TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling donatie bij leven
(hierna: Subsidieregeling). De wijziging is in de eerste plaats ingegeven door de
ophanden zijnde vervaldatum van de Subsidieregeling met ingang van 1 september 2021.
Voorafgaand aan deze wijziging is de Subsidieregeling begin 2021 geëvalueerd. Dit
evaluatieonderzoek is verricht door de KWINK groep met als doel de effectiviteit van
de regeling in de periode 2016–2020 en de houdbaarheid voor de toekomst te beoordelen.
Voornaamste conclusie uit het evaluatieonderzoek is dat de regeling effectief is en
dat voortzetting van de regeling wenselijk is. Er is nog steeds een tekort aan postmortale
donororganen. Donatie bij leven is en blijft van groot belang om te voorzien in de
behoefte aan donororganen. Hieraan draagt het wegnemen van financiële barrières bij.
Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat de voorwaarden en de vergoedingen over het algemeen
als redelijk en passend worden ervaren. Als knelpunt kwam naar voren dat de regeling
voor een deel van de ZZP’ers dat door de donatie uitvalt en inkomsten misloopt, in
sommige gevallen tekort schiet. Voorts wordt aanbevolen bepaalde normbedragen die
sinds 2016 niet meer geactualiseerd zijn, te verhogen, en de informatieverstrekking
rondom de regeling te verbeteren.
De administratieve lasten bij de uitvoerende organisatie NTS worden door een aantal
van de voorgenomen wijzigingen minimaal verhoogd; voor donoren worden geen extra administratieve
lasten verwacht.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
In onderdeel A van deze regeling is artikel 4 van de Subsidieregeling op een aantal
onderdelen gewijzigd. Hierin is geregeld welke door de donor te maken kosten subsidiabel
zijn en tot welke hoogte.
Lid 1
Onderdeel a, onder 2°
Onderdeel a van het eerste lid heeft betrekking op de compensatie voor de inkomstenderving.
In subonderdeel 2° werd tot nu toe de gemiddelde belastbare winst uit onderneming
genomen als maatstaf voor de hoogte van de subsidie. Dit leidt tot problemen voor
ZZP’ers met een lage winst uit onderneming (onder € 36.000,–). Bij hen kan het voorkomen
dat de subsidie lager uitvalt dan wat zij netto zouden verdienen als zij wel hadden
kunnen werken. Door de donatie en de daarmee verbonden tijdelijke arbeidsongeschiktheid
komen deze ZZP’ers dus in een financieel nadeliger situatie.
Anderzijds kunnen ZZP’ers met een winst uit onderneming boven de € 36.000,– door de
belastingvrije vergoeding uit de Subsidieregeling een financieel voordeel hebben dat
kan oplopen tot duizenden euro’s op jaarbasis. Om dit recht te trekken is ervoor gekozen
de gemiddelde winst als bedoeld in paragraaf 3.2.2. van de Wet inkomstenbelasting
2001 als uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de subsidie te nemen. In de
nieuwe definitie spelen de fiscale ondernemersaftrekken geen rol meer voor het bepalen
van de hoogte van de vergoeding. De uitkering voor ZZP’ers met een lage winst wordt
per saldo hoger dan voorheen, waardoor de vergoeding beter aansluit bij de gederfde
inkomsten. De ontvangen subsidie wordt belast in de inkomstenbelasting, waarmee de
regeling in lijn is met bestaande wetgeving.
Om dezelfde reden wordt ervoor gekozen in onderdeel b niet langer uit te gaan van
het gemiddelde belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, maar van het gemiddelde
resultaat uit overige werkzaamheden.
Onderdeel e
Onderdeel e heeft betrekking op de vergoeding voor de gemaakte hotelkosten. In plaats
van dagen is geregeld dat het gaat om overnachtingen. Dit sluit beter aan bij het
dagelijkse spraakgebruik. Daarnaast is het bedrag voor de uit het buitenland afkomstige
donor verhoogd naar € 99,–, maar is tevens bepaald dat dit louter ziet op de hotelovernachting,
inclusief ontbijt. Voor de door de donor aangewezen persoon is eenzelfde wijziging
doorgevoerd. Eventueel andere hotelkosten, zoals kosten voor wellness, diner etc.
komen niet voor vergoeding in aanmerking. Verder zijn de reiskosten tussen het hotel
en donorziekenhuis voor deze persoon niet langer subsidiabel. Hiervoor is gekozen
omdat het aannemelijk is dat voor dit bedrag een hotel op loopafstand geboekt kan
worden. De reiskosten tussen het woonadres en het hotel worden eenmalig vergoed.
Voor beide groepen geldt dat geen sprake meer is van forfaitaire bedragen; slechts
de daadwerkelijke hotelkosten voor overnachting en ontbijt kunnen worden vergoed,
tot het maximum van € 99,– per overnachting.
Onderdelen g en h
De wijzigingen in deze onderdelen zien op een verhoging van de daar genoemde bedragen.
Artikel I, onderdeel B
Onderdeel B wijzigt artikel 7a. Dit artikel ziet op de mogelijkheid voor de minister
om de subsidie te verhogen. In het eerste lid, onderdeel a, is de bepaling opgenomen
dat verhoging kan worden aangevraagd voor donaties die vanaf 2011 zijn uitgevoerd
of voorbereid. Dit is anno 2021 niet meer relevant, nu de termijn die daarvoor staat
ten hoogste twee jaar bedraagt conform artikel 7a, vierde lid. Dit onderdeel a komt
dus te vervallen. Gelet op de bovengenoemde wijziging van artikel 4, eerste lid, onderdeel
a, vervalt in artikel 7a telkens ‘belastbare’.
Artikel I, onderdeel C
Artikel 10 is gewijzigd met het oog op verlenging van de werkingsduur van de regeling
met een termijn van vijf jaar.
Artikel I, onderdeel D
Artikel 10a regelt overgangsrecht voor aanvragen die betrekking hebben op kosten die
zijn gemaakt voor 1 januari 2016. Dit is inmiddels niet meer relevant. Dit artikel
is derhalve vervallen.
Artikel II
In afwijking van de systematiek van de vaste verandermomenten bij regelgeving (VVM)
treedt deze regeling in werking met ingang van 1 september 2021. Met het oog daarop
wordt deze regeling spoedig bekend gemaakt.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark