TOELICHTING
Inleiding
Om te zorgen dat starters en middeninkomens sneller een woning kunnen vinden, maakte
het kabinet in de Miljoenennota 2020 1 miljard euro extra vrij voor de Woningbouwimpuls.
Het Besluit Woningbouwimpuls 2020 (hierna ook: BWi) en de onderliggende ministeriële
regeling zijn bedoeld om betaalbare woningen te bouwen in schaarstegebieden, inclusief
de financiering van de daarvoor nodige infrastructuur, het opvangen van de potentiële
gevolgen van de stikstofuitspraak voor de woningbouw en het zorgdragen voor een kwalitatief
goede leefomgeving. In artikel 9, tweede lid, van het BWi is een grondslag opgenomen
voor (tussentijdse) evaluatie en in paragraaf 1.8 van het algemeen deel van de toelichting
bij dat besluit is verder uiteengezet dat het instrument tussentijds wordt geëvalueerd
om een beeld te krijgen van de werking van het BWi, de onderliggende regeling en het
uitvoeringsproces. Na het verstrijken van de eerste twee tranches is deze tussenevaluatie
uitgevoerd, zodat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna:
de Minister) indien nodig kan bijsturen. Tevens is er een motie1 aangenomen om de Regeling Woningbouwimpuls 2020 aan te passen voorafgaand aan de
derde tranche.
Uit de tussenevaluatie blijkt dat een aantal gemeenten heeft afgezien van het indienen
van een aanvraag voor de woningbouwimpuls vanwege de vereiste minimale projectomvang.
Van de gemeenten die aangaven om deze reden geen aanvraag in te dienen gaf een derde
aan dat ze een project van 200 tot 500 woningen in voorbereiding hadden. Twee derde
van de gemeenten had een project in voorbereiding dat kleiner was dan 200 woningen.
Met het aannemen van de motie vraagt de Tweede Kamer de Minister om een verlaging
van de eis door te voeren. Met deze regeling is de minimale projectomvang van 500
naar 200 woningen verlaagd in functionele woningmarktgebieden met een bovengemiddeld
aandeel kleine gemeenten (dat zijn gemeenten met minder dan 50.0000 inwoners). Dit
betekent dat gemeenten binnen functionele woningmarktgebieden met meer dan 75% kleine
gemeenten in aanmerking komen voor de verlaging van de minimale projectomvang. Met
deze invulling wordt een objectieve maatstaf gebruikt als grondslag voor het verlagen
van de ondergrens.
De motie beoogt gebieden met veel kleine woonplaatsen te bedienen omdat deze gebieden
geen of te weinig projecten van minimaal 500 woningen kennen. Kleine woonplaatsen
zijn vertaald naar kleine gemeenten, omdat dit een meer gangbare classificering is.
Om te bepalen of gemeenten klein, middel of groot zijn is de indeling van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) gebruikt2. Het CBS deelt gemeenten in op basis van inwoneraantal in acht klassen. De eerste
vier klassen beslaan de gemeenten die kleiner zijn dan 50.000 inwoners. Bij de onderhavige
uitwerking van de motie is hierbij aangesloten door een gemeente als ‘klein’ aan te
merken als het minder dan 50.000 inwoners telt op basis van de definitieve bevolkingsaantallen
per gemeente op 1 januari 2021.
Op basis van de meest recente definitieve bevolkingsaantallen heeft een functioneel
woningmarktgebied gemiddeld 75% (na afronding) kleine gemeenten. Met de uitwerking
van de motie komen gebieden met een bovengemiddeld aantal kleine gemeenten in aanmerking
voor een verlaging van de minimale projectomvang. Dit gaat dus om functionele woningmarktgebieden
die voor meer dan 75% bestaan uit kleine gemeenten.
De verlaging geldt voor alle gemeenten binnen deze woningmarktgebieden, met uitzondering
van gemeenten die al een toekenning hebben gehad op grond van het BWi. De motie is
ingediend om gemeenten tegemoet te komen die niet in staat zijn om een project van
meer dan 500 woningen in te dienen. Daarom worden de gemeenten die reeds een toekenning
hebben ontvangen uit het BWi uitgesloten van de verlaging. Zij hebben immers aangetoond
dat er in hun gemeenten woningbouwprojecten zijn die uit ten minste 500 woningen bestaan.
Voor de indeling in functionele woningmarktgebieden is het rapport Inventarisatie
Plancapaciteit van ABF Research3 als basis genomen. Met deze rapportage wordt de Tweede Kamer elk half jaar geïnformeerd
over de plancapaciteit aan woningen en de verwachte woningbehoefte. Omdat de woningmarkt
een regionale markt is, wordt de inventarisatie uitgevoerd op het niveau van provincies,
woningwetregio’s, functionele woningmarktgebieden en woondealregio’s. Van deze vier
schaalniveaus biedt het functionele woningmarktgebied het beste inzicht in de vraag
waar de tekorten zich voordoen. De 31 functionele woningmarktgebieden zijn ingedeeld
op samenhang van onderlinge verhuisbewegingen. Dit sluit aan bij het principe dat
woningmarkten regionale markten zijn, in die zin dat een woning in een bepaalde gemeente
voor een huishouden vaak vervangbaar is met een woning in een buurgemeente (omdat
bijvoorbeeld de oriëntatie naar de gemeente waar het werk zit gelijk is). Een goede
indicator van de woningen die vervangbaar zijn is het aantal absolute verhuisbewegingen.
Vanwege de regionale aard is het niet wenselijk om de woningbouwopgave per gemeente
te bezien. De andere genoemden regionale perspectieven zijn minder geschikt om de
woningbouwopgave te bepalen, omdat die voortkomen uit bestuurlijke afspraken (woondealregio’s)
of de kernwerkgebieden van corporaties vaststellen (woningwetregio’s).
Bij de verlaging van de grens is rekening gehouden met de beoordelingscriteria voor
toewijzing van een aanvraag, zoals opgenomen in de bijlage van de Regeling Woningbouwimpuls
2020. De verwachting is dat – door de hantering van twee minimumaantallen woningen
– er een licht onderscheid kan ontstaan op het derde criterium ‘efficiëntie’, vanwege
schaalvoordelen. Of dat daadwerkelijk het geval is, is echter afhankelijk van het
soort maatregel waarvoor een impulsbijdrage wordt gevraagd. Bovendien geldt dat de
kleine(re) schaal ook positief kan uitpakken op het tweede criterium ‘effectiviteit’.
Zo kan een kleiner, vaak minder complex project, relatief meer zekerheid bieden over
het tijdig realiseren van de woningen. Alles overwegend is de verwachting dat er een
gelijk speelveld blijft bestaan en er voor elk project een gelijke kans is op een
bijdrage van de Woningbouwimpuls. Na afronding van de derde tranche wordt geëvalueerd
wat de effecten zijn geweest van de regionale verlaging van de minimale projectomvang.
Voor het overzicht wordt hieronder per functioneel woningmarktgebied aangegeven welke
gemeenten daaronder vallen:
1. Groningen
|
Eemsdelta
|
Groningen
|
Veendam
|
Schiermonnikoog
|
Assen
|
Aa en Hunze
|
Noordenveld
|
Tynaarlo
|
Midden-Drenthe
|
Midden-Groningen
|
Het Hogeland
|
Westerkwartier
|
|
2. Leeuwarden
|
Ameland
|
Harlingen
|
Leeuwarden
|
Terschelling
|
Vlieland
|
Tytsjerksteradiel
|
Dantumadiel
|
Súdwest-Fryslân
|
Waadhoeke
|
Noardeast-Fryslân
|
|
3. Heerenveen
|
Achtkarspelen
|
Heerenveen
|
Ooststellingwerf
|
Opsterland
|
Smallingerland
|
Weststellingwerf
|
Westerveld
|
Steenwijkerland
|
De Fryske Marren
|
|
4. Emmen
|
Stadskanaal
|
Coevorden
|
Emmen
|
Hoogeveen
|
Pekela
|
Borger-Odoorn
|
Oldambt
|
Westerwolde
|
|
5. Zwolle
|
Meppel
|
Dalfsen
|
Hardenberg
|
Hellendoorn
|
Kampen
|
Ommen
|
Raalte
|
Staphorst
|
Zwolle
|
Elburg
|
Hattem
|
Oldebroek
|
De Wolden
|
Twenterand
|
Zwartewaterland
|
|
6. Enschede
|
Almelo
|
Borne
|
Enschede
|
Haaksbergen
|
Hengelo
|
Losser
|
Oldenzaal
|
Tubbergen
|
Wierden
|
Hof van Twente
|
Rijssen-Holten
|
Dinkelland
|
Berkelland
|
|
7. Lelystad
|
Zeewolde
|
Noordoostpolder
|
Urk
|
Ermelo
|
Harderwijk
|
Putten
|
Nunspeet
|
Dronten
|
Lelystad
|
|
8. Apeldoorn
|
Deventer
|
Apeldoorn
|
Brummen
|
Epe
|
Heerde
|
Lochem
|
Voorst
|
Zutphen
|
Olst-Wijhe
|
|
9. Doetinchem
|
Aalten
|
Doetinchem
|
Winterswijk
|
Oude IJsselstreek
|
Oost Gelre
|
Bronckhorst
|
Montferland
|
|
10. Arnhem
|
Arnhem
|
Doesburg
|
Duiven
|
Renkum
|
Rheden
|
Rozendaal
|
Westervoort
|
Zevenaar
|
Lingewaard
|
Overbetuwe
|
|
11. Nijmegen
|
Beuningen
|
Druten
|
Heumen
|
Nijmegen
|
Wijchen
|
West Maas en Waal
|
Boxmeer
|
Bergen (L.)
|
Gennep
|
Mook en Middelaar
|
Cuijk
|
Berg en Dal
|
|
12. Ede
|
Barneveld
|
Buren
|
Ede
|
Scherpenzeel
|
Tiel
|
Wageningen
|
Renswoude
|
Rhenen
|
Veenendaal
|
Woudenberg
|
Neder-Betuwe
|
|
13. Amersfoort
|
Nijkerk
|
Amersfoort
|
Baarn
|
Bunschoten
|
Leusden
|
Soest
|
|
14. Utrecht
|
Culemborg
|
De Bilt
|
Bunnik
|
Houten
|
Montfoort
|
Utrecht
|
Wijk bij Duurstede
|
IJsselstein
|
Zeist
|
Nieuwegein
|
Woerden
|
Utrechtse Heuvelrug
|
Stichtse Vecht
|
Vijfheerenlanden
|
|
15. Alkmaar
|
Alkmaar
|
Bergen (NH.)
|
Beverwijk
|
Castricum
|
Enkhuizen
|
Heemskerk
|
Heerhugowaard
|
Heiloo
|
Den Helder
|
Hoorn
|
Langedijk
|
Medemblik
|
Opmeer
|
Schagen
|
Texel
|
Uitgeest
|
Drechterland
|
Stede Broec
|
Koggenland
|
Hollands Kroon
|
|
16. Amsterdam
|
Almere
|
Eemnes
|
Aalsmeer
|
Amstelveen
|
Amsterdam
|
Beemster
|
Blaricum
|
Bloemendaal
|
Diemen
|
Edam-Volendam
|
Haarlem
|
Haarlemmermeer
|
Heemstede
|
Hilversum
|
Huizen
|
Landsmeer
|
Laren
|
Oostzaan
|
Ouder-Amstel
|
Purmerend
|
Uithoorn
|
Velsen
|
Weesp
|
Zandvoort
|
Zaanstad
|
Hillegom
|
De Ronde Venen
|
Waterland
|
Wormerland
|
Wijdemeren
|
Gooise Meren
|
|
17. Gouda
|
Lopik
|
Alphen aan den Rijn
|
Gouda
|
Nieuwkoop
|
Oudewater
|
Waddinxveen
|
Bodegraven-Reeuwijk
|
Krimpenerwaard
|
|
18. Leiden
|
Katwijk
|
Leiden
|
Leiderdorp
|
Lisse
|
Noordwijk
|
Oegstgeest
|
Voorschoten
|
Zoeterwoude
|
Teylingen
|
Kaag en Braassem
|
|
19. Den Haag
|
Delft
|
Den Haag
|
Rijswijk
|
Wassenaar
|
Zoetermeer
|
Westland
|
Midden-Delfland
|
Leidschendam-Voorburg
|
Pijnacker-Nootdorp
|
|
20. Rotterdam
|
Barendrecht
|
Brielle
|
Capelle aan den IJssel
|
Hellevoetsluis
|
Krimpen aan den IJssel
|
Maassluis
|
Ridderkerk
|
Rotterdam
|
Schiedam
|
Albrandswaard
|
Westvoorne
|
Vlaardingen
|
Lansingerland
|
Zuidplas
|
Goeree-Overflakkee
|
Nissewaard
|
Hoeksche Waard
|
|
21. Dordrecht
|
Alblasserdam
|
Dordrecht
|
Gorinchem
|
Hardinxveld-Giessendam
|
Hendrik-Ido-Ambacht
|
Papendrecht
|
Sliedrecht
|
Zwijndrecht
|
Molenlanden
|
|
22. Middelburg
|
Borsele
|
Goes
|
Hulst
|
Kapelle
|
Middelburg
|
Reimerswaal
|
Terneuzen
|
Veere
|
Vlissingen
|
Schouwen-Duiveland
|
Noord-Beveland
|
Sluis
|
|
23. Roosendaal
|
Tholen
|
Bergen op Zoom
|
Rucphen
|
Steenbergen
|
Woensdrecht
|
Halderberge
|
Roosendaal
|
Moerdijk
|
|
24. Breda
|
Baarle-Nassau
|
Breda
|
Etten-Leur
|
Geertruidenberg
|
Oosterhout
|
Zundert
|
Drimmelen
|
Alphen-Chaam
|
Altena
|
|
25. Tilburg
|
Dongen
|
Gilze en Rijen
|
Goirle
|
Hilvarenbeek
|
Loon op Zand
|
Oisterwijk
|
Tilburg
|
Waalwijk
|
|
26. ‘s Hertogenbosch
|
Maasdriel
|
Zaltbommel
|
Boxtel
|
’s-Hertogenbosch
|
Heusden
|
Sint-Michielsgestel
|
Vught
|
West Betuwe
|
|
27. Oss
|
Boekel
|
Grave
|
Mill en Sint Hubert
|
Oss
|
Uden
|
Gemert-Bakel
|
Landerd
|
Sint Anthonis
|
Bernheze
|
Meierijstad
|
|
28. Eindhoven
|
Asten
|
Best
|
Deurne
|
Eersel
|
Eindhoven
|
Helmond
|
Nuenen c.a.
|
Oirschot
|
Someren
|
Son en Breugel
|
Valkenswaard
|
Veldhoven
|
Waalre
|
Heeze-Leende
|
Laarbeek
|
Reusel-De Mierden
|
Cranendonck
|
Bergeijk
|
Bladel
|
Geldrop-Mierlo
|
|
29. Venlo
|
Beesel
|
Nederweert
|
Roermond
|
Venlo
|
Venray
|
Weert
|
Horst aan de Maas
|
Leudal
|
Maasgouw
|
Roerdalen
|
Peel en Maas
|
|
30. Sittard
|
Landgraaf
|
Beek
|
Brunssum
|
Heerlen
|
Kerkrade
|
Simpelveld
|
Stein
|
Voerendaal
|
Echt-Susteren
|
Sittard-Geleen
|
Beekdaelen
|
|
31. Maastricht
|
Maastricht
|
Meerssen
|
Vaals
|
Valkenburg aan de Geul
|
Gulpen-Wittem
|
Eijsden-Margraten
|
Regeldruk
Vanwege de verlaging van de eis van het minimale aantal woningen voor sommige gemeenten
zullen meer gemeenten een aanvraag kunnen doen. De gemeente is aanvrager, er zijn
geen gevolgen op het terrein van administratieve lasten voor burgers en bedrijven.
De verantwoording over de besteding van de middelen loopt via Single information,
Single audit (SiSa)4 waardoor de administratieve lasten voor gemeenten zo beperkt mogelijk blijven. Het
opstellen van plannen zal een eenmalige inspanning vergen, maar is niet verplicht.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor
een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk
heeft.
Consultatie
Er is besloten om geen internetconsultatie te doen, omdat het om een beperkte wijziging
van de Regeling Woningbouwimpuls 2020 gaat. Wel zijn de Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) geconsulteerd over de regeling en zij
hebben een voorkeur aangegeven om de minimale projectomvang te verlagen voor elke
gemeente, dan wel voor elke kleine gemeente (<50.000 inwoners). Echter, deze aanpassing
zou minder dienstbaar zijn aan de doelstelling van de Woningbouwimpuls. Het doel van
de Woningbouwimpuls is namelijk om meer en sneller betaalbare woningen te realiseren.
Daarbij ligt de prioriteit bij regio’s met een grote woningbouwopgave. Het is dan
ook geen doel op zich dat elke gemeente in Nederland een aanvraag indient voor de
Woningbouwimpuls. Nieuwbouwwoningen zijn binnen een regio in enige mate uitwisselbaar,
het maakt daarom niet of ze in gemeente A of gemeente B worden gerealiseerd om de
woningbouwopgave te realiseren. In regio’s met meerdere (middel)grote gemeenten is
het daarom niet nodig om de ondergrens voor kleinere gemeenten te verlagen, omdat
er andere gemeenten zijn die een aanvraag voor de Woningbouwimpuls kunnen doen. Een
verlaging voor kleine gemeenten in deze regio’s zou de doelmatigheid van het instrument
beperken. Daarom is besloten om het verzoek van VNG en IPO niet uit te werken in de
regeling.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren