De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op de artikelen 116, tweede lid, 120, vijfde lid, 123, eerste lid, 124, eerste
en tweede lid, 125, eerste lid, 125b, eerste lid, 129, eerste lid, 132, eerste en
derde lid, 137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs,
de artikelen 113, 117, vierde, vijfde en achtste lid, 120, eerste en vierde lid, 124,
eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra,
de artikelen 85b, tweede lid, en 85d, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs,
de artikelen 11a, tweede lid, 19, eerste lid, 22, 26, 28, eerste lid, 29a en 36a,
tweede en derde lid, van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 10b, tweede lid,
30, eerste lid, 31 en 35 van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B 16b, B 16g,
B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende bevolking
WPO, en artikel 3, derde lid, van de Regeling bijzondere bekostiging professionalisering
en begeleiding starters en schoolleiders;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling voor het schooljaar 2021–2022 worden de al eerder vastgestelde
prijzen en bedragen, die daarvoor noodzakelijk zijn, geactualiseerd. Gekozen is om
de eerdere regeling voor 2021–2022 in te trekken en de regeling, nu met de actualiseerde
prijzen en bedragen, opnieuw te publiceren. Dit verdient de voorkeur boven een wijzigingsregeling,
omdat die, vanwege de wijziging van veel prijzen en bedragen, moeilijk leesbaar zou
zijn.
1.1 Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen
Er zijn twee belangrijke inhoudelijke wijzigingen in deze regeling ten opzichte van
eerdere regelingen. Ten eerste wordt het bedrag per leerling voor de prestatiebox
niet meer vastgesteld, aangezien het sectorakkoord is geëindigd in 2020. Ten tweede
wordt er met ingang van schooljaar 2021–2022 middelen verstrekt voor professionalisering
en begeleiding startende leraren en schoolleiders. Meer informatie hierover is te
vinden in de brief aan de Tweede Kamer van 12 oktober 2020 (Kamerstukken II, 2020/21,
31 293, nr. 549).
Daarnaast wijzigt de bijzondere bekostiging van justitiële jeugdinrichtingen en instellingen
voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor Cluster 4. Met de vereenvoudiging
van de bekostiging in het primair onderwijs wordt van de schooljaarsystematiek overgestapt
op een kalenderjaarsystematiek om de bekostiging te verstrekken. De bijzondere bekostiging
voor GJI/JJI gaat daardoor beter aansluiten op de actualiteit, aangezien de capaciteit
die wordt toegekend voor een kalenderjaar ook daadwerkelijk de grondslag vormt voor
de bekostiging in dat kalenderjaar. In aanloop op de vereenvoudiging wordt middels
het inbouwen van een herberekeningsmoment per 1 januari 2022 alvast een voorschot
genomen op deze aansluiting op de actualiteit.
Met ingang van schooljaar 2021–2022 wordt de bijzondere bekostiging ten behoeve van
een beloning aan leraren die lesgeven aan leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs
op een instelling of school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd niet
meer op aanvraag verstrekt, maar ambtshalve toegekend. Er hoeft voor het ontvangen
van deze bijzondere bekostiging dus geen aanvraag meer te worden ingediend. Het bekostigingsbedrag
wordt gebaseerd op het aantal leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs
dat op 1 oktober 2020 op de school is ingeschreven en uiterlijk op 1 december 2020
in het register onderwijsdeelnemer is opgenomen.
1.2 Wijzigingen ten opzichte van de eerdere regeling voor schooljaar 2020–2021
De belangrijkste inhoudelijke wijziging in deze regeling ten opzichte van de eerdere
regeling voor schooljaar 2021–2022 is de verruiming van de voorwaarden voor bijzondere
en aanvullende bekostiging voor onderwijs aan asielzoekers en overige vreemdelingen
naar aanleiding van het Nationaal Programma Onderwijs. Het doel van het Nationaal
Programma is om leerlingen en studenten te helpen hun gaven en talenten tot bloei
te brengen, ondanks de coronacrisis en de gevolgen daarvan voor het onderwijs. Asielzoekers
en overige vreemdelingen hebben door corona éxtra vertraging opgelopen. Afstandsonderwijs
is voor asielzoekers en overige vreemdelingen extra lastig, omdat zij de Nederlandse
taal nog niet of nauwelijks beheersen. Tevens mist deze groep vaak de begeleiding
door hun ouders, aangezien de ouders in veel gevallen zelf de Nederlandse taal niet
spreken.
Vanwege de uitbraak van COVID-19 in het voorjaar van 2020, is al eerder een verruiming
van een extra kwartaal bekostiging ingevoerd. Daarnaast zijn naar aanleiding van het
Nationaal Programma Onderwijs de voorwaarden voor bijzondere en aanvullende bekostiging
verder verruimd voor peilmoment 1 mei 2021 in het schooljaar 2020–2021. Deze wordt
nu doorgezet voor schooljaar 2021–2022. In die zin dat bekostiging kan worden aangevraagd
voor zowel asielzoekers als overige vreemdelingen die maximaal vier jaar in Nederland
wonen, waar dit eerst gemaximeerd was op twee jaar en drie maanden voor asielzoekers
en één jaar en drie maanden voor overige vreemdelingen. Tevens zijn de bedragen per
leerling gelijkgetrokken voor asielzoekers en overige vreemdelingen in het eerste
jaar. Naast de verlenging tot vier jaar, ontvangen basisscholen daarmee voor de eerste
opvang van overige vreemdelingen een hoger bedrag. De reden hiervoor is dat het wegwerken
van taalachterstanden een even grote opgave is voor overige vreemdelingen als voor
asielzoekers.
Daarnaast wordt in het kader van het Nationaal Onderwijs programma het budget van
samenwerkingsverbanden vo voor lichte en zware ondersteuning tijdelijk verhoogd. De
reden hiervoor is dat het verblijf van leerlingen in het praktijkonderwijs (pro) en
voortgezet speciaal onderwijs (vso) langer is dan gebruikelijk, bijvoorbeeld doordat
er geen stage gevonden kon worden. Voor pro- en vso-leerlingen aangesloten bij een
samenwerkingsverband geldt een vast bedrag voor ondersteuning, dat direct vanuit het
budget van samenwerkingsverbanden wordt bekostigd. Voor pro wordt dat uit het budget
voor lichte ondersteuning bekostigd, bedoeld in artikelen 85b1 en 89a1 van de WVO,
voor vso wordt dat uit budget voor zware ondersteuning bekostigd, bedoeld in artikelen
85b en 89a van de WVO. Doordat leerlingen langer op het pro of vso verblijven, neemt
de totale bekostiging voor ondersteuning vanuit het budget van samenwerkingsverbanden
toe, terwijl het budget van samenwerkingsverbanden niet toeneemt. Hierdoor blijft
er minder budget over voor bijvoorbeeld ondersteuning aan leerlingen op andere scholen
in het vo. Met de tijdelijke ophoging van het budget van samenwerkingsverbanden wordt
dit tegengegaan.
Het extra budget voor samenwerkingsverbanden vo voor leerlingen in het voortgezet
speciaal onderwijs wordt met een prijsverhoging geregeld in deze regeling. Het extra
budget voor samenwerkingsverbanden vo voor leerlingen in het praktijkonderwijs wordt
geregeld met de Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging uitvoering Nationaal
Programma Onderwijs PO en VO.
2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
2.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna
kan in het begin van het schooljaar vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing
van de bedragen worden vastgesteld. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de
bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve
vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
2.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden, zijn de verschillende bekostigingsregelingen
in deze regeling samengebracht. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsumbedragen
daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld. Ook
het bijstellingspercentage van de correctiebedragen in het kader van de vereveningssystematiek
‘passend onderwijs’ wordt in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de WPO en de WEC kan de minister bijzondere bekostiging voor personeelskosten
toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling
zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan bijzondere
bekostiging kan worden aangevraagd. Enige uitzondering hierop betreft de bijzondere
bekostiging in verband met samenvoeging. Deze is opgenomen in een aparte regeling:
de Regeling bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van scholen in het primair
onderwijs en beleidsregel interpretatie samenvoeging in WPO en WEC.
De onderhavige regeling betreft de aanpassing van de bedragen aan het begin van het
schooljaar 2021–2022.
3. Bijzondere omstandigheden
3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen, kan op grond
van artikel 123, tweede lid, WPO of artikel 120, tweede lid, WEC een verzoek indienen
voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich voordoen aan scholen
die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties die niet zijn
geregeld in hoofdstuk 5 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties
die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle
bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen
worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in aanmerking gebracht
zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, WPO of artikel
120, tweede lid, WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2021–2022.
-
• Verzoeken om bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van een bepaalde peildatum
(artikel 32, 33 en 34) die worden ingediend vóór bedoelde peildatum worden afgewezen,
omdat dan de benodigde informatie niet kan worden vastgesteld.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2022 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
3.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: deze worden al bekostigd op grond van de WPO.
-
• Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning
die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien.
3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van scholen voor (v)so in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen.
-
• Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de hoedanigheid van de leerlingen is er op
zichzelf juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten.
Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig
verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel
120, tweede lid, WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen
uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt.
De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om
leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
3.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, WPO voor de periode van 1 augustus
2021 tot 1 augustus 2022 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten
van extra leraren, komen met inachtneming van artikel 116, tweede lid, WPO tevens
in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding. Voor
zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling, wordt bij de toekenning
uitgegaan van € 2.122,14 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s wordt berekend door
de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde gemiddelde personeelslasten
van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling en
de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende
bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de bijzondere
bekostiging wordt toegekend en naar rato van de berekende fte’s.
3.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag wordt in ieder geval vermeld:
-
• het BRIN-nummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking.
In de regeling wordt steeds verwezen naar het daarvoor beschikbaar gestelde formulier
op www.duo.nl. Een aanvraag kan elektronisch worden ingediend via het formulier dat beschikbaar
is na inloggen op het zakelijk portaal. Ook kan een schriftelijk verzoek worden ingediend.
4. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken
lumpsumbedragen personeel voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden
primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel én materieel
voor zware ondersteuning. In hoofdstuk 4 staan de bedragen voor de instellingen cluster
1 en cluster 2. Hoofdstuk 5 bevat de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging
en in hoofdstuk 6 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen.
Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen
en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling,
het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school,
kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
5. Administratieve lasten
De wijzigingen betreffen alleen wijzigingen van prijzen en bedragen en leiden dus
niet tot wijziging van administratieve lasten in vergelijking met eerdere regelingen.
De wijzigingen in bijzondere bekostiging voor justitiële jeugdinrichtingen en instellingen
voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor Cluster 4 en bijzondere bekostiging
ten behoeve van een beloning aan leraren die lesgeven aan leerlingen met het uitstroomprofiel
vervolgonderwijs op een school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd leiden
niet tot een wijziging in administratieve lasten, gelet op het feit dat dit een beperkte
groep is en het slechts een beperkte administratieve handeling is.
6. Prijsaanpassingen
De opgenomen prijsaanpassingen ten opzichte van de definitief vastgestelde bedragen
voor het schooljaar 2020–2021 betreffen de verwerking van de kabinetsbijdrage voor
de loonbijstelling voor 2021 en de verwerking van een correctie op de middelen voor
individuele scholingsrechten. Het kabinet heeft in totaal € 21,2 miljoen vrijgemaakt
voor individuele scholingsrechten, zoals dit ook binnen de sector vo is geregeld.
Deze middelen zijn verwerkt in de prijzen voor schooljaar 2019–2020 en 2020–2021.
Vanaf schooljaar 2021–2022 vervallen deze middelen en vindt er een correctie op de
prijzen plaats.
Ten opzichte van de definitief vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2020–2021,
komt de aanpassing voor de leraren, het onderwijsondersteunend personeel en de schoolleiding
op 0,727%. Ook de aanpassing van alle bedragen personeels- en arbeidsmarktbeleid bedraagt
0,727%. Het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarktbeleid is verhoogd doordat
een deel van de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum is toegevoegd. Bij het sluiten
van de sectorakkoorden is de afspraak gemaakt dat wanneer er op sommige doelen uit
de sectorakkoorden voldoende voortgang zou zijn behaald, (een deel van) de prestatieboxmiddelen
aan de lumpsum konden worden toegevoegd (Kamerstukken II 2020/21, 31 293, nr. 549). Dit geldt voor het po bijvoorbeeld voor de inzet van digitale leermiddelen, onderzoekend
leren, wetenschap en techniek en toptalenten. Er is ruim € 160 miljoen aan de lumpsum
toegevoegd, met een verhoging van het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarkbeleid
van € 110,10 per leerling. De middelen bestemd voor cultuureducatie blijven specifiek
inzichtelijk en betreffen € 16,86 per leerling. Daarnaast is in schooljaar 2021–2022,
net als in schooljaar 2020–2021, het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarkt
verhoogd in verband met het versneld inzetten van de werkdrukmiddelen. Het bedrag
per leerling voor werkdruk in voor het basisonderwijs bedraagt € 258,67 per leerling,
het bedrag per leerling in het speciaal basisonderwijs bedraagt € 388,01 per leerling
en het bedrag per leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs bedraagt € 517,34.
Deze bedragen zijn onderdeel van het bedrag per leerling voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
II. Artikelsgewijs
Artikelen 7, 14 en 19
Het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarktbeleid is verhoogd met € 110,10
per leerling doordat een deel van de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum is toegevoegd.
In het bedrag is per leerling een bedrag van € 16,86 opgenomen voor cultuureducatie.
Daarnaast is in schooljaar 2021–2022, net als in schooljaar 2020–2021, het bedrag
per leerling voor personeel en arbeidsmarkt verhoogd in verband met het versneld inzetten
van de werkdrukmiddelen. Het bedrag per leerling voor werkdruk bedraagt in voor het
basisonderwijs € 258,67 per leerling, in het speciaal basisonderwijs € 388,01 per
leerling en in het (voortgezet) speciaal onderwijs € 517,34 per leerling. Deze bedragen
zijn onderdeel van het bedrag per leerling voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Artikelen 22 en 23
In de voor schooljaar 2021–2022 vastgestelde bedragen voor zware ondersteuning PO
en VO, is een bedrag van € 14,18 per leerling meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen.
Daarnaast is in het kader van het Nationaal Onderwijs programma het budget van samenwerkingsverbanden
vo tijdelijk verhoogd met € 17,56 per leerling.
Artikel 28
Dit artikel zorgt er voor dat in gevallen waarin een indieningstermijn eindigt in
een weekend of een algemeen erkende feestdag ook de aanvragen die bij DUO bezorgd
worden op de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag
is nog als tijdig aangemerkt kunnen worden. Daarnaast is voor de peildata in de artikelen
32, 33 en 34 geregeld dat als deze in een weekend of op een feestdag vallen de eerstvolgende
dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is als peildatum gehanteerd
kan worden.
Artikelen 29 tot en met 35 en 37
Het bevoegd gezag hoeft alleen de gevraagde aantallen en gegevens op te sturen naar
DUO. Het is niet de bedoeling om persoonsgegevens als bijlage mee te sturen.
Artikel 30
Vanwege de gevoeligheid rondom het registreren van etniciteit van leerlingen met een
culturele achtergrond van Roma en Sinti is besloten om het hanteren van een bewijsstuk,
zoals de ouderverklaring of het noteren van etniciteit in de leerlingadministratie,
te laten vervallen.
Artikel 31
De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis
van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De
toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte
(exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.
Artikel 32 tot en 34
Voor de artikelen 32 tot en 34 worden geen bewijsstukken meer opgeslagen in de leerlingenadministratie.
De bewijsstukken waren bedoeld om de verblijfsstatus en de datum van binnenkomst in
Nederland aan te kunnen tonen indien er een controle werd uitgevoerd. Vanwege de privacygevoeligheid
van de gevraagde informatie en vanwege de hoge administratieve lasten voor scholen
is besloten deze bewijslast te laten vervallen tot er een structurele oplossing is
gevonden. Bewijsstukken hoeven niet meer in de leerlingenadministratie te worden opgeslagen,
om zo de persoonsgegevens van ouders en leerlingen beter te beschermen. Wel moet in
de aanvraag nog steeds worden opgegeven hoeveel asielzoekers en/of overige vreemdelingen
op de school onderwijs ontvangen. Hierop kunnen nog steeds controles worden uitgevoerd.
De school hoeft daarbij dan geen bewijsstukken te overleggen, maar in plaats daarvan
worden dan bijvoorbeeld reeds bij de overheid bekende gegevens gebruikt om de aanvragen
op juistheid te controleren. De doelgroep blijft ongewijzigd en bestaat nog steeds
uit asielzoekers (inclusief asielstatushouders) enerzijds en overige vreemdelingen
anderzijds.
Artikel 36
Om als vestiging verbonden aan een GJI-instelling voor bijzondere bekostiging op basis
van dit artikel in aanmerking te komen dienen op de vestiging alleen leerlingen van
de betrokken GJI-instelling ingeschreven te zijn. Indien ook andere leerlingen op
deze vestiging zijn ingeschreven, wordt de vestiging geacht niet te voldoen aan de
voorwaarden in dit artikel.
De wijziging, beschreven in paragraaf 1.1 van het Algemene deel van deze toelichting,
leidt tot de volgende aanpassingen in dit artikel. In het derde lid wordt geregeld
dat, zoals gebruikelijk, de bekostiging voor het schooljaar 2021–2022 wordt vastgesteld
op grond van de capaciteit die op 1 januari 2021 door de betreffende ministers aan
de vestiging is toegekend. Deze bekostiging wordt berekend op schoolniveau op grond
van de capaciteit van alle vestigingen van de school die zijn verbonden aan een JJI
of GJI. Dit is conform de geldende uitvoeringswerkelijkheid en in de terminologie
van dit artikel nu verduidelijkt.
In het vijfde lid wordt geregeld dat, op grond van de door de betreffende ministers
toegekende capaciteit op 1 januari 2022, de bekostiging wordt aangepast aan deze actuele
capaciteit voor de maanden januari tot en met juli 2022.
Artikel 37
In de brief Voortgang onderwijs-zorg van 30 oktober 2019 is aangekondigd dat het beschikbare budget voor leerlingen met
een ernstig meervoudige beperking in de jaren 2020, 2021 en 2022 tijdelijk wordt verhoogd
met € 5 miljoen (Kamerstukken II, 2019/20, 31 497, nr. 334). Voor schooljaar 2021–2022 is er € 10 miljoen beschikbaar.
Artikel 38
Artikel 38 dient zodat instellingen of scholen in het voortgezet speciaal onderwijs
die het uitstroomprofiel vervolgonderwijs aanbieden een beroep kunnen doen op bijzondere
bekostiging ten behoeve van een beloning aan leraren die lesgeven aan leerlingen met
het uitstroomprofiel vervolgonderwijs op een school waar voortgezet speciaal onderwijs
wordt verzorgd. Met ingang van schooljaar 2021–2022 wordt deze bijzondere bekostiging
niet meer op aanvraag verstrekt, maar ambtshalve toegekend. Er hoeft voor het ontvangen
van deze bijzondere bekostiging dus geen aanvraag meer te worden ingediend. Het bekostigingsbedrag
wordt gebaseerd op het aantal leerlingen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs
dat op 1 oktober 2020 op de instelling of school is ingeschreven en uiterlijk op 1 december
2020 in het register onderwijsdeelnemers is opgenomen.
Artikel 40
Met ingang van schooljaar 2021–2022 worden middelen verstrekt voor professionalisering
en begeleiding startende leraren en schoolleiders. Scholen ontvangen een bedrag per
leerling. Deze doelen komen in de plaats voor de doelen zoals opgenomen in het sectorakkoord.
Dit sectorakkoord is geëindigd in 2020.
Artikel 43
Gelet op artikel 9.1, derde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt
in artikel 43 van deze regeling bepaald dat de op grond van deze regeling verstrekte
bekostiging vrij besteedbaar is (binnen de doelen waarvoor bekostiging aan de school
wordt verstrekt). Dit is in lijn met het lumpsum-principe. Verantwoording vindt plaats
overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob