TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat een aantal
wijzigingen naar aanleiding van het Besluit van 28 mei 2021 tot wijziging van het
Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met het regelen van de aanmeldfase, het vervallen
van het eerste gehoor in de algemene asielprocedure en het doorvoeren van enkele technische
aanpassingen. In die wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 is een vijfde lid
toegevoegd aan artikel 3.109a waarin wordt bepaald dat bij ministeriële regeling nadere
regels kunnen worden gesteld over de gevallen waarin minderjarigen kunnen worden gehoord
in de asielprocedure. In de toelichting op die wijziging is aangegeven dat bijvoorbeeld
geregeld kan worden vanaf welke leeftijd kinderen kunnen worden gehoord over zelfstandige
asielmotieven. Ook ten aanzien van de wijze waarop alleenstaande minderjarige vreemdelingen
worden gehoord kunnen bepalingen worden opgenomen in de ministeriële regeling, zoals
met welke waarborgen deze gehoren omkleed dienen te worden. Met de onderhavige wijziging
van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 worden het beleid en de uitvoeringspraktijk
inzake het horen van minderjarigen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen op
het niveau van een ministeriële regeling vastgelegd.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A (artikel 3.44)
Artikel 3.44 bevat bepalingen omtrent het eerste gehoor. Dit artikel kan vervallen
omdat het eerste gehoor in de algemene asielprocedure vervalt.
Onderdeel B (artikel 3.45a)
Artikel 3.45a, waarin artikel 15, derde lid, onder e, van de Procedurerichtlijn geïmplementeerd
is, wordt uitgebreid met de uitwerking van artikel 3.109, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit
2000. Op grond van laatstgenoemd artikel kunnen bij ministeriële regeling nadere regels
worden gesteld omtrent het kunnen horen van minderjarigen in de asielprocedure.
In het eerste lid wordt bepaald wanneer een niet alleenstaande minderjarige vreemdeling
kan worden gehoord. Kinderen die met hun gezin in Nederland asiel aanvragen worden
zelfstandig gehoord vanaf hun 15e jaar. Vanaf die leeftijd dienen zij een zelfstandige asielaanvraag (naast die van
hun ouders) in (onderdeel a). Hiervoor is destijds gekozen omdat deze leeftijd in
lijn was met het voorontwerp van de Wet op de Jeugdzorg, artikel 5b, en bijvoorbeeld
de Wet Geneeskundige Behandelings Overeenkomst (WGBO) die bepalen dat over besluiten
ten aanzien van de leeftijdscategorie 12 – 15-jarigen in beginsel door wettelijke
vertegenwoordigers én kinderen wordt beslist. Overigens sluit dit ook aan op de huidige
wetgeving (zie bijvoorbeeld de artikelen 7.3.4, tweede lid, en 7.3.5, eerste lid,
van de Jeugdwet en de artikelen 7:447, eerste lid, en 7:450, tweede lid, Burgerlijk
Wetboek).
Kinderen tussen de 12 en 15 jaar kunnen worden gehoord over hun asielmotieven, indien
zij of hun wettelijk vertegenwoordiger hierom verzoeken of wanneer er naar het oordeel
van Onze Minister een goede reden is om hen te horen (onderdeel b). In welke gevallen
deze reden aanwezig is, kan nader ingevuld worden in de Vreemdelingencirculaire 2000.
Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan kinderen die, los van hun ouders, zelfstandige
asielmotieven hebben. Hiermee wordt ook aangesloten bij de aanbeveling van de Onderzoekscommissie
'Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht' (commissie
Van Zwol) om kinderen zoveel mogelijk zelfstandig te horen (Kamerstukken II 2019/20,
19 637, nr. 2541, blz. 2 en 8–9 en Kamerstukken I, vergaderjaar 2019/20, 35 300 VI, AI, blz. 8). Hiertoe is de informatievoorziening verbeterd. Dit houdt in dat gezinnen,
zowel tijdens het aanmeldgehoor als schriftelijk, geïnformeerd worden over de mogelijkheid
voor kinderen tussen de 12 en 15 om zelfstandig te worden gehoord over hun asielmotieven.
In het eerste lid, onderdeel c, wordt bepaald dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen
vanaf de leeftijd van zes jaar kunnen worden gehoord. Dat zij, anders dan begeleide
minderjarigen, reeds op deze leeftijd kunnen worden gehoord, vloeit voort uit de omstandigheid
dat er geen sprake is van meegereisde wettelijk vertegenwoordigers die namens hen
kunnen verklaren over de redenen voor vertrek uit het land van herkomst. Daarmee is
het horen van zodanig jonge kinderen noodzakelijk om tenminste enig inzicht te verkrijgen
in de redenen van hun asielaanvraag.
De inhoud van het tweede lid komt overeen met het huidige artikel 3.45a. Het kindvriendelijk
horen is een van de waarborgen voor minderjarige vreemdelingen in de Procedurerichtlijn.
Dit betekent, naast het bepaalde in het derde en vierde lid, bijvoorbeeld dat rekening
moet worden gehouden met leeftijd, ontwikkelingsniveau en belasting van de desbetreffende
minderjarige.
In het derde lid wordt bepaald dat minderjarige vreemdelingen die al dan niet samen
met hun gezin in Nederland asiel aanvragen worden gehoord door IND-medewerkers die
speciaal zijn opgeleid om rekening te houden met de behoeften van minderjarige vreemdelingen.
Op grond van het vierde lid worden alleenstaande minderjarige vreemdelingen van zes
jaar of ouder gehoord door medewerkers van de IND die speciaal zijn opgeleid om rekening
te houden met de behoeften van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Zij worden
zoveel mogelijk gehoord in aanwezigheid van hun voogd, een medewerker van Stichting
Nidos. Totdat zij de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt worden zij gehoord in
een speciale kindvriendelijke hoorkamer.
Artikel II
De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Ook de inwerkingtredingsdatum
wijkt af van de vaste verandermomenten. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt
inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze uitzonderingen zijn toegestaan
omdat het spoedregelgeving betreft (aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder b, van de Aanwijzingen
voor de regelgeving). De onderhavige regeling hangt samen met de bovengenoemde wijziging
van het Vreemdelingenbesluit 2000. In de toelichting op die wijziging is aangegeven
dat spoedige inwerkingtreding van dat besluit van groot belang is zodat zo snel mogelijk
gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die dat besluit biedt om achterstanden
bij de afdoening van asielaanvragen terug te dringen en te voorkomen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol