Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 2021, nr. 2021-0000308943, tot wijziging van de Regeling Woningbouwimpuls 2020 in verband met het verlagen van de grens van minimumaantal woningen voor gemeenten in woningmarktgebieden met een bovengemiddeld aantal kleine gemeenten

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2, vierde lid, van het Besluit Woningbouwimpuls 2020;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Woningbouwimpuls 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede onderdeel a en de onderdelen b, c en d worden verletterd tot onderdelen b, c, e en f.

2. Na onderdeel c (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. functioneel woningmarktgebied:

een gebied dat zich van andere functionele woningmarktgebieden onderscheid in de mate waarin sprake is van een daadwerkelijk regionaal woningtekort, gelet op feitelijke verhuisstromen, zoals ingedeeld door ABF Research in haar Inventarisatie Plancapaciteit van november 2020;

B

Artikel 2, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Het aantal woningen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van het besluit, is substantieel als dit:

    • a. ten minste 500 woningen betreft, indien de aanvragende gemeente gelegen is in het functioneel woningmarktgebied:

      • 1°. Amsterdam;

      • 2°. Breda;

      • 3°. Den Haag;

      • 4°. Ede;

      • 5°. Emmen;

      • 6°. Gouda;

      • 7°. Groningen;

      • 8°. Heerenveen;

      • 9°. Roosendaal;

      • 10°. Rotterdam;

      • 11°. ’s-Hertogenbosch;

      • 12°. Utrecht; of

      • 13°. Venlo.

    • b. ten minste 200 woningen betreft, indien de aanvragende gemeente gelegen is in het functioneel woningmarktgebied:

      • 1°. Alkmaar;

      • 2°. Amersfoort;

      • 3°. Apeldoorn;

      • 4°. Arnhem;

      • 5°. Doetinchem;

      • 6°. Dordrecht;

      • 7°. Eindhoven;

      • 8°. Enschede;

      • 9°. Leeuwarden;

      • 10°. Leiden;

      • 11°. Lelystad;

      • 12°. Maastricht;

      • 13°. Middelburg;

      • 14°. Nijmegen;

      • 15°. Oss;

      • 16°. Sittard;

      • 17°. Tilburg; of

      • 18°. Zwolle,

    tenzij voor inwerkingtreding van de Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 2021, nr. 2021-0000308943, tot wijziging van de Regeling Woningbouwimpuls 2020 in verband met het verlagen van de grens van minimumaantal woningen voor gemeenten in woningmarktgebieden met een bovengemiddeld aantal kleine gemeenten aan de aanvragende gemeente reeds een uitkering is toegekend op grond van het besluit, in welk geval het aantal woningen substantieel is als dit ten minste 500 woningen betreft.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Inleiding

Om te zorgen dat starters en middeninkomens sneller een woning kunnen vinden, maakte het kabinet in de Miljoenennota 2020 1 miljard euro extra vrij voor de Woningbouwimpuls. Het Besluit Woningbouwimpuls 2020 (hierna ook: BWi) en de onderliggende ministeriële regeling zijn bedoeld om betaalbare woningen te bouwen in schaarstegebieden, inclusief de financiering van de daarvoor nodige infrastructuur, het opvangen van de potentiële gevolgen van de stikstofuitspraak voor de woningbouw en het zorgdragen voor een kwalitatief goede leefomgeving. In artikel 9, tweede lid, van het BWi is een grondslag opgenomen voor (tussentijdse) evaluatie en in paragraaf 1.8 van het algemeen deel van de toelichting bij dat besluit is verder uiteengezet dat het instrument tussentijds wordt geëvalueerd om een beeld te krijgen van de werking van het BWi, de onderliggende regeling en het uitvoeringsproces. Na het verstrijken van de eerste twee tranches is deze tussenevaluatie uitgevoerd, zodat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de Minister) indien nodig kan bijsturen. Tevens is er een motie1 aangenomen om de Regeling Woningbouwimpuls 2020 aan te passen voorafgaand aan de derde tranche.

Uit de tussenevaluatie blijkt dat een aantal gemeenten heeft afgezien van het indienen van een aanvraag voor de woningbouwimpuls vanwege de vereiste minimale projectomvang. Van de gemeenten die aangaven om deze reden geen aanvraag in te dienen gaf een derde aan dat ze een project van 200 tot 500 woningen in voorbereiding hadden. Twee derde van de gemeenten had een project in voorbereiding dat kleiner was dan 200 woningen. Met het aannemen van de motie vraagt de Tweede Kamer de Minister om een verlaging van de eis door te voeren. Met deze regeling is de minimale projectomvang van 500 naar 200 woningen verlaagd in functionele woningmarktgebieden met een bovengemiddeld aandeel kleine gemeenten (dat zijn gemeenten met minder dan 50.0000 inwoners). Dit betekent dat gemeenten binnen functionele woningmarktgebieden met meer dan 75% kleine gemeenten in aanmerking komen voor de verlaging van de minimale projectomvang. Met deze invulling wordt een objectieve maatstaf gebruikt als grondslag voor het verlagen van de ondergrens.

De motie beoogt gebieden met veel kleine woonplaatsen te bedienen omdat deze gebieden geen of te weinig projecten van minimaal 500 woningen kennen. Kleine woonplaatsen zijn vertaald naar kleine gemeenten, omdat dit een meer gangbare classificering is. Om te bepalen of gemeenten klein, middel of groot zijn is de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) gebruikt2. Het CBS deelt gemeenten in op basis van inwoneraantal in acht klassen. De eerste vier klassen beslaan de gemeenten die kleiner zijn dan 50.000 inwoners. Bij de onderhavige uitwerking van de motie is hierbij aangesloten door een gemeente als ‘klein’ aan te merken als het minder dan 50.000 inwoners telt op basis van de definitieve bevolkingsaantallen per gemeente op 1 januari 2021.

Op basis van de meest recente definitieve bevolkingsaantallen heeft een functioneel woningmarktgebied gemiddeld 75% (na afronding) kleine gemeenten. Met de uitwerking van de motie komen gebieden met een bovengemiddeld aantal kleine gemeenten in aanmerking voor een verlaging van de minimale projectomvang. Dit gaat dus om functionele woningmarktgebieden die voor meer dan 75% bestaan uit kleine gemeenten.

De verlaging geldt voor alle gemeenten binnen deze woningmarktgebieden, met uitzondering van gemeenten die al een toekenning hebben gehad op grond van het BWi. De motie is ingediend om gemeenten tegemoet te komen die niet in staat zijn om een project van meer dan 500 woningen in te dienen. Daarom worden de gemeenten die reeds een toekenning hebben ontvangen uit het BWi uitgesloten van de verlaging. Zij hebben immers aangetoond dat er in hun gemeenten woningbouwprojecten zijn die uit ten minste 500 woningen bestaan.

Voor de indeling in functionele woningmarktgebieden is het rapport Inventarisatie Plancapaciteit van ABF Research3 als basis genomen. Met deze rapportage wordt de Tweede Kamer elk half jaar geïnformeerd over de plancapaciteit aan woningen en de verwachte woningbehoefte. Omdat de woningmarkt een regionale markt is, wordt de inventarisatie uitgevoerd op het niveau van provincies, woningwetregio’s, functionele woningmarktgebieden en woondealregio’s. Van deze vier schaalniveaus biedt het functionele woningmarktgebied het beste inzicht in de vraag waar de tekorten zich voordoen. De 31 functionele woningmarktgebieden zijn ingedeeld op samenhang van onderlinge verhuisbewegingen. Dit sluit aan bij het principe dat woningmarkten regionale markten zijn, in die zin dat een woning in een bepaalde gemeente voor een huishouden vaak vervangbaar is met een woning in een buurgemeente (omdat bijvoorbeeld de oriëntatie naar de gemeente waar het werk zit gelijk is). Een goede indicator van de woningen die vervangbaar zijn is het aantal absolute verhuisbewegingen. Vanwege de regionale aard is het niet wenselijk om de woningbouwopgave per gemeente te bezien. De andere genoemden regionale perspectieven zijn minder geschikt om de woningbouwopgave te bepalen, omdat die voortkomen uit bestuurlijke afspraken (woondealregio’s) of de kernwerkgebieden van corporaties vaststellen (woningwetregio’s).

Bij de verlaging van de grens is rekening gehouden met de beoordelingscriteria voor toewijzing van een aanvraag, zoals opgenomen in de bijlage van de Regeling Woningbouwimpuls 2020. De verwachting is dat – door de hantering van twee minimumaantallen woningen – er een licht onderscheid kan ontstaan op het derde criterium ‘efficiëntie’, vanwege schaalvoordelen. Of dat daadwerkelijk het geval is, is echter afhankelijk van het soort maatregel waarvoor een impulsbijdrage wordt gevraagd. Bovendien geldt dat de kleine(re) schaal ook positief kan uitpakken op het tweede criterium ‘effectiviteit’. Zo kan een kleiner, vaak minder complex project, relatief meer zekerheid bieden over het tijdig realiseren van de woningen. Alles overwegend is de verwachting dat er een gelijk speelveld blijft bestaan en er voor elk project een gelijke kans is op een bijdrage van de Woningbouwimpuls. Na afronding van de derde tranche wordt geëvalueerd wat de effecten zijn geweest van de regionale verlaging van de minimale projectomvang.

Voor het overzicht wordt hieronder per functioneel woningmarktgebied aangegeven welke gemeenten daaronder vallen:

1. Groningen

Eemsdelta

Groningen

Veendam

Schiermonnikoog

Assen

Aa en Hunze

Noordenveld

Tynaarlo

Midden-Drenthe

Midden-Groningen

Het Hogeland

Westerkwartier

 

2. Leeuwarden

Ameland

Harlingen

Leeuwarden

Terschelling

Vlieland

Tytsjerksteradiel

Dantumadiel

Súdwest-Fryslân

Waadhoeke

Noardeast-Fryslân

 

3. Heerenveen

Achtkarspelen

Heerenveen

Ooststellingwerf

Opsterland

Smallingerland

Weststellingwerf

Westerveld

Steenwijkerland

De Fryske Marren

 

4. Emmen

Stadskanaal

Coevorden

Emmen

Hoogeveen

Pekela

Borger-Odoorn

Oldambt

Westerwolde

 

5. Zwolle

Meppel

Dalfsen

Hardenberg

Hellendoorn

Kampen

Ommen

Raalte

Staphorst

Zwolle

Elburg

Hattem

Oldebroek

De Wolden

Twenterand

Zwartewaterland

 

6. Enschede

Almelo

Borne

Enschede

Haaksbergen

Hengelo

Losser

Oldenzaal

Tubbergen

Wierden

Hof van Twente

Rijssen-Holten

Dinkelland

Berkelland

 

7. Lelystad

Zeewolde

Noordoostpolder

Urk

Ermelo

Harderwijk

Putten

Nunspeet

Dronten

Lelystad

 

8. Apeldoorn

Deventer

Apeldoorn

Brummen

Epe

Heerde

Lochem

Voorst

Zutphen

Olst-Wijhe

 

9. Doetinchem

Aalten

Doetinchem

Winterswijk

Oude IJsselstreek

Oost Gelre

Bronckhorst

Montferland

 

10. Arnhem

Arnhem

Doesburg

Duiven

Renkum

Rheden

Rozendaal

Westervoort

Zevenaar

Lingewaard

Overbetuwe

 

11. Nijmegen

Beuningen

Druten

Heumen

Nijmegen

Wijchen

West Maas en Waal

Boxmeer

Bergen (L.)

Gennep

Mook en Middelaar

Cuijk

Berg en Dal

 

12. Ede

Barneveld

Buren

Ede

Scherpenzeel

Tiel

Wageningen

Renswoude

Rhenen

Veenendaal

Woudenberg

Neder-Betuwe

 

13. Amersfoort

Nijkerk

Amersfoort

Baarn

Bunschoten

Leusden

Soest

 

14. Utrecht

Culemborg

De Bilt

Bunnik

Houten

Montfoort

Utrecht

Wijk bij Duurstede

IJsselstein

Zeist

Nieuwegein

Woerden

Utrechtse Heuvelrug

Stichtse Vecht

Vijfheerenlanden

 

15. Alkmaar

Alkmaar

Bergen (NH.)

Beverwijk

Castricum

Enkhuizen

Heemskerk

Heerhugowaard

Heiloo

Den Helder

Hoorn

Langedijk

Medemblik

Opmeer

Schagen

Texel

Uitgeest

Drechterland

Stede Broec

Koggenland

Hollands Kroon

 

16. Amsterdam

Almere

Eemnes

Aalsmeer

Amstelveen

Amsterdam

Beemster

Blaricum

Bloemendaal

Diemen

Edam-Volendam

Haarlem

Haarlemmermeer

Heemstede

Hilversum

Huizen

Landsmeer

Laren

Oostzaan

Ouder-Amstel

Purmerend

Uithoorn

Velsen

Weesp

Zandvoort

Zaanstad

Hillegom

De Ronde Venen

Waterland

Wormerland

Wijdemeren

Gooise Meren

 

17. Gouda

Lopik

Alphen aan den Rijn

Gouda

Nieuwkoop

Oudewater

Waddinxveen

Bodegraven-Reeuwijk

Krimpenerwaard

 

18. Leiden

Katwijk

Leiden

Leiderdorp

Lisse

Noordwijk

Oegstgeest

Voorschoten

Zoeterwoude

Teylingen

Kaag en Braassem

 

19. Den Haag

Delft

Den Haag

Rijswijk

Wassenaar

Zoetermeer

Westland

Midden-Delfland

Leidschendam-Voorburg

Pijnacker-Nootdorp

 

20. Rotterdam

Barendrecht

Brielle

Capelle aan den IJssel

Hellevoetsluis

Krimpen aan den IJssel

Maassluis

Ridderkerk

Rotterdam

Schiedam

Albrandswaard

Westvoorne

Vlaardingen

Lansingerland

Zuidplas

Goeree-Overflakkee

Nissewaard

Hoeksche Waard

 

21. Dordrecht

Alblasserdam

Dordrecht

Gorinchem

Hardinxveld-Giessendam

Hendrik-Ido-Ambacht

Papendrecht

Sliedrecht

Zwijndrecht

Molenlanden

 

22. Middelburg

Borsele

Goes

Hulst

Kapelle

Middelburg

Reimerswaal

Terneuzen

Veere

Vlissingen

Schouwen-Duiveland

Noord-Beveland

Sluis

 

23. Roosendaal

Tholen

Bergen op Zoom

Rucphen

Steenbergen

Woensdrecht

Halderberge

Roosendaal

Moerdijk

 

24. Breda

Baarle-Nassau

Breda

Etten-Leur

Geertruidenberg

Oosterhout

Zundert

Drimmelen

Alphen-Chaam

Altena

 

25. Tilburg

Dongen

Gilze en Rijen

Goirle

Hilvarenbeek

Loon op Zand

Oisterwijk

Tilburg

Waalwijk

 

26. ‘s Hertogenbosch

Maasdriel

Zaltbommel

Boxtel

’s-Hertogenbosch

Heusden

Sint-Michielsgestel

Vught

West Betuwe

 

27. Oss

Boekel

Grave

Mill en Sint Hubert

Oss

Uden

Gemert-Bakel

Landerd

Sint Anthonis

Bernheze

Meierijstad

 

28. Eindhoven

Asten

Best

Deurne

Eersel

Eindhoven

Helmond

Nuenen c.a.

Oirschot

Someren

Son en Breugel

Valkenswaard

Veldhoven

Waalre

Heeze-Leende

Laarbeek

Reusel-De Mierden

Cranendonck

Bergeijk

Bladel

Geldrop-Mierlo

 

29. Venlo

Beesel

Nederweert

Roermond

Venlo

Venray

Weert

Horst aan de Maas

Leudal

Maasgouw

Roerdalen

Peel en Maas

 

30. Sittard

Landgraaf

Beek

Brunssum

Heerlen

Kerkrade

Simpelveld

Stein

Voerendaal

Echt-Susteren

Sittard-Geleen

Beekdaelen

 

31. Maastricht

Maastricht

Meerssen

Vaals

Valkenburg aan de Geul

Gulpen-Wittem

Eijsden-Margraten

Regeldruk

Vanwege de verlaging van de eis van het minimale aantal woningen voor sommige gemeenten zullen meer gemeenten een aanvraag kunnen doen. De gemeente is aanvrager, er zijn geen gevolgen op het terrein van administratieve lasten voor burgers en bedrijven. De verantwoording over de besteding van de middelen loopt via Single information, Single audit (SiSa)4 waardoor de administratieve lasten voor gemeenten zo beperkt mogelijk blijven. Het opstellen van plannen zal een eenmalige inspanning vergen, maar is niet verplicht. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Consultatie

Er is besloten om geen internetconsultatie te doen, omdat het om een beperkte wijziging van de Regeling Woningbouwimpuls 2020 gaat. Wel zijn de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) geconsulteerd over de regeling en zij hebben een voorkeur aangegeven om de minimale projectomvang te verlagen voor elke gemeente, dan wel voor elke kleine gemeente (<50.000 inwoners). Echter, deze aanpassing zou minder dienstbaar zijn aan de doelstelling van de Woningbouwimpuls. Het doel van de Woningbouwimpuls is namelijk om meer en sneller betaalbare woningen te realiseren. Daarbij ligt de prioriteit bij regio’s met een grote woningbouwopgave. Het is dan ook geen doel op zich dat elke gemeente in Nederland een aanvraag indient voor de Woningbouwimpuls. Nieuwbouwwoningen zijn binnen een regio in enige mate uitwisselbaar, het maakt daarom niet of ze in gemeente A of gemeente B worden gerealiseerd om de woningbouwopgave te realiseren. In regio’s met meerdere (middel)grote gemeenten is het daarom niet nodig om de ondergrens voor kleinere gemeenten te verlagen, omdat er andere gemeenten zijn die een aanvraag voor de Woningbouwimpuls kunnen doen. Een verlaging voor kleine gemeenten in deze regio’s zou de doelmatigheid van het instrument beperken. Daarom is besloten om het verzoek van VNG en IPO niet uit te werken in de regeling.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 35 570, nr. 44.

X Noot
3

Inventarisatie Plancapaciteit, ABF Research, november 2020 (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-959727)

X Noot
4

De SiSa-verantwoording houdt in dat de gemeente één keer per jaar rapporteert over de rechtmatigheid van bestedingen waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt. Dit betreft in de jaarrekening, conform de vereisten in de Financiële-verhoudingswet.

Naar boven