TOELICHTING
Algemeen deel
Op grond van de Regeling specifieke uitkering zwembaden en ijsbanen COVID-19 (hierna:
regeling) kan een specifieke uitkering worden verstrekt aan gemeenten voor de compensatie
van het exploitatietekort dat een zwembad of een ijsbaan in het kalenderjaar 2020
heeft geleden als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding
van COVID-19. In verband met de COVID-19 maatregelen kunnen zwembaden en ijsbanen
ook in het eerste half jaar van 2021 geen normale bedrijfsvoering voeren. De bedrijfsvoering
van zwembaden en ijsbanen is voor een groot deel namelijk gebaseerd op omzet door
grootschalig bezoek. Het bezoek is in verband met de COVID-19 maatregelen (grotendeels)
weggevallen. Dit heeft een dusdanig negatieve impact op de financiële situatie van
zwembaden en ijsbanen dat de rijksbrede steunmaatregelen, zoals de Regeling subsidie
financiering vaste lasten MKB COVID-19 (hierna: TVL) en de Tijdelijke noodmaatregel
overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (hierna: NOW), niet voldoende zijn om
de exploitanten het hoofd boven water te laten houden. De financiële problemen van
zwembaden en ijsbanen zijn niet structureel, maar direct gerelateerd aan de COVID-19
maatregelen. Zwembaden en ijsbanen zijn daarnaast een essentieel onderdeel van de
basisinfrastructuur van de sport. Om dit onderdeel van de basisinfrastructuur te behouden
is tijdelijke financiële hulp noodzakelijk. Zonder compensatie van de overheid – in
brede zin – loopt de exploitatie van zwembaden en ijsbanen gevaar.
Om sluiting van de zwembaden en ijsbanen te voorkomen, is door de Minister voor Medische
Zorg en Sport (hierna: de minister) besloten om ook voor de periode van 1 januari
2021 tot en met 30 juni 2021 een specifieke uitkering te verstrekken aan gemeenten
waarmee zij de exploitanten van zwembaden en ijsbanen kunnen ondersteunen. Met de
onderhavige wijzigingsregeling wordt de regeling derhalve gewijzigd. Daarnaast zijn
enkele aanpassingen gedaan naar aanleiding van de opgedane ervaringen tijdens de aanvraagronde
uit hoofdstuk 2 van de Regeling.
Artikelsgewijs
Artikel I
A
In artikel 1.1. van de regeling wordt ten eerste de definitie van zwembad gewijzigd. Zwembaden zijn sportaccommodaties. Nederland heeft ongeveer 660 publiek
toegankelijke zwembaden met een maatschappelijke functie. Zij ontvangen voor de exploitatie
een (directe of indirecte) doorlopende financiële bijdrage van de gemeente. Het Mulier
Instituut heeft in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(hierna: het ministerie) en de Vereniging Sport en Gemeenten (hierna: VSG) een lijst
opgesteld waarop alle zwembaden en ijsbanen staan die voldoen aan bovengenoemde voorwaarde.
Deze lijst is op 17 februari 2021 verspreid onder alle gemeenten in Nederland. De
invulling van de financiële bijdrage, die voor een relatie zorgt tussen gemeente en
exploitant, kan op verschillende manieren zijn vormgegeven. Denk bijvoorbeeld aan
een exploitatiebijdrage of een bijdrage via huurkortingen op, of bijdragen in de huur
van de sportaccommodatie. Er zijn daarnaast zwembaden die geen directe financiële
relatie (meer) hebben met de gemeente aangezien deze zwembaden zich zonder steun financieel
konden redden. De gemeente staat echter wel garant wanneer een zwembad in financiële
problemen komt. Gemeenten kunnen ook voor het steunen van deze zwembaden een specifieke
uitkering aanvragen.
Voorts worden er in artikel 1.1. van de regeling twee definities toegevoegd, namelijk
de periode Q1 en Q2 2021 en het exploitatietekort Q1 en Q2 2021. Op grond van de regeling wordt een uitkering verstrekt aan gemeenten zodat gemeenten
het daadwerkelijke exploitatietekort van zwembaden en ijsbanen kunnen compenseren.
De specifieke uitkering die op basis van onderhavige regeling wordt verstrekt, mag
dus niet leiden tot financiële steun van gemeenten waarmee de zwembaden en ijsbanen
tot een positief resultaat op de winst- en verliesrekening van de periode van 1 januari
2021 tot en met 30 juni 2021 komen.
B
Artikel 2.3, vijfde lid, dat betrekking heeft op de bij de aanvraag aan te leveren
documenten, is gewijzigd naar aanleiding van opgedane ervaringen in de eerste aanvraagronde.
Het betreft geen materiële wijziging, maar een verduidelijking van de aanvraagprocedure
zodat deze beter aansluit bij de praktijk.
Het vijfde lid bepaalt dat gemeenten voor in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen
bij de aanvraag in ieder geval een overzicht aanleveren met het bedrag aan gerealiseerde
uitgaven of gederfde inkomsten per zwembad en/of ijsbaan als gevolg van de maatregelen
ter bestrijding van COVID-19. Gemeenten hoeven bij de aanvraag voor in eigen beheer
zijnde zwembaden en ijsbanen niet meer standaard een onderbouwing van dit overzicht
aan te leveren. Reden hiervoor is dat uit het overzicht van de gederfde inkomsten
en uitgaven veelal opgemaakt kan worden voor welk bedrag de aanvraag voor in eigen
beheer zijnde zwembaden en ijsbanen in aanmerking komt. De minister kan wel om een
onderbouwing verzoeken, zoals opgenomen in het zevende lid. Dit is gewijzigd, omdat
in de praktijk is gebleken dat bij in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen uit
de aangeleverde overzichten al voldoende duidelijk wordt in hoeverre de gerealiseerde
uitgaven en gederfde inkomsten een gevolg zijn van de maatregelen ter bestrijding
van COVID-19. Dit zorgt voor een vermindering van de administratieve lasten van aanvragers
en een versnelling van het verleningsproces.
Het zesde lid bepaalt dat gemeenten voor niet in eigen beheer zijnde zwembaden en
ijsbanen bij de aanvraag tevens een onderbouwing van de bedragen, bedoeld in het vijfde
lid, aanleveren. Niet in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen betreffen zwembaden
en ijsbanen die extern geëxploiteerd worden door een particuliere aanbieder. De gemeente
moet kunnen aantonen dat de bedragen, bedoeld in het vijfde lid, gerelateerd zijn
aan het compenseren van een zwembad of ijsbaan met een exploitatietekort in het jaar
2020 als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van
COVID-19. Uit de onderbouwing moet daarom de hoogte van het exploitatietekort van
het zwembad of de ijsbaan blijken. Een winst- en verliesrekening van het betreffende
zwembad of de betreffende ijsbaan kan een dergelijke onderbouwing bieden.
Het zevende lid bepaalt dat de minister ook gemeenten met zwembaden en ijsbanen in
eigen beheer kan verzoeken om een onderbouwing van de in het vijfde lid bedoelde bedragen.
Daarnaast geven de gemeenten op verzoek van de minister inzicht in de doorlopende
financiële bijdrage die per zwembad of ijsbaan is verstrekt voor de exploitatie, waaruit
een doorlopende financiële relatie met de gemeente blijkt. Er kan ook sprake zijn
van een intentie tot financiële bijdrage. In dat geval moet uit de bewijsstukken in
ieder geval blijken dat er een eerdere financiële relatie met het zwembad is geweest
en dat er indien noodzakelijk een intentie tot financiële ondersteuning is. Deze intentie
dient te dateren van voor 1 januari 2020 tenzij de sportaccommodatie pas na deze datum
is opgeleverd. Gemeenten worden dus niet meer standaard om een overzicht van de exploitatiebijdrage
per zwembad of ijsbaan gevraagd. Dit zorgt voor een vermindering van de administratieve
lasten van aanvragers en een versnelling van het verleningsproces. In de praktijk
is gebleken dat het overzicht van de uitgaven of gederfde inkomsten per zwembad of
ijsbaan voldoende is om te bepalen of er een doorlopende exploitatiebijdrage aan het
zwembad of de ijsbaan wordt verstrekt. Daarnaast kan via een door het Mulier Instituut
opgestelde lijst met zwembaden en ijsbanen achterhaald worden of de gemeente een specifieke
uitkering aanvraagt voor een zwembad of ijsbaan als bedoeld in artikel 1.1.
C
Dit onderdeel voegt een hoofdstuk toe aan de regeling op grond waarvan een specifieke
uitkering kan worden verstrekt voor Q1 en Q2 2021. Het nieuwe hoofdstuk 3 wordt hieronder
artikelsgewijs toegelicht.
Hoofdstuk 3. Specifieke Uitkering zwembaden en ijsbanen COVID-19, Q1 en Q2 2021
Artikel 3.1. Activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt
Op grond van het eerste lid kan de minister op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken
aan een gemeente voor de compensatie van het exploitatietekort Q1 en Q2 2021 waarmee
zwembaden en ijsbaden zijn geconfronteerd als gevolg van de maatregelen ter bestrijding
van de verdere verspreiding van COVID-19. Hierbij kan gedacht worden aan het verstrekken
van een aanvullende subsidie, het verstrekken van een huurkorting of het kwijtschelden
van de huur.
Een specifieke uitkering wordt verstrekt voor de activiteiten, bedoeld in het eerste
lid, voor zover deze strekken tot compensatie van het daadwerkelijk geleden exploitatietekort.
De compensatie kan dus niet leiden tot een positief resultaat op de winst- en verliesrekening
van Q1 en Q2 2021 van de zwembaden en ijsbanen. De specifieke uitkering die op grond
van hoofdstuk 3 kan worden verstrekt, is bedoeld om sluiting van de zwembaden en ijsbanen
te voorkomen. Het is niet de bedoeling dat de zwembaden en ijsbanen met behulp van
de specifieke uitkering tot een positief resultaat op de winst- en verliesrekening
komen.
Artikel 3.2. Hoogte van de specifieke uitkering en uitkeringsplafond
Een gemeente zal voor de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.1, uitgaven
doen of inkomsten derven. Bij uitgaven kan gedacht worden aan het verstrekken van
een subsidie. Gederfde inkomsten kunnen ontstaan door bijvoorbeeld een korting of
kwijtschelding van de huur van zwembaden en ijsbanen. Ook kan het gaan om gemeenten
die zelf een zwembad in eigendom hebben en inkomsten uit exploitatie mislopen. De
hoogte van de specifieke uitkering is afhankelijk van de gerealiseerde bestedingen
of gederfde inkomsten van een gemeente in verband met de activiteiten, bedoeld in
artikel 3.1.
Voor het verstrekken van een specifieke uitkering op grond van hoofdstuk 3 van de
regeling is een bedrag van € 80.000.000 beschikbaar. Wanneer het totale voor specifieke
uitkeringen aangevraagde bedrag hoger is dan € 80.000.000 zal de verdeling naar rato
van de aangevraagde bedragen plaatsvinden. Op die manier wordt recht gedaan aan het
beginsel van gelijke kansen voor alle aanvragers.
Op grond van artikel 1.2 van deze regeling is artikel 4:25 van de Awb van overeenkomstige
toepassing op het verstrekken van een specifieke uitkering op grond van deze regeling.
Dit betekent dat het uitkeringsplafond van € 80.000.000 niet wordt overschreden, tenzij
niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist, of als een aanvraag in de bezwaar-
of beroepsfase of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen.
Artikel 3.3. Aanvraag tot verlening
Een specifieke uitkering wordt op aanvraag verstrekt. De aanvraagperiode is van 16 augustus
2021 tot en met 17 oktober 2021. De minister kan vrijstelling verlenen van deze termijn
indien blijkt dat meerdere gemeenten de aanvraag niet tijdig kunnen indienen. Een
verlengde aanvraagtermijn wordt bij besluit bekend gemaakt. Dit is ook van invloed
op de beslistermijn, zoals opgenomen in artikel 3.4, tweede lid.
De gemeenten ontvangen van het ministerie het aanvraagformulier, bedoeld in het tweede
lid. Aan de gemeenten wordt tijdig voor de start van de aanvraagperiode gevraagd naar
welk digitaal adres dit aanvraagformulier verstuurd kan worden. Op het aanvraagformulier
staat hoe en op welke manier de aanvraag ingediend kan worden.
Het vijfde lid bepaalt dat gemeenten voor in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen
bij de aanvraag in ieder geval een overzicht aanleveren met het bedrag aan gerealiseerde
uitgaven of gederfde inkomsten per zwembad en/of ijsbaan als gevolg van de maatregelen
ter bestrijding van COVID-19. Indien de uitgaven of inkomsten nog niet daadwerkelijk
zijn gerealiseerd, respectievelijk gederfd, volstaat een overzicht van de nog te realiseren
uitgaven of gederfde inkomsten die volgen uit maatregelen die zijn toegezegd aan de
zwembaden en ijsbanen. Gemeenten hoeven bij de aanvraag voor in eigen beheer zijnde
zwembaden en ijsbanen niet meer standaard een onderbouwing van dit overzicht aan te
leveren. De reden hiervoor is dat uit het overzicht van de gederfde inkomsten en uitgaven
veelal opgemaakt kan worden voor welk bedrag de aanvraag voor in eigen beheer zijnde
zwembaden en ijsbanen in aanmerking komt. De minister kan wel om een onderbouwing
verzoeken, zoals opgenomen in het zevende lid. Dit is gewijzigd, omdat in de praktijk
is gebleken dat bij in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen uit de aangeleverde
overzichten al voldoende duidelijk wordt in hoeverre de gerealiseerde uitgaven en
gederfde inkomsten een gevolg zijn van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19.
Dit zorgt voor een vermindering van de administratieve lasten van aanvragers en een
versnelling van het verleningsproces.
Het zesde lid bepaalt dat gemeenten voor niet in eigen beheer zijnde zwembaden en
ijsbanen bij de aanvraag tevens een onderbouwing van de bedragen, bedoeld in het vijfde
lid, aanleveren. Niet in eigen beheer zijnde zwembaden en ijsbanen betreffen zwembaden
en ijsbanen die extern geëxploiteerd worden door een particuliere aanbieder. De gemeente
moet kunnen aantonen dat de bedragen, bedoeld in het vijfde lid, gerelateerd zijn
aan het compenseren van een zwembad of ijsbaan met een exploitatietekort Q1 en Q2
2021 als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van
COVID-19. Uit de onderbouwing moet daarom de hoogte van het exploitatietekort van
het zwembad of de ijsbaan blijken. Een winst- en verliesrekening van het betreffende
zwembad of de betreffende ijsbaan kan een dergelijke onderbouwing bieden.
Het zevende lid bepaalt dat de minister ook gemeenten met zwembaden en ijsbanen in
eigen beheer kan verzoeken om een onderbouwing van de in het vijfde lid bedoelde bedragen.
Daarnaast geven de gemeenten op verzoek van de minister inzicht in de doorlopende
financiële bijdrage die per zwembad of ijsbaan is verstrekt voor de exploitatie. Er
kan ook sprake zijn van een intentie tot financiële bijdrage. In dat geval moet uit
de bewijsstukken in ieder geval blijken dat er een eerdere financiële relatie met
het zwembad is geweest en dat er indien noodzakelijk een intentie tot financiële ondersteuning
is. Deze intentie dient te dateren van voor 1 januari 2020 tenzij de sportaccommodatie
pas na deze datum is opgeleverd. Gemeenten worden dus niet meer standaard om een overzicht
van de exploitatiebijdrage per zwembad of ijsbaan gevraagd. Dit zorgt voor een vermindering
van de administratieve lasten van aanvragers en een versnelling van het verleningsproces.
In de praktijk is gebleken dat het overzicht van de uitgaven of gederfde inkomsten
per zwembad of ijsbaan voldoende is om te bepalen of er een doorlopende exploitatiebijdrage
aan het zwembad of de ijsbaan wordt verstrekt. Daarnaast kan via een door het Mulier
Instituut opgestelde lijst met zwembaden en ijsbanen achterhaald worden of de gemeente
een specifieke uitkering aanvraagt voor een zwembad of ijsbaan als bedoeld in artikel
1.1.
Artikel 3.4. Verlening
De minister neemt binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn een besluit omtrent
de verlening van de specifieke uitkering. Wanneer een aanvraag incompleet is, krijgt
de gemeente de kans om de ontbrekende informatie aan te vullen. Artikel 4:5 van de
Awb is van overeenkomstige toepassing. Wanneer de aanvraag binnen de termijn genoemd
in artikel 3.4, eerste lid, is ontvangen en de gemeente zo nodig de mogelijkheid heeft
gehad ontbrekende informatie aan te vullen, wordt de specifieke uitkering toegekend
als deze voldoet aan de voorwaarden genoemd in onderhavige regeling.
Wanneer vrijstelling wordt verleend van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 3.3,
eerste lid, beslist de minister binnen 13 weken na sluiting van de verlengde aanvraagtermijn
op de aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering.
De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een
voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.
Artikel 3.5. Verantwoording
De gemeente verstrekt jaarlijks uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op de verlening
van de specifieke uitkering de verantwoordingsinformatie. De eerste verantwoordingsinformatie
dient te worden verstrekt in het jaar na de verlening van de specifieke uitkering.
De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond
van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente
en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek).
Artikel 3.6. Vaststelling
De specifieke uitkering wordt in beginsel overeenkomstig de verlening vastgesteld.
De subsidie kan lager worden vastgesteld indien gemeenten de in verband met de instandhouding
van de zwembaden en ijsbanen gedane of doorgevoerde besteding, korting of kwijtschelding
niet daadwerkelijk heeft gerealiseerd of doorgevoerd. Ook kan de specifieke uitkering
lager worden vastgesteld indien er onjuiste of onvolledige informatie is aangeleverd
door de gemeente en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere
verleningsbeschikking zou hebben geleid of niet is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen
die zijn verbonden aan de specifieke uitkering.
Onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 4:57
van de Awb.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, zodat gemeenten zo spoedig mogelijk weten
onder welke voorwaarden zij een uitkering kunnen aanvragen om zwembaden en ijsbanen
te kunnen compenseren.
Ten aanzien van artikel I, onderdeel B, werkt de onderhavige wijzigingsregeling terug
tot en met 1 april 2021, de datum van inwerkingtreding van de regeling. Terugwerkende
kracht is niet bezwaarlijk, omdat er geen sprake is van benadeling van belanghebbenden.
Materieel gezien is het namelijk geen inhoudelijke wijziging, maar wordt het aanvraagproces
vergemakkelijkt.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark