Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 17 juni 2021, nummer 3357924, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdtweeënzeventigste wijziging)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 3.109a, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.44 vervalt.

B

Artikel 3.45a komt te luiden:

Artikel 3.45a

  • 1. Van minderjarige vreemdelingen kunnen de in Hoofdstuk 3, Afdeling 5, Paragraaf 2 van het Besluit bedoelde gehoren worden afgenomen indien zij:

    • a. niet alleenstaand zijn en de leeftijd van vijftien jaar hebben bereikt;

    • b. niet alleenstaand en tussen de twaalf en vijftien jaar zijn en zij dan wel hun wettelijk vertegenwoordiger hebben verzocht om te worden gehoord of indien er naar het oordeel van Onze Minister een goede reden is om hen te horen;

    • c. alleenstaand zijn en de leeftijd van zes jaar hebben bereikt.

  • 2. De gehoren van minderjarige vreemdelingen worden afgenomen op een kindvriendelijke manier.

  • 3. De gehoren van de in het eerste lid, onder a en b, bedoelde vreemdelingen worden afgenomen door personen die zijn opgeleid om rekening te houden met de behoeften van minderjarige vreemdelingen.

  • 4. De gehoren van de in het eerste lid, onder c, bedoelde vreemdelingen worden afgenomen door personen die zijn opgeleid om rekening te houden met de behoeften van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, zoveel mogelijk in aanwezigheid van hun voogd en, totdat zij de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, in een kindvriendelijke hoorruimte.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 25 juni 2021.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 juni 2021

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat een aantal wijzigingen naar aanleiding van het Besluit van 28 mei 2021 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, in verband met het regelen van de aanmeldfase, het vervallen van het eerste gehoor in de algemene asielprocedure en het doorvoeren van enkele technische aanpassingen. In die wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 is een vijfde lid toegevoegd aan artikel 3.109a waarin wordt bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld over de gevallen waarin minderjarigen kunnen worden gehoord in de asielprocedure. In de toelichting op die wijziging is aangegeven dat bijvoorbeeld geregeld kan worden vanaf welke leeftijd kinderen kunnen worden gehoord over zelfstandige asielmotieven. Ook ten aanzien van de wijze waarop alleenstaande minderjarige vreemdelingen worden gehoord kunnen bepalingen worden opgenomen in de ministeriële regeling, zoals met welke waarborgen deze gehoren omkleed dienen te worden. Met de onderhavige wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 worden het beleid en de uitvoeringspraktijk inzake het horen van minderjarigen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen op het niveau van een ministeriële regeling vastgelegd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 3.44)

Artikel 3.44 bevat bepalingen omtrent het eerste gehoor. Dit artikel kan vervallen omdat het eerste gehoor in de algemene asielprocedure vervalt.

Onderdeel B (artikel 3.45a)

Artikel 3.45a, waarin artikel 15, derde lid, onder e, van de Procedurerichtlijn geïmplementeerd is, wordt uitgebreid met de uitwerking van artikel 3.109, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Op grond van laatstgenoemd artikel kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent het kunnen horen van minderjarigen in de asielprocedure.

In het eerste lid wordt bepaald wanneer een niet alleenstaande minderjarige vreemdeling kan worden gehoord. Kinderen die met hun gezin in Nederland asiel aanvragen worden zelfstandig gehoord vanaf hun 15e jaar. Vanaf die leeftijd dienen zij een zelfstandige asielaanvraag (naast die van hun ouders) in (onderdeel a). Hiervoor is destijds gekozen omdat deze leeftijd in lijn was met het voorontwerp van de Wet op de Jeugdzorg, artikel 5b, en bijvoorbeeld de Wet Geneeskundige Behandelings Overeenkomst (WGBO) die bepalen dat over besluiten ten aanzien van de leeftijdscategorie 12 – 15-jarigen in beginsel door wettelijke vertegenwoordigers én kinderen wordt beslist. Overigens sluit dit ook aan op de huidige wetgeving (zie bijvoorbeeld de artikelen 7.3.4, tweede lid, en 7.3.5, eerste lid, van de Jeugdwet en de artikelen 7:447, eerste lid, en 7:450, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

Kinderen tussen de 12 en 15 jaar kunnen worden gehoord over hun asielmotieven, indien zij of hun wettelijk vertegenwoordiger hierom verzoeken of wanneer er naar het oordeel van Onze Minister een goede reden is om hen te horen (onderdeel b). In welke gevallen deze reden aanwezig is, kan nader ingevuld worden in de Vreemdelingencirculaire 2000. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan kinderen die, los van hun ouders, zelfstandige asielmotieven hebben. Hiermee wordt ook aangesloten bij de aanbeveling van de Onderzoekscommissie 'Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht' (commissie Van Zwol) om kinderen zoveel mogelijk zelfstandig te horen (Kamerstukken II 2019/20, 19 637, nr. 2541, blz. 2 en 8–9 en Kamerstukken I, vergaderjaar 2019/20, 35 300 VI, AI, blz. 8). Hiertoe is de informatievoorziening verbeterd. Dit houdt in dat gezinnen, zowel tijdens het aanmeldgehoor als schriftelijk, geïnformeerd worden over de mogelijkheid voor kinderen tussen de 12 en 15 om zelfstandig te worden gehoord over hun asielmotieven.

In het eerste lid, onderdeel c, wordt bepaald dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen vanaf de leeftijd van zes jaar kunnen worden gehoord. Dat zij, anders dan begeleide minderjarigen, reeds op deze leeftijd kunnen worden gehoord, vloeit voort uit de omstandigheid dat er geen sprake is van meegereisde wettelijk vertegenwoordigers die namens hen kunnen verklaren over de redenen voor vertrek uit het land van herkomst. Daarmee is het horen van zodanig jonge kinderen noodzakelijk om tenminste enig inzicht te verkrijgen in de redenen van hun asielaanvraag.

De inhoud van het tweede lid komt overeen met het huidige artikel 3.45a. Het kindvriendelijk horen is een van de waarborgen voor minderjarige vreemdelingen in de Procedurerichtlijn. Dit betekent, naast het bepaalde in het derde en vierde lid, bijvoorbeeld dat rekening moet worden gehouden met leeftijd, ontwikkelingsniveau en belasting van de desbetreffende minderjarige.

In het derde lid wordt bepaald dat minderjarige vreemdelingen die al dan niet samen met hun gezin in Nederland asiel aanvragen worden gehoord door IND-medewerkers die speciaal zijn opgeleid om rekening te houden met de behoeften van minderjarige vreemdelingen.

Op grond van het vierde lid worden alleenstaande minderjarige vreemdelingen van zes jaar of ouder gehoord door medewerkers van de IND die speciaal zijn opgeleid om rekening te houden met de behoeften van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Zij worden zoveel mogelijk gehoord in aanwezigheid van hun voogd, een medewerker van Stichting Nidos. Totdat zij de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt worden zij gehoord in een speciale kindvriendelijke hoorkamer.

Artikel II

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Ook de inwerkingtredingsdatum wijkt af van de vaste verandermomenten. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze uitzonderingen zijn toegestaan omdat het spoedregelgeving betreft (aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De onderhavige regeling hangt samen met de bovengenoemde wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000. In de toelichting op die wijziging is aangegeven dat spoedige inwerkingtreding van dat besluit van groot belang is zodat zo snel mogelijk gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die dat besluit biedt om achterstanden bij de afdoening van asielaanvragen terug te dringen en te voorkomen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven