De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op bijlage 14 bij het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag
inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109), artikel 8a.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart en artikel 51, zesde lid, van het
Mijnbouwbesluit;
BESLUIT:
ARTIKEL I
De Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10, onderdeel a, komt te luiden:
B
In artikel 11, onderdeel o, wordt ‘onderdeel 6.2.1’ vervangen door ‘onderdeel 6.2.2.2’.
C
In artikel 16, onderdeel b, vervalt ‘de volzin Contracting States shall ensure that
integrity of aeronautical data is maintained throughout the data process from survey/origin
to the next intended user’ in 2.1.2 en’.
D
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘onderdeel 3.1.25, onder b’ vervangen door ‘onderdeel 3.1.11’.
2. In onderdeel c wordt ‘onderdelen 3.3.12 en 3.4.14’ vervangen door ‘onderdelen 3.2.12
en 3.3.14’.
3. In onderdeel g wordt ‘onderdeel 5.3.6.2’ vervangen door ‘onderdeel 5.3.6’.
4. Onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel j worden twee onderdelen ingevoegd,
luidende:
-
h. op helikopterluchthavens die gelegen zijn buiten de provinciegrenzen, zoals bepaald
bij of krachtens de Provinciewet, de voorschriften en aanbevelingen van paragraaf
6.2 van amendement 8 van de 4e editie van juli 2013 van deel II (heliports) van bijlage
14 van toepassing zijn;
-
i. op helikopterluchthavens die gelegen zijn buiten de provinciegrenzen, zoals bepaald
bij of krachtens de provinciewet, vanaf 1 januari 2023 de onderdelen 6.2.3.6 tot en
met 6.2.3.14 en 6.2.4.2 van toepassing zijn op nieuwgebouwde helikopterluchthavens
en op helikopterluchthavens waarbij het bestaande brandblussysteem wordt vervangen
door een nieuwe;
5. In onderdeel j (nieuw) wordt na ‘zoals genoemd in tabel 6-2,’ ingevoegd ‘van amendement
8 van de 4e editie van juli 2013 van deel II (heliports) van bijlage 14,’.
E
Artikel 23, onderdeel a, komt te luiden:
a. de luchthaven en het gebruik hiervan voldoen aan de voorschriften en aanbevelingen
uit de navolgende onderdelen van deel II (heliports) van bijlage 14 bij het verdrag:
3.1.1, 3.1.2, 3.1.3, 3.1.7, 3.1.8, 3.1.9, 3.1.13, 3.1.22, 3.1.24 en 5.2.2.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
Met deze regeling worden wijzigingen aangebracht in de Regeling veilig gebruik luchthavens
en andere terreinen (hierna: de regeling). De aanleiding voor de aanpassingen is gelegen
in de wijzigingen die per 5 november 2020 zijn doorgevoerd in de delen I en II van
bijlage 14 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart1 (hierna; het verdrag), en in afwijkingen van bijlage 14 die voor Nederland zijn aangemeld
bij de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie (ICAO). De aldus aangemelde onderdelen
gelden niet voor Nederland. De in de regeling opgenomen verwijzingen naar bijlage
14 dienen overeen te stemmen met de wijzigingen in bijlage 14 en met de afwijkingen
die bij ICAO zijn aangemeld. Om die reden zijn in de onderhavige regeling de verwijzingen
naar bijlage 14 aangepast.
Aanpassingen naar aanleiding van het amendement 15 van de vierde editie van Bijlage
14, deel I
In onderdeel b van artikel 10 wordt het onderdeel 1.5.1 over het Airport Master Plan
toegevoegd aan de lijst van uitzonderingen. Dit onderdeel treedt pas op 3 november
2022 in werking, maar door dit nu al uit te zonderen wordt beleidsmatig duidelijkheid
geboden over de status van deze aanbeveling. Een lange termijn masterplan is van belang
voor de luchthavens met grootschalig commercieel internationaal vliegverkeer, maar
deze luchthavens vallen in Nederland onder het juridisch regime van de regelgeving
van de Europese wetgever en EASA. Voor de luchthavens die vallen onder het juridisch
regime van de internationale burgerluchtvaart organisatie en de nationale implementatie
van deze bepalingen in deze regeling wordt het vaststellen van een masterplan voor
de luchthaven van minder belang geacht om dit dwingend als aanbeveling in de regeling
op te nemen.
Aanpassingen naar aanleiding van de vijfde editie van Bijlage 14, deel II
In artikel 11, onderdeel o, is een verwijzing opgenomen naar de voorgeschreven hoeveelheid
blusmiddelen in het geval een luchthaven tevens wordt gebruikt door helikopters. Als
voor de maatgevende helikopter meer blusmiddelen nodig zijn dan voor de maatgevende
vliegtuigen die van de luchthaven gebruik maken is de bepaling uit deel II van bijlage
14 van toepassing. In onderdeel 6.2.1 wordt aangegeven dat de voorgeschreven hoeveelheid
blusmiddel wordt bepaald aan de hand van de brandbestrijdingcategorieën die zijn gebaseerd
op de lengte van de helikopters die normaal van de luchthaven gebruik maken en zijn
opgenomen in tabel 6-1. Met de laatste wijziging en het van kracht worden van de vijfde
editie van deel II van bijlage 14 worden de bepalingen voor de brandbestrijding gewijzigd.
Daarom wordt er in de regeling verwezen naar het nieuwe onderdeel 6.2.2.2 dat bepaalt
dat de voorgeschreven hoeveelheid blusmiddel wordt bepaald met de verschillende brandbestrijdingcategorieën
en de opname daarvan in tabel 6-1. Inhoudelijk is de bepaling veranderd in de zin
dat de brandbestrijdingcategorie niet meer wordt bepaald aan de hand van de totale
lengte van de helikopter, maar aan de hand van de maximale lengte en breedte van de
romp van de helikopter. Hierdoor zijn er meer categorieën ontstaan.
In artikel 16 is het niet langer noodzakelijk om in onderdeel b een uitzondering op
te nemen met betrekking tot artikel 2.1.2. Deze uitzondering vervalt met deze wijziging
van de regeling.
In artikel 17 worden de onderdelen b, c en g gewijzigd. Dit houdt verband met de gewijzigde
indeling en vernummering van deel II van bijlage 14. Inhoudelijk zijn deze onderdelen
niet gewijzigd. In de wijziging van deel II van bijlage 14 is paragraaf 6.2 over redding
en brandbestrijding volledig gewijzigd. Nieuw is dat er nu ook specifieke bepalingen
zijn opgenomen die van toepassing zijn op helidekken op off-shore installaties. Er
zijn hierbij echter overgangsbepalingen opgenomen. De nieuwe bepalingen voor off-shore
helidekken treden in werking op 1 januari 2023 en zijn alleen van toepassing op nieuw
gebouwde off-shore helidekken of de vervanging van de brandblussystemen bij deze helidekken.
In de onderhavige regeling wordt deze systematiek overgenomen en verwerkt in de bepalingen
van artikel 17. Hiertoe wordt een nieuw onderdeel h toegevoegd in artikel 17 met als
doel de bepalingen van de oude versie van amendement 8 van de vierde editie van deel
II van bijlage 14 van toepassing te verklaren op de bestaande off-shore helidekken.
Hiermee wordt bereikt dat de bestaande brandblusvoorzieningen van de bestaande off-shore
helidekken ook in de toekomst toegepast mogen worden. Met de invoeging van het nieuwe
onderdeel i in artikel 17 worden de nieuwe bepalingen voor redding en brandbestrijding
op off-shore helidekken vanaf 1 januari 2023 van toepassing verklaard op nieuw gebouwde
helidekken of off-shore installaties en op de vervanging van de brandblussystemen
bij de bestaande helidekken. Tenslotte wordt met de verlettering naar onderdeel j
(nieuw) de bestaande bepaling voor normaal niet bemande helikopterluchthavens op off-shore
installaties uit artikel 17 gehandhaafd.
Artikel 23 bevat de voorschriften die van toepassing zijn op helikopterluchthavens
die niet onder de reikwijdte van hoofdstuk 2 van de regeling vallen. Dit betreffen
dus de grondgebonden helikopterluchthavens op het Nederlandse vasteland met een luchthavenregeling
die niet aan ziekenhuizen zijn verbonden. In de praktijk zijn dit de veelal bedrijfsgebonden
helikopterluchthavens, die dan ook alleen door deze exploitant worden gebruikt en
waar op jaarbasis relatief weinig vluchten worden uitgevoerd. In de opsomming van
artikel 23, onderdeel a, wordt een aantal belangrijke veiligheidsbepalingen uit deel
II van bijlage 14 op deze helikopterluchthaven van toepassing verklaard. Met de laatste
wijziging van deel II van bijlage 14 heeft er een vernummering plaats gevonden en
is de indeling van de voorschriften en aanbevelingen aangepast. Met deze nieuwe opsomming
in de regeling wordt er weer verwezen naar de corresponderende juiste onderdelen in
de vijfde editie van deel II van bijlage 14. Inhoudelijk zijn de bepalingen grotendeels
hetzelfde gebleven.
Administratieve lasten en nalevingskosten
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot een verandering in de administratieve
lasten of nalevingskosten voor het bedrijfsleven. Het betreft slechts een aanpassing
in de regeling aan de gewijzigde indeling en vernummering van de vijfde editie van
deel II van bijlage 14. Ook de toevoegingen aan artikel 17 van de RVGLT leiden niet
tot een verandering in de administratieve lasten of nalevingskosten voor het bedrijfsleven.
Consultatie en HUF-toets
Het aantal betrokkenen dat direct te maken krijgt met de wijzigingen is beperkt. Deze
betrokkenen zijn direct aangeschreven en van internetconsultatie is om die reden afgezien.
De Nederlandse Vereniging van Luchthavens, de Nederlandse Olie en Gas Exploratie en
Productie Associatie en de Militaire Luchtvaart Autoriteit zijn akkoord met de voorgestelde
wijzigingen.
De wijzigingen zijn voor een Handhaafbaarheid, Uitvoerbaarheid en Fraudebestendigheidstoets
(HUF-toets) aan de ILT voorgelegd. De ILT heeft geconcludeerd dat de regeling handhaafbaar,
uitvoerbaar en fraudebestendig is.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt op grond van aanwijzing
4.17, vijfde lid, onder d, afgeweken van de vaste verandermomenten. De reden hiertoe
is dat met deze regeling uitvoering wordt gegeven aan de wijzigingen die zijn doorgevoerd
in de delen I en II van bijlage 14 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga