TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Inleiding
Met deze wijzigingsregeling is de Regeling subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij
(hierna: de Regeling) aangepast. Deze wijziging houdt verband met een toezegging van
de Minister van Landbouw, Natuur, en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) aan de Tweede
Kamer om de Regeling op een aantal punten te verbeteren en te verruimen alsmede met
de vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij. Deze wijzigingsregeling hangt nauw
samen met, en is deels een uitwerking van, een wijziging van het Besluit subsidiëring
sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij (hierna: het Besluit).
Vanwege het verbod op de pelsdierhouderij dat vanaf 8 januari 2021 effectief geldt1, is het Besluit ten aanzien van de sloopactiviteiten niet meer gerechtvaardigd op
grond van de Landbouwrichtsnoeren2, maar op grond van het zogenoemde Tijdelijke Covid-steunkader3 (en het kader voor de-minimissteun in de landbouwsector).4 De gevolgen hiervan zijn toegelicht in paragraaf 2 van de toelichting bij de wijziging
van het Besluit subsidiering sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij in verband met
een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij (hierna: het wijzigingsbesluit).5 Als gevolg van de genoemde steunkaders op grond waarvan sloopsubsidie wordt gerechtvaardigd,
bedraagt het maximale bedrag van een sloopsubsidie voor een onderneming die zich toelegt
op de primaire productie van landbouwproducten 225.000 euro of – onder voorwaarden
– 245.000 euro.
Tegelijkertijd is in het Besluit het subsidiepercentage voor sloop verhoogd van 50%
naar 100% van de subsidiabele kosten. Tevens is in het Besluit het subsidiebedrag
per fokteef bij ombouw verhoogd, zijn de kosten voor sloop van omheiningen en inventaris
aangemerkt als subsidiabel. Daarnaast is in het besluit een grondslag gecreëerd om
bij ministeriele regeling een datum te bepalen waarop een subsidieaanvraag uiterlijk
moet zijn ingediend respectievelijk een termijn te bepalen waarbinnen de subsidiabele
activiteiten moeten zijn uitgevoerd. Deze data respectievelijk termijnen zijn middels
deze wijzigingsregeling opgenomen in de Regeling. Voor de wijzigingen in het Besluit
wordt derhalve mede verwezen naar de wijziging van het Besluit en de daarbij behorende
nota van toelichting.
2. Hoofdlijnen wijziging Regeling
2.1 Maximumsubsidiebedragen en wijzigingen normbedragen
2.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet verbod pelsdierhouderij, worden bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld over een tegemoetkoming
in de kosten van sloop of ombouw van gebouwen waarin nertsen beroepsmatig gehouden
worden, die als gevolg van het (vervroegde) verbod op de pelsdierhouderij hun functie
verliezen. Ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, is het Besluit vastgesteld. Het
Besluit voorziet onder andere in de belangrijkste voorschriften waaraan pelsdierhouders
moeten voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie, de maximale subsidiepercentages,
en maximum subsidiebedragen per plaats en onderneming, maar niet in de exacte bedragen
die ten hoogste worden gesubsidieerd. Deze bedragen zijn vastgesteld in de Regeling.
Aansluitend op de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit, wordt hieronder
de systematiek voor het vaststellen van de hoogte van de subsidiebedragen, zoals in
deze wijzigingsregeling nader uitgewerkt, toegelicht.
2.1.2 Berekening subsidie voor sloop, ombouw en sloop/ombouw
In deze paragraaf wordt ingegaan op de uit de Regeling volgende criteria voor de berekeningswijze
van de subsidie waarvoor een aanvrager in aanmerking kan komen. Het kan dan gaan om
een aanvraag voor alleen sloop, voor alleen ombouw of voor een combinatie van sloop
en ombouw.
In onderstaande tabel worden de relevante criteria weergegeven en vervolgens toegelicht.
Vervolgens wordt in de paragrafen 2.1.3, 2.1.4 en 2.1.5 concreet toegelicht hoe de
criteria concreet uitwerken voor respectievelijk een sloop-, een ombouw- en een sloop/ombouwaanvraag.
Aldus worden de overeenkomsten en verschillen die voor deze drie aanvraagtypen gelden
inzichtelijk gemaakt.
Tabel Berekening subsidie sloop en ombouw
Type aanvraag →
|
Sloop
|
Ombouw
|
Combinatie sloop en ombouw
|
Bedrag:
|
|
|
|
1A
100% van de subsidiabele sloopkosten van de volledige plaats
|
Bedrag 1A
|
nvt
|
nvt
|
1B
100% van de subsidiabele sloopkosten van het sloopdeel van de plaats
|
nvt
|
nvt
|
Bedrag 1B
|
2
Het nog resterende bedrag van de maximaal € 245.000 sloopkostensubsidie van de onderneming
|
Bedrag 2*)
|
nvt
|
Bedrag 2*)
|
3
40% van de subsidiabele ombouwkosten van de plaats
|
nvt
|
Bedrag 3
|
Bedrag 3
|
4A
Bedrag dat volgt uit de vierkante meter- en strekkende meterberekeningen PLUS subsidie
op eenmalige onderdelen van de volledige plaats
|
Bedrag 4A
|
nvt
|
nvt
|
4B
Bedrag dat volgt uit m2- en m1-berekeningen PLUS subsidie op eenmalige onderdelen
van het sloopdeel van de plaats
|
nvt
|
nvt
|
Bedrag 4B
|
5A
Het volgens de bijlage berekende maximumbedrag van de plaats
|
Bedrag 5A
|
nvt
|
nvt
|
5B
Het volgens de bijlage berekende maximumbedrag van de plaats, of € 120.000 als dit
hoger is dan het berekende bedrag
|
nvt
|
Bedrag 5B**)
|
Bedrag 5B**)
|
|
|
|
|
Hoogte van het subsidiebedrag
|
de laagste van de vier bedragen: 1A, 2*), 4A en 5A
|
De laagste van de twee bedragen: 3 en 5B**).
|
De som van de bedragen a PLUS b, doch ten hoogste bedrag 5B**), waarbij:
a=de laagste van de drie bedragen: 1B, 2*) en 4B
b=bedrag 3
|
*) Als een aan een pelsdierhouder verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie
financiering vaste lasten MKB COVID-19 is vastgesteld, wordt de vastgestelde subsidie
in mindering gebracht op het nog resterende bedrag 2.
**) Voor ombouw geldt daarnaast de grens van 200.000 euro per onderneming in het kader
van de algemene de-minimisverordening indien sprake is van ombouw naar een bedrijf,
niet zijnde een landbouwbedrijf (artikel 10 van het besluit). In dat geval is het
bedrag 5B maximaal 200.000 euro.
Bedrag 1A: 100% van de subsidiabele sloopkosten van de volledige sloop van de plaats (artikel
3, eerste lid, van het Besluit).
Bedrag 1B: 100% van de subsidiabele sloopkosten van het sloopdeel van de plaats. Dit criterium
volgt eveneens uit artikel 3, eerste lid, van het Besluit. Deze situatie is van toepassing
bij de combinatie sloop/ombouw. Mits ook ombouw plaatsvindt is het mogelijk om slechts
een deel van de plaats te slopen.
Bedrag 2: het nog resterende bedrag van de maximaal € 245.000 sloopkostensubsidie van de onderneming.
Het maximale bedrag dat een onderneming aan sloopsubsidie kan ontvangen is, ingevolge
artikel 2, derde en vierde lid, van de Regeling, 225.000 euro of – onder voorwaarden
– 245.000 euro. Voor zover de onderneming reeds sloopsubsidie is verleend voor een
andere plaats of plaatsen, dan geldt het bedrag van 225.000 euro of – onder voorwaarden
– 245.000 verminderd met het verleende bedrag of bedragen dat dan resteert als beschikbaar
voor de nieuwe aanvraag. Een aan de pelsdierhouder verleende en vastgestelde subsidie
als bedoeld in artikel 11 van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19,
wordt eveneens in mindering gebracht op het bedrag, waardoor een navenant lager bedrag
resteert voor een nieuwe aanvraag.
Bedrag 3: 40% van de subsidiabele ombouwkosten van de plaats (artikel 7, eerste lid, van het
Besluit). Dit criterium is van toepassing bij aanvragen voor ombouw en bij het ombouwdeel
van aanvragen voor sloop/ombouw.
Bedrag 4A: Het bedrag dat volgt uit de vierkante meter- en strekkende meterberekeningen PLUS
subsidie op eenmalige onderdelen van de volledige plaats. In artikelen 2 en 3 van
de Regeling zijn normbedragen opgenomen per vierkante meter en per strekkende meter
sloopobject. De normbedragen vermenigvuldigd met het aantal vierkante meters dan wel
strekkende meters te slopen object en daarbij opgeteld de subsidiabele onderdelenkosten,
die bij de sloop een eenmalige kostenpost, bedoeld in artikel 4, onderdelen c, e,
of k, van het Besluit, vormen, geven een normatieve kostenberekening van de volledige
sloop van de plaats.
Bedrag 4B: Het bedrag dat volgt uit m2- en m1-berekeningen PLUS subsidie op eenmalige onderdelen
van het sloopdeel van de plaats. Dit criterium volgt eveneens uit artikelen 2 en 3
van de Regeling en de artikelen 4c, 4e en 4k van het Besluit. De kostenberekening is analoog aan die van criterium 4A, maar
dan beperkt tot het sloopdeel van de plaats.
Bedrag 5A: Het volgens de bijlage berekende maximumbedrag van de plaats (artikel 2, tweede lid,
artikel 4, onderdeel b, en artikel 7, onderdeel b, van de Regeling). Het bedrag dat
ten hoogste als subsidie per plaats wordt verstrekt, wordt berekend door de bedragen,
bedoeld in de punten 1 en 2 van de bijlage bij de Regeling, bij elkaar op te tellen,
en het bedrag, bedoeld in punt 3 van de bijlage, hiervan af te trekken. Dit aldus
berekende bedrag is van toepassing op de aanvragen voor volledige sloop.
Bedrag 5B: Het volgens de bijlage berekende maximumbedrag van de plaats, of € 120.000 als € 120.000
hoger is dan het berekende bedrag (artikel 4 van de Regeling). De berekening van het
maximumbedrag is analoog aan die van criterium 5A, maar ziet op een aanvraag voor
ombouw van een plaats dan wel op het ombouwdeel van de gecombineerde sloop/ombouw
van een plaats.
In de paragrafen 2.1.3, 2.1.4 en 2.1.5 wordt de berekening van het (maximum)subsidiebedrag
voor de drie typen aanvragen nader toegelicht.
2.1.3 Subsidiebedrag voor sloop
De hoogte van het subsidiebedrag voor sloop is het laagste bedrag van de volgende
vier bedragen, genoemd in de tabel in paragraaf 2.1.2: 1A, 2*), 4A en 5A.
2.1.4 Subsidiebedrag voor ombouw
De hoogte van het subsidiebedrag per plaats voor ombouw wordt berekend aan de hand
van twee criteria. De hoogte van het bedrag voor ombouw is het laagste bedrag van
de volgende twee bedragen, genoemd in de tabel in paragraaf 2.1.2: 3 en 5B**).
2.1.5 Subsidiebedrag voor de combinatie van sloop en ombouw
Het is mogelijk om een aanvraag voor een plaats zowel sloop- als ombouwsubsidie in
te dienen. Ook is het mogelijk om na de aanvraag voor sloopsubsidie op een later tijdstip
het onderdeel ombouwsubsidie aan te vragen.
De hoogte van het subsidiebedrag per plaats voor de combinatie van sloop en ombouw
wordt als volgt berekend met de bedragen genoemd in de tabel in paragraaf 2.1.2:
De som van de bedragen a plus b, doch ten hoogste bedrag 5B**), waarbij:
a= de laagste van de drie bedragen: 1B, 2*) en 4B;
b= bedrag 3.
2.2 Wijzigingen normbedragen
Deze wijzigingsregeling bevat een verhoging van de normbedragen per vierkante meter.
Wageningen Universiteit en Research (WUR) heeft, in opdracht van de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, onderzocht of er redenen zijn, bijvoorbeeld hogere netto
sloopkosten, om de voorheen geldende normbedragen in financiële zin te actualiseren.6 Dit was inderdaad het geval. De kosten voor de sloop en afvoer van materialen blijken
in de periode 2013-2019 hoger te zijn geworden. Ook zijn de kosten voor het verwijderen
van asbest en het verwijderen en afvoeren van erfverharding hoger geworden. Om deze
redenen zijn de normbedragen met deze wijzigingsregeling, conform het advies van de
WUR, verhoogd.7 Omdat de aangepaste maximumbedragen per locatie – en voor de sloopsubsidie bovendien
per onderneming – worden vastgesteld, zullen de hogere normbedragen per vierkante
meter mogelijk niet volledig doorwerken in het uiteindelijke subsidiebedrag. Verder
bevestigen de uitkomsten van het WUR-onderzoek dat de kosten nog steeds verschillen
tussen stallen met en zonder stalen constructie, alsook tussen stallen met en zonder
asbestverwijdering. Met deze aspecten is dan ook rekening gehouden door hiervoor verschillende
normbedragen te blijven hanteren.
Voorheen was in de Regeling geen normbedrag opgenomen voor de kosten van sloop van
omheiningen en van het verwijderen en afvoeren van tot het gebouw of bouwwerk behorende
inventaris en werktuigen. Op dit punt worden in de Regeling in artikel 2 voor deze
sloopactiviteiten normbedragen opgenomen. Voor een toelichting op het aanmerken als
subsidiabel van deze categorieën kosten wordt verwezen naar de nota van toelichting
bij het wijzigingsbesluit.
2.3 Bij de aanvraag aan te leveren gegevens
Vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, was de aanvrager op grond van
artikel 8, onderdeel f (oud), van de Regeling, verplicht om bij de aanvraag een verklaring
te verstrekken dat hij beschikt over de juiste vergunningen voor de sloop of ombouw.
In de praktijk is gebleken dat het vaak lastig is om al bij de aanvraag te beschikken
over de juiste vergunningen. Met name bij ombouw kan een vergunningprocedure meer
tijd vergen, bijvoorbeeld als voor de voorgenomen activiteit een wijziging van het
bestemmingsplan nodig is. Daarom is besloten om genoemde verklaring geen deel meer
te laten uitmaken van de bij de subsidieaanvraag te verstrekken informatie. Daarmee
heeft de pelsdierhouder meer vrijheid in het kiezen van het moment waarop hij de subsidieaanvraag
indient. Dit betekent uiteraard niet dat de aanvrager in het geheel niet meer hoeft
te beschikken over de juiste vergunningen voor sloop en ombouw zelf, én voor de subsidiëring
daarvan en om in aanmerking te komen voor subsidiëring. Deze verplichting volgt uit
het eveneens gewijzigde artikel 14, vierde lid, van het Besluit. Met de wijziging
van artikel 14, tweede lid, van het Besluit in samenhang met artikel 8b (nieuw), van
de Regeling, is de termijn waarbinnen een aanvrager de subsidiabele activiteiten moet
hebben uitgevoerd overigens verlengd van één jaar naar drie jaar, waardoor de aanvrager
meer tijd wordt geboden voor het uitvoeren van de sloop- of ombouwactiviteiten (zie
hiervoor de toelichting in paragraaf 2.5).
Als aan een pelsdierhouder een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering
vaste lasten MKB COVID-19 is verstrekt, dan dient een afschrift van de aanvraag en
eventuele beschikkingen van RVO die in dat kader zijn ontvangen bij de aanvraag voor
sloopsubsidie te worden meegezonden (artikel 8, onderdeel f (nieuw)).
Artikel 3a (nieuw) bepaalt dat de pelsdierhouder bij het indienen van een aanvraag
voor sloopsubsidie een landbouwverklaring de-minimissteun kan indienen. Aan de hand
van deze verklaring kan worden beoordeeld of een desbetreffende pelsdierhouder aanspraak
maakt op een verhoging van het maximumbedrag per onderneming van 225.000 euro naar
maximaal 245.000 euro. Als een dergelijke verklaring bij de aanvraag ontbreekt, dan
geldt voor die desbetreffende pelsdierhouder een maximumsubsidiebedrag van 225.000
euro voor sloop.
2.4 Uiterste datum voor het aanvragen van subsidie
Om aanvragers enerzijds voldoende tijd te geven voor het doen van een subsidieaanvraag
en het ingediende plan uit te voeren, maar anderzijds ook ervoor zorg te dragen dat
sloop- en ombouwactiviteiten op een redelijke termijn plaatsvinden, zijn in artikel
8a (nieuw) uiterste aanvraagdata voor het indienen van een subsidieaanvraag opgenomen.
Vanwege het Tijdelijke Covid-steunkader waarop de sloopsubsidieis gebaseerd, is een
aanzienlijk kortere tijd voor het doen van een sloopaanvraag of, als gevolg hiervan
een aanvraag voor sloop in combinatie met ombouw beschikbaar, namelijk tot 22 oktober
2021 (onderdeel a). Het Tijdelijke Covid-steunkader bepaalt dat steun op grond van
dat kader voor 31 december 2021 dient te zijn verleend. Deze uiterste verleningsdatum
die rechtstreeks volgt uit het Tijdelijke Covid-steunkader vraagt om een uiterste
aanvraagdatum voor sloopsubsidie die voldoende tijd geeft om de aanvragen te beoordelen,
subsidie te verlenen, en voor zover mogelijk, voorschotten uit te betalen voor 31 december
2021. De uiterste aanvraagdatum voor een ombouwsubsidie is bepaald op 31 december
2023 (onderdeel b). Naar verwachting zal vaak veel tijd nodig zijn voor vooroverleg
met de lokale overheid voor het verkrijgen van de voor ombouw van een pelsdierhouderij
benodigde vergunningen. Immers, pas wanneer hierover voldoende duidelijkheid bestaat
is het zinvol om een subsidieaanvraag voor ombouw in te dienen. Om die reden heeft
de pelsdierhouder relatief lang de gelegenheid om een ombouwsubsidie aan te vragen.
2.5 Termijnen waarbinnen de subsidiabele activiteiten moeten zijn uitgevoerd
Voor zowel sloop als ombouw geldt een termijn van drie jaar na verlening van de subsidie
voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten (artikel 8b (nieuw)). Deze termijn
is voornamelijk nodig om de aanvrager voldoende ruimte te bieden om, in het geval
van ombouw, de vergunningen in orde te krijgen. Naar verwachting zullen de meeste
aanvragen een combinatie van sloop en ombouw betreffen, doordat er bij het ombouwen
vaak ook sloopwerkzaamheden plaatsvinden. Om de mogelijkheid te bieden om deze werkzaamheden
gelijktijdig uit te voeren is gekozen voor een termijn van drie jaar. Indien men alleen
hoeft te slopen en niet zal ombouwen, wordt verwacht dat de aanvrager de gebouwen
door middel van deze subsidie eerder zal slopen. Er wordt immers met een sloopsubsidie
voorzien in liquide middelen hiervoor.
3. Financiële aspecten
Nu pelsdierhouders op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij het verbod is opgelegd
om hun activiteiten voort te zetten is de verwachting dat, voor het beëindigen van
het bedrijf of het maken van een doorstart naar een ander landbouwbedrijf of een niet-landbouwbedrijf,
er veelvuldig sloop- en ombouwsubsidie wordt aangevraagd. Het gaat dan om een totaal
subsidiebedrag van circa 31 miljoen euro, onderdeel uitmakend van de totaal € 36 miljoen
die op de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt
gereserveerd voor de flankerende maatregelen in het kader van de Wet verbod pelsdierhouderij.
Naar verwachting zal voor ten minste € 27 miljoen aan subsidie worden aangevraagd.
4. Staatssteunaspecten
Deze wijzigingsregeling bevat een aantal staatssteunmaatregelen en is derhalve, in
samenhang met de wijziging van het Besluit, voor goedkeuring voorgelegd aan de Europese
Commissie. De Europese Commissie heeft bij besluit van 31 mei 20218 besloten geen bezwaar te maken tegen de aangemelde staatssteunmaatregel, omdat
deze verenigbaar is met de interne markt.
5. Regeldruk
Naar verwachting zullen alle pelsdierhouders een subsidieaanvraag indienen voor de
circa 200 plaatsen waarvan zij een melding hebben gedaan bij het van kracht worden
van de Wet verbod pelsdierhouderij. De wijziging van de regeling heeft geen significante
gevolgen voor de administratieve lasten van de pelsdierhouders. Een pelsdierhouder
dient voor 22 oktober 2021 een aanvraag in te dienen om aanspraak te maken op subsidie
voor sloop. Om gebruik te maken van subsidie voor ombouw dient de aanvraag voor 31 december
2023 ingediend te zijn. Er is gekozen voor twee verschillende termijnen, omdat er
voor sloop gebruik gemaakt wordt van een staatssteunkader die vereist dat er op korte
termijn liquide middelen beschikbaar zijn voor de aanvrager. Voor ombouw is dit niet
het geval. Om de aanvrager meer tijd te gunnen om plannen te maken en vergunningen
in orde te maken, is gekozen voor een ruimere aanvraagtermijn voor ombouw.
6. Consultatie
Deze wijzigingsregeling is tot stand gekomen na overleg met de Nederlandse Federatie
van Edelpelsdierenhouders (NFE) en de vakgroep pelsdierhouderij van LTO Nederland
(LTO) in januari 2021. Tegelijkertijd met het ontwerpbesluit dat in juni 2020 is voorgehangen
bij de Eerste Kamer en Tweede Kamer is ook een daarmee samenhangende wijziging van
de Regeling gepubliceerd en ter informatie meegezonden aan beide Kamers. Die wijzigingsregeling
was onder andere gebaseerd op een inventarisatie van knelpunten en overleg met NFE
en de vakgroep pelsdierhouderij van LTO Nederland in 2019 en op 3 reacties die zijn
binnengekomen op een internetconsultatie begin 2020. De reactie uit de internetconsultatie
van NFE/LTO had betrekking op de wijzigingsregeling. Er is besloten om over het totaal
aan wijzigingen in deze wijzigingsregeling, inclusief de wijzigingen die voortkomen
uit het vervroegde verbod op de pelsdierhouderij en het daardoor benodigde nieuwe
staatssteunkader, wel NFE en LTO te consulteren, maar geen internetconsultatie te
laten plaatsvinden, vanwege de benodigde snelheid. Dit betekent dat de eerdere opmerkingen
en reacties van NFE en LTO integraal zijn meegenomen in een weergave van de consultatie
van januari 2021.
Voor zover de reacties uit de internetconsultatie van 2020 betrekking hadden op de
wijziging van het Besluit, is hierop ingegaan in de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit.
Consultatie januari 2021
Overschrijding steunbedragen
NFE/LTO hebben begrepen dat indien er eerder financiële tegemoetkomingen van de overheid
zijn ontvangen in het kader van COVID -19 regelingen, deze tegemoetkomingen alleen
in mindering gebracht worden op het bedrag van 20.000 euro aan landbouw de-minimissteun
en niet op het bedrag van 225.000 euro op grond van het Tijdelijke Covid-steunkader.
Dit is echter niet juist. Op grond van het Tijdeljjke Covid-steunkader is het mogelijk
om eenmalig een bedrag van 225.000 euro aan liquiditeitssteun te verlenen aan ondernemingen
die vanwege de Covid 19-uitbraak in moeilijkheden zijn geraakt. Als dit bedrag (gedeeltelijk)
via een andere nationale subsidieregeling, zoals de TVL, is verleend, dan wordt dat
bedrag in mindering gebracht op het resterende bedrag van 225.000 euro (artikel 2,
vijfde lid (nieuw)).
Hoogte en berekening subsidie per plaats
Het maximumbedrag wordt berekend aan de hand van het laagste aantal fokteven dat volgens
de melding in 2013 werd gehouden op de plaats dan wel dat maximaal gehouden mag worden
volgens de actuele omgevingsvergunning. NFE/LTO stelt dat dit zou moeten zijn: ‘het
aantal fokteven dat volgens de melding in 2013 gehouden mocht worden op de plaats
dan wel dat maximaal gehouden mag worden volgens de actuele omgevingsvergunning’.
Ter toelichting stelt NFE/LTO dat destijds bij de melding op 15 januari 2013 veel
bedrijven alleen de teven die al eerder hebben geworpen als fokteef hebben opgegeven
en daarnaast de jonge potentiële fokdieren die zij op dat moment op het bedrijf hebben
aangehouden, aangemeld als jonge dieren. Uit de reactie van NFE/LTO valt af te leiden
dat bedrijven bij de melding verschillend zouden zijn omgegaan met het begrip fokteven.
Aanvragers waarbij een dergelijke situatie zich voordoet kunnen dit voldoende uitleggen,
omdat het slechts gaat om dieraantallen die in een andere categorie zijn aangemeld.
Daarmee kan een wijziging in de formule van de maximumsubsidie per plaats bij sloop
en ombouw achterwege blijven.
7. Overgangsrecht en inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van het moment dat de wijziging van het
Besluit in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij in werking
treedt. De wijziging van het Besluit treedt in werking met ingang van de dag na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Hiervoor wordt verwezen
naar de nota van toelichting bij de wijziging van het Besluit.
Middels artikel 9a is voorzien in overgangsrecht ten aanzien van subsidies die zijn
aangevraagd, verleend of vastgesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van een
wijziging van de Regeling. In artikel 9a is bepaald dat voor deze subsidies het oude
recht blijft gelden, bijvoorbeeld in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.
II. Artikelsgewijze deel
Artikel I, onderdelen B en C
De onderdelen B en C van artikel I van deze wijzigingsregeling strekken allereerst
tot verhoging en actualisering van enkele bedragen per vierkante of strekkende meter
en het toevoegen van bedragen voor kosten die nieuw als subsidiabel zijn aangemerkt.
Hiernaast is voorzien in het variabele maximumbedrag voor sloop per plaats voor sloop
door in artikel 2, tweede lid, te verwijzen naar de nieuwe bijlage. Tevens is in artikel
2, derde en vierde lid, voorzien in het maximumbedrag voor sloop per onderneming.
Of sprake is van één onderneming wordt bepaald aan de hand van de landbouw de-minimisverordening
(verordening (EU) 1408/2013). Dit volgt uit de verwijzing naar de landbouw de-minimisverordening
in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit.
Artikel I, onderdeel D
Artikel I, onderdeel D, voorziet in een nieuw artikel. In artikel 3a (nieuw) is bepaald
dat de aanvrager bij de aanvraag een landbouw de-minimisverklaring kan indienen. Of
een dergelijke verklaring al dan niet is ingediend is van invloed op het maximumsubsidiebedrag
voor sloop. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van het algemene deel van deze
toelichting.
Artikel I, onderdeel E
Artikel I, onderdeel E, voorziet in de bepaling van het maximumbedrag per plaats voor
ombouw. Net als voor het maximumbedrag per plaats voor sloop, is dit een variabel
maximumbedrag dat wordt vastgesteld aan de hand van de nieuwe bijlage. In tegenstelling
tot het maximumbedrag voor sloop, is het maximumbedrag per plaats voor ombouw echter
altijd ten minste 120.000 euro.
Artikel I, onderdeel F
Met de nieuwe, variabele maximumbedragen per plaats, die worden vastgesteld aan de
hand van de nieuwe bijlage, is het niet meer nodig een apart maximumbedrag per plaats
vast te stellen voor gevallen waarin sprake is van asbestverwijdering. De kosten voor
asbestverwijdering worden meegenomen bij de berekening aan de hand van de nieuwe bijlage.
Om deze redenen kan artikel 5 vervallen. Artikel I, onderdeel E, van deze wijzigingsregeling,
strekt daartoe.
Artikel I, onderdeel G
Met artikel 7 was, en blijft, voorzien in een maximumbedrag per plaats voor gevallen
waarin zowel sprake is van sloop als ombouw. Met artikel I, onderdeel G, is artikel
7 gewijzigd in het licht van de nieuwe variabele maximumbedragen per plaats.
Artikel I, onderdeel H
Met artikel I, onderdeel H, is de verplichting vervallen dat de aanvrager al bij de
aanvraag moet verklaren dat hij op dat moment al beschikt over de juiste vergunningen
voor sloop en ombouw. Tevens is de verplichting opgenomen dat de aanvrager bij een
aanvraag voor sloopsubsidie, voor zover relevant, stukken met betrekking tot een aanvraag
voor subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19.
Artikel I, onderdeel I
Artikel I, onderdeel I, voorziet allereerst in een nieuw artikel 8a waarin de uiterste
data voor het aanvragen van sloopsubsidie respectievelijk ombouwsubsidie zijn bepaald.
Tevens voorziet dit onderdeel in een nieuw artikel 8b waarin de termijn is bepaald
waarbinnen de subsidiabele sloopactiviteiten moeten zijn uitgevoerd.
Artikel I, onderdeel K
Artikel I, onderdeel K, voorziet in overgangsrecht. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf
8 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel I, onderdeel L
Met artikel I, onderdeel L, is een nieuw artikel 10a ingevoegd, dat verplicht dat
een aanvraag om subsidievaststelling vergezeld gaat van een afschrift van de vergunningen
voor sloop of ombouw. Dit hangt samen met het vervallen van de verplichting om al
bij de aanvraag te verklaren dat de aanvrager op dat moment al beschikt over de juiste
vergunningen. Zie daarvoor de artikelsgewijze toelichting bij artikel I onderdeel
H, en paragraaf 2.3 van het algemeen deel van deze toelichting.
Voor de overige eisen aan een aanvraag tot subsidievaststelling wordt gewezen op Hoofdstuk
13 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies.
Artikel I, onderdeel M
Artikel I, onderdeel M, voegt de bijlage toe die voorziet in de wijze waarop het maximumbedrag
per plaats wordt berekend. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.1 van het algemeen
deel van deze toelichting.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten