Regeling van 21 juni 2021, nr. 3366665 houdende voorschriften voor de beveiliging op de luchthavens van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Regeling beveiliging burgerluchtvaart BES 2021)

De Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 22g, derde lid, 22l, 22p, 22q, eerste lid, onder c en d, 22s, 22x, tweede lid, en 22y, tweede lid, van de Luchtvaartwet BES;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder wet: de Luchtvaartwet BES.

Artikel 2

  • 1. De aanvraag om instemming van de ingebruikname van detectieapparatuur, bedoeld in artikel 22l, vierde lid, van de wet, wordt door de exploitant van een luchtvaartterrein, door tussenkomst van de commandant van de Koninklijke marechaussee ingediend bij de Minister van Justitie en Veiligheid.

  • 2. Met het oog op de instemming door de Minister van Justitie en Veiligheid adviseert de commandant van de Koninklijke marechaussee de Minister van Justitie en Veiligheid over de ingebruikname van de detectieapparatuur.

Artikel 3

Een beveiligingscontrole als bedoeld in artikel 22q, eerste lid, onder c en d, van de wet wordt verricht indien bij een verhoogde dreiging op grond van een risicoanalyse de Minister van Justitie en Veiligheid daartoe beslist.

Artikel 4

Verboden voorwerpen als bedoeld in artikel 22s, onder b, van de wet kunnen slechts aan boord van een luchtvaartuig worden gebracht indien:

  • a. deze verboden voorwerpen zodanig zijn verpakt dat onmiddellijk gebruik onmogelijk is;

  • b. deze verboden voorwerpen buiten het bereik van passagiers worden opgeborgen;

  • c. de Minister van Justitie en Veiligheid toestemming heeft verleend om het voorwerp mee te nemen;

  • d. de luchtvaartmaatschappij voordat de passagiers aan boord gaan van het luchtvaartuig informatie heeft ontvangen over de passagier die het betreffende voorwerp wil meenemen alsmede over het voorwerp zelf; en

  • e. de toepasselijke veiligheidsregels, bedoeld in de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht BES, worden nageleefd.

Artikel 5

Indien ruimbagage van een passagier gescheiden is geraakt ten gevolge van buiten de wil van de passagier gelegen omstandigheden, is de luchtvaartmaatschappij vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in artikel 22p, eerste lid, van de wet, mits deze ruimbagage is gecontroleerd.

Artikel 6

  • 1. De Minister van Justitie en Veiligheid verleent mandaat en machtiging voor de uitoefening van de volgende bevoegdheden en het verrichten van daarbij behorende overige handelingen aan de commandant van de Koninklijke marechaussee:

    • a. het bij wijze van bestuursdwang verbieden en beletten van het opstijgen van een luchtvaartuig, bedoeld in artikel 22g, tweede lid, van de wet;

    • b. het opleggen van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 22x, eerste lid, van de wet;

    • c. het behandelen van een klacht als bedoeld in artikel 22y, eerste lid, van de wet.

  • 2. De commandant van de Koninklijke marechaussee kan voor de aangelegenheden bedoeld in het eerste lid, ondermandaat en machtiging verlenen aan de onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 7

De Regeling Beveiliging Burgerluchtvaart BES wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beveiliging burgerluchtvaart BES 2021.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop de Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008 in werking treedt.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

I. Algemeen

De onderhavige regeling vervangt de Regeling Beveiliging Burgerluchtvaart BES. Aanpassing van deze regeling is nodig vanwege de inwerkingtreding van de Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008 (Stb. 2019, 179) waarin basisnormen zijn opgenomen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart. Deze wet wijzigt de Luchtvaartwet op een zodanige wijze dat verwijzingen in de Luchtvaartwet BES naar bepalingen in de Luchtvaartwet met zich zouden brengen dat een ander beveiligingsregime zou gaan gelden op de luchthavens op de BES-eilanden. Opdat er een passend beveiligingsniveau op de luchthavens op de BES in stand blijft is de Luchtvaartwet BES zodanig aangepast dat dit materieel gezien het geval is. Daarbij is ervoor zorg gedragen dat hoofdstuk IV van de Luchtvaartwet BES beter aansluit bij de verplichtingen op grond van Annex 17 van het Verdrag van Chicago (Stb. 1947, 165).

Dit betekent dat in de onderhavige regeling bepalingen moeten worden opgenomen inzake de controle van passagiers en inzake het op gepaste wijze vervoeren van verboden voorwerpen. In de onderhavige Regeling beveiliging burgerluchtvaart BES 2021 wordt hieraan uitvoering gegeven. Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij hetgeen is geregeld in de Luchtvaartwet en de daarop gebaseerde wettelijke regelingen. Alleen indien dit voor de luchthavens op de BES onevenredig zware eisen met zich brengt, is hiervan met inachtneming van het Verdrag van Chicago afgeweken en wordt een adequaat niveau van beveiliging via alternatieve maatregelen geregeld.

In dit kader past dat de vrijstellingen van beveiligingsmaatregelen op de luchthavens van Sint Eustatius en Saba die voorheen in de regeling waren opgenomen, komen te vervallen. De afgelopen jaren is er veel aandacht besteed aan de beveiligingscontroles. Bij de intensivering van deze beveiligingscontroles is rekening gehouden met de relatief beperkte aantallen passagiers op de luchthavens van Sint Eustatius en Saba in vergelijking met andere internationale luchthavens. Dit heeft ertoe geleid dat het niet op voorhand nodig was te investeren in de capaciteit maar meer in de kwaliteit van de uitvoering van de beveiligingscontroles. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn om die reden cursussen verzorgd met inachtneming van de eisen die worden gesteld in het Verdrag van Chicago. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke kwaliteitsimpuls bij de uitvoering van de beveiligingscontroles. Evenals in Europees Nederland is er voortdurende aandacht voor de kwaliteit van deze controles.

Artikel 2

Detectieapparatuur wordt door exploitanten van een luchtvaartterrein ingezet voor het uitvoeren van beveiligingscontroles. Dergelijke apparatuur moet geschikt zijn voor een juiste uitvoering van die beveiligingscontroles. Om die reden is instemming nodig van de Minister van Justitie en Veiligheid om de apparatuur in gebruik te nemen (artikel 22l, vierde lid, van de Luchtvaartwet BES). De aanvraag om instemming wordt door de exploitant van het luchtvaartterrein, door tussenkomst van de commandant van de Koninklijke marechaussee ingediend bij de Minister van Justitie en Veiligheid. De commandant adviseert de minister of de apparatuur geschikt is om een beveiligingscontrole adequaat te kunnen uitvoeren.

Artikel 3

Op grond van artikel 22q, eerste lid, onder c en d, van de Luchtvaartwet BES bepaalt de Minister van Justitie en Veiligheid in welke gevallen de beveiligingscontrole van de passagiers en hun bagage moet worden aangescherpt. In artikel 3 is bepaald dat de Minister van Justitie en Veiligheid op basis van een risicoanalyse kan beslissen tot een verdergaande vorm van controle van de passagiers en hun handbagage. De risicoanalyse wordt in de praktijk uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. In overleg met de commandant van de Koninklijke marechaussee wordt de toepassing van de controle-instrumenten bepaald en volgend daarop een aanwijzing gegeven aan de luchthavenexploitant. De aanwijzing is gebaseerd op artikel 22c van de Luchtvaartwet BES.

Artikel 4

Artikel 4 regelt onder welke voorwaarden verboden voorwerpen aan boord van een vliegtuig mogen worden gebracht. Deze bepaling is ontleend aan artikel 4 van de Regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart 2021. In laatstgenoemde regeling wordt uitvoering gegeven aan de vereisten die worden gesteld in de bijlage bij EU-verordening 2015/1998. Aangezien deze verordening niet van toepassing is in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn de voorwaarden voor het aan boord mogen nemen van verboden voorwerpen nader geduid in deze regeling. Het is daarbij het streven de voorwaarden in Nederland en in de BES zo veel mogelijk gelijk te houden waarbij met inachtneming van het Verdrag van Chicago rekening wordt gehouden met de omstandigheden van het geval. Deze voorwaarden hebben tot doel op een zo veilig mogelijke wijze verboden voorwerpen te vervoeren in de lucht. Daarvoor is het noodzakelijk dat ze veilig zijn verpakt en dat de passagiers er gedurende de vlucht niet bij kunnen (onderdelen a en b). Om dit te kunnen controleren is van belang dat de passagier die een verboden voorwerp wil meenemen bij zijn vlucht dit aangeeft bij de luchtvaartmaatschappij (onderdeel d). Indien de veiligheid gedurende het vervoer in de lucht in voldoende mate is geborgd, geeft de commandant van de Koninklijke marechaussee namens de Minister van Justitie en Veiligheid toestemming tot dit vervoer (onderdeel c). Daarbij wordt ook rekening gehouden met de eisen die voortvloeien uit de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht BES en die betrekking hebben op de veiligheidseisen die moeten worden gesteld aan het vervoer van het desbetreffende voorwerp als zodanig. Daarbij kan gedacht worden aan het type verpakking dat noodzakelijk is voor een veilig vervoer (onderdeel e).

Indien het gaat om een wapen dat vervoerd moet worden, meldt degene die dit wapen wil inchecken zich bij de Koninklijke marechaussee en de Douane. Beide diensten controleren of deze persoon bevoegd is om het wapen te vervoeren. Indien dit het geval is, is vervolgens de luchtvaartmaatschappij verantwoordelijk voor het juiste vervoer van het wapen en de daarbij behorende munitie.

Artikel 5

Artikel 22p, eerste lid, van de Luchtvaartwet BES bepaalt dat ruimbagage niet aan boord mag van een luchtvaartuig als die niet toebehoort aan een meereizende passagier, tenzij de Minister van Justitie en Veiligheid hiervan vrijstelling heeft verleend. Artikel 5 van onderhavige regeling bevat een dergelijke vrijstelling: voor de gevallen waarin de ruimbagage van de passagier gescheiden is geraakt door redenen buiten zijn wil, wordt thans bepaald dat deze ruimbagage wel mee aan boord mag. Uiteraard moet dan wel eerst deze bagage, net als alle andere bagage, zijn gecontroleerd.

Artikel 6

Evenals in Europees Nederland wordt ook op de BES een aantal taken die in de wet zijn neergelegd, gemandateerd aan de commandant van de Koninklijke marechaussee. Het betreft hier de bevoegdheden tot het verbieden of beletten van het opstijgen van een luchtvaartuig, bedoeld in artikel 22g, tweede lid, van de wet, de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom alsmede de behandeling van klachten tegen beveiligingspersoneel als bedoeld in artikel 22x, eerste lid, respectievelijk artikel 22y, eerste lid.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop de Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008 (Stb. 2019, 179) in werking treedt.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven