie
De subsidie is vastgesteld op een vast bedrag van € 17.000 per aanvrager. Dit bedrag
is gebaseerd op een opgave van het opleidingsinstituut en bestaat uit een tegemoetkoming
in kosten in verband met het opleidingsonderdeel ‘Buitenland’, onder meer reis- en
verblijfskosten, visa, werkvergunning, inentingen, reiskosten, verblijfskosten, verzekeringen
en diverse administratieve kosten die direct gerelateerd zijn aan het verblijf en
werkzaam zijn in het buitenland (zoals het aanschaffen van communicatiemiddelen).
Het subsidiebedrag is een vast bedrag van € 17.000. Dit bedrag is gebaseerd op een
inschatting van de gemiddelde kosten die de Arts IGT maakt voor het onderdeel ‘Buitenland’
van de opleiding. Deze inschatting is gemaakt door het opleidingsinstituut.
Artikel 5. Wijze van subsidieverstrekking
Uit dit artikel volgt dat de minister twee ‘soorten’ subsidies verstrekt, te weten:
-
(1) Indien de opleidingsactiviteiten zijn gestart in studiejaar 2020, een subsidie zonder
voorafgaande verlening direct wordt vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door
de minister bij de vaststelling wordt genoemd.
-
(2) Indien de opleidingsactiviteiten starten in studiejaar 2021 tot en met 2026, een subsidie
die na verlening ambtshalve wordt vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door
de minister bij de verlening is genoemd.
Met deze wijze van subsidieverstrekking wordt aangesloten bij de gebruikelijke arrangementen
op grond van de Kaderregeling en de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking
(ook wel het Uniform Subsidiekader Rijk genoemd, hierna: USK).
Artikel 6. Aanvraag tot subsidieverlening studiejaar 2021–2026
Artikel zes beschrijft de aanvraagprocedure voor opleidingsactiviteiten die plaatsvinden
in studiejaar 2021 tot en met 2026. De subsidieaanvraag wordt uiterlijk 1 november
van het desbetreffende studiejaar waarin de opleidingsactiviteiten worden gestart,
ontvangen. In afwijking hiervan kan de subsidieaanvraag ten behoeve van opleidingsactiviteiten
in studiejaar 2021 worden ingediend in de periode van 1 september 2021 tot en met
1 november 2021. Subsidieaanvragen die na deze data worden ontvangen, zullen worden
afgewezen.
De subsidieaanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een bewijs van inschrijving
in het opleidingsregister van de Registratiecommissie Geneeskundig Specialismen voor
het studiejaar waarin de opleidingsactiviteiten worden gestart. In het geval dat de
subsidieaanvraag ziet op de opleidingsactiviteiten in studiejaar 2021 bevat de subsidieaanvraag
mede een vormvrije maar schriftelijke verklaring van het opleidingsinstituut waaruit
blijkt dat de opleidingsactiviteiten in studiejaar 2021 worden of zijn verricht.
Artikel 7. Besluit tot subsidieverlening studiejaar 2021–2026
Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag die ziet op opleidingsactiviteiten verricht
in studiejaar 2021 tot en met 2026 volgt een beslissing van de minister. Uiteraard
wordt er zo snel mogelijk beslist op de aanvraag en kan de beslissing dus ook binnen
de periode van 13 weken volgen.
De termijn van 13 weken vangt pas aan op het moment dat een volledige aanvraag is
ontvangen. Bij ontvangst van een onvolledige aanvraag wordt de subsidieaanvrager in
de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen. Ook dan wordt
zo snel mogelijk beslist op de aanvraag indien deze compleet is en kan de beslissing
dus ook binnen de periode van 13 weken volgen.
De minister verstrekt een voorschot van 100% van het bedrag van de subsidieverlening.
Dit voorschot wordt in één termijn betaald.
Artikel 8. Aanvraag tot subsidievaststelling studiejaar 2020
Subsidies die betrekking hebben op opleidingsactiviteiten in studiejaar 2020 worden
op grond van deze Subsidieregeling direct vastgesteld, zonder voorafgaande verlening.
De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van:
-
– een bewijs van inschrijving in het opleidingsregister van de Registratiecommissie
Geneeskundige Specialisten voor studiejaar 2020;
-
– een vormvrije maar schriftelijke verklaring van het opleidingsinstituut waaruit blijkt
dat de opleidingsactiviteiten in studiejaar 2020/2021 zijn verricht.
De aanvraag tot subsidievaststelling kan worden ingediend in de periode van 1 september
2021 tot en met 1 november 2021. Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot
subsidievaststelling volgt een beslissing van de minister. Uiteraard wordt er zo snel
mogelijk beslist op de aanvraag en kan de beslissing dus ook binnen de periode van
13 weken volgen.
Artikel 9. Subsidievaststelling studiejaar 2021–2026
Subsidies die betrekking hebben op opleidingsactiviteiten in studiejaar 2021 tot en
met 2026 worden op grond van deze Subsidieregeling ambtshalve vastgesteld.
Voordat ambtshalve subsidievaststelling kan plaatsvinden controleert de minister aan
de hand van de beschikbare gegevens bij de Registratiecommissie Geneeskundige Specialisten
of de opleidingsactiviteiten, zoals genoemd in artikel 3 van de Subsidieregeling,
daadwerkelijk zijn verricht. Het gaat daarbij om de opleidingsactiviteiten in verband
met studiejaar 2021 tot en met 2026. Indien blijkt dat de subsidiabele activiteiten
niet of slechts deels zijn uitgevoerd, wordt de subsidie lager vastgesteld.
De minister besluit binnen 22 weken na afronding van de opleidingsactiviteiten ambtshalve
een besluit over de vaststelling van de subsidie.
Artikel 10. Intrekking, wijziging en terugvordering
Indien uit de controle blijkt dat de subsidie niet in overeenstemming met de Subsidieregeling
is verstrekt, kan de subsidie die ten onrechte is uitbetaald, geheel worden teruggevorderd
van degene aan wie is uitbetaald. Dit kan het geval zijn als de ontvanger van de subsidie
het onderdeel ‘Buitenland’ van de opleiding AIGT niet heeft gevolgd of afgerond, onjuiste
of onvolledige informatie heeft verschaft of de ontvanger van de subsidie wist of
behoorde te weten dat het besluit tot verlening van de subsidie anderszins onjuist
was.
Artikel 11. Hardheidsclausule
Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Toepassing van de hardheidsclausule is
aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden
gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen
voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan te gaan om onbillijkheden
van overwegende aard.
Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst. De regeling vervalt met ingang van 1 juli 2026.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark