Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 juni 2021, nr. HO&S/28475203, tot het verlenen van mandaat ten aanzien van procedurele besluiten bij accreditaties in het hoger onderwijs aan DG DUO (Mandaatbesluit verlengingsbesluiten accreditatie hoger onderwijs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit

Artikel 1

De directeur-generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs is gemandateerd om besluiten te nemen als bedoeld in artikel 5.31, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Hij kan met betrekking tot dit mandaat ondermandaat verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen. Artikel 16 van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 is van toepassing.

Artikel 2

De behandeling van bezwaarschriften die zijn gericht tegen op basis van dit besluit genomen besluiten geschiedt, met inachtneming van artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, conform het bepaalde in de Regeling behandeling bezwaarschriften OCW en artikel 13, tweede lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008.

Artikel 3

Dit besluit kan worden aangehaald als: Mandaatbesluit verlengingsbesluiten accreditatie hoger onderwijs.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Opleidingen in het hoger onderwijs worden eenmaal in de zes jaar groepsgewijs geaccrediteerd. De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) hanteert daarvoor een visitatierooster, waarin is opgenomen op welk moment de accreditatiebeoordeling van een opleiding plaatsvindt en wat de uiterste inlever- of vervaldatum is voor het indienen van het visitatierapport. De NVAO kan, al dan niet op verzoek van de instelling, besluiten een opleiding in een andere visitatiegroep in te delen indien de aard van de opleiding of de planning van de werkzaamheden van de NVAO daar aanleiding toe geven. Deze besluiten tot wijziging van de visitatiegroep worden eenmaal per jaar, in april, genomen (de zogenaamde ‘aprilronde’). In verband met een wijziging van de visitatiegroep kan de Minister van OCW op grond van artikel 5.31, derde lid, WHW vervolgens besluiten een accreditatie nieuwe opleiding te verlengen dan wel uitstel te verlenen van de datum waarop het visitatierapport moet worden overgelegd. Met onderhavig mandaatbesluit wordt het besluitvormingsproces rondom het verlengingsbesluit op grond van artikel 5.31, derde lid, efficiënter ingericht.

Een verlengingsbesluit als bedoeld in artikel 5.31, derde lid, wordt momenteel door de minister aan de aanvragers gestuurd met een afschrift aan DUO en de NVAO. DUO past daarop de inlever- of vervaldatum van de betreffende opleidingen aan in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (croho) en informeert de betreffende instellingen daarover bij brief.

Omdat het verlengingsbesluit naar aanleiding van wijziging van de visitatiegroep geen beleidsinhoudelijke weging vereist – indien sprake is van een besluit tot wijziging van de visitatiegroep is aan de grond voor verlenging voldaan – krijgt DG DUO met onderhavig besluit het mandaat om verlengingsbesluiten te nemen als bedoeld in artikel 5.31, derde lid van de WHW. De besluiten worden genomen op basis van advies van de NVAO, zonder tussenkomst van OCW. Door deze efficiencyslag in het proces van de ‘aprilronde’ zullen instellingen met opleidingen waarvan de accreditatietermijn wordt verlengd dan wel de inleverdatum voor het visitatierapport wordt uitgesteld op grond van artikel 5.31, derde lid, hierover in het vervolg nog maar één brief ontvangen (van DUO), waarin zowel het verlengingsbesluit is opgenomen als de informatie over de aanpassing in het croho.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven