Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2021, 33409 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2021, 33409 | Besluiten van algemene strekking |
Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 6 Wet RO
Aan: College van procureurs-generaal
Van: Hoofden van de OM-onderdelen
Registratienummer: 2021A001
Datum inwerkingtreding: 01-07-2021
Publicatie in Stcrt.: PM
Vervallen: Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling (2020A010)
Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging
(2020A007), Aanwijzing kader voor toepassing van voorwaarden, gedragsaanwijzingen en maatregelen (2020A008)
Wetsbepalingen: Boek 6 Wetboek van Strafvordering; Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen
Deze aanwijzing geeft nadere regels voor de toepassing van de wettelijke regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Die regeling is ingrijpend gewijzigd met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen. De aanwijzing gaat in op de taken die het openbaar ministerie heeft en de verdeling van deze taken binnen het OM. Deze aanwijzing geeft algemene regels voor de toepassing van de huidige (deel 1) en de vorige v.i.-regeling (deel 2), alsmede voor de situaties waarin sprake is van samenloop (deel 3, overgangsrecht Wet straffen en beschermen).
Aan het eind van hun vrijheidsstraf keren veroordeelden terug in de maatschappij. Het is zowel in het belang van de veroordeelde als van de samenleving, dat die terugkeer geleidelijk en verantwoord verloopt, met zo min mogelijk kans op herhaling van een strafbaar feit. Daarom is het verblijf in de penitentiaire inrichting dusdanig ingericht dat gedetineerden vanaf het begin van de detentie werken aan een delictvrije toekomst buiten de gevangenismuren. De tenuitvoerlegging van bepaalde vrijheidsstraffen kan vervolgens met een periode van voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) worden afgesloten. Het OM vervult een aantal belangrijke taken in de onderscheidenlijke v.i.-regelingen. Met inachtneming van het wettelijk kader komt het steeds zelfstandig en onafhankelijk tot een afweging van alle in aanmerking komende belangen.
Met de op 1 juli 2021 in werking getreden Wet straffen en beschermen (Stb. 2020, 2241) is de v.i.-regeling uit 2008 ingrijpend gewijzigd. Het betreft – in het kort – de volgende wijzigingen:
– V.i. wordt niet langer van rechtswege verleend, maar kan worden verleend op basis van een individuele beoordeling van de veroordeelde.
– De duur van de v.i.-periode is niet langer dan twee jaar.
– Het OM beslist over het verlenen en herroepen van de v.i. Het OM kan de beslissing over de verlening uitstellen (art. 6:2:13 Sv).
– Bij de beslissing over het verlenen van v.i. worden de in de wet genoemde aspecten gedrag, risico’s en slachtofferbelangen betrokken.
– Indien geen v.i. is verleend, kan de veroordeelde later het OM verzoeken om alsnog voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld.
– De veroordeelde kan bij de rechter een bezwaarschrift indienen tegen de beslissingen van het OM om geen v.i. te verlenen, de beslissing over het al dan niet verlenen van v.i. uit te stellen en de beslissing om de v.i. (gedeeltelijk) te herroepen. Tegen de aan de v.i. verbonden voorwaarden staat geen bezwaar open.
– Op veroordelingen in laatste feitelijke instantie uitgesproken voor 1 juli 2021 is de toenmalige v.i.-regeling van toepassing.
– De regelingen voor de detentiefasering en de v.i. sluiten beter op elkaar aan. Het kader waarbinnen DJI vrijheden kan verlenen aan gedetineerden, is herzien. Het penitentiair programma is voortaan gereserveerd voor gedetineerden die op basis van de duur van hun straf niet voor v.i. in aanmerking komen.
Deze aanwijzing bestaat uit drie delen.
– Veroordelingen tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen die zijn uitgesproken vanaf 1 juli 2021: deel I.
– Veroordelingen tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen die in laatste feitelijke instantie zijn uitgesproken voor 1 juli 2021: deel II.
– Samenloop van onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen (gedeeltelijk voor en vanaf 1 juli 2021): deel III.
De in dit deel beschreven v.i.-regeling geldt voor veroordelingen tot vrijheidsstraffen die zijn uitgesproken vanaf (op of na) 1 juli 2021.2 Zij is van toepassing op geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen met een duur van meer dan één jaar.3 Voor vrijheidsstraffen met een duur tussen één jaar en twee jaar kan v.i. plaatsvinden wanneer de vrijheidsbeneming ten minste één jaar heeft geduurd en van het nog ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf een derde is ondergaan (art. 6:2:10, eerste lid, onder a, Sv). Voor vrijheidsstraffen met een duur van twee jaar of meer kan de v.i. plaatsvinden vanaf het moment dat twee derde van de straf is ondergaan, waarbij de v.i. – anders dan in de vorige regeling – maximaal twee jaar bedraagt (art. 6:2:10, eerste lid, onder b, Sv).4 De v.i. ziet daarmee ten hoogste op de laatste twee jaar van de betreffende straf.
Indien een veroordeelde meerdere straffen heeft te ondergaan, worden deze zo mogelijk aaneensluitend ten uitvoer gelegd.5 Alleen geheel onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen straffen worden gezamenlijk als één vrijheidsstraf aangemerkt (art. 6:2:6 onder a Sv). De v.i. wordt verleend over het totaal indien de duur hiervan meer dan een jaar bedraagt. In geval van samenloop bij de tenuitvoerlegging van straffen die in laatste feitelijke instantie voor en na inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen zijn uitgesproken, moet rekening worden gehouden met de toepasselijkheid van twee regimes (zie deel III).
De v.i.-regeling is niet van toepassing in het geval van/bij:
1. (de tenuitvoerlegging van) voorwaardelijke of deels voorwaardelijke veroordelingen tot vrijheidsstraffen;
Na toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt geen v.i. berekend over een alsnog ten uitvoer te leggen straf(deel);
2. jeugdigen veroordeeld tot jeugddetentie;
Jeugdigen veroordeeld tot jeugddetentie kunnen immers door de rechter te allen tijde in vrijheid gesteld worden (art. 6:6:28 Sv). Op jeugddetentie die is omgezet in een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf is de v.i.-regeling wel van toepassing (mits die gevangenisstraf dus meer dan één jaar bedraagt);
3. vreemdelingen zonder bestendig rechtmatig verblijf;
Vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben in Nederland in de zin van art. 8, onder a tot en met e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 komen niet voor v.i. in aanmerking. Als een vreemdeling, naar aanleiding van een aanvraag die is ingediend voor het moment als bedoeld in art. 6:2:10, eerste of vierde lid Sv, alsnog bestendig rechtmatig verblijf wordt toegestaan valt hij onder het bereik van de v.i.-regeling. Ook als het bestendige rechtmatige verblijf wordt verkregen na de daarin bedoelde datum.
4. levenslanggestraften.
Het OM heeft een aantal belangrijke taken in het kader van de gewijzigde v.i.-regeling. Het merendeel van deze taken is centraal belegd bij de Centrale voorziening v.i. (hierna: CVv.i.). De CVv.i. is ondergebracht bij het Ressortsparket Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem.
De CVv.i. beoordeelt in iedere v.i.-waardige zaak op basis van de wettelijke criteria of v.i. wordt verleend dan wel of de beslissing daarover wordt uitgesteld. Eventuele invrijheidstelling geschiedt altijd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Voor zover noodzakelijk en proportioneel kan de CVv.i. daarnaast aan de v.i. bijzondere voorwaarden verbinden. Indien er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de veroordeelde de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd of de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd, kan de CVv.i. de v.i. (deels) herroepen. Verder adviseert de CVv.i. de parketten over ingekomen bezwaarschriften. De CVv.i. beoordeelt tevens of er grond is om de verlenging van de proeftijd te vorderen.
De CVv.i. kan verder adviseren over een gratieverzoek ten aanzien van een straf waarover v.i. is verleend, de beslissing daarover is uitgesteld of de v.i. is herroepen.
Uitgangspunt is dat aan het OM door het CJIB namens de minister tijdig een toereikend dossier beschikbaar wordt gesteld, dat alle informatie bevat om in redelijkheid tot een goede afweging van de betrokken belangen te komen. Het reguliere dossier6 bestaat onder meer uit:
– Advies van DJI;
DJI informeert het OM over het detentieverloop. In het advies wordt gereflecteerd op het gedrag tijdens detentie en in relatie tot het detentie- en re-integratieplan.7 Het advies bevat informatie over de opgedane ervaring met eventuele verloven en daaraan verbonden voorwaarden. Het advies van DJI geeft verder aan op welke wijze tijdens de detentie rekening is gehouden met de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen.
– Advies van de reclassering;
De reclassering adviseert onder meer over aanwezige risico’s en of deze effectief beperkt en beheerst kunnen worden door aan de v.i. een aantal bijzondere voorwaarden te verbinden. Het advies bevat in elk geval een zienswijze van de veroordeelde omtrent de mogelijk te verlenen v.i. en daaraan eventueel te verbinden voorwaarden. Het advies vermeldt tevens of bij een eventuele invrijheidstelling een aanvaardbaar verblijfadres voor veroordeelde beschikbaar is.
– Informatie van het CJIB;
Het CJIB voegt informatie toe aan het dossier over eventuele openstaande straffen en maatregelen, lopende betalingsregelingen (in het kader van schadevergoedingsmaatregel) en eventuele andere relevante informatie waar het over beschikt.
– Informatie over de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, waaronder schriftelijke verklaringen en (in geval van een spreekrechtwaardig delict) verslagen van een eventuele mondelinge toelichting8;
– Advies van het lokaal parket en/of de rechter;
In voorkomende gevallen wordt een eerder door het OM uitgebracht advies (als bedoeld in art. 6:1:10 Sv) bij het dossier gevoegd. In zaken waaraan voor 1 januari 2020 de executie-indicator is toegekend, wordt het lokale OM om advies gevraagd. Indien de rechter bij zijn beslissing een advies heeft gegeven omtrent de tenuitvoerlegging, dat relevant is voor de (verlening van de) v.i., wordt dit eveneens in het dossier gevoegd (art. 6:1:11, derde lid Sv)
– Basisinformatie.
Het dossier geeft onder meer inzicht in de geregistreerde detentie, de berekening van de mogelijke v.i.-datum(s) en openstaande straffen. Het bevat een overzicht van de BRP en justitiële documentatie.
In hun adviezen betrekken DJI en de reclassering de wettelijke criteria (zie par. 4.1.) en het beleid van het OM (zoals deze aanwijzing). Zij gaan in op de geschiktheid van de veroordeelde om in de samenleving terug te keren. In het geval er sprake is van bijzonderheden ten aanzien van de persoon van de veroordeelde, het delict of de delicten waarvoor hij veroordeeld is of de omgeving van de veroordeelde, besteden zij hieraan aandacht in het advies.
Indien het dossier onvolledig is of anderszins aanvulling behoeft (bijv. in de vorm van verdiepingsdiagnostiek of forensische rapportage) dan wordt hierin op aangeven van het OM zo spoedig mogelijk voorzien. Wanneer dat op korte termijn niet mogelijk is en het OM over onvoldoende informatie beschikt om tot een afweging van de belangen te komen, dan kan het OM de beslissing over de v.i.-verlening voor een bepaalde periode uitstellen (zie par. 4.3).
Het College van procureurs-generaal heeft het Adviescollege Voorwaardelijke Invrijheidstelling (hierna: AVI) ingesteld om de CVv.i. te adviseren in zware en complexe zaken. Het AVI levert met zijn advies een onafhankelijke bijdrage aan het interne beraad van de CVv.i. Het adviseert de betrokken advocaten-generaal over zowel de toekenning van de v.i. als de eventueel hieraan te verbinden bijzondere voorwaarden. Het AVI vervult geen rol bij andere beslissingen in het kader van de v.i. (zoals herroeping).
Bij de advisering zijn de wettelijke criteria en het beleid van het OM (zoals deze aanwijzing) leidend. Het advies van het AVI is niet bindend. De advocaten-generaal bij de CVv.i. komen zelfstandig tot een beslissing.
De inzet van het AVI richt zich op:
a. zaken waarin sprake is van een veroordeelde als bedoeld in art. 38z, eerste lid, aanhef en onder b en c, van het Wetboek van Strafrecht (zogenaamde ‘Wlt-zaken’) en een gevangenisstraf is opgelegd van meer dan zes jaar9;
b. zaken waarin veroordeeld is voor strafbare feiten, gepleegd met een terroristisch oogmerk;
c. zaken waarin veroordeeld is voor een zedendelict en een gevangenisstraf is opgelegd van meer dan twee jaar;
d. zaken waarin veroordeelde heeft geweigerd mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek.
Indien daartoe de noodzaak aanwezig wordt geacht, kan ook in andere zaken om advies worden gevraagd. Bijvoorbeeld als de achtergrond van het delict, zoals eerwraak, specifieke expertise vergt. Inzet van het AVI ligt niet in de rede wanneer sprake is van spoed.10 De CVv.i. beslist of advies wordt ingewonnen.
Het OM beslist over het al dan niet verlenen van de v.i. Bij de beslissing worden de in de wet genoemde aspecten (par. 4.1.) en contra-indicaties (par. 4.2.) betrokken. De beslissing kan inhouden dat de beslissing over de verlening wordt uitgesteld (par. 4.3.).
Bij de beslissing over het verlenen van de v.i. worden in ieder geval de aspecten genoemd in art. 6:2:10, derde lid Sv, betrokken: gedrag, risico’s en belangen van ‘slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen’.
Bij de beslissing wordt gekeken naar ‘de mate waarin en de wijze waarop de veroordeelde door zijn gedrag heeft doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving’. Het gaat daarbij niet alleen om de afwezigheid van wangedrag, maar met name om de aanwezigheid van gewenst gedrag: de gedetineerde geeft met zijn opstelling blijk bereid te zijn te werken aan een geslaagde terugkeer in de samenleving.
Het detentieverloop, in het bijzonder de ervaringen die door DJI zijn opgedaan met externe vrijheden die aan de gedetineerde zijn toegekend, speelt hierbij een rol (bijvoorbeeld het zich houden aan een contactverbod). Het gaat hierbij om het gedrag gedurende de gehele detentie. De detentieperiode kan ook andere straffen en maatregelen omvatten dan de straf die centraal staat in de v.i.-beslissing. Indien de veroordeelde zich heeft onttrokken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel, of dit gepoogd heeft, weegt dit mee.11 Indien de veroordeelde op het moment dat de beslissing over de v.i. actueel is, niet is gedetineerd (bijvoorbeeld door opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis), dan wordt de tijd die hij in vrijheid heeft doorgebracht en het verloop daarvan betrokken bij de afweging.
Bij de beslissing om v.i. te verlenen kijkt de CVv.i. naar ‘de mogelijkheden om eventuele aan de invrijheidstelling verbonden risico’s te beperken en beheersen’. Voor zover noodzakelijk en proportioneel kan zij daartoe bijzondere voorwaarden stellen (zie par. 5).
Relevant hierbij is dat de resocialisatie van de veroordeelde niet pas bij de v.i. start. Al tijdens de gevangenschap wordt een gedetineerde in de gelegenheid gesteld om gericht te werken aan zijn re-integratie. Daartoe kan hem bij gewenst gedrag re-integratieverlof worden verleend. Dat kan bijvoorbeeld verlof zijn om overdag buiten de inrichting te werken, een zorgtraject te volgen of om praktische zaken voor de re-integratie te regelen.12 Omdat aan een veroordeelde derhalve vooruitlopend op de v.i. al bepaalde vrijheden (zoals langdurend re-integratieverlof) toegekend kunnen zijn, wordt bij de inschatting van risico’s het detentieverloop (inclusief gedrag tijdens verloven) nadrukkelijk betrokken.13 Indien de veroordeelde op het moment dat de beslissing over de v.i. actueel is niet is gedetineerd, dan betrekt de CVv.i. de tijd die hij in vrijheid heeft doorgebracht en het verloop daarvan bij de afweging, evenals eventuele voorwaarden die aan de schorsing van de voorlopige hechtenis waren verbonden.
Bij de beslissing over de verlening van de v.i. wordt, waar dit aan de orde is, rekening gehouden met de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen.14 Slachtoffers en nabestaanden zijn de personen genoemd in art. 51a Sv. Relevante personen zijn andere personen die aantoonbaar betrokken zijn (geweest) bij een strafzaak rond de veroordeelde of die in een directe relatie staan tot de veroordeelde, en wier persoonlijke belangen rechtstreeks geraakt worden door de eventuele invrijheidstelling. Hierbij gaat het enerzijds om personen die van de veroordeelde afhankelijk zijn en anderzijds om personen die een concrete beschermingsbehoefte in relatie tot de v.i. hebben.
Bij personen die van de veroordeelde afhankelijk zijn, gaat het om kinderen van de veroordeelde en anderen die afhankelijk zijn van diens zorg. De belangen van deze personen kan de veroordeelde kenbaar maken in zijn contact met DJI of de reclassering, dan wel in zijn zienswijze op de v.i. meegeven. Van de veroordeelde kan worden verlangd het belang te onderbouwen (bijv. door aan te tonen dat hij het wettelijk gezag over een kind heeft).
Relevante personen zijn daarnaast personen die formeel geen slachtoffer of nabestaande zijn, maar wel een concrete en legitieme beschermingsbehoefte in relatie tot de v.i. hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om personen die de veroordeelde persoonlijk kennen of betrokken waren bij een strafzaak tegen hem (zoals getuigen) en die een actuele, objectief gerechtvaardigde vrees hebben voor hun (fysieke) veiligheid. Van hen kan worden verlangd het belang te onderbouwen. Deze personen kunnen zich melden. Indien zij al bekend zijn in de keten, worden zij mogelijk ook (desgewenst) benaderd voor het geven van een actuele zienswijze.15
Belangen kunnen enkel mee worden gewogen voor zover deze tijdig bekend zijn en objectief bepaald kunnen worden. Het meewegen van belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen gaat niet zover dat ieder gevoel van onbehagen of onbegrip aanleiding is om geen v.i. te verlenen.16 De mogelijkheid om een zienswijze te geven (zie par. 3.1.) is voornamelijk bedoeld om een concrete beschermingsbehoefte onder de aandacht te brengen bij de CVv.i. Deze informatie heeft daarmee primair betrekking op eventueel aan de v.i. te verbinden bijzondere voorwaarden, ter bescherming van betrokkenen.
Bij de afweging over de v.i. spelen daarnaast inspanningen van de veroordeelde om de door het strafbare feit veroorzaakte schade te vergoeden een rol.
De CVv.i. beoordeelt op basis van het dossier of een veroordeelde voor v.i. in aanmerking komt. De toepassing van de v.i.-regeling vraagt om een persoonsgerichte beoordeling. Ook veroordeelden met beperkingen, zoals een verstandelijke beperking of psychische problematiek, kunnen voor v.i. in aanmerking komen. Bij de afweging betrekt het OM onder andere de volgende contra-indicaties.
Indien de veroordeelde opnieuw wordt verdacht van een misdrijf dan wel inmiddels een veroordeling is uitgesproken ter zake van een (soortgelijk of ernstig) misdrijf kan dat ongeacht onherroepelijkheid aanleiding vormen om geen v.i. te verlenen of de beslissing over verlening uit te stellen.
Als (recent) sprake is geweest van een onttrekking met (dreiging met) geweld is dat reden om (nog) geen v.i. te verlenen. Ook als de onttrekking niet voltooid is, wordt hiertoe in beginsel overgegaan. Dit geldt eveneens wanneer een veroordeelde zich onttrekt uit een situatie waarin hij met toestemming buiten de inrichting verblijft en daarbij wordt begeleid of bewaakt of onder direct toezicht staat. Een onttrekking aan incidenteel verlof onder bewaking is een voorbeeld van een dergelijke situatie. Ook overige (pogingen tot) onttrekkingen kunnen aanleiding zijn om de v.i. niet te verlenen of een beslissing over verlening uit te stellen.
Is de veroordeelde bij voorbaat niet bereid de algemene voorwaarde of bijzondere voorwaarden na te leven dan vormt dit een contra-indicatie voor de verlening. Dat geldt ook indien de veroordeelde niet meewerkt aan een diagnose of rapportage en risico’s (met name het recidiverisico) niet op andere wijze kunnen worden vastgesteld.17 Indien de risico’s voor de samenleving niet te ondervangen zijn met de algemene en bijzondere voorwaarde(n), kan dat grond zijn om geen v.i. te verlenen. Ook als de veroordeelde wel bereid is de voorwaarden na te leven, kan het nodig zijn de beslissing uit te stellen of te beslissen geen v.i. te verlenen. Dat is bijvoorbeeld mogelijk aan de orde als (nog) geen passende behandeling voorhanden is.
Bij de beslissing over de verlening van de v.i. wordt de beschikbaarheid van een aanvaardbaar verblijfadres nadrukkelijk betrokken. Dit is met name relevant in situaties waarin de veroordeelde in afwachting is van een plaatsing in bijvoorbeeld een zorginstelling of een instelling voor begeleid wonen. Het niet beschikbaar zijn van een dergelijke plaats kan dan een contra-indicatie vormen voor de v.i.-verlening.18 Voor het overige worden onder meer een adres dat illegaal is, niet voor bewoning geschikt is, waar andere bewoners verblijven van wie een criminogene invloed uitgaat of een woning die ligt in een voor de veroordeelde aangemerkt verboden gebied, beschouwd als onaanvaardbare verblijfadressen.19 Of een verblijfadres aanvaardbaar is, wordt in eerste instantie getoetst door de reclassering.
Uiterlijk vier weken voor het tijdstip waarop veroordeelde mogelijk in aanmerking komt voor v.i., wordt hij door het OM in kennis gesteld van de beslissing om al dan niet v.i. te verlenen.20 De beslissing kan ook inhouden dat een beslissing over het verlenen van v.i. wordt uitgesteld voor een termijn van ten hoogste zes maanden. Indien v.i. wordt verleend, beslist het OM eveneens over de daaraan verbonden voorwaarden (art. 6:2:13, eerste lid Sv). De beslissing is met redenen omkleed (art. 6:2:12 Sv).
De v.i. geschiedt altijd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde21 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast kunnen aan de v.i. bijzondere voorwaarden worden verbonden om mogelijke risico’s te beperken en te beheersen.
Bijzondere voorwaarden worden enkel aan de v.i. verbonden indien zij naar het oordeel van de CVv.i. noodzakelijk en proportioneel zijn. Daarnaast moeten zij aansluiten bij het doel van de invrijheidstelling.22
De CVv.i. beslist op basis van het dossier en de adviezen23 of naast de algemene voorwaarde als algemeen vertrekpunt, bepaalde bijzondere voorwaarden zijn aangewezen. DJI en de reclassering besteden in hun adviezen onder andere aandacht aan de persoon van de veroordeelde en het verloop van zijn detentie. Die detentie kan ook betrekking hebben op andere straffen dan de straf die centraal staat bij de v.i.-verlening. Eerdere interventies, zoals bij de schorsing van de voorlopige hechtenis of in het kader van andere (deels) voorwaardelijke straffen opgelegde bijzondere voorwaarden, kunnen eveneens een rol spelen.24
Er wordt gestreefd naar een logische samenhang tussen de v.i. en de eerder toegekende (externe) vrijheden. Er wordt immers niet pas tijdens de v.i. begonnen met het werken aan zowel gedragsverandering als re-integratie. Daaraan wordt voor een belangrijk deel reeds vormgegeven in de detentiefase, mede in het licht van de maximering van de v.i. op twee jaar. Veroordeelden kunnen al vanuit detentie en in het kader van toegekend re-integratieverlof gericht en stapsgewijs werken aan hun terugkeer.25 Met de v.i. kan daarop worden voortgebouwd. Succesvol ingezette trajecten worden waar mogelijk voortgezet.
De CVv.i. kan later beslissen de bijzondere voorwaarden aan te vullen, te wijzigen of op te heffen – bijvoorbeeld na een overtreding van de voorwaarden (zie hoofdstuk 7). Dit kan ook als handhaving van de opgelegde bijzondere voorwaarde(n) geen doel meer dient, bijvoorbeeld wanneer de v.i.-gestelde de therapie die hij in het kader van een bijzondere voorwaarde moest volgen, met goed gevolg heeft afgerond.
De wet bepaalt welke bijzondere voorwaarden gesteld kunnen worden (zie art. 6:2:11, derde lid, Sv).26 Het is tevens mogelijk aan een bijzondere voorwaarde elektronisch toezicht te verbinden (art. 6:2:11, vierde lid Sv). Het OM maakt de afweging of vrijheidsbeperkende voorwaarden met een elektronisch controlemiddel worden gecombineerd. Een dergelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dient noodzakelijk en proportioneel te zijn.27
De restcategorie ‘overige voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende’ (art. 6:2:11 lid 3 onder n Sv) is in de wet opgenomen om maatwerk te kunnen leveren ten aanzien van de invulling van de bijzondere voorwaarden. Deze gedragsvoorwaarden dienen te strekken tot bevordering van een veilige en verantwoorde terugkeer van veroordeelde in de samenleving, dan wel tot voorkoming van recidive. Dit betekent in concreto dat bij de v.i. als ‘restcategorie’ in de regel de navolgende bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd:
– volgen van een opleiding;
– meewerken aan hulpverlening door een aanbieder uit het lokale zorgveld (zoals schuldhulpverlening, maatschappelijk werk etc.)28;
– geen andere huisvesting zonder toestemming;
– meewerken aan het verkrijgen/behouden van aanvaardbare huisvesting;
– meewerken aan middelencontrole;
– verbod kansspelen;
– vermijden contact met minderjarigen;
– vermijden kinderporno;
– verbod bepaalde werkzaamheden (anders dan vrijwilligerswerk);
– meewerken aan het verkrijgen/behouden van dagbesteding;
– houdverbod dieren;
– inzicht geven in financiën.
Wanneer er bijzondere voorwaarden worden verbonden aan de v.i. dan gelden van rechtswege altijd de voorwaarden dat veroordeelde – kort samengevat – meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht.29
De v.i.-regeling is ook van toepassing bij een v.i.-waardige vrijheidsstraf in combinatie met een tbs-maatregel. Bij een tbs met verpleging van overheidswege (vrijheidsbeneming) wordt de v.i.-proeftijd van rechtswege opgeschort. De v.i.-proeftijd herleeft op het moment dat de rechter de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigt (vrijheidsbeperking). Omdat de rechter in veel gevallen voorwaarden zal verbinden aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, worden in het kader van v.i. in beginsel geen bijzondere voorwaarde(n) gesteld. Wel is altijd de bij wet gestelde algemene voorwaarde van toepassing.
Ook ziet de CVv.i. in beginsel af van het stellen van bijzondere voorwaarden bij een v.i. wanneer iemand is veroordeeld tot een gevangenisstraf en een tbs met voorwaarden. De rechter heeft dan immers al voorwaarden aan de tbs verbonden. Wel geldt de algemene voorwaarde. In sommige uitzonderingsgevallen kan het toch nodig zijn daarnaast bijzondere voorwaarden aan de v.i. te verbinden, bijvoorbeeld wanneer het noodzakelijk is ter bescherming van de slachtoffers.
De proeftijd is doorgaans gelijk aan de periode waarover v.i. is verleend. Indien die periode korter is dan een jaar, bedraagt de proeftijd één jaar (art. 6:1:18, tweede lid, Sv). De proeftijd eindigt van rechtswege na het verstrijken van die proeftijd. De proeftijd van (een) bijzondere voorwaarde(n) kan op een eerder tijdstip eindigen, als de CVv.i. het niet langer noodzakelijk vindt deze te handhaven. Het is daarnaast mogelijk om de proeftijd te verlengen.
De v.i.-proeftijd kan eenmaal met maximaal twee jaar worden verlengd. Voor bepaalde zeden- en zware geweldsdelicten kan de proeftijd telkens met maximaal twee jaar worden verlengd (art. 6:1:18 lid 2 Sv jo. art. 38z Sr). De CVv.i. neemt op basis van een advies van de reclassering de beslissing tot het vorderen van verlenging van de proeftijd. De rechter kan op deze vordering beslissen de proeftijd te verlengen. Tegen deze beslissing kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.
Het verlengen van de proeftijd dient proportioneel en noodzakelijk te zijn. Verlenging kan bijvoorbeeld aan de orde zijn in het geval een ambulante of klinische behandeling nog niet is afgerond en de afronding noodzakelijk is om het recidiverisico in te perken. Ook kan het gedrag van de veroordeelde aanleiding geven tot het indienen van een vordering tot verlenging van de proeftijd.
Het tegelijkertijd indienen van een vordering verlenging en een beslissing tot gedeeltelijke herroeping van de v.i. is mogelijk. Dat kan zinvol zijn in gevallen waarin tegen het einde van de proeftijd een voorwaarde is overtreden.
De vordering tot verlenging van de proeftijd dient door het lokale OM te worden ingediend bij de rechtbank. Bij toewijzing van een verlengingsvordering beoordeelt de CVv.i. of de bijzondere voorwaarde(n) die aan de v.i. is/zijn verbonden, gewijzigd moet(en) worden.
De aanvang van de v.i. kan ook andere proeftijden doen herleven. De v.i.-proeftijd loopt dan gelijktijdig met die andere proeftijden en de v.i.-gestelde moet zich vanaf dat moment dus houden aan alle voorwaarden die dan (weer) gelden. Deze samenloop van proeftijden betekent dat het betrokken parket en de CVv.i. bij overtreding van een bepaalde voorwaarde moeten bezien bij welke proeftijd die voorwaarde hoort, en welk gevolg aan de overtreding kan worden verbonden. Bepaald moet worden of herroeping van de v.i., een vordering tenuitvoerlegging voor de (deels) voorwaardelijke straf of beiden de meest passende reactie is.
Voor samenloop met een v.i. voor straffen in laatste feitelijke instantie uitgesproken vóór 1 juli 2021, zie deel III.
Het OM is belast met het toezicht op de naleving van voorwaarden die bij een v.i. worden gesteld. Deze verantwoordelijkheid hangt nauw samen met het nemen van vervolgbeslissingen bij het overtreden van die voorwaarden. De minister heeft de algehele verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het toezicht alsmede het beleid over toezicht. Het CJIB/AICE verstrekt namens de minister lasten aan de reclassering, bewaakt de voortgang en zendt het verzoek tot het nemen van een vervolgbeslissing aan het OM. De reclassering geeft zelfstandig uitvoering aan de lasten en beoordeelt aan de hand van de geldende kaders of er redenen zijn om het OM te adviseren een vervolgbeslissing te nemen.30
Indien er ‘ernstige redenen bestaan voor het vermoeden’ dat de algemene voorwaarde niet is nageleefd of indien een of meer bijzondere voorwaarden niet is/zijn nageleefd, kan de CVv.i. beslissen de v.i. te herroepen.
Aan de CVv.i. is hierbij enige beoordelingsruimte gelaten. Er kan slechts worden afgezien van herroeping van de v.i. als met een wijziging van voorwaarden of met een waarschuwing kan worden volstaan. Bij deze afweging spelen beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. Bij een (vermoedelijke) overtreding van de algemene voorwaarde wordt de beslissing over herroeping zo nodig afgestemd met het lokale OM dat verantwoordelijk is voor de lopende strafzaak. De CVv.i. kan ervoor kiezen de uitkomst van de strafzaak af te wachten.
In zijn rapportage geeft de reclassering aan of herroeping voor een bepaalde periode (gedeeltelijke herroeping) of geheel wordt geadviseerd. Het antwoord op de vraag of gehele dan wel gedeeltelijke herroeping van de v.i. aan de orde is, hangt af van
– de aard van het strafbare feit (bij overtreding van de algemene voorwaarde);
– de feitelijke overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n);
– de mate van recidive;
– de lengte van het resterende gedeelte van de v.i.;
– de gevolgen die een (gehele dan wel gedeeltelijke) herroeping van v.i. heeft voor eventueel geldende bijzondere voorwaarden.
In het geval van een (verdenking van) een misdrijf wordt altijd overgegaan tot herroeping. Ook een (verdenking van) een (strafrechtelijke) overtreding kan aanleiding vormen voor herroeping.
Als de CVv.i. herroept, bepaalt zij welk gedeelte van de vrijheidsstraf waarvoor v.i. was verleend alsnog ten uitvoer gelegd moet worden. Bij een gedeeltelijke herroeping betekent dit dat er na herroeping een nieuwe (voorlopige) v.i.-datum ontstaat. Bij de beslissing kan de CVv.i. zich laten adviseren over de aan de (nieuwe) v.i. te verbinden bijzondere voorwaarde(n). In elk geval wordt beoordeeld of eventuele bijzondere voorwaarde(n) die aan de v.i. zijn verbonden gewijzigd moeten worden.
Als de CVv.i. overweegt de v.i. te herroepen, kan zij de aanhouding van de v.i.-gestelde bevelen. In dat geval wordt uiterlijk binnen drie dagen na de aanhouding een beslissing genomen over de herroeping (art. 6:2:13b, tweede lid, Sv). In geval van een overtreding van de algemene voorwaarde kan ook het betrokken parket overgaan tot aanhouding. De herroepingsbeslissing wordt zo nodig door de CVv.i. afgestemd met het parket waar de nieuwe strafzaak wordt behandeld.
In geval van overtreding van de algemene voorwaarde is het mogelijk dat de v.i.-gestelde al is aangehouden op verdenking van het nieuwe strafbare feit. Het betrokken parket en de CVv.i. bekijken dan of voor het vorderen van de voorlopige hechtenis of voor de herroeping van de v.i. (of beiden) moet worden gekozen. Daartoe zal een afweging gemaakt worden op grond van het gedrag van de v.i.-gestelde, de proportionaliteit van de herroeping en de bijzondere omstandigheden van het geval die vrijheidsbeneming van de v.i.-gestelde noodzakelijk kunnen maken.
De v.i.-proeftijd wordt opgeschort door vrijheidsbeneming (art. 6:1:18, derde lid, Sv). In zo’n geval wordt de v.i. pas (weer) geëffectueerd en gaat de v.i.-proeftijd pas lopen nadat die vrijheidsbeneming volledig is ondergaan. De v.i. kan ook worden herroepen indien de algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) worden overtreden tijdens deze vrijheidsbeneming (art 6:2:13a, tweede lid, Sv).
Indien geen v.i. is verleend, kan de veroordeelde ten minste zes maanden na de betreffende beslissing, het OM eenmaal verzoeken om alsnog voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld.31 Het OM beslist binnen twee maanden na ontvangst op het verzoek. Wordt dan wederom geen v.i. verleend, dan kan de veroordeelde tenminste zes maanden na die beslissing opnieuw eenmaal een verzoek indienen (zie art. 6:2:13, tweede lid, Sv). Van de veroordeelde wordt verlangd dit verzoek te onderbouwen (gewijzigde omstandigheden kenbaar te maken).
Voor de beoordeling van het verzoek geldt een verkorte procedure. De CVv.i. baseert de heroverweging van de beslissing grotendeels op het eerdere v.i.-dossier, waaraan in ieder geval het verzoek wordt toegevoegd.
De veroordeelde kan bij de rechtbank een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen tegen:
– de beslissing om geen v.i. te verlenen;
– de beslissing om de beslissing over het verlenen van de v.i. uit te stellen;
– de beslissing om de v.i. te herroepen (art. 6:6:8 Sv).
Tegen de aan de v.i. verbonden voorwaarden staat geen bezwaar open.
De rechtbank onderzoekt of het OM bij zijn afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen (art. 6:6:9 Sv).
De officier van justitie vertegenwoordigt het OM bij de behandeling van het bezwaarschrift in de openbare raadkamer. De CVv.i. stelt een conclusie op.
Dit deel is gebaseerd op de Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling (2020A010)
De in dit deel beschreven v.i.-regeling geldt voor veroordelingen tot vrijheidsstraffen die in laatste feitelijke instantie zijn uitgesproken voor 1 juli 2021.32 Zij is van toepassing op geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen met een duur van meer dan één jaar. Voor vrijheidsstraffen met een duur tussen één jaar en twee jaar vindt v.i. plaats wanneer de vrijheidsbeneming ten minste één jaar heeft geduurd en van het nog ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf een derde is ondergaan. Voor vrijheidsstraffen met een duur van twee jaar of meer vindt v.i. plaats wanneer twee derde van de straf is ondergaan.
Indien een veroordeelde meerdere straffen heeft te ondergaan, worden deze zo mogelijk aaneensluitend33 ten uitvoer gelegd. Alleen geheel onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen straffen worden gezamenlijk als één vrijheidsstraf aangemerkt (art. 6:2:6 onder a Sv). De v.i. wordt verleend over het totaal indien de duur hiervan meer dan een jaar bedraagt.
De v.i.-regeling is niet van toepassing in het geval van/bij:
1. (de tenuitvoerlegging van) voorwaardelijke of deels voorwaardelijke veroordelingen tot vrijheidsstraffen;
Na toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt geen v.i. berekend over een alsnog ten uitvoer te leggen straf(deel);
2. jeugdigen veroordeeld tot jeugddetentie. Jeugdigen veroordeeld tot jeugddetentie kunnen immers door de rechter te allen tijde in vrijheid gesteld worden (art. 6:6:28 Sv). Op jeugddetentie die is omgezet in een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf is de v.i.-regeling wel van toepassing (mits die gevangenisstraf dus meer dan één jaar bedraagt);
3. vreemdelingen zonder bestendig rechtmatig verblijf. Vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben in Nederland in de zin van art. 8, onder a tot en met e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 komen niet voor v.i. in aanmerking. Als een vreemdeling, naar aanleiding van een voor de v.i.-datum ingediende aanvraag, alsnog bestendig rechtmatig verblijf wordt toegestaan valt hij onder het bereik van de v.i.-regeling. Ook als het bestendige rechtmatige verblijf wordt verkregen na de v.i.-datum.
4. levenslanggestraften.
Het OM heeft een aantal belangrijke taken in het kader van de v.i.-regeling. Een aantal van deze taken is centraal belegd bij de CVv.i.. De CVv.i. is ondergebracht bij het Ressortsparket Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem. In grote lijnen geldt dat de handhaving van de algemene voorwaarde bij de lokale parketten is belegd en de handhaving van de bijzondere voorwaarden bij de CVv.i. In deze taakverdeling staat overleg en samenwerking voorop.
De CVv.i. beoordeelt in iedere v.i.-waardige zaak of er grond is om uitstel of achterwege laten van de v.i. te vorderen bij de rechtbank. Wanneer de veroordeelde voor v.i. in aanmerking komt, dan bepaalt de CVv.i. of er grond is om bijzondere voorwaarden daaraan te stellen en zo ja, welke, en stelt de CVv.i. de proeftijd voor deze voorwaarden vast. Bij overtreding van de bijzondere voorwaarden beoordeelt de CVv.i. of er grond is om herroeping van de v.i. te vorderen; het lokale parket dient deze vordering in bij de bevoegde rechtbank. Verder beoordeelt de CVv.i. of er grond is om de verlenging van de proeftijd te vorderen.
De beslissing over het uitstellen, achterwege laten, herroepen of verlengen van de v.i. is aan de rechter. De rechter kan in zijn beslissing op de vordering tot uitstel, achterwege laten en herroeping het OM (i.c. de CVv.i.) adviseren over mogelijk te stellen bijzondere voorwaarden.
Indien een v.i.-gestelde de algemene voorwaarde overtreedt dient het lokale OM een vordering tot herroeping van de v.i. in. Deze vordering loopt mee met de behandeling van de nieuwe strafzaak, ook in hoger beroep.
De CVv.i. kan verder adviseren over een gratieverzoek ten aanzien van een straf waarover v.i. verleend is en/of een vordering tot uitstel of achterwege laten of herroeping is ingediend.
De CVv.i. ontvangt adviezen van DJI en de Reclassering. Het lokale OM adviseert in zaken waarin eerder een advies (als bedoeld in art. 6:1:10 Sv) is uitgebracht of waaraan voor 1 januari 2020 de executie-indicator is toegekend. Ligt er geen advies van het lokaal OM dan kan dit door of voor de CVv.i. alsnog gevraagd worden met name gelet op de belangen van slachtoffers en nabestaanden.
De CVv.i. beoordeelt op basis van het dossier en de adviezen of een veroordeelde voor v.i. in aanmerking komt. Is dit volgens haar niet het geval, dan dient het lokale OM een vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. in.
De vordering moet onverwijld en uiterlijk dertig dagen voor de v.i.-datum worden ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het strafbare feit ter zake waarvan de straf die ten uitvoer wordt gelegd, is opgelegd. Wanneer de rechter beslist tot achterwege laten van de v.i. wordt de opgelegde straf volledig ten uitvoer gelegd.
In de beslissing op de vordering tot uitstel noemt de rechtbank een termijn waarmee de v.i. wordt uitgesteld. Wordt de vordering geheel of gedeeltelijk afgewezen dan bepaalt de rechtbank het tijdstip waarop de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. Hoewel art. 6:6:9 Sv (oud) vereist dat bij (gedeeltelijke) afwijzing van de vordering een tijdstip van invrijheidstelling wordt aangegeven, wordt volgens bestendige jurisprudentie door de rechtbank een termijn bepaald waarmee de v.i. wordt uitgesteld. Dan kunnen eventueel openstaande vrijheidsstraffen die niet onder de v.i. vallen aansluitend ten uitvoer worden gelegd. Na toekenning van uitstel van de v.i. is sprake van een nieuwe (voorlopige) v.i.-datum. Dertig dagen voor de nieuwe v.i.-datum kan wederom een vordering uitstel of achterwege laten worden ingediend.
De gronden voor uitstel of achterwege laten van v.i. zijn wettelijk bepaald (art. 6:2:12 Sv oud). Hangende de vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. wordt de veroordeelde niet in vrijheid gesteld.
Een vordering is mogelijk bij ernstige misdragingen tijdens de tenuitvoerlegging van de straf. Het betreft gedrag dat meermalen heeft geleid tot het opleggen van een disciplinaire straf dan wel ernstige bezwaren of een veroordeling ter zake van een misdrijf. Het is niet vereist dat deze veroordeling onherroepelijk is. In de jurisprudentie is verder aanvaard dat de voorlopige hechtenis niet daadwerkelijk hoeft te zijn bevolen: het volstaat dat uit het dossier voldoende duidelijk blijkt dat sprake is van ernstige bezwaren. In zo’n geval moet de vordering onverwijld na het constateren van het feit worden ingediend. Bij een gecompliceerde verdenking kan het OM wachten met het indienen van de vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. tot de betrokkene is veroordeeld.
Een (poging tot) onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf doet zich voor wanneer de veroordeelde feitelijk in het gebouw van de inrichting of het op het tot de inrichting behorende terrein verbleef en (al dan niet met geweld) is gevlucht of heeft geprobeerd te vluchten. Daarnaast spreken we van een onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf als de veroordeelde zich met toestemming tijdelijk buiten (het terrein van) de inrichting bevindt, en niet (tijdig) terugkeert in de inrichting. Dit kan het geval zijn tijdens verlof of een strafonderbreking.
Als sprake is van een onttrekking met (dreiging met) geweld dient het OM altijd een vordering strekkende tot uitstel of achterwege laten van de v.i. in. Ook als de onttrekking niet is voltooid. Dit geldt eveneens wanneer een veroordeelde zich onttrekt uit een situatie waarin hij met toestemming buiten de inrichting verblijft en daarbij wordt begeleid of bewaakt of onder direct toezicht staat. Een onttrekking aan incidenteel verlof onder bewaking is een voorbeeld van een dergelijke situatie.
Gaat de (poging tot) onttrekking niet gepaard met (dreiging met) geweld of keert de veroordeelde die zich met toestemming buiten de inrichting bevindt niet of niet tijdig terug, dan wordt in de volgende gevallen een vordering ingediend:
– de veroordeelde keert niet binnen 24 uur terug in de inrichting en de te late terugkeer is aan veroordeelde te verwijten;
– de veroordeelde keert binnen 24 uur terug in de inrichting, maar niet vrijwillig (bijvoorbeeld na aanhouding);
– de veroordeelde keert wel binnen 24 uur terug in de inrichting, maar er is sprake van omstandigheden die uitstel of achterwege laten van de v.i. vorderen rechtvaardigen, bijvoorbeeld bij het plegen van een nieuw strafbaar feit of het benaderen van een slachtoffer tijdens de onttrekking.
Is de veroordeelde bij voorbaat niet bereid de algemene voorwaarde of bijzondere voorwaarden na te leven dan kan dit grond zijn voor het uitstellen of achterwege laten van de v.i. Dat geldt ook indien de veroordeelde niet meewerkt aan een diagnose of het opmaken van rapportage en het recidiverisico voor misdrijven anderszins niet kan worden vastgesteld. Ook als de veroordeelde wel bereid is de voorwaarden na te leven, kan het nodig zijn een vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. in te dienen omdat het recidiverisico onvoldoende ingeperkt kan worden. Dat is bijvoorbeeld mogelijk aan de orde als er (nog) geen passende behandeling voorhanden is.
De v.i. geschiedt altijd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde34 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast kunnen aan de v.i. bijzondere voorwaarden worden verbonden om mogelijke risico’s te beperken en te beheersen.
Bijzondere voorwaarden worden enkel aan de v.i. verbonden indien zij naar het oordeel van de CVv.i. noodzakelijk en proportioneel zijn. Daarnaast moeten zij aansluiten bij het doel van de invrijheidstelling.35
De CVv.i. beslist op basis van het dossier en de adviezen36 of naast de algemene voorwaarde als algemeen vertrekpunt, bepaalde bijzondere voorwaarden zijn aangewezen. DJI en de reclassering besteden in hun adviezen onder andere aandacht aan het verloop van de detentie (inclusief gedrag tijdens penitentiair programma of verloven). Die detentie kan ook betrekking hebben op andere straffen dan de straf die centraal staat bij de v.i.-verlening. Eerdere interventies, zoals bij de schorsing van de voorlopige hechtenis of in het kader van andere (deels) voorwaardelijke straffen opgelegde bijzondere voorwaarden, kunnen eveneens een rol spelen.37
Er wordt gestreefd naar een logische samenhang tussen de v.i. en de eerder toegekende (externe) vrijheden. Er wordt immers niet pas tijdens de v.i. begonnen met het werken aan zowel gedragsverandering als re-integratie. Daaraan wordt voor een belangrijk deel reeds vormgegeven in de detentiefase. Veroordeelden kunnen al vanuit detentie en in het kader van toegekend re-integratieverlof gericht en stapsgewijs werken aan hun terugkeer.38 Met de v.i. kan daarop worden voortgebouwd. Succesvol ingezette trajecten worden waar mogelijk voortgezet.
De CVv.i. kan later beslissen de bijzondere voorwaarden aan te vullen, te wijzigen of op te heffen – bijvoorbeeld na een overtreding van de voorwaarden (zie hoofdstuk 7). Dit kan ook als handhaving van de opgelegde bijzondere voorwaarde(n) geen doel meer dient, bijvoorbeeld wanneer de v.i.-gestelde de therapie die hij in het kader van een bijzondere voorwaarde moest volgen, met goed gevolg heeft afgerond.
De wet bepaalt welke bijzondere voorwaarden gesteld kunnen worden (zie art. 6:2:11, derde lid, Sv-oud). Het is tevens mogelijk aan een bijzondere voorwaarde elektronisch toezicht te verbinden (art. 6:2:11, vierde lid Sv). Het OM maakt de afweging of vrijheidsbeperkende voorwaarden met een elektronisch controlemiddel worden gecombineerd. Een dergelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dient noodzakelijk en proportioneel te zijn.39
De restcategorie ‘overige voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende’ (art. 6:2:11, derde lid onder j, Sv-oud) is in de wet opgenomen om maatwerk te kunnen leveren ten aanzien van de invulling van de bijzondere voorwaarden. Deze gedragsvoorwaarden dienen te strekken tot bevordering van een veilige en verantwoorde terugkeer van veroordeelde in de samenleving, dan wel tot voorkoming van recidive. Dit betekent in concreto dat bij de v.i. als ‘restcategorie’ in de regel de navolgende bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd:
– volgen van een opleiding;
– meewerken aan hulpverlening door een aanbieder uit het lokale zorgveld (zoals schuldhulpverlening, maatschappelijk werk etc.)40;
– geen andere huisvesting zonder toestemming;
– meewerken aan het verkrijgen/behouden van aanvaardbare huisvesting;
– meewerken aan middelencontrole;
– verbod kansspelen;
– vermijden contact met minderjarigen;
– vermijden kinderporno;
– verbod bepaalde werkzaamheden (anders dan vrijwilligerswerk);
– meewerken aan het verkrijgen/behouden van dagbesteding;
– houdverbod dieren;
– inzicht geven in financiën.
Wanneer er bijzondere voorwaarden worden verbonden aan de v.i. dan gelden van rechtswege altijd de voorwaarden dat veroordeelde – kort samengevat – meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht.41
De v.i.-regeling is ook van toepassing bij een v.i.-waardige vrijheidsstraf in combinatie met een tbs-maatregel. Bij een tbs met verpleging van overheidswege (vrijheidsbeneming) wordt de v.i.-proeftijd van rechtswege opgeschort. De v.i.-proeftijd herleeft op het moment dat de rechter de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigt (vrijheidsbeperking). Omdat de rechter in veel gevallen voorwaarden zal verbinden aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, worden in het kader van de v.i. in beginsel geen bijzondere voorwaarde(n) gesteld. Wel is altijd de bij wet gestelde algemene voorwaarde van toepassing.
Ook ziet de CVv.i. in beginsel af van het stellen van bijzondere voorwaarden wanneer iemand is veroordeeld tot een gevangenisstraf en een tbs met voorwaarden. De rechter heeft dan immers al voorwaarden aan de tbs verbonden. Wel geldt de algemene voorwaarde. In sommige uitzonderingsgevallen kan het toch nodig zijn daarnaast bijzondere voorwaarden aan de v.i. te verbinden, bijvoorbeeld wanneer het noodzakelijk is ter bescherming van de slachtoffers.
De proeftijd is doorgaans gelijk aan de periode waarover v.i. is verleend. Indien die periode korter is dan een jaar, bedraagt de proeftijd één jaar (art. 6:1:18, tweede lid, Sv). De proeftijd eindigt van rechtswege na het verstrijken van die proeftijd. De proeftijd van (een) bijzondere voorwaarde(n) kan op een eerder tijdstip eindigen, als de CVv.i. het niet langer noodzakelijk vindt deze te handhaven. Het is daarnaast mogelijk om de proeftijd te verlengen.
De v.i.-proeftijd kan eenmaal met maximaal twee jaar worden verlengd. Voor bepaalde zeden- en zware geweldsdelicten kan de proeftijd telkens met maximaal twee jaar worden verlengd (art. 6:1:18 lid 2 Sv jo. art. 38z Sr). De CVv.i. neemt op basis van een advies van de reclassering de beslissing tot het vorderen van verlenging van de proeftijd. De rechter kan op deze vordering beslissen de proeftijd te verlengen. Tegen deze beslissing kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.
Het verlengen van de proeftijd dient proportioneel en noodzakelijk te zijn. Verlenging kan bijvoorbeeld aan de orde zijn in het geval een ambulante of klinische behandeling nog niet is afgerond en de afronding noodzakelijk is om het recidiverisico in te perken. Ook kan het gedrag van de veroordeelde aanleiding geven tot het indienen van een vordering tot verlenging van de proeftijd.
Het tegelijkertijd indienen van een vordering verlenging en een vordering tot gedeeltelijke herroeping van de v.i. is mogelijk. Dat kan zinvol zijn in gevallen waarin aan het einde een voorwaarde is overtreden.
De vordering tot verlenging van de proeftijd dient door het lokale OM te worden ingediend bij de rechtbank. Bij toewijzing van een verlengingsvordering beoordeelt de CVv.i. of de bijzondere voorwaarde(n) die aan de v.i. zijn verbonden gewijzigd moeten worden.
De aanvang van de v.i. kan ook andere proeftijden doen herleven. De v.i.-proeftijd loopt dan gelijktijdig met die andere proeftijden en de v.i.-gestelde moet zich vanaf dat moment dus houden aan alle voorwaarden die dan (weer) gelden. Deze samenloop van proeftijden betekent dat het lokale OM en de CVv.i. bij overtreding van een bepaalde voorwaarde moeten bezien bij welke proeftijd die voorwaarde hoort, en welk gevolg aan de overtreding kan worden verbonden. Bepaald moet worden of een vordering herroeping van de v.i., een vordering tenuitvoerlegging voor de (deels) voorwaardelijke straf of beiden de meest passende reactie is.
Voor samenloop met een v.i. voor straffen uitgesproken vanaf (op of na) 1 juli 2021, zie deel III.
Het OM is belast met het toezicht op de naleving van voorwaarden die bij een v.i. worden gesteld. Deze verantwoordelijkheid hangt nauw samen met het nemen van vervolgbeslissingen bij het overtreden van die voorwaarden. De minister heeft de algehele verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het toezicht alsmede het beleid over toezicht. Het CJIB/AICE verstrekt namens de minister lasten aan de reclassering, bewaakt de voortgang en zendt het verzoek tot het nemen van een vervolgbeslissing aan het OM. De reclassering geeft zelfstandig uitvoering aan de lasten en beoordeelt aan de hand van de geldende kaders of er redenen zijn om het OM te adviseren een vervolgbeslissing te nemen.42
Bij overtreding van een aan de v.i. verbonden voorwaarde kan een vordering tot herroeping aan de orde zijn. Aan het OM is hierbij enige beoordelingsruimte gelaten. Er kan worden afgezien van een vordering tot herroeping van de v.i. als naar het oordeel van het OM met een wijziging van voorwaarden of met een waarschuwing kan worden volstaan. Bij deze afweging spelen beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. Een vordering tot herroeping kan worden ingediend naar aanleiding van een overtreding van de algemene en/of de bijzondere voorwaarden (zie procedures in par. 7.2.1. en 7.2.2.).
In zijn rapportage geeft de reclassering aan of herroeping voor een bepaalde periode (gedeeltelijke herroeping) of geheel wordt geadviseerd. Het antwoord op de vraag of gehele dan wel gedeeltelijke herroeping van de v.i. moet worden gevorderd, hangt af van:
– de aard van het strafbare feit (bij overtreding van de algemene voorwaarde);
– de feitelijke overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n);
– de mate van recidive;
– de lengte van het resterende gedeelte van de v.i.;
– de gevolgen die een (gehele dan wel gedeeltelijke) herroeping van v.i. heeft voor eventueel geldende bijzondere voorwaarden.
In het geval van een (verdenking van) een misdrijf tijdens de v.i.-proeftijd, wordt altijd een vordering tot herroeping ingediend. Ook een (verdenking van) een (strafrechtelijke) overtreding tijdens de v.i.-proeftijd kan aanleiding vormen voor het indienen van een dergelijke vordering
Als de rechtbank de herroepingsvordering toewijst, bepaalt de rechtbank welk gedeelte van de vrijheidsstraf waarvoor v.i. was verleend alsnog ten uitvoer gelegd moet worden. Bij een gedeeltelijke herroeping betekent dit dat er na herroeping een nieuwe (voorlopige) v.i.-datum ontstaat. De rechtbank kan bij het beslissen op de herroepingsvordering het OM adviseren over de aan de (nieuwe) v.i. te verbinden bijzondere voorwaarde(n).
Bij afwijzing van een herroepingsvordering beoordeelt de CVv.i. of de bijzondere voorwaarde(n) en/of de bijbehorende proeftijd(en) die aan de v.i. zijn verbonden gewijzigd moeten worden
Bij overtreding van de algemene voorwaarde wordt de vordering tot herroeping gelijktijdig behandeld met het strafbare feit waarop de herroepingsvordering is gebaseerd. Indien tegen de beslissing van de rechtbank van het nieuwe strafbare feit hoger beroep wordt ingesteld, loopt de vordering tot herroeping van de v.i. mee in de behandeling van het hoger beroep.
Als de CVv.i. besluit dat een vordering tot gehele dan wel gedeeltelijke herroeping van de v.i. moet worden ingediend, zal de CVv.i. het lokale OM verzoeken onverwijld een vordering dienaangaande in te dienen. De behandeling vindt in beginsel plaats bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het strafbare feit ter zake waarvan de v.i.-waardige straf is opgelegd. Een herroepingsvordering die wordt ingediend naar aanleiding van een overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n) moet zelfstandig op een zitting van de rechtbank worden geappointeerd. Wordt de vordering tot herroeping toegewezen dan kan de CVv.i. met inachtneming van het OM-beleid over advisering (aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging) tijdens de detentie adviseren over vrijheden en detentiefasering.
Als er ernstige redenen zijn voor het vermoeden dat de v.i.-gestelde zich zodanig heeft gedragen dat de v.i. zal worden herroepen, kan het OM de aanhouding bevelen. In dat geval wordt onverwijld na de aanhouding ook een vordering tot schorsing van de v.i. ingediend bij de rechter-commissaris. Als de vordering tot schorsing van de v.i. wordt afgewezen, kan de vordering tot herroeping gehandhaafd blijven. De gronden voor herroeping kunnen immers aanwezig zijn ondanks dat schorsing van de v.i. door de rechter-commissaris niet proportioneel wordt geacht. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris staat geen rechtsmiddel open.
In geval van overtreding van de algemene voorwaarde is het mogelijk dat de v.i. gestelde al is aangehouden op verdenking van het nieuwe strafbare feit. Het OM bekijkt dan of voor het vorderen van de voorlopige hechtenis of voor het vorderen van de schorsing van de v.i. moet worden gekozen. In de praktijk worden meestal allebei de vorderingen ingediend. Daartoe zal een afweging gemaakt worden op grond van het gedrag van de v.i.-gestelde, de haalbaarheid van de herroepingsvordering en de bijzondere omstandigheden van het geval die vrijheidsbeneming van de v.i.-gestelde noodzakelijk kunnen maken.
Wordt een vordering tot inbewaringstelling afgewezen en is er niet gelijktijdig een vordering tot schorsing van de v.i. ingediend, dan kan alsnog een vordering tot schorsing van de v.i. worden ingediend. Bijvoorbeeld indien de vordering is afgewezen wegens het ontbreken van gronden, terwijl er wel ernstige bezwaren aanwezig zijn. Dan zijn er namelijk ernstige redenen voor het vermoeden dat de v.i. zal worden herroepen. Is een vordering tot inbewaringstelling afgewezen wegens het ontbreken van ernstige bezwaren, dan ligt dit anders. De rechter-commissaris heeft dan geoordeeld dat er onvoldoende ‘ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de veroordeelde zich zodanig heeft gedragen dat diens v.i. zal worden herroepen’.
De v.i.-proeftijd wordt opgeschort door vrijheidsbeneming (art. 6:1:18, derde lid Sv). In zo’n geval wordt de v.i. pas geëffectueerd en gaat de v.i.-proeftijd pas lopen nadat de vrijheidsbeneming volledig is ondergaan. Bij overtreding van de algemene voorwaarde tijdens deze detentie is herroeping van de v.i. mogelijk, ook al liep de v.i.-proeftijd (nog) niet ten tijde van de overtreding van de voorwaarde.43 Hetzelfde geldt eveneens wanneer het gaat om overtreding van een bijzondere voorwaarde die tevens in het kader van de v.i. is gesteld.
Tegen de beslissing tot herroepen van de v.i. heeft van 1 januari 2020 tot 25 juli 2020 hoger beroep opengestaan voor de veroordeelde en het OM (art. 6:6:22 lid 1 Sv oud). Met de inwerkingtreding van de Spoedreparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen is hoger beroep beperkt tot herroepingen v.i. voor zover deze deel uitmaken van een uitspraak ter zake van een ander strafbaar feit (art. 6:6:22, eerste lid onder b, Sv).
Het overgangsrecht in de Wet straffen en beschermen gaat uit van straffen die zijn opgelegd voor of na inwerkingtreding van die wet. Op straffen uitgesproken in laatste feitelijke instantie vóór 1 juli 2021 is de toenmalige regeling van toepassing (zie deel II). Voor straffen uitgesproken vanaf 1 juli 2021 geldt de regeling beschreven in deel I. Het kan daarnaast voorkomen dat iemand in verschillende strafzaken voor én na inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen (1 juli 2021) is veroordeeld tot meerdere onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen.
Wanneer een veroordeelde meerdere vrijheidsstraffen moet ondergaan, worden die doorgaans aaneensluitend ten uitvoer gelegd en wordt de v.i. over het geheel berekend (art. 6:2:6 Sv). Bij samenloop van straffen in laatste feitelijke instantie uitgesproken voor resp. na inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen is het in beginsel niet mogelijk om deze straffen in dit verband als één straf te zien. Voor de berekening van de totale v.i.-periode worden op grond van het overgangsrecht een v.i.-waardige straf die in laatste feitelijke instantie is opgelegd vóór 1 juli 2021 en een v.i.-waardige straf die is opgelegd vanaf 1 juli 2021 dus niet gezien als één straf maar als twee straffen.44 Op de straf uitgesproken vanaf 1 juli 2021 is de huidige v.i.-regeling (in deel I) van toepassing en op de straf van vóór 1 juli 2021 de toenmalige regeling (in deel II).
Op die hoofdregel bestaat één uitzondering. Een onvoorwaardelijke straf die vóór 1 juli 2021 is opgelegd in laatste feitelijke instantie en die op zichzelf genomen niet v.i.-waardig is (omdat deze minder dan een jaar bedraagt) en een eveneens op zichzelf niet v.i.-waardige onvoorwaardelijke straf die vanaf 1 juli 2021 is opgelegd worden bij aaneengesloten tenuitvoerlegging voor de toepassing van de v.i.-regeling als één straf aangemerkt als zij tezamen een periode van meer dan een jaar bedragen.
Nu de mogelijkheid van v.i. in dit geval pas ontstaat onder de werking van de Wet straffen en beschermen wordt de v.i. volledig overeenkomstig het huidige v.i.-recht toegepast.45 In die specifieke situatie gelden de regeling en het beleid zoals beschreven in deel I.46
Bij samenloop van een vóór 1 juli in laatste instantie uitgesproken onvoorwaardelijke straf (oud) en een vanaf 1 juli 2021 uitgesproken straf (nieuw) zijn ten aanzien van de veroordeelde twee v.i.-regelingen van toepassing. Voor de respectievelijke, op zichzelf v.i.-waardige, straffen gelden in de basis de wettelijke regeling en het beleid zoals beschreven in deel I (voor uitspraak vanaf 1 juli 2021) en deel II (voor uitspraak in laatste feitelijke instantie tot 1 juli 2021). Er dient rekening te worden gehouden met een aantal bijzonderheden.
Bij de ene straf (‘nieuw’) beslist het OM over de verlening van de v.i. Bij de andere straf (‘oud’) kan de rechter op vordering van het OM beslissen om de betreffende v.i. uit te stellen of achterwege te laten. De v.i.-trajecten onder de beide regelingen worden zoveel mogelijk in onderlinge samenhang beschouwd.
In de meeste gevallen zal een ‘oude’ straf als eerste ten uitvoer worden gelegd. Het OM gaat dan in beginsel voor ommekomst van twee derde van de straf na of er dringende redenen aanwezig zijn om een vordering tot uitstel of afstel van de v.i. in te dienen. Indien (ook op een later moment) geen vordering is ingediend of deze is afgewezen, zal de veroordeelde op twee derde van zijn oude straf recht op v.i. hebben. Het OM zal daaraan als bijzondere voorwaarde in elk geval een meldplicht bij de reclassering verbinden.47 De v.i. wordt als zodanig op dat moment niet geëffectueerd; de tenuitvoerlegging van de straf – en daarmee de v.i. – loopt niet wanneer de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen (art. 6:1:23 Sv). Dat is het geval wanneer hij nog een andere – aaneensluitend ten uitvoer te leggen – onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet ondergaan.
Voor ommekomst van de periode waarover v.i. kan worden verleend bij de ‘nieuwe’ vrijheidsstraf neemt het OM een beslissing over de verlening van de v.i. voor die straf. Besluit het OM om voor de ‘nieuwe’ straf geen v.i. te verlenen, dan wordt nagegaan of er gronden aanwezig zijn om tevens een vordering herroeping van de v.i. voor de ‘oude’ straf in te dienen.
Besluit het OM voor de ‘nieuwe’ straf v.i. te verlenen, dan kan het daaraan bijzondere voorwaarden verbinden. Mocht daartoe aanleiding bestaan, dan kunnen de bijzondere voorwaarden van de ‘oude’ straf in een separaat besluit worden gewijzigd (c.q. aangevuld). De voorwaarden van de onderscheidenlijke v.i.-trajecten worden namelijk zoveel mogelijk op elkaar afgestemd; aan de v.i. worden (voor een bepaalde duur) in beginsel dezelfde voorwaarden verbonden.48 Bij het stellen van bijzondere voorwaarden is altijd het uitgangspunt dat de voorwaarden naar het oordeel van de CVv.i. noodzakelijk en proportioneel zijn. Daarnaast moeten zij aansluiten bij het doel van de invrijheidstelling.
Indien is aangevangen met de tenuitvoerlegging van de straf die is uitgesproken na 1 juli 2021 (‘nieuwe straf’), geldt bovenstaande mutatis mutandis. Besluit het OM geen v.i. te verlenen voor de ‘nieuwe’ straf, dan ligt in de rede dat een vordering uitstel of achterwege laten van de ‘oude’ v.i. wordt overwogen.
Bij ‘nieuwe’ straffen wordt de beschikbaarheid van een aanvaardbaar verblijfadres nadrukkelijk betrokken bij de beslissing over de v.i.-verlening (zie par. 4.2.4. in deel I). Indien de veroordeelde na ommekomst van de ‘nieuwe’ straf nog een ‘oude’ vrijheidsstraf of maatregel moet ondergaan, wordt bij de verlening de (penitentiaire) inrichting als aanvaardbaar verblijfadres beschouwd. In dat geval wordt bij de eventuele verlening van de v.i. het beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres bij invrijheidstelling als bijzondere voorwaarde opgenomen.
De proeftijd begint bij v.i. te lopen op de dag van de feitelijke invrijheidstelling (art. 6:1:18, tweede lid, Sv). Bij samenloop van twee v.i.-trajecten beginnen derhalve gelijktijdig verschillende proeftijden te lopen. Dit kan betekenen dat de proeftijden eerder eindigen dan de totale periode van invrijheidstelling (het restant van de twee straffen).49 Op vordering van het OM kan de rechter de proeftijd(en) verlengen (zie art. 6:1:18, tweede lid, Sv), voor zover daartoe gronden aanwezig zijn.
Bij overtreding van de algemene voorwaarde geldt het herroepingsbeleid zoals weergegeven in deel I (straffen vanaf 1 juli 2021) resp. II (straffen tot 1 juli 2021).
Veelal zullen aan de onderscheidenlijke v.i.-trajecten dezelfde bijzondere voorwaarden zijn verbonden. Bij overtreding van de bijzondere voorwaarden kan het OM besluiten de v.i. (nieuw) te herroepen resp. besluiten een vordering tot herroeping van de v.i. (oud) in te dienen. Deze beslissingen worden zoveel mogelijk in samenhang genomen.
Gewijzigd met de spoedreparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Stb. 2020, 225).
Het gaat om het moment van de uitspraak door de rechtbank of het gerechtshof. De uitspraak hoeft op dat moment nog niet onherroepelijk te zijn.
Meerdere kortere straffen worden bij aaneengesloten tenuitvoerlegging voor de toepassing van de v.i.-regeling als één straf aangemerkt als zij tezamen een periode van een jaar of meer bedragen.
In het geval van de tenuitvoerlegging van een in het buitenland opgelegde vrijheidsstraf in Nederland bestaat de mogelijkheid dat de v.i. op een eerder of later tijdstip plaatsvindt (art. 6:2:10, vierde lid Sv).
De veroordeelde wordt niet tussentijds in vrijheid gesteld. De uitvoering wordt evenmin anderszins onderbroken.
In geval van spoed of bijzondere omstandigheden kan – in afstemming met de CVv.i. – een afwijkende procedure van toepassing zijn.
DJI geeft inzicht in eventueel overleg dat in dit verband heeft plaats gevonden met de reclassering of de gemeente (vgl. nieuw art. 18a, vierde lid Penitentiaire beginselenwet), voor zover dit inzicht van belang is voor de v.i.-verlening
Bij de beslissing over het verlenen van de v.i. worden betrokkenen, die dat eerder hebben aangegeven, door de minister (CJIB) in de gelegenheid gesteld een schriftelijke verklaring in te dienen over de op te leggen bijzondere voorwaarden, voor zover deze zien op hun bescherming. Bij een spreekrechtwaardig delict wordt het slachtoffer daarnaast in de gelegenheid gesteld om mondeling zijn schriftelijke verklaring toe te lichten bij het CJIB. Zie ook par. 4.1.
De maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking hoeft niet te zijn opgelegd. Voor zogeheten combinatiestraffen geldt dat tenminste een van de straffen aan deze voorwaarde voldoet. Bij de start van het AVI is niet uitgesloten dat tijdelijk ook zaken onder de zes jaar worden voorgelegd.
Dat is bijvoorbeeld het geval indien gelet op de eerst mogelijke v.i.-datum het aanvragen (en verkrijgen) van een AVI-advies tot vertraging van een inhoudelijke v.i.-beslissing zou leiden. Wanneer een advies desalniettemin noodzakelijk wordt geacht is de inzet van het AVI echter niet uitgesloten. Zo mogelijk wordt dan voorzien in een spoedprocedure.
Een (poging tot) onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf doet zich voor wanneer de veroordeelde feitelijk in het gebouw van de inrichting of het op het tot de inrichting behorende terrein verbleef en (al dan niet met geweld) is gevlucht of heeft geprobeerd te vluchten. Daarnaast spreken we van een onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf als de veroordeelde zich met toestemming tijdelijk buiten (het terrein van) de inrichting bevindt, en niet (tijdig) terugkeert in de inrichting. Dit kan het geval zijn tijdens verlof of een strafonderbreking.
Ook is re-integratieverlof mogelijk voor deelname aan gedragsinterventies, het gericht bezoeken van familie om te werken aan een stabiel gezinscontact, het weer opnieuw invulling leren geven aan een opvoedingsrol binnen het gezin, voor ambulante zorg of voor het volgen van een opleiding buiten de inrichting. TK 2018–2019, 35 122, nr. 3, p. 20.
Bij beslissingen in het kader van detentiefasering hanteren de directeur van de penitentiaire inrichting en selectiefunctionarissen vergelijkbare criteria. Hoewel de criteria overeenkomen, is de context waarbinnen getoetst wordt verschillend. Naarmate de vrijheden verderstrekkend en langduriger zijn, zal onder andere de risicobeoordeling overeenkomstig intensiever zijn.
Belangen worden meegenomen voor zover bekend. Enkel slachtoffers en nabestaanden die expliciet hebben aangegeven dat op prijs te stellen worden geïnformeerd resp. geraadpleegd.
Betrokkene kan onder meer bekend zijn omdat de rechter de veroordeelde eerder een contactverbod heeft opgelegd (als bijzondere voorwaarde bij een schorsing van de voorlopige hechtenis).
Dit geldt ook in de situatie dat de veroordeelde niet gedetineerd is. Van de veroordeelde mag worden verwacht dat hij meewerkt aan het proces van v.i.-verlening (bijv. vrijwillig in gesprek gaat met de reclassering ten behoeve van de advisering). Is de veroordeelde niet bereikbaar of hier niet toe bereid, dan vormt dit een contra-indicatie.
De afwezigheid van een aanvaardbaar verblijfadres kan aanleiding vormen om de beslissing over de v.i.-verlening uit te stellen of de beslissing om de v.i. niet te verlenen, dan wel enkel te verlenen onder bijzondere voorwaarden. De verantwoordelijkheid om een aanvaardbare verblijfplaats te realiseren ligt niet bij het OM.
Zie (toelichting bij) art. 2:1, zevende lid, van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.
Indien dit tijdstip al gepasseerd is voordat het OM een dossier ontvangt (bijvoorbeeld omdat de straf op het moment van onherroepelijkheid al grotendeels in voorlopige hechtenis ten uitvoer is gelegd), neemt het OM zo spoedig mogelijk een beslissing.
Bij het stellen van voorwaarden wordt rekening gehouden met de Aanwijzing kader voor toepassing van voorwaarden, gedragsaanwijzingen en maatregelen en het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.
Adviezen zijn afkomstig van DJI, de reclassering, het lokale OM, het AVI en/of de rechter. De rechter kan bij de behandeling van een bezwaarschrift het OM adviseren over mogelijk te stellen bijzondere voorwaarden.
Waar mogelijk wordt rekening gehouden met lopende of nog ten uitvoer te leggen maatregelen ter bescherming van slachtoffers in andere strafzaken waarin betrokkene verdachte is of veroordeelde is.
De directeur van de penitentiaire inrichting en selectiefunctionaris beslissen over de toekenning van verloven en vrijheden. Zie ook par. 4.1.1. en 4.1.2..
Met ingang van 1 juli 2021 zijn nieuwe voorwaarden opgenomen in art. 6:2:11, derde lid, Sv. Het betreft: j. een verbod vrijwilligerswerk van een bepaalde aard te verrichten; k. een beperking van het recht om Nederland te verlaten; l. gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door het strafbare feit veroorzaakte schade of het treffen van een regeling voor het betalen van de schadevergoeding in termijnen; m. de plicht te verhuizen uit een bepaald gebied.
Zie de Aanwijzing voorwaardelijke straffen en schorsing voorlopige hechtenis onder voorwaarden en de Aanwijzing kader voor toepassing van voorwaarden, gedragsaanwijzingen en maatregelen.
Het zal hierbij doorgaans gaan om voortzetting van tijdens de detentie ingezette trajecten.
Daaronder begrepen medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Art. 6:2:11, tweede lid, Sv.
Een verzoek kan niet worden ingediend naar aanleiding van de beslissing om de beslissing over het verlenen van de v.i. uit te stellen.
Het gaat om het moment van de uitspraak door de rechtbank of het gerechtshof. De uitspraak hoeft op dat moment nog niet onherroepelijk te zijn.
De veroordeelde wordt niet tussentijds in vrijheid gesteld. De uitvoering van de straf wordt evenmin anderszins onderbroken.
Bij het stellen van voorwaarden wordt rekening gehouden met de Aanwijzing kader voor toepassing van voorwaarden, gedragsaanwijzingen en maatregelen en het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.
Waar mogelijk wordt rekening gehouden met lopende of nog ten uitvoer te leggen maatregelen ter bescherming van slachtoffers in andere strafzaken waarin betrokkene verdachte is of veroordeeld is.
De directeur van de penitentiaire inrichting en selectiefunctionaris beslissen over de toekenning van verloven en vrijheden.
Zie de Aanwijzing voorwaardelijke straffen en schorsing voorlopige hechtenis onder voorwaarden en de Aanwijzing kader voor toepassing van voorwaarden, gedragsaanwijzingen en maatregelen.
Het zal hierbij doorgaans gaan om voortzetting van tijdens de detentie ingezette trajecten.
Daaronder begrepen medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Art. 6:2:11, tweede lid, Sv.
Er kan ook sprake zijn van meerdere oude en/of meerdere nieuwe straffen. Bijv. twee oude straffen van twee en zes jaar, en een nieuwe van negen. De oude straffen zijn dan voor de toepassing van de v.i. onderling samen te nemen. Zij kunnen echter niet samen worden genomen met de nieuwe straf(fen).
Nadat straffen op grond van de uitzonderingsregel eenmaal zijn samengenomen, kan zich een volgende straf aandienen waar eerder geen rekening mee is gehouden of kon worden gehouden die aaneensluitend ten uitvoer wordt gelegd. De eerdere combinatie oud-nieuw kan voor (de berekening van) de v.i. in stand worden gelaten, mits de volgende straf geen oude v.i.-waardige straf betreft. Het is aan de CVv.i. om hierin in de concrete situatie een afweging te maken. Niet-verlening, uitstel – van de beslissing – of herroeping van de v.i. kunnen aan de orde zijn, evenals een wijziging van de bijzondere voorwaarden. Dit geldt met name wanneer sprake is van een substantiële nieuwe straf.
Indien een bijzondere voorwaarde is gesteld, is daaraan van rechtswege de medewerking aan identiteitsvaststelling en medewerking aan huisbezoeken verbonden (art. 6:2:11, tweede lid, Sv).
Met ingang van 1 juli 2021 zijn nieuwe voorwaarden opgenomen in art. 6:2:11, derde lid Sv. Het betreft: j. een verbod vrijwilligerswerk van een bepaalde aard te verrichten; k. een beperking van het recht om Nederland te verlaten; l. gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door het strafbare feit veroorzaakte schade of het treffen van een regeling voor het betalen van de schadevergoeding in termijnen; m. de plicht te verhuizen uit een bepaald gebied. De regeling van vóór 1 juli 2021 voorzag hier niet in.
Voorbeeld: een ‘oude’ v.i. van drie jaar en ‘nieuwe’ v.i. van twee jaar leveren in de praktijk effectief een invrijheidstelling op van in totaal vijf jaar. De proeftijden van drie, resp. twee jaar, vangen echter gelijktijdig aan bij de invrijheidstelling. Na twee jaar loopt de ene proeftijd af. Een jaar later de andere. Tenzij sprake is van verlenging, is dus aan het laatste deel van de v.i. (in dit voorbeeld twee jaar) niet langer een proeftijd verbonden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-33409.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.