Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 25 juni 2021, kenmerk 2380445-1011247-S, houdende wijziging van de Regeling specifieke uitkering zwembaden en ijsbanen COVID-19 in verband met de toevoeging van een nieuwe compensatieperiode en enkele technische aanpassingen

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering zwembaden en ijsbanen COVID-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het onderdeel zwembad komt te luiden:

zwembad:

zwembad dat van de gemeente direct of indirect een doorlopende financiële bijdrage ontvangt ten behoeve van de exploitatie.

2. In alfabetische volgorde worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

exploitatietekort Q1 en Q2 2021:

verschil tussen het totaal van de exploitatiekosten en het totaal van de exploitatie-opbrengsten zoals blijkt uit de winst- en verliesrekening van Q1 en Q2 2021;

Q1 en Q2 2021:

de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021;

B

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering bevat in ieder geval een overzicht van de uitgaven of gederfde inkomsten per zwembad of ijsbaan die zijn gerealiseerd of nog gerealiseerd gaan worden in verband met activiteiten als bedoeld in artikel 3.1, eerste en tweede lid, die het gevolg zijn van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19.

2. Onder vernummering van het zesde tot het achtste lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 6. In aanvulling op het vijfde lid gaat een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering van een gemeente voor een niet in eigen beheer zijnde zwembad of ijsbaan vergezeld van een onderbouwing van de aangevraagde bedragen, bedoeld in het vijfde lid, per exploitant.

  • 7. Op verzoek van de minister kan de gemeente gevraagd worden om bij de aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering aanvullende documenten te overleggen ter onderbouwing van:

    • a. indien het gaat om een in eigen beheer zijnde zwembad of ijsbaan, de bedragen, bedoeld in het vijfde lid; of

    • b. de definitie van een zwembad of ijsbaan als bedoeld in artikel 1.1.

C

Na Hoofdstuk 2 wordt onder vernummering van Hoofdstuk 3 tot Hoofdstuk 4 en onder vernummering van artikel 3.1. tot en met 3.3. tot artikel 4.1. tot en met 4.3. een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3. SPECIFIEKE UITKERING ZWEMBADEN EN IJSBANEN COVID-19, Q1 en Q2 2021

Artikel 3.1. Activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt
  • 1. De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een gemeente voor de compensatie van het exploitatietekort Q1 en Q2 2021 waarmee een zwembad of een ijsbaan is geconfronteerd als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.

  • 2. Een specifieke uitkering wordt uitsluitend verstrekt indien de gemeente het daadwerkelijke exploitatietekort van een zwembad of ijsbaan compenseert.

  • 3. Een gemeente komt slechts eenmaal in aanmerking voor een specifieke uitkering op grond van hoofdstuk 3.

Artikel 3.2. Hoogte van de specifieke uitkering en uitkeringsplafond
  • 1. De hoogte van de specifieke uitkering is afhankelijk van het totaal van de gerealiseerde uitgaven of gederfde inkomsten van een gemeente in verband met de activiteiten, bedoeld in artikel 3.1, eerste en tweede lid.

  • 2. Het uitkeringsplafond voor hoofdstuk 3 bedraagt € 80.000.000.

  • 3. Indien het totaal aangevraagde bedrag het uit hoofde van het uitkeringsplafond beschikbare bedrag, bedoeld in het tweede lid, overschrijdt, wordt het totaal beschikbare bedrag naar rato verdeeld over de aanvragen die in de aanvraagperiode zijn ontvangen.

Artikel 3.3. Aanvraag tot verlening
  • 1. Een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2. Een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering kan door de gemeente worden ingediend in de periode van 16 augustus 2021 tot en met 17 oktober 2021.

  • 3. De minister kan vrijstelling verlenen van de termijn, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Voor een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 5. Een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering bevat in ieder geval een overzicht van de uitgaven of gederfde inkomsten per zwembad of ijsbaan die zijn gerealiseerd of nog gerealiseerd gaan worden in verband met activiteiten als bedoeld in artikel 3.1, eerste en tweede lid, die het gevolg zijn van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19.

  • 6. In aanvulling op het vijfde lid gaat een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering van een gemeente voor een niet in eigen beheer zijnde zwembad of ijsbaan vergezeld van een onderbouwing van de aangevraagde bedragen, bedoeld in het vijfde lid, per exploitant.

  • 7. Op verzoek van de minister kan de gemeente gevraagd worden om bij de aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering aanvullende documenten te overleggen ter onderbouwing van:

    • a. indien het gaat om een in eigen beheer zijnde zwembad of ijsbaan, de bedragen, bedoeld in het vijfde lid; of

    • b. de definitie van een zwembad of ijsbaan als bedoeld in artikel 1.1.

  • 8. De aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering wordt ondertekend door het bevoegd gezag van de gemeente.

Artikel 3.4. Verlening
  • 1. De minister beslist binnen 8 weken na sluiting van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid, op een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering.

  • 2. Bij toepassing van artikel 3.3, derde lid, beslist de minister binnen 8 weken na sluiting van de aanvraagtermijn waarvoor vrijstelling is verleend.

  • 3. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval de ijsbanen en zwembaden waarvoor met behulp van de specifieke uitkering compensatie wordt verleend, het bedrag van de specifieke uitkering, de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

  • 4. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 3.5. Verantwoording

De gemeente legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 3.6. Vaststelling
  • 1. De minister besluit uiterlijk 37 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 3.5, over de vaststelling van de specifieke uitkering.

  • 2. Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de specifieke uitkering, wordt de specifieke uitkering vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde uitgaven of gederfde inkomsten, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel B, terug tot en met 1 april 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

TOELICHTING

Algemeen deel

Op grond van de Regeling specifieke uitkering zwembaden en ijsbanen COVID-19 (hierna: regeling) kan een specifieke uitkering worden verstrekt aan gemeenten voor de compensatie van het exploitatietekort dat een zwembad of een ijsbaan in het kalenderjaar 2020 heeft geleden als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. In verband met de COVID-19 maatregelen kunnen zwembaden en ijsbanen ook in het eerste half jaar van 2021 geen normale bedrijfsvoering voeren. De bedrijfsvoering van zwembaden en ijsbanen is voor een groot deel namelijk gebaseerd op omzet door grootschalig bezoek. Het bezoek is in verband met de COVID-19 maatregelen (grotendeels) weggevallen. Dit heeft een dusdanig negatieve impact op de financiële situatie van zwembaden en ijsbanen dat de rijksbrede steunmaatregelen, zoals de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (hierna: TVL) en de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (hierna: NOW), niet voldoende zijn om de exploitanten het hoofd boven water te laten houden. De financiële problemen van zwembaden en ijsbanen zijn niet structureel, maar direct gerelateerd aan de COVID-19 maatregelen. Zwembaden en ijsbanen zijn daarnaast een essentieel onderdeel van de basisinfrastructuur van de sport. Om dit onderdeel van de basisinfrastructuur te behouden is tijdelijke financiële hulp noodzakelijk. Zonder compensatie van de overheid – in brede zin – loopt de exploitatie van zwembaden en ijsbanen gevaar.

Om sluiting van de zwembaden en ijsbanen te voorkomen, is door de Minister voor Medische Zorg en Sport (hierna: de minister) besloten om ook voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 een specifieke uitkering te verstrekken aan gemeenten waarmee zij de exploitanten van zwembaden en ijsbanen kunnen ondersteunen. Met de onderhavige wijzigingsregeling wordt de regeling derhalve gewijzigd. Daarnaast zijn enkele aanpassingen gedaan naar aanleiding van de opgedane ervaringen tijdens de aanvraagronde uit hoofdstuk 2 van de Regeling.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

In artikel 1.1. van de regeling wordt ten eerste de definitie van zwembad gewijzigd. Zwembaden zijn sportaccommodaties. Nederland heeft ongeveer 660 publiek toegankelijke zwembaden met een maatschappelijke functie. Zij ontvangen voor de exploitatie een (directe of indirecte) doorlopende financiële bijdrage van de gemeente. Het Mulier Instituut heeft in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: het ministerie) en de Vereniging Sport en Gemeenten (hierna: VSG) een lijst opgesteld waarop alle zwembaden en ijsbanen staan die voldoen aan bovengenoemde voorwaarde. Deze lijst is op 17 februari 2021 verspreid onder alle gemeenten in Nederland. De invulling van de financiële bijdrage, die voor een relatie zorgt tussen gemeente en exploitant, kan op verschillende manieren zijn vormgegeven. Denk bijvoorbeeld aan een exploitatiebijdrage of een bijdrage via huurkortingen op, of bijdragen in de huur van de sportaccommodatie. Er zijn daarnaast zwembaden die geen directe financiële relatie (meer) hebben met de gemeente aangezien deze zwembaden zich zonder steun financieel konden redden. De gemeente staat echter wel garant wanneer een zwembad in financiële problemen komt. Gemeenten kunnen ook voor het steunen van deze zwembaden een specifieke uitkering aanvragen.

Voorts worden er in artikel 1.1. van de regeling twee definities toegevoegd, namelijk de periode Q1 en Q2 2021 en het exploitatietekort Q1 en Q2 2021. Op grond van de regeling wordt een uitkering verstrekt aan gemeenten zodat gemeenten het daadwerkelijke exploitatietekort van zwembaden en ijsbanen kunnen compenseren. De specifieke uitkering die op basis van onderhavige regeling wordt verstrekt, mag dus niet leiden tot financiële steun van gemeenten waarmee de zwembaden en ijsbanen tot een positief resultaat op de winst- en verliesrekening van de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 komen.

B

Artikel 2.3, vijfde lid, dat betrekking heeft op de bij de aanvraag aan te leveren documenten, is gewijzigd naar aanleiding van opgedane ervaringen in de eerste aanvraagronde. Het betreft geen materiële wijziging, maar een verduidelijking van de aanvraagprocedure zodat deze beter aansluit bij de praktijk.

Het vijfde lid bepaalt dat gemeenten voor in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen bij de aanvraag in ieder geval een overzicht aanleveren met het bedrag aan gerealiseerde uitgaven of gederfde inkomsten per zwembad en/of ijsbaan als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19. Gemeenten hoeven bij de aanvraag voor in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen niet meer standaard een onderbouwing van dit overzicht aan te leveren. Reden hiervoor is dat uit het overzicht van de gederfde inkomsten en uitgaven veelal opgemaakt kan worden voor welk bedrag de aanvraag voor in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen in aanmerking komt. De minister kan wel om een onderbouwing verzoeken, zoals opgenomen in het zevende lid. Dit is gewijzigd, omdat in de praktijk is gebleken dat bij in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen uit de aangeleverde overzichten al voldoende duidelijk wordt in hoeverre de gerealiseerde uitgaven en gederfde inkomsten een gevolg zijn van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19. Dit zorgt voor een vermindering van de administratieve lasten van aanvragers en een versnelling van het verleningsproces.

Het zesde lid bepaalt dat gemeenten voor niet in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen bij de aanvraag tevens een onderbouwing van de bedragen, bedoeld in het vijfde lid, aanleveren. Niet in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen betreffen zwembaden en ijsbanen die extern geëxploiteerd worden door een particuliere aanbieder. De gemeente moet kunnen aantonen dat de bedragen, bedoeld in het vijfde lid, gerelateerd zijn aan het compenseren van een zwembad of ijsbaan met een exploitatietekort in het jaar 2020 als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Uit de onderbouwing moet daarom de hoogte van het exploitatietekort van het zwembad of de ijsbaan blijken. Een winst- en verliesrekening van het betreffende zwembad of de betreffende ijsbaan kan een dergelijke onderbouwing bieden.

Het zevende lid bepaalt dat de minister ook gemeenten met zwembaden en ijsbanen in eigen beheer kan verzoeken om een onderbouwing van de in het vijfde lid bedoelde bedragen.

Daarnaast geven de gemeenten op verzoek van de minister inzicht in de doorlopende financiële bijdrage die per zwembad of ijsbaan is verstrekt voor de exploitatie, waaruit een doorlopende financiële relatie met de gemeente blijkt. Er kan ook sprake zijn van een intentie tot financiële bijdrage. In dat geval moet uit de bewijsstukken in ieder geval blijken dat er een eerdere financiële relatie met het zwembad is geweest en dat er indien noodzakelijk een intentie tot financiële ondersteuning is. Deze intentie dient te dateren van voor 1 januari 2020 tenzij de sportaccommodatie pas na deze datum is opgeleverd. Gemeenten worden dus niet meer standaard om een overzicht van de exploitatiebijdrage per zwembad of ijsbaan gevraagd. Dit zorgt voor een vermindering van de administratieve lasten van aanvragers en een versnelling van het verleningsproces. In de praktijk is gebleken dat het overzicht van de uitgaven of gederfde inkomsten per zwembad of ijsbaan voldoende is om te bepalen of er een doorlopende exploitatiebijdrage aan het zwembad of de ijsbaan wordt verstrekt. Daarnaast kan via een door het Mulier Instituut opgestelde lijst met zwembaden en ijsbanen achterhaald worden of de gemeente een specifieke uitkering aanvraagt voor een zwembad of ijsbaan als bedoeld in artikel 1.1.

C

Dit onderdeel voegt een hoofdstuk toe aan de regeling op grond waarvan een specifieke uitkering kan worden verstrekt voor Q1 en Q2 2021. Het nieuwe hoofdstuk 3 wordt hieronder artikelsgewijs toegelicht.

Hoofdstuk 3. Specifieke Uitkering zwembaden en ijsbanen COVID-19, Q1 en Q2 2021
Artikel 3.1. Activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt

Op grond van het eerste lid kan de minister op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een gemeente voor de compensatie van het exploitatietekort Q1 en Q2 2021 waarmee zwembaden en ijsbaden zijn geconfronteerd als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Hierbij kan gedacht worden aan het verstrekken van een aanvullende subsidie, het verstrekken van een huurkorting of het kwijtschelden van de huur.

Een specifieke uitkering wordt verstrekt voor de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, voor zover deze strekken tot compensatie van het daadwerkelijk geleden exploitatietekort. De compensatie kan dus niet leiden tot een positief resultaat op de winst- en verliesrekening van Q1 en Q2 2021 van de zwembaden en ijsbanen. De specifieke uitkering die op grond van hoofdstuk 3 kan worden verstrekt, is bedoeld om sluiting van de zwembaden en ijsbanen te voorkomen. Het is niet de bedoeling dat de zwembaden en ijsbanen met behulp van de specifieke uitkering tot een positief resultaat op de winst- en verliesrekening komen.

Artikel 3.2. Hoogte van de specifieke uitkering en uitkeringsplafond

Een gemeente zal voor de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.1, uitgaven doen of inkomsten derven. Bij uitgaven kan gedacht worden aan het verstrekken van een subsidie. Gederfde inkomsten kunnen ontstaan door bijvoorbeeld een korting of kwijtschelding van de huur van zwembaden en ijsbanen. Ook kan het gaan om gemeenten die zelf een zwembad in eigendom hebben en inkomsten uit exploitatie mislopen. De hoogte van de specifieke uitkering is afhankelijk van de gerealiseerde bestedingen of gederfde inkomsten van een gemeente in verband met de activiteiten, bedoeld in artikel 3.1.

Voor het verstrekken van een specifieke uitkering op grond van hoofdstuk 3 van de regeling is een bedrag van € 80.000.000 beschikbaar. Wanneer het totale voor specifieke uitkeringen aangevraagde bedrag hoger is dan € 80.000.000 zal de verdeling naar rato van de aangevraagde bedragen plaatsvinden. Op die manier wordt recht gedaan aan het beginsel van gelijke kansen voor alle aanvragers.

Op grond van artikel 1.2 van deze regeling is artikel 4:25 van de Awb van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van een specifieke uitkering op grond van deze regeling. Dit betekent dat het uitkeringsplafond van € 80.000.000 niet wordt overschreden, tenzij niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist, of als een aanvraag in de bezwaar- of beroepsfase of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen.

Artikel 3.3. Aanvraag tot verlening

Een specifieke uitkering wordt op aanvraag verstrekt. De aanvraagperiode is van 16 augustus 2021 tot en met 17 oktober 2021. De minister kan vrijstelling verlenen van deze termijn indien blijkt dat meerdere gemeenten de aanvraag niet tijdig kunnen indienen. Een verlengde aanvraagtermijn wordt bij besluit bekend gemaakt. Dit is ook van invloed op de beslistermijn, zoals opgenomen in artikel 3.4, tweede lid.

De gemeenten ontvangen van het ministerie het aanvraagformulier, bedoeld in het tweede lid. Aan de gemeenten wordt tijdig voor de start van de aanvraagperiode gevraagd naar welk digitaal adres dit aanvraagformulier verstuurd kan worden. Op het aanvraagformulier staat hoe en op welke manier de aanvraag ingediend kan worden.

Het vijfde lid bepaalt dat gemeenten voor in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen bij de aanvraag in ieder geval een overzicht aanleveren met het bedrag aan gerealiseerde uitgaven of gederfde inkomsten per zwembad en/of ijsbaan als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19. Indien de uitgaven of inkomsten nog niet daadwerkelijk zijn gerealiseerd, respectievelijk gederfd, volstaat een overzicht van de nog te realiseren uitgaven of gederfde inkomsten die volgen uit maatregelen die zijn toegezegd aan de zwembaden en ijsbanen. Gemeenten hoeven bij de aanvraag voor in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen niet meer standaard een onderbouwing van dit overzicht aan te leveren. De reden hiervoor is dat uit het overzicht van de gederfde inkomsten en uitgaven veelal opgemaakt kan worden voor welk bedrag de aanvraag voor in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen in aanmerking komt. De minister kan wel om een onderbouwing verzoeken, zoals opgenomen in het zevende lid. Dit is gewijzigd, omdat in de praktijk is gebleken dat bij in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen uit de aangeleverde overzichten al voldoende duidelijk wordt in hoeverre de gerealiseerde uitgaven en gederfde inkomsten een gevolg zijn van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19. Dit zorgt voor een vermindering van de administratieve lasten van aanvragers en een versnelling van het verleningsproces.

Het zesde lid bepaalt dat gemeenten voor niet in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen bij de aanvraag tevens een onderbouwing van de bedragen, bedoeld in het vijfde lid, aanleveren. Niet in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen betreffen zwembaden en ijsbanen die extern geëxploiteerd worden door een particuliere aanbieder. De gemeente moet kunnen aantonen dat de bedragen, bedoeld in het vijfde lid, gerelateerd zijn aan het compenseren van een zwembad of ijsbaan met een exploitatietekort Q1 en Q2 2021 als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Uit de onderbouwing moet daarom de hoogte van het exploitatietekort van het zwembad of de ijsbaan blijken. Een winst- en verliesrekening van het betreffende zwembad of de betreffende ijsbaan kan een dergelijke onderbouwing bieden.

Het zevende lid bepaalt dat de minister ook gemeenten met zwembaden en ijsbanen in eigen beheer kan verzoeken om een onderbouwing van de in het vijfde lid bedoelde bedragen.

Daarnaast geven de gemeenten op verzoek van de minister inzicht in de doorlopende financiële bijdrage die per zwembad of ijsbaan is verstrekt voor de exploitatie. Er kan ook sprake zijn van een intentie tot financiële bijdrage. In dat geval moet uit de bewijsstukken in ieder geval blijken dat er een eerdere financiële relatie met het zwembad is geweest en dat er indien noodzakelijk een intentie tot financiële ondersteuning is. Deze intentie dient te dateren van voor 1 januari 2020 tenzij de sportaccommodatie pas na deze datum is opgeleverd. Gemeenten worden dus niet meer standaard om een overzicht van de exploitatiebijdrage per zwembad of ijsbaan gevraagd. Dit zorgt voor een vermindering van de administratieve lasten van aanvragers en een versnelling van het verleningsproces. In de praktijk is gebleken dat het overzicht van de uitgaven of gederfde inkomsten per zwembad of ijsbaan voldoende is om te bepalen of er een doorlopende exploitatiebijdrage aan het zwembad of de ijsbaan wordt verstrekt. Daarnaast kan via een door het Mulier Instituut opgestelde lijst met zwembaden en ijsbanen achterhaald worden of de gemeente een specifieke uitkering aanvraagt voor een zwembad of ijsbaan als bedoeld in artikel 1.1.

Artikel 3.4. Verlening

De minister neemt binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn een besluit omtrent de verlening van de specifieke uitkering. Wanneer een aanvraag incompleet is, krijgt de gemeente de kans om de ontbrekende informatie aan te vullen. Artikel 4:5 van de Awb is van overeenkomstige toepassing. Wanneer de aanvraag binnen de termijn genoemd in artikel 3.4, eerste lid, is ontvangen en de gemeente zo nodig de mogelijkheid heeft gehad ontbrekende informatie aan te vullen, wordt de specifieke uitkering toegekend als deze voldoet aan de voorwaarden genoemd in onderhavige regeling.

Wanneer vrijstelling wordt verleend van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, beslist de minister binnen 13 weken na sluiting van de verlengde aanvraagtermijn op de aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering.

De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 3.5. Verantwoording

De gemeente verstrekt jaarlijks uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op de verlening van de specifieke uitkering de verantwoordingsinformatie. De eerste verantwoordingsinformatie dient te worden verstrekt in het jaar na de verlening van de specifieke uitkering.

De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek).

Artikel 3.6. Vaststelling

De specifieke uitkering wordt in beginsel overeenkomstig de verlening vastgesteld. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien gemeenten de in verband met de instandhouding van de zwembaden en ijsbanen gedane of doorgevoerde besteding, korting of kwijtschelding niet daadwerkelijk heeft gerealiseerd of doorgevoerd. Ook kan de specifieke uitkering lager worden vastgesteld indien er onjuiste of onvolledige informatie is aangeleverd door de gemeente en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere verleningsbeschikking zou hebben geleid of niet is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die zijn verbonden aan de specifieke uitkering.

Onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 4:57 van de Awb.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, zodat gemeenten zo spoedig mogelijk weten onder welke voorwaarden zij een uitkering kunnen aanvragen om zwembaden en ijsbanen te kunnen compenseren.

Ten aanzien van artikel I, onderdeel B, werkt de onderhavige wijzigingsregeling terug tot en met 1 april 2021, de datum van inwerkingtreding van de regeling. Terugwerkende kracht is niet bezwaarlijk, omdat er geen sprake is van benadeling van belanghebbenden. Materieel gezien is het namelijk geen inhoudelijke wijziging, maar wordt het aanvraagproces vergemakkelijkt.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

Naar boven