Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 juli 2021, nr. WJZ/ 20304551, tot wijziging van de Regeling subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 7, tweede lid, 11, 12, en 15, van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij, en op de artikelen 19 en 50 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

strekkende meter:

een lengte van 1 meter, ongeacht de breedte, waarop en waaronder de sloopwerkzaamheden worden verricht;.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘€ 6’ vervangen door ‘€ 11,13’.

b. In onderdeel b wordt ‘€ 2’ vervangen door ‘€ 8,53’.

c. In onderdeel c wordt ‘€ 1,50’ vervangen door ‘€ 4,00’ en vervalt ‘betonnen of geasfalteerde’.

d. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma worden de volgende onderdelen toegevoegd:

  • d. € 1,50 per vierkante meter van het gebouw of bouwwerk voor het verwijderen en afvoeren van de tot het gebouw of bouwwerk behorende inventaris en werktuigen;

  • e. € 7,20 per strekkende meter van een omheining voor de sloop en afvoer daarvan.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, wordt bepaald aan de hand van de bijlage.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, derde lid, van het besluit, is € 225.000.

  • 4. Het bedrag, bedoeld in het derde lid, wordt naar boven bijgesteld tot aan een bedrag van maximaal € 245.000 voor zover blijkens een door de houder ingevulde landbouw de-minimisverklaring als bedoeld in artikel 6 van verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU L 352), het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van die verordening, niet wordt overschreden.

  • 5. Indien een aan de pelsdierhouder verleende subsidie als bedoeld in de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 op grond van artikel 11 van die Regeling is vastgesteld, wordt de vastgestelde subsidie in mindering gebracht op het bedrag, bedoeld in artikel 3, derde lid, van het besluit.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘€ 3,70’ vervangen door ‘€ 10,40’.

b. In onderdeel b wordt ‘€ 17,50’ vervangen door ‘€ 18,40’.

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. € 11,20 per strekkende meter van een omheining voor de sloop en afvoer daarvan.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

D

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a. De-minimisverklaring

Bij een aanvraag van subsidie als bedoeld in artikel 2 van het besluit kan de nertsenhouder een landbouw de-minimisverklaring overleggen als bedoeld in artikel 6 van verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU L 352).

E

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Subsidie voor ombouw

Het bedrag, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het besluit, is:

  • a. € 120.000, of

  • b. het bedrag dat wordt bepaald aan de hand van de bijlage, indien dat hoger is dan € 120.000.

F

Artikel 5 vervalt.

G

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7. Maximumbedrag per plaats bij samenloop sloop en ombouw

Het bedrag, bedoeld in artikel 11 van het besluit, is:

  • a. € 120.000, of

  • b. het bedrag dat wordt bepaald aan de hand van de bijlage, indien dat hoger is dan € 120.000.

H

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel d, onder 4°, wordt ingevoegd:

  • 5°. een afschrift van de omgevingsvergunningen die zijn verleend voor het houden van pelsdieren op de plaats of plaatsen;

2. Onderdeel f komt als volgt te luiden:

  • f. voor zover van toepassing, gegevens met betrekking tot een op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 ingediende aanvraag en in dat kader genomen besluiten.

I

Na artikel 8 worden twee artikelen ingevoegd:

Artikel 8a. Uiterste aanvraagdatum

De datum, bedoeld in artikel 12, onderdeel a, van het besluit, is:

  • a. 22 oktober 2021 indien het een aanvraag ten behoeve van de sloop van een nertsenhouderij betreft;

  • b. 31 december 2023 indien het een aanvraag ten behoeve van de ombouw naar een nieuw landbouwbedrijf, of een nieuw bedrijf niet zijnde een landbouwbedrijf betreft.

Artikel 8b. Uitvoeringstermijn subsidiabele activiteiten

De termijn, bedoeld in artikel 14, tweede lid , van het besluit, is drie jaar.

J

In artikel 9 wordt in het vierde onderdeel de aanduiding ‘c.’ vervangen door de aanduiding ‘d.’.

K

Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 4a. Overgangsrecht

Artikel 9a. Overgangsrecht

Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van een wijziging van deze regeling, op subsidies die voor dat tijdstip zijn verleend en op subsidies die voor dat tijdstip zijn vastgesteld, blijft deze regeling van toepassing zoals zij luidde vóór dat tijdstip.

L

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

Onverminderd artikel 50, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, gaat een aanvraag om subsidievaststelling vergezeld van een afschrift van de voor de sloop of ombouw verleende vergunningen.

M

De bijlage bij deze regeling wordt toegevoegd als bijlage.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit van 25 juni 2021 tot wijziging van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij (Stb. 2021, 311) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 juli 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, TWEEDE LID, ARTIKEL 4, ONDERDEEL B, EN ARTIKEL 7, ONDERDEEL B:

Berekening maximale subsidie per plaats voor sloop, ombouw en sloop en ombouw

Het bedrag dat ten hoogste als subsidie per plaats wordt verstrekt, wordt berekend door de bedragen, bedoeld in de punten 1 en 2 van deze bijlage, bij elkaar op te tellen, en het bedrag, bedoeld in punt 3 van deze bijlage, hiervan af te trekken.

Formule: subsidiebedrag per plaats = bedrag 1 + bedrag 2 – bedrag 3.

1. Bedrag aan de hand van het aantal fokteven (artikel 2, tweede lid, artikel 4, onderdeel b, en artikel 7, onderdeel b)

Bedrag 1 is de optelsom van de uitkomsten van de berekeningen, bedoeld in de rijen A tot en met F, van onderstaande tabel:

 

Voor het aantal huisvestingsplaatsen voor fokteven of, indien dat lager is, het aantal huisvestingsplaatsen dat op grond van de omgevingsvergunning is toegestaan, van

tot en met

wordt het aantal huisvestingsplaatsen vermenigvuldigd met

A

2.000

€ 38

B

2.001

4.000

€ 35

C

4.001

6.000

€ 32

D

6.001

8.000

€ 29

E

8.001

10.000

€ 26

F

10.001

€ 23

Formule: bedrag 1 = (aantal in rij A x € 38) + (aantal in rij B x € 35) + (aantal in rij C x € 32) + (aantal in rij D x € 29) + (aantal in rij E x € 26) + (aantal in rij F x € 23).

2. Bedrag aan de hand van de kosten voor asbestverwijdering (artikel 2, tweede lid, artikel 4, onderdeel b, en artikel 7, onderdeel b)

Bedrag 2 is het aantal vierkante meter asbesthoudende daken, dakgoten of gevelplaten van een gebouw of bouwwerk die de aanvrager op de betreffende plaats sloopt, vermenigvuldigd met het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, vermeerderd met het aantal vierkante meter andere asbesthoudende delen van een gebouw of bouwwerk die de aanvrager op de desbetreffende plaats sloopt, vermenigvuldigd met het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, vermeerderd met het aantal strekkende meter asbesthoudende omheining van de plaats die de aanvrager op de desbetreffende plaats sloopt, vermenigvuldigd met het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c.

Formule: bedrag 2 = (aantal vierkante meter te slopen asbesthoudende daken, dakgoten of gevelplaten x € 10,40) + (aantal vierkante meter te slopen andere asbesthoudende delen x € 18,40) + (aantal strekkende meter te slopen asbesthoudende omheining van de plaats x € 11,20).

3. Bedrag ter correctie van het maximumbedrag aan de hand van de sloop of ombouw van gebouwen of bouwwerken met een staalconstructie (artikel 2, tweede lid, artikel 4, onderdeel b, en artikel 7, onderdeel b)

Bedrag 3 is het aantal vierkante meter van een gebouw of bouwwerk met een staalconstructie dat de aanvrager op de desbetreffende plaats sloopt, vermenigvuldigd met € 2,60.

Formule: bedrag 3 = (aantal vierkante meter te slopen gebouw of bouwwerk dat een staalconstructie bevat x € 2,60).

TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling is de Regeling subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij (hierna: de Regeling) aangepast. Deze wijziging houdt verband met een toezegging van de Minister van Landbouw, Natuur, en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) aan de Tweede Kamer om de Regeling op een aantal punten te verbeteren en te verruimen alsmede met de vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij. Deze wijzigingsregeling hangt nauw samen met, en is deels een uitwerking van, een wijziging van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij (hierna: het Besluit).

Vanwege het verbod op de pelsdierhouderij dat vanaf 8 januari 2021 effectief geldt1, is het Besluit ten aanzien van de sloopactiviteiten niet meer gerechtvaardigd op grond van de Landbouwrichtsnoeren2, maar op grond van het zogenoemde Tijdelijke Covid-steunkader3 (en het kader voor de-minimissteun in de landbouwsector).4 De gevolgen hiervan zijn toegelicht in paragraaf 2 van de toelichting bij de wijziging van het Besluit subsidiering sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij (hierna: het wijzigingsbesluit).5 Als gevolg van de genoemde steunkaders op grond waarvan sloopsubsidie wordt gerechtvaardigd, bedraagt het maximale bedrag van een sloopsubsidie voor een onderneming die zich toelegt op de primaire productie van landbouwproducten 225.000 euro of – onder voorwaarden – 245.000 euro.

Tegelijkertijd is in het Besluit het subsidiepercentage voor sloop verhoogd van 50% naar 100% van de subsidiabele kosten. Tevens is in het Besluit het subsidiebedrag per fokteef bij ombouw verhoogd, zijn de kosten voor sloop van omheiningen en inventaris aangemerkt als subsidiabel. Daarnaast is in het besluit een grondslag gecreëerd om bij ministeriele regeling een datum te bepalen waarop een subsidieaanvraag uiterlijk moet zijn ingediend respectievelijk een termijn te bepalen waarbinnen de subsidiabele activiteiten moeten zijn uitgevoerd. Deze data respectievelijk termijnen zijn middels deze wijzigingsregeling opgenomen in de Regeling. Voor de wijzigingen in het Besluit wordt derhalve mede verwezen naar de wijziging van het Besluit en de daarbij behorende nota van toelichting.

2. Hoofdlijnen wijziging Regeling

2.1 Maximumsubsidiebedragen en wijzigingen normbedragen
2.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet verbod pelsdierhouderij, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld over een tegemoetkoming in de kosten van sloop of ombouw van gebouwen waarin nertsen beroepsmatig gehouden worden, die als gevolg van het (vervroegde) verbod op de pelsdierhouderij hun functie verliezen. Ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, is het Besluit vastgesteld. Het Besluit voorziet onder andere in de belangrijkste voorschriften waaraan pelsdierhouders moeten voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie, de maximale subsidiepercentages, en maximum subsidiebedragen per plaats en onderneming, maar niet in de exacte bedragen die ten hoogste worden gesubsidieerd. Deze bedragen zijn vastgesteld in de Regeling.

Aansluitend op de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit, wordt hieronder de systematiek voor het vaststellen van de hoogte van de subsidiebedragen, zoals in deze wijzigingsregeling nader uitgewerkt, toegelicht.

2.1.2 Berekening subsidie voor sloop, ombouw en sloop/ombouw

In deze paragraaf wordt ingegaan op de uit de Regeling volgende criteria voor de berekeningswijze van de subsidie waarvoor een aanvrager in aanmerking kan komen. Het kan dan gaan om een aanvraag voor alleen sloop, voor alleen ombouw of voor een combinatie van sloop en ombouw.

In onderstaande tabel worden de relevante criteria weergegeven en vervolgens toegelicht.

Vervolgens wordt in de paragrafen 2.1.3, 2.1.4 en 2.1.5 concreet toegelicht hoe de criteria concreet uitwerken voor respectievelijk een sloop-, een ombouw- en een sloop/ombouwaanvraag. Aldus worden de overeenkomsten en verschillen die voor deze drie aanvraagtypen gelden inzichtelijk gemaakt.

Tabel Berekening subsidie sloop en ombouw

Type aanvraag →

Sloop

Ombouw

Combinatie sloop en ombouw

Bedrag:

     

1A

100% van de subsidiabele sloopkosten van de volledige plaats

Bedrag 1A

nvt

nvt

1B

100% van de subsidiabele sloopkosten van het sloopdeel van de plaats

nvt

nvt

Bedrag 1B

2

Het nog resterende bedrag van de maximaal € 245.000 sloopkostensubsidie van de onderneming

Bedrag 2*)

nvt

Bedrag 2*)

3

40% van de subsidiabele ombouwkosten van de plaats

nvt

Bedrag 3

Bedrag 3

4A

Bedrag dat volgt uit de vierkante meter- en strekkende meterberekeningen PLUS subsidie op eenmalige onderdelen van de volledige plaats

Bedrag 4A

nvt

nvt

4B

Bedrag dat volgt uit m2- en m1-berekeningen PLUS subsidie op eenmalige onderdelen van het sloopdeel van de plaats

nvt

nvt

Bedrag 4B

5A

Het volgens de bijlage berekende maximumbedrag van de plaats

Bedrag 5A

nvt

nvt

5B

Het volgens de bijlage berekende maximumbedrag van de plaats, of € 120.000 als dit hoger is dan het berekende bedrag

nvt

Bedrag 5B**)

Bedrag 5B**)

       

Hoogte van het subsidiebedrag

de laagste van de vier bedragen: 1A, 2*), 4A en 5A

De laagste van de twee bedragen: 3 en 5B**).

De som van de bedragen a PLUS b, doch ten hoogste bedrag 5B**), waarbij:

a=de laagste van de drie bedragen: 1B, 2*) en 4B

b=bedrag 3

*) Als een aan een pelsdierhouder verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 is vastgesteld, wordt de vastgestelde subsidie in mindering gebracht op het nog resterende bedrag 2.

**) Voor ombouw geldt daarnaast de grens van 200.000 euro per onderneming in het kader van de algemene de-minimisverordening indien sprake is van ombouw naar een bedrijf, niet zijnde een landbouwbedrijf (artikel 10 van het besluit). In dat geval is het bedrag 5B maximaal 200.000 euro.

Bedrag 1A: 100% van de subsidiabele sloopkosten van de volledige sloop van de plaats (artikel 3, eerste lid, van het Besluit).

Bedrag 1B: 100% van de subsidiabele sloopkosten van het sloopdeel van de plaats. Dit criterium volgt eveneens uit artikel 3, eerste lid, van het Besluit. Deze situatie is van toepassing bij de combinatie sloop/ombouw. Mits ook ombouw plaatsvindt is het mogelijk om slechts een deel van de plaats te slopen.

Bedrag 2: het nog resterende bedrag van de maximaal € 245.000 sloopkostensubsidie van de onderneming. Het maximale bedrag dat een onderneming aan sloopsubsidie kan ontvangen is, ingevolge artikel 2, derde en vierde lid, van de Regeling, 225.000 euro of – onder voorwaarden – 245.000 euro. Voor zover de onderneming reeds sloopsubsidie is verleend voor een andere plaats of plaatsen, dan geldt het bedrag van 225.000 euro of – onder voorwaarden – 245.000 verminderd met het verleende bedrag of bedragen dat dan resteert als beschikbaar voor de nieuwe aanvraag. Een aan de pelsdierhouder verleende en vastgestelde subsidie als bedoeld in artikel 11 van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19, wordt eveneens in mindering gebracht op het bedrag, waardoor een navenant lager bedrag resteert voor een nieuwe aanvraag.

Bedrag 3: 40% van de subsidiabele ombouwkosten van de plaats (artikel 7, eerste lid, van het Besluit). Dit criterium is van toepassing bij aanvragen voor ombouw en bij het ombouwdeel van aanvragen voor sloop/ombouw.

Bedrag 4A: Het bedrag dat volgt uit de vierkante meter- en strekkende meterberekeningen PLUS subsidie op eenmalige onderdelen van de volledige plaats. In artikelen 2 en 3 van de Regeling zijn normbedragen opgenomen per vierkante meter en per strekkende meter sloopobject. De normbedragen vermenigvuldigd met het aantal vierkante meters dan wel strekkende meters te slopen object en daarbij opgeteld de subsidiabele onderdelenkosten, die bij de sloop een eenmalige kostenpost, bedoeld in artikel 4, onderdelen c, e, of k, van het Besluit, vormen, geven een normatieve kostenberekening van de volledige sloop van de plaats.

Bedrag 4B: Het bedrag dat volgt uit m2- en m1-berekeningen PLUS subsidie op eenmalige onderdelen van het sloopdeel van de plaats. Dit criterium volgt eveneens uit artikelen 2 en 3 van de Regeling en de artikelen 4c, 4e en 4k van het Besluit. De kostenberekening is analoog aan die van criterium 4A, maar dan beperkt tot het sloopdeel van de plaats.

Bedrag 5A: Het volgens de bijlage berekende maximumbedrag van de plaats (artikel 2, tweede lid, artikel 4, onderdeel b, en artikel 7, onderdeel b, van de Regeling). Het bedrag dat ten hoogste als subsidie per plaats wordt verstrekt, wordt berekend door de bedragen, bedoeld in de punten 1 en 2 van de bijlage bij de Regeling, bij elkaar op te tellen, en het bedrag, bedoeld in punt 3 van de bijlage, hiervan af te trekken. Dit aldus berekende bedrag is van toepassing op de aanvragen voor volledige sloop.

Bedrag 5B: Het volgens de bijlage berekende maximumbedrag van de plaats, of € 120.000 als € 120.000 hoger is dan het berekende bedrag (artikel 4 van de Regeling). De berekening van het maximumbedrag is analoog aan die van criterium 5A, maar ziet op een aanvraag voor ombouw van een plaats dan wel op het ombouwdeel van de gecombineerde sloop/ombouw van een plaats.

In de paragrafen 2.1.3, 2.1.4 en 2.1.5 wordt de berekening van het (maximum)subsidiebedrag voor de drie typen aanvragen nader toegelicht.

2.1.3 Subsidiebedrag voor sloop

De hoogte van het subsidiebedrag voor sloop is het laagste bedrag van de volgende vier bedragen, genoemd in de tabel in paragraaf 2.1.2: 1A, 2*), 4A en 5A.

2.1.4 Subsidiebedrag voor ombouw

De hoogte van het subsidiebedrag per plaats voor ombouw wordt berekend aan de hand van twee criteria. De hoogte van het bedrag voor ombouw is het laagste bedrag van de volgende twee bedragen, genoemd in de tabel in paragraaf 2.1.2: 3 en 5B**).

2.1.5 Subsidiebedrag voor de combinatie van sloop en ombouw

Het is mogelijk om een aanvraag voor een plaats zowel sloop- als ombouwsubsidie in te dienen. Ook is het mogelijk om na de aanvraag voor sloopsubsidie op een later tijdstip het onderdeel ombouwsubsidie aan te vragen.

De hoogte van het subsidiebedrag per plaats voor de combinatie van sloop en ombouw wordt als volgt berekend met de bedragen genoemd in de tabel in paragraaf 2.1.2:

De som van de bedragen a plus b, doch ten hoogste bedrag 5B**), waarbij:

a= de laagste van de drie bedragen: 1B, 2*) en 4B;

b= bedrag 3.

2.2 Wijzigingen normbedragen

Deze wijzigingsregeling bevat een verhoging van de normbedragen per vierkante meter. Wageningen Universiteit en Research (WUR) heeft, in opdracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, onderzocht of er redenen zijn, bijvoorbeeld hogere netto sloopkosten, om de voorheen geldende normbedragen in financiële zin te actualiseren.6 Dit was inderdaad het geval. De kosten voor de sloop en afvoer van materialen blijken in de periode 2013-2019 hoger te zijn geworden. Ook zijn de kosten voor het verwijderen van asbest en het verwijderen en afvoeren van erfverharding hoger geworden. Om deze redenen zijn de normbedragen met deze wijzigingsregeling, conform het advies van de WUR, verhoogd.7 Omdat de aangepaste maximumbedragen per locatie – en voor de sloopsubsidie bovendien per onderneming – worden vastgesteld, zullen de hogere normbedragen per vierkante meter mogelijk niet volledig doorwerken in het uiteindelijke subsidiebedrag. Verder bevestigen de uitkomsten van het WUR-onderzoek dat de kosten nog steeds verschillen tussen stallen met en zonder stalen constructie, alsook tussen stallen met en zonder asbestverwijdering. Met deze aspecten is dan ook rekening gehouden door hiervoor verschillende normbedragen te blijven hanteren.

Voorheen was in de Regeling geen normbedrag opgenomen voor de kosten van sloop van omheiningen en van het verwijderen en afvoeren van tot het gebouw of bouwwerk behorende inventaris en werktuigen. Op dit punt worden in de Regeling in artikel 2 voor deze sloopactiviteiten normbedragen opgenomen. Voor een toelichting op het aanmerken als subsidiabel van deze categorieën kosten wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit.

2.3 Bij de aanvraag aan te leveren gegevens

Vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, was de aanvrager op grond van artikel 8, onderdeel f (oud), van de Regeling, verplicht om bij de aanvraag een verklaring te verstrekken dat hij beschikt over de juiste vergunningen voor de sloop of ombouw.

In de praktijk is gebleken dat het vaak lastig is om al bij de aanvraag te beschikken over de juiste vergunningen. Met name bij ombouw kan een vergunningprocedure meer tijd vergen, bijvoorbeeld als voor de voorgenomen activiteit een wijziging van het bestemmingsplan nodig is. Daarom is besloten om genoemde verklaring geen deel meer te laten uitmaken van de bij de subsidieaanvraag te verstrekken informatie. Daarmee heeft de pelsdierhouder meer vrijheid in het kiezen van het moment waarop hij de subsidieaanvraag indient. Dit betekent uiteraard niet dat de aanvrager in het geheel niet meer hoeft te beschikken over de juiste vergunningen voor sloop en ombouw zelf, én voor de subsidiëring daarvan en om in aanmerking te komen voor subsidiëring. Deze verplichting volgt uit het eveneens gewijzigde artikel 14, vierde lid, van het Besluit. Met de wijziging van artikel 14, tweede lid, van het Besluit in samenhang met artikel 8b (nieuw), van de Regeling, is de termijn waarbinnen een aanvrager de subsidiabele activiteiten moet hebben uitgevoerd overigens verlengd van één jaar naar drie jaar, waardoor de aanvrager meer tijd wordt geboden voor het uitvoeren van de sloop- of ombouwactiviteiten (zie hiervoor de toelichting in paragraaf 2.5).

Als aan een pelsdierhouder een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 is verstrekt, dan dient een afschrift van de aanvraag en eventuele beschikkingen van RVO die in dat kader zijn ontvangen bij de aanvraag voor sloopsubsidie te worden meegezonden (artikel 8, onderdeel f (nieuw)).

Artikel 3a (nieuw) bepaalt dat de pelsdierhouder bij het indienen van een aanvraag voor sloopsubsidie een landbouwverklaring de-minimissteun kan indienen. Aan de hand van deze verklaring kan worden beoordeeld of een desbetreffende pelsdierhouder aanspraak maakt op een verhoging van het maximumbedrag per onderneming van 225.000 euro naar maximaal 245.000 euro. Als een dergelijke verklaring bij de aanvraag ontbreekt, dan geldt voor die desbetreffende pelsdierhouder een maximumsubsidiebedrag van 225.000 euro voor sloop.

2.4 Uiterste datum voor het aanvragen van subsidie

Om aanvragers enerzijds voldoende tijd te geven voor het doen van een subsidieaanvraag en het ingediende plan uit te voeren, maar anderzijds ook ervoor zorg te dragen dat sloop- en ombouwactiviteiten op een redelijke termijn plaatsvinden, zijn in artikel 8a (nieuw) uiterste aanvraagdata voor het indienen van een subsidieaanvraag opgenomen.

Vanwege het Tijdelijke Covid-steunkader waarop de sloopsubsidieis gebaseerd, is een aanzienlijk kortere tijd voor het doen van een sloopaanvraag of, als gevolg hiervan een aanvraag voor sloop in combinatie met ombouw beschikbaar, namelijk tot 22 oktober 2021 (onderdeel a). Het Tijdelijke Covid-steunkader bepaalt dat steun op grond van dat kader voor 31 december 2021 dient te zijn verleend. Deze uiterste verleningsdatum die rechtstreeks volgt uit het Tijdelijke Covid-steunkader vraagt om een uiterste aanvraagdatum voor sloopsubsidie die voldoende tijd geeft om de aanvragen te beoordelen, subsidie te verlenen, en voor zover mogelijk, voorschotten uit te betalen voor 31 december 2021. De uiterste aanvraagdatum voor een ombouwsubsidie is bepaald op 31 december 2023 (onderdeel b). Naar verwachting zal vaak veel tijd nodig zijn voor vooroverleg met de lokale overheid voor het verkrijgen van de voor ombouw van een pelsdierhouderij benodigde vergunningen. Immers, pas wanneer hierover voldoende duidelijkheid bestaat is het zinvol om een subsidieaanvraag voor ombouw in te dienen. Om die reden heeft de pelsdierhouder relatief lang de gelegenheid om een ombouwsubsidie aan te vragen.

2.5 Termijnen waarbinnen de subsidiabele activiteiten moeten zijn uitgevoerd

Voor zowel sloop als ombouw geldt een termijn van drie jaar na verlening van de subsidie voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten (artikel 8b (nieuw)). Deze termijn is voornamelijk nodig om de aanvrager voldoende ruimte te bieden om, in het geval van ombouw, de vergunningen in orde te krijgen. Naar verwachting zullen de meeste aanvragen een combinatie van sloop en ombouw betreffen, doordat er bij het ombouwen vaak ook sloopwerkzaamheden plaatsvinden. Om de mogelijkheid te bieden om deze werkzaamheden gelijktijdig uit te voeren is gekozen voor een termijn van drie jaar. Indien men alleen hoeft te slopen en niet zal ombouwen, wordt verwacht dat de aanvrager de gebouwen door middel van deze subsidie eerder zal slopen. Er wordt immers met een sloopsubsidie voorzien in liquide middelen hiervoor.

3. Financiële aspecten

Nu pelsdierhouders op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij het verbod is opgelegd om hun activiteiten voort te zetten is de verwachting dat, voor het beëindigen van het bedrijf of het maken van een doorstart naar een ander landbouwbedrijf of een niet-landbouwbedrijf, er veelvuldig sloop- en ombouwsubsidie wordt aangevraagd. Het gaat dan om een totaal subsidiebedrag van circa 31 miljoen euro, onderdeel uitmakend van de totaal € 36 miljoen die op de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt gereserveerd voor de flankerende maatregelen in het kader van de Wet verbod pelsdierhouderij. Naar verwachting zal voor ten minste € 27 miljoen aan subsidie worden aangevraagd.

4. Staatssteunaspecten

Deze wijzigingsregeling bevat een aantal staatssteunmaatregelen en is derhalve, in samenhang met de wijziging van het Besluit, voor goedkeuring voorgelegd aan de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft bij besluit van 31 mei 20218 besloten geen bezwaar te maken tegen de aangemelde staatssteunmaatregel, omdat deze verenigbaar is met de interne markt.

5. Regeldruk

Naar verwachting zullen alle pelsdierhouders een subsidieaanvraag indienen voor de circa 200 plaatsen waarvan zij een melding hebben gedaan bij het van kracht worden van de Wet verbod pelsdierhouderij. De wijziging van de regeling heeft geen significante gevolgen voor de administratieve lasten van de pelsdierhouders. Een pelsdierhouder dient voor 22 oktober 2021 een aanvraag in te dienen om aanspraak te maken op subsidie voor sloop. Om gebruik te maken van subsidie voor ombouw dient de aanvraag voor 31 december 2023 ingediend te zijn. Er is gekozen voor twee verschillende termijnen, omdat er voor sloop gebruik gemaakt wordt van een staatssteunkader die vereist dat er op korte termijn liquide middelen beschikbaar zijn voor de aanvrager. Voor ombouw is dit niet het geval. Om de aanvrager meer tijd te gunnen om plannen te maken en vergunningen in orde te maken, is gekozen voor een ruimere aanvraagtermijn voor ombouw.

6. Consultatie

Deze wijzigingsregeling is tot stand gekomen na overleg met de Nederlandse Federatie van Edelpelsdierenhouders (NFE) en de vakgroep pelsdierhouderij van LTO Nederland (LTO) in januari 2021. Tegelijkertijd met het ontwerpbesluit dat in juni 2020 is voorgehangen bij de Eerste Kamer en Tweede Kamer is ook een daarmee samenhangende wijziging van de Regeling gepubliceerd en ter informatie meegezonden aan beide Kamers. Die wijzigingsregeling was onder andere gebaseerd op een inventarisatie van knelpunten en overleg met NFE en de vakgroep pelsdierhouderij van LTO Nederland in 2019 en op 3 reacties die zijn binnengekomen op een internetconsultatie begin 2020. De reactie uit de internetconsultatie van NFE/LTO had betrekking op de wijzigingsregeling. Er is besloten om over het totaal aan wijzigingen in deze wijzigingsregeling, inclusief de wijzigingen die voortkomen uit het vervroegde verbod op de pelsdierhouderij en het daardoor benodigde nieuwe staatssteunkader, wel NFE en LTO te consulteren, maar geen internetconsultatie te laten plaatsvinden, vanwege de benodigde snelheid. Dit betekent dat de eerdere opmerkingen en reacties van NFE en LTO integraal zijn meegenomen in een weergave van de consultatie van januari 2021.

Voor zover de reacties uit de internetconsultatie van 2020 betrekking hadden op de wijziging van het Besluit, is hierop ingegaan in de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit.

Consultatie januari 2021
Overschrijding steunbedragen

NFE/LTO hebben begrepen dat indien er eerder financiële tegemoetkomingen van de overheid zijn ontvangen in het kader van COVID -19 regelingen, deze tegemoetkomingen alleen in mindering gebracht worden op het bedrag van 20.000 euro aan landbouw de-minimissteun en niet op het bedrag van 225.000 euro op grond van het Tijdelijke Covid-steunkader. Dit is echter niet juist. Op grond van het Tijdeljjke Covid-steunkader is het mogelijk om eenmalig een bedrag van 225.000 euro aan liquiditeitssteun te verlenen aan ondernemingen die vanwege de Covid 19-uitbraak in moeilijkheden zijn geraakt. Als dit bedrag (gedeeltelijk) via een andere nationale subsidieregeling, zoals de TVL, is verleend, dan wordt dat bedrag in mindering gebracht op het resterende bedrag van 225.000 euro (artikel 2, vijfde lid (nieuw)).

Hoogte en berekening subsidie per plaats

Het maximumbedrag wordt berekend aan de hand van het laagste aantal fokteven dat volgens de melding in 2013 werd gehouden op de plaats dan wel dat maximaal gehouden mag worden volgens de actuele omgevingsvergunning. NFE/LTO stelt dat dit zou moeten zijn: ‘het aantal fokteven dat volgens de melding in 2013 gehouden mocht worden op de plaats dan wel dat maximaal gehouden mag worden volgens de actuele omgevingsvergunning’. Ter toelichting stelt NFE/LTO dat destijds bij de melding op 15 januari 2013 veel bedrijven alleen de teven die al eerder hebben geworpen als fokteef hebben opgegeven en daarnaast de jonge potentiële fokdieren die zij op dat moment op het bedrijf hebben aangehouden, aangemeld als jonge dieren. Uit de reactie van NFE/LTO valt af te leiden dat bedrijven bij de melding verschillend zouden zijn omgegaan met het begrip fokteven. Aanvragers waarbij een dergelijke situatie zich voordoet kunnen dit voldoende uitleggen, omdat het slechts gaat om dieraantallen die in een andere categorie zijn aangemeld. Daarmee kan een wijziging in de formule van de maximumsubsidie per plaats bij sloop en ombouw achterwege blijven.

7. Overgangsrecht en inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van het moment dat de wijziging van het Besluit in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij in werking treedt. De wijziging van het Besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Hiervoor wordt verwezen naar de nota van toelichting bij de wijziging van het Besluit.

Middels artikel 9a is voorzien in overgangsrecht ten aanzien van subsidies die zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van een wijziging van de Regeling. In artikel 9a is bepaald dat voor deze subsidies het oude recht blijft gelden, bijvoorbeeld in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

II. Artikelsgewijze deel

Artikel I, onderdelen B en C

De onderdelen B en C van artikel I van deze wijzigingsregeling strekken allereerst tot verhoging en actualisering van enkele bedragen per vierkante of strekkende meter en het toevoegen van bedragen voor kosten die nieuw als subsidiabel zijn aangemerkt. Hiernaast is voorzien in het variabele maximumbedrag voor sloop per plaats voor sloop door in artikel 2, tweede lid, te verwijzen naar de nieuwe bijlage. Tevens is in artikel 2, derde en vierde lid, voorzien in het maximumbedrag voor sloop per onderneming. Of sprake is van één onderneming wordt bepaald aan de hand van de landbouw de-minimisverordening (verordening (EU) 1408/2013). Dit volgt uit de verwijzing naar de landbouw de-minimisverordening in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit.

Artikel I, onderdeel D

Artikel I, onderdeel D, voorziet in een nieuw artikel. In artikel 3a (nieuw) is bepaald dat de aanvrager bij de aanvraag een landbouw de-minimisverklaring kan indienen. Of een dergelijke verklaring al dan niet is ingediend is van invloed op het maximumsubsidiebedrag voor sloop. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel E

Artikel I, onderdeel E, voorziet in de bepaling van het maximumbedrag per plaats voor ombouw. Net als voor het maximumbedrag per plaats voor sloop, is dit een variabel maximumbedrag dat wordt vastgesteld aan de hand van de nieuwe bijlage. In tegenstelling tot het maximumbedrag voor sloop, is het maximumbedrag per plaats voor ombouw echter altijd ten minste 120.000 euro.

Artikel I, onderdeel F

Met de nieuwe, variabele maximumbedragen per plaats, die worden vastgesteld aan de hand van de nieuwe bijlage, is het niet meer nodig een apart maximumbedrag per plaats vast te stellen voor gevallen waarin sprake is van asbestverwijdering. De kosten voor asbestverwijdering worden meegenomen bij de berekening aan de hand van de nieuwe bijlage. Om deze redenen kan artikel 5 vervallen. Artikel I, onderdeel E, van deze wijzigingsregeling, strekt daartoe.

Artikel I, onderdeel G

Met artikel 7 was, en blijft, voorzien in een maximumbedrag per plaats voor gevallen waarin zowel sprake is van sloop als ombouw. Met artikel I, onderdeel G, is artikel 7 gewijzigd in het licht van de nieuwe variabele maximumbedragen per plaats.

Artikel I, onderdeel H

Met artikel I, onderdeel H, is de verplichting vervallen dat de aanvrager al bij de aanvraag moet verklaren dat hij op dat moment al beschikt over de juiste vergunningen voor sloop en ombouw. Tevens is de verplichting opgenomen dat de aanvrager bij een aanvraag voor sloopsubsidie, voor zover relevant, stukken met betrekking tot een aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19.

Artikel I, onderdeel I

Artikel I, onderdeel I, voorziet allereerst in een nieuw artikel 8a waarin de uiterste data voor het aanvragen van sloopsubsidie respectievelijk ombouwsubsidie zijn bepaald. Tevens voorziet dit onderdeel in een nieuw artikel 8b waarin de termijn is bepaald waarbinnen de subsidiabele sloopactiviteiten moeten zijn uitgevoerd.

Artikel I, onderdeel K

Artikel I, onderdeel K, voorziet in overgangsrecht. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 8 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel L

Met artikel I, onderdeel L, is een nieuw artikel 10a ingevoegd, dat verplicht dat een aanvraag om subsidievaststelling vergezeld gaat van een afschrift van de vergunningen voor sloop of ombouw. Dit hangt samen met het vervallen van de verplichting om al bij de aanvraag te verklaren dat de aanvrager op dat moment al beschikt over de juiste vergunningen. Zie daarvoor de artikelsgewijze toelichting bij artikel I onderdeel H, en paragraaf 2.3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Voor de overige eisen aan een aanvraag tot subsidievaststelling wordt gewezen op Hoofdstuk 13 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies.

Artikel I, onderdeel M

Artikel I, onderdeel M, voegt de bijlage toe die voorziet in de wijze waarop het maximumbedrag per plaats wordt berekend. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van het algemeen deel van deze toelichting.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
2

Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (PbEU 2014, L 204).

X Noot
3

Tijdelijke kaderregeling van 19 maart 2020 inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige Covid-19 uitbraak (PbEU CI 91/1), zoals laatstelijk gewijzigd op 28 januari 2021 (PbEU C 34).

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU L 352).

X Noot
6

J. Jager en W. Baltussen, Kosten en opbrengsten in de nertsenhouderij; Advies over actualisatie sloopregeling, beschikbaar op: https://edepot.wur.nl/498017.

X Noot
7

In de oorspronkelijke bedragen was het subsidiepercentage van 50% verdisconteerd. Dat wil zeggen dat de oude bedragen in de Regeling 50% bedroegen van de bedragen die volgden uit het onderzoek van de WUR.

X Noot
8

SA.62816 (2021/N), C (2021)4004.

Naar boven